• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Nederland

    Hoofdstuk 4 uit ZOOM Dossier Cameratoezicht

    Augustus 2000

    Steeds meer gemeentes in Nederland gaan over tot het invoeren van cameratoezicht in de publieke ruimte. Toen in januari 1999 Ede als eerste gemeente camera’s plaatste op het Museumplein was de belangstelling van de pers groot. In kranten en op televisie kwam al snel een discussie op gang over de aantasting van de privacy die dit met zich mee zou kunnen brengen. Was het middel niet erger dan de kwaal? Vergelijkingen met George Orwells ‘Big Brother’ waren niet van de lucht. Het gevolg was dat de camera’s in Ede alleen onder strikte voorwaarden mogen draaien.

    Nu, net iets meer dan een jaar na dato, blijken steeds meer gemeentes camera’s te plaatsen of daar plannen voor te hebben. In dit hoofdstuk wordt geprobeerd een beeld te scheppen wat gemeentes beweegt om camera’s te plaatsen en hoe zij omgaan met privacy van de gefilmde personen. Daartoe hebben wij gemeentes aan de hand van een vragenlijst mondeling of schriftelijk geïnterviewd. Door het grote verschil in aanpak per gemeente zijn personen die aan het woord komen, ofwel projectleider of voorlichter van de politie of van de gemeente. Bij de ene stad voert de gemeente de regie, bij een andere stad heeft de politie een grote vinger in de pap. De meeste steden die hieronder besproken worden hebben camera’s geplaatst vanwege het uitgaansgeweld, maar steeds meer steden kiezen om andere redenen voor cameratoezicht.
    Ede
    Ede was de eerste gemeente in Nederland die besloot om camera’s te plaatsen. De gemeente wilde hiermee het uitgaanspubliek beter in de gaten kunnen houden. Het initiatief kwam echter van het Politieteam Overvallencriminaliteit (PTO). Dit team werkt onder de verantwoordelijkheid van de minister van Justitie en had veel ervaring met camera’s rond bankgebouwen. Het PTO was op zoek naar een stad die wilde meewerken aan een onderzoek naar cameratoezicht in winkelstraten gecombineerd met feitelijk toezicht (stadswachten). Ede wilde dat wel, maar vond het cameratoezicht meer nodig op het Museumplein, omdat daar in het weekend problemen voorkwamen. Het plan camera’s te plaatsen om het uitgaanspubliek in de hand te houden, werd met enige commotie ontvangen. Hoe werd de privacy bewaard? Was dit niet de eerste stap naar een Orwelliaanse samenleving? Met grote voorzichtigheid werd een plan ontwikkeld waarbij de redelijk stringente voorwaarden de wind uit de zeilen van veel tegenstanders haalden. Verstokte tegenstanders werd een paranoide houding verweten.
    Negentien camera’s, waarvan twee van afstand bewogen kunnen worden, bewaken nu het Museumplein. Het cameratoezichtproject voldoet aan alle richtlijnen van de Registratiekamer:

    – Er wordt niet meer gefilmd dan nodig wordt geacht: alleen tijdens de uitgaansuren in het weekend.

    – Pas na een incident kunnen de banden achteraf worden bekeken.

    – Er kan ook direct worden meegekeken. Hiervoor is toestemming nodig van de hulpofficier van justitie. Alleen in geval van een incident op straat, kunnen de camera’s aangezet worden en wordt er direct meegekeken.

    – Mocht er geen incident zijn voorgevallen, dan worden de banden automatisch na 24 uur gewist.

    – Een andere voorwaarde die de Registratiekamer stelt is dat het cameratoezicht onderdeel is van een groter pakket van maatregelen. Ook daaraan voldoet Ede: er is onder andere betere verlichting op straat.
    Kortom, Neêrlands eerste cameraproject is een schoolvoorbeeld volgens de richtlijnen van de Registratiekamer. In januari 1999 werden de camera’s geïnstalleerd.

    Bergen op Zoom
    Nog geen twee maanden nadat de camera’s in Ede in gebruik waren genomen, was Bergen op Zoom aan de beurt. De heer Weijdt, die het cameraproject begeleidde vanuit de gemeente, vertelt: “Ede was al een tijdje aan de slag en op zoek naar geld met het ministerie en wij zijn in de luwte daarvan in 1998 begonnen. We zagen de criminaliteitcijfers stijgen en vroegen ons af wat we nog meer konden doen naast de projecten die al liepen. Sommige van die projecten waren voor de langere termijn, maar die hadden op dat moment nog geen zichtbaar effect.”
    Op 4 april 1999 waren de camera’s voor het eerst operationeel. Een persbericht ging de deur uit, maar de pers besteedde er weinig aandacht aan. Blijkbaar was het grote nieuws er na Ede wel vanaf. Volgens de heer Weijdt scheelde het niet veel of Bergen op Zoom was de eerste geweest. Maar “gelukkig” hadden ze nog wat technische problemen. Al die aandacht van de pers had voor hem niet gehoeven: “Het is niet iets waar je trots op bent. Blijkbaar is je gemeente zo onveilig dat er camera’s nodig zijn.”
    In vergelijking met de gemeente Ede zijn de randvoorwaarden waaraan het cameratoezicht moet voldoen aanzienlijk soepeler. Er wordt bijvoorbeeld wel direct meegekeken, iets wat bij de gemeente Ede een heet hangijzer was en nadrukkelijk werd afgewezen. Hoewel het wel mogelijk is, ligt bij Ede de nadruk niet op identificatie. De camera’s kunnen niet inzoomen. Ook dat is in Bergen op Zoom anders. In twee straten (de Engelsestraat en de Lievevrouwestraat) hangen zes camera’s. De heer Weijdt: “Midden in de straat staat een zwenkende camera die voor een totaaloverzicht kan zorgen en kan inzoomen op een eventueel verdachte situatie. Aan de uiteinden van de straten zijn de vaste camera’s zo geplaatst dat iedereen die de straat betreedt tenminste een keer met z’n gezicht op de band staat. Bij een incident kan er op de meldkamer een print van worden gemaakt en de wagen kan er mee op pad.” Weijdt benadrukt dat de camera’s puur voor het overzicht zijn, maar: “als je niets met die beelden kan doen, heb je er ook niets aan.”
    Anders dan in Ede worden de beelden hier zeven dagen bewaard. Weijdt: “Er is geen wettelijke termijn. De Registratiekamer hanteert een richtlijn, maar zegt in een ademzucht daar achteraan: als er redenen zijn om de beelden langer te bewaren, moet je dat doen.” De reden voor Bergen op Zoom was dat veel mensen niet meteen de volgende dag aangifte doen, dus werden de beelden zeven dagen bewaard.
    Op de vraag in hoeverre de privacy wordt gewaarborgd antwoordt de heer Weijdt: “In hoeverre wordt de privacy aangetast? Als ik heel simpel vijftig meer agenten ter beschikking had gehad voor de binnenstad, dan had ik die camera’s niet nodig, dan zette ik op alle hoeken een agent met een opschrijfboekje. Die zouden precies hetzelfde kunnen doen. Die mogelijkheid heb ik niet dus heb ik een technisch hulpmiddel gezocht. Een technisch hulpmiddel maakt mijn inziens geen inbreuk op de privacy’.

    Den Helder
    Na lang beraad werd in april 1999 besloten vier camera’s te plaatsen in het uitgaansgbied van Den Helder. Het waren voornamelijk een aantal horecaondernemers die aandrongen op camerabewaking. De camera’s zorgden in de gemeenteraad voor veel discussie over de bescherming van de privacy. Daarbij speelde de vraag wat er met de beelden zou gebeuren een centrale rol. Uiteindelijk werd ingestemd met het cameratoezicht, op voorwaarde dat de camera’s alleen gebruikt worden voor het toezichthouden en niet om strafrechterlijk bewijs te verzamelen. Alleen de algehele situatie mag in de gaten gehouden worden. Dit in tegenstelling tot Ede waar de beelden ook voor opsporingsdoeleinden gebruikt mogen worden en kunnen dienen als aanvullend bewijsmateriaal.
    In de Koningsstraat zijn verschillende maatregelen genomen: camerabewaking, een particuliere bewakingsdienst, vervoer van het uitgaanspubliek naar huis en een strenger beleid rond de sluitingstijden moeten de rust in het weekend doen wederkeren. Er wordt niet constant gefilmd. Als de wachtcommandant het bericht krijgt dat er iets aan de hand is, kan hij besluiten de camera’s aan te zetten en eventueel een opname te maken van wat hij ziet. De opnames worden na 24 uur gewist.

    Ook al is het niet de primaire doelstelling, er is wel de mogelijkheid tot identificatie. Met toestemming van de officier van justitie kunnen de digitaal opgeslagen beelden zodanig worden bewerkt dat mensen beter te herkennen zijn. Dit moet in het Gerechtelijk Laboratorium gebeuren.(1)
    De heer Koningstein, voorlichter van de politie: “De beelden komen bij ons binnen via een telefoonkabel. We kunnen niet inzoomen en mensen zijn totaal niet te herkennen. We zien alleen maar een gestalte, van het gezicht zie je eigenlijk alleen maar een wit vlekje. Er word ook niet direct meegekeken, de beelden veranderen om de vijf tellen en gaan dus schoksgewijs. Een auto die je op het ene beeld ziet, is bij het volgende beeld weg. Nee, we kijken alleen maar op vrijdag- en zaterdagnacht na een melding. Dan kijkt de wachtcommandant of de melding goed is en wat er aan gedaan kan worden. Ziet hij een grote groep mensen, dan zegt hij: “stuur er maar vijf man op af.” Het is een goed systeem, het werkt preventief.”
    —KADER—
    Eersel
    Op de internetsite van het Informatiepunt Lokale Veiligheid (ILV)(2) staat een lijst van steden waar camera’s geplaatst zijn of worden. Een van de plaatsen die werden genoemd, is Eersel. Een plaats in Brabant die bij de gemiddelde Nederlander geen belletje doet rinkelen, zeker niet in verband met het vele (uitgaans-)geweld. Dus rees bij ons al snel de vraag met welk doel hier camera’s waren geplaatst. We stuurden een vragenlijst naar de politie van Eersel. Andersom rees bij de politie Eersel blijkbaar ook een vraag: of het wel wenselijk was om iedereen die de ILV-site leest en vragen heeft te woord te moeten staan. Het kostte dan ook enige moeite de gebiedsgebonden functionaris (voorheen wijkagent) de vragenlijst te laten invullen. Het bleek om een bedrijventerein te gaan dat bewaakt wordt met camera’s. Enkele weken later stond Eersel niet meer op de lijst van het ILV…
    —EINDE KADER—

    Zwolle
    “Zwolle slaat terug” wordt de nieuwe campagne in Zwolle tegen geweld op straat genoemd. De informatiefolder over deze campagne begint als volgt:

    “Eind 1997 heeft de gemeenteraad van Zwolle haar bezorgdheid uitgesproken over het toenemende geweld in onze samenleving. Dit gebeurde mede naar aanleiding van een reeks incidenten in enkele grote steden van ons land. De dood van Joes Kloppenburg en Meindert Tjoelker staan velen nog helder voor ogen. De verontwaardiging was massaal en de manier waarop velen daaraan uitdrukking gaven was indrukwekkend. Gewelddadigheden zijn helaas aan de orde van de dag.”
    De chef van het politiekorps IJsselland, Jan Wilzig, is een fervent voorstander van de camera’s: “Het is een welkome aanvulling in de strijd tegen het geweld.” Bovendien is hij er ook voorstander van dat de politie de bevoegdheid krijgt om actief met deze moderne techniek te werken, inclusief het inzoomen op mensen die zich verdacht gedragen: “De beelden komen in kleur binnen zodat je makkelijk iemand kan volgen.” De korpschef ziet geen gevaar voor de privacy: “Als je je niet bezighoudt met criminele activiteiten gebeurt er niets(…) De goedwillende meerderheid kan daar alleen maar blij om zijn.”(3)
    Uit een telefoontje met de heer Schuiringa, van de afdeling juridische zaken van de gemeente Zwolle, blijkt dat het geweld tijdens de uitgaansuren echter niet explosief gegroeid is: “Er is een indruk dat het geweld in Zwolle niet is toegenomen sinds 1995, wellicht zelfs een beetje is afgenomen. Er is sprake van een verschuiving naar lichtere delicten. Ondanks een grotere meldingsbereidheid is het aantal aangiftes hetzelfde gebleven, maar de politie heeft de indruk dat het aantal incidenten is afgenomen.” Ook uit cijfers blijkt dat het uitgaansgeweld sinds 1995 in Zwolle is gestabiliseerd. Maar volgens de heer Schuiringa “kan het nog beter.” De vraag is of hier sprake is van een noodzaak zoals aangegeven in de richtlijnen van de Registratiekamer.
    Onveiligheidsgevoelens onder het uitgaanspubliek zijn voor de gemeente Zwolle een belangrijke reden om camera’s te plaatsen. Uit de nota horecabeleid blijkt dat er in Zwolle de afgelopen jaren drie keer metingen zijn gedaan naar veiligheidsgevoelens op straat. Daaruit blijkt onder andere: “meer dan de helft voelt zich vaak of soms onveilig. Dit percentage is gestegen.” Welk deel van dit percentage zich vaak onveilig voelt en welk deel soms, werd echter niet vermeld. Na aanvraag van het onderzoek blijkt dat 56 procent zich soms, en slechts vier procent zich vaak onveilig voelt. Het rapport dateert uit 1997 en vergelijkt de cijfers met 1995 en 1994. Vergeleken met de zomer van 1995 zijn de onveiligheidsgevoelens toegenomen met 7,8 procent. Of destijds dezelfde vragenlijst gehanteerd is, is onduidelijk.(4)
    Inmiddels zijn de camera’s nog niet geplaatst omdat de kwaliteit van de beelden niet voldeed. Maar het besluit om ze in de Voorstraat en de kop van de Luttekestraat te plaatsen is al genomen. Met een overzichtscamera en beweegbare camera’s zal er in de weekenden door de politie direct worden meegekeken. De beelden zullen een etmaal worden bewaard. De heer Schuiringa: “Gekozen is voor analoge opname en verwerking door middel van een video. Voordeel van analoge opname boven digitale opslag is dat bij analoge opname het systeem niet onder de Wet Persoonregistratie valt.” Hierin heeft de heer Schuiringa niet helemaal gelijk. Belangrijk is de aard van de gebruikte techniek en in hoeverre de beelden op systematische wijze toegankelijk zijn. Zo valt het onderverdelen van analoge opnames in categorieën (bijvoorbeeld het onderverdelen in gebeurtenissen) wel onder de Wet Persoonsregistratie. Analoge opnames die alleen bekeken kunnen worden door de videoband af te spelen echter niet.
    Ook Zwolle heeft dus een aanzienlijk soepeler beleid dan Ede. De heer Schuiringa: “De Registratiekamer is strenger dan de regering dus gaan we er maar een beetje tussenin zitten. Ondertussen is het landelijk klimaat wel zo veranderd dat het allemaal ook iets soepeler kan.” Hij refereert hiermee aan uitspraken van Minister van Justitie Korthals en Minister van Binnenlandse Zaken Peper naar aanleiding van de schietpartij in Gorinchem, waarin ze pleiten voor meer cameratoezicht.
    De knelpunten in het horecagebied worden in twee categorieen verdeeld, overlast en criminaliteit. Overlast betekent bijvoorbeeld foutief parkeren en wildplassen. Geheel in de geest van de rest van het voorstel over het te volgen horecabeleid wordt er bij de categorie criminaliteit als eerste een toenemend gevoel van onveiligheid genoemd. Daarna wordt pas aandacht gevraagd voor drankmisbruik, drugs (gebruik en handel), geweldsdelicten en vernielingen.
    Het cameratoezicht in Zwolle is onderdeel van het horecabeleid en in die zin ingebed in een pakket van maatregelen zoals de Registratiekamer eist. De overige maatregelen zijn zeer divers: meer verlichting, het voorkomen van wildparkeren door middel van een systeem met omhoogkomende paaltjes die de stad afsluiten voor autoverkeer, meer voorzieningen om wildplassen te voorkomen, meer voorlichting met posters en brochures, een meldpunt voor ernstige overlast, onderzoek door het CAD (Consultatiebureau Alcohol en Drugs) naar het alcohol- en drugsgebruik, voortzetting van de metingen naar de veiligheid op straat, meer reinigen van het horecagebied en het verwijderen van graffiti en de plassen van wildplassers. De camera’s kosten 125.000 gulden, voor de andere maatregelen is 114.000 gulden gereserveerd. Het cameraproject heeft een proefperiode van drie jaar, waarbij elk jaar een evaluatie wordt gehouden.

    Met deze grootse integrale aanpak slaat Zwolle op alle terreinen van de uitgaansoverlast terug. Wanneer het aantal geweldsdelicten en de overlast in de binnenstad dalen, zal moeilijk te achterhalen zijn of dit aan de camera’s ligt of aan andere maatregelen. Bij succes zullen ook andere straten in de binnenstad met cameratoezicht te maken krijgen, beaamt De heer Schuiringa.(5)
    Groningen
    Sinds 28 januari 2000 zijn 14 toezichtscamera’s operationeel in het uitgaansgebied van Groningen. Tussen zeven uur ‘s avonds en zeven uur ‘s ochtends zullen de camera’s op alle dagen in de week opnames maken. Deze beelden worden 24 uur bewaard. Er is gekozen voor een digitaal systeem, waarbij de registratie van de beelden niet onder de WPR valt, maar onder de Wet Politieregisters.
    In het weekend wordt er meegekeken door werkkrachten die ingehuurd zijn via het Arbeidsbureau. Uit een artikel in het Algemeen Politieblad, geschreven door de projectleider Cameratoezicht, de heer A. van de Leur, blijkt dat veel gemeentes worstelen met de vraag wie er mee gaan kijken. In sommige gevallen bleek die vraag cameraprojecten maanden op te houden. De politie Groningen is daar echter duidelijk in: “Toezicht en vervolging worden algemeen beschouwd als kerntaken van de politie. Cameratoezicht kan hierbij worden beschouwd als een vorm van technische ondersteuning om dit toezicht te optimaliseren c.q. om zaken sneller ‘rond’ te krijgen.”

    De korpsleiding is principieel de mening toegedaan dat de financiering van het project geen verantwoordelijkheid is van de politie. De nodige investeringen zijn voor rekening van de gemeente. De polite betaalt (een deel van) de exploitatiekosten. Ondanks dat de politie Groningen cameratoezicht als een van haar kerntaken ziet, worden het daadwerkelijke toezicht en de financiële lasten zoveel mogelijk uit handen gegeven.
    Uit de Nota “Veilig Uitgaan in Groningen” blijkt dat het geweld in de binnenstad de laatste jaren is gestabiliseerd en in vergelijking met 1991 zelfs is gedaald. Volgens de Koninklijke Horeca Nederland trekt de binnenstad van Groningen op één uitgaansavond in het weekend zo’n 30.000 tot 40.000 bezoekers. Op jaarbasis worden er zo’n 220 uitgaansdelicten geregistreerd (waarmee de kans om in Groningen slachtoffer van een uitgaansdelict te worden dus ongeveer 0,006 % is). Dit getal is in de jaren 1995 tot en met 1998 gestabiliseerd.(6)
    Naast het cameratoezicht zijn ook andere maatregelen getroffen. Meer verlichting, meer taxi’s, diplomaplicht voor portiers, een alcoholmatigingsbeleid en een lespakket voor jongeren zijn de ingrediënten van de integrale aanpak “Veiligheid Uitgaan” in Groningen.
    Het feit dat het aantal geweldsmisdrijven is gestabiliseerd was voor de Registratiekamer een reden om te twijfelen haar instemming voor het project te geven, vertelde mr. U. van de Pol, plaatsvervangend voorzitter van de Registratiekamer tijdens de ingebruikneming van het camerasysteem. Omdat 220 geweldsmisdrijven “geen reden is om trots te zijn” en omdat “cameratoezicht als sluitstuk een bijdrage kan leveren tot een nog veiliger uitgaansgebied” verleende de Registratiekamer wel haar toestemming. Ook het feit dat de camera’s alleen ‘s nachts en ‘s avonds draaien was voor de Registratiekamer een reden om in te stemmen. In het artikel van Van de Leur staat: “Hierdoor is weliswaar de individuele privacy van ‘stappers’ in het geding, maar heeft de gemeente Groningen – als regisseur van het Integraal Veiligheidsbeleid – zijns inziens de terechte afweging gemaakt om tijdens de uitgaansavonden een grotere waarde te hechten aan het ‘Veilig Uitgaan’. Dat Van de Pol van de Registratiekamer en Van de Leur van de politie Groningen het al eerder eens konden worden bleek uit een artikel in hetzelfde politieblad, precies een jaar eerder, dat zij samen schreven.
    Voor de Handreiking Cameratoezicht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, die in de zomer van dit jaar wordt verwacht, zal het camerasysteem van de gemeente Groningen model staan.
    Arnhem
    In Arnhem is het cameratoezicht anders geregeld. Niet de politie, maar de brandweer bekijkt de beelden. De heer Hooft die vanuit de Arnhemse politie het cameraproject begeleidt licht dat als volgt toe: “In Engeland zeiden ze: ‘Trap niet in die valkuil! Want dan krijg je het imago van Big Brother is watching you!

    Maar nu is volgens de heer Hooft de privacy gewaarborgd; de politie heeft geen toegang tot de beelden, maar reageert op meldingen van de brandweer. De politie heeft een monitor waar de brandweer de beelden in geval van een ernstig feit naar toe stuurt. Hooft: “En dat is dan nóg een waarborg voor de privacy: iemand anders bepaalt welke beelden we te zien krijgen!”

    De camera’s die in Arnhem geplaatst worden bestrijken een redelijk groot gebied. De Korenmarkt, het Jansplein en de looproutes naar parkeerplaatsen en het busstation. Vanwege het grote gebied en de vele hoekige en nauwe steegjes zijn er voor dit project 54 camera’s nodig voor een goede dekking. Hiermee wordt Arnhem de recordhouder in Nederland.
    In het weekend wordt er live meegekeken. Het is echter ook mogelijk zeven dagen per week te kijken. Dit wordt beslist aan de hand van het incidentenpatroon. De beelden worden langer dan een etmaal bewaard, waarschijnlijk vier tot zeven dagen. Volgens de heer Hooft is dit omdat de meeste mensen pas na het weekend aangifte doen, en de beelden dan alweer gewist zijn.

    Vanaf het begin heeft de gemeente Arnhem contact gehad met de Registratiekamer, over de 24-uursrichtlijn zegt de heer Hooft: “Dat staat nergens expliciet geschreven. Het beste is de banden veel langer te bewaren, anders kan je die camera’s net zo goed niet plaatsen”, gevolgd door een persoonlijke filosofie: “Kijk, je hebt theoretici en realisten. De Registratiekamer, dat zijn theoretici, die weten niets van de praktijk. Wij moeten met die camera’s werken en dan wil je die mensen toch pakken. Volgens juristen zitten we binnen de regels. Bovendien, de politiek stelt zich steeds soepeler op. De regering wil ook dat de politie steeds meer meekijkt.”
    Voor ervaring in andere steden ging de gemeente Arnhem naar Groot Brittannië: “We erkennen dat we met 54 camera’s afwijken van andere steden in Nederland en daarom zijn we wezen kijken in Leeds, Croyden en Londen.” De camera’s worden geplaatst naar aanleiding van geweldsdelicten tijdens de uitgaansuren, hoewel de hoeveelheid delicten de laatste twee jaar stabiel was. De heer Hooft: “Stabiel, door de grote menskracht van de politie. De gemeente wil het verder naar beneden brengen, maar de rek is er voor de politie uit. We hebben een plafond bereikt.” De camera’s zijn er echter volgens hem niet om het tekort aan menskracht op te vangen of ter vervanging van politiemensen. Om nog eens te benadrukken dat de politie van Arnhem weliswaar het cameraproject leidt, maar absoluut geen Big Brother-aspiraties heeft, voegt hij er nog eens duidelijk aan toe: “Het initiatief is van burgemeester Scholte en expliciet niet van de politie!”
    Rotterdam
    Op 25 november 1999 was in de krant te lezen dat ook de Rotterdamse driehoek van burgemeester, hoofdcommissaris en hoofdofficier van Justitie wilde experimenteren met cameratoezicht in de stad. De camera’s zouden komen te hangen in het Saftlevenkwartier in Rotterdam-West waar sprake is van veel drugsoverlast. Sinds begin juni van dit jaar hangen de camera’s ook daadwerkelijk in deze buurt.

    Het behelst een gesloten circuit van op afstand bedienbare camera’s die de buurt 24 uur per dag in de gaten houden. De heer Verbeek, die vanuit de politie het cameraproject heeft helpen opzetten licht toe: “Er hangen een tiental camera’s, allemaal beweegbare, waarvan één verticaal en horizontaal kan bewegen. Er kan worden ingezoomd op gezichten en daar kan dan een print van gemaakt worden. Er wordt 24 uur per dag meegekeken in verband met de verwachtingen die geschapen worden. Het doel is hier handhaving en toezicht en niet op de horeca gericht met gezette tijden zoals in andere steden.” De beelden worden 24 uur bewaard. Maar men is dan ook niet afhankelijk van aangiftes aangezien er dag en nacht wordt meegekeken. Als er beelden zijn van een delict, dan worden deze wel langer bewaard. Het gaat de bestuurders van Rotterdam om de preventieve werking. De heer Verbeek: “De Saftlevenkwartier is een plek waar men zich niet veilig voelt; er is veel geweld op straat, er is sprake van drugsverwante overlast, zoals bijvoorbeeld prostitutie en bedelaars en er zijn berovingen bij pinautomaten.” De Rotterdamse politie verwacht veel van de opsporingsmogelijkheden en justitie sluit niet uit dat het bewijsmateriaal oplevert. Slaagt het experiment in de Saftlevenkwartier, dan kan men ook in andere buurten cameracontrole toepassen. De politie benadrukt dat het “een flexibel systeem moet blijven, dat van de ene buurt naar de andere verplaatst kan worden, daar waar nodig.”
    Om ervaringen elders op te doen bracht men een bezoekje aan Newcastle. Daar staat het hele stadscentrum onder permanente controle en zou volgens de politie van Newcastle de criminaliteit met 25 procent gedaald zijn (lees hoofdstuk over Engeland over de betrouwbaarheid van de Engelse ‘crime rates’). Dit Rotterdamse cameraproject heeft dan ook een Engels luchtje. Er zijn vele overeenkomsten met de “Engelse manier” van cameratoezicht. Zo is dit het eerste project in Nederland waar men niet op tijden met een vergroot risico, maar nonstop live meekijkt. Dat in combinatie met de beweegbaarheid en de mogelijkheden tot inzoomen van de camera’s maakt dat men de hele dag heel nauwgezet mensen kan volgen. Een ander groot verschil met de meeste cameraprojecten in Nederland is dat het uitgangspunt in Rotterdam niet de bestrijding van uitgaansgeweld en openbare ordeproblemen is, maar de bestrijding van criminaliteit. Verder is het ook voor het eerst dat een cameraproject in een woonwijk plaatsvindt. Aangezien overlast door bewoners zelf wordt veroorzaakt, betekent dit dat het mogelijk is om personen tot op de stoep van hun huis te volgen en het huis van bekende recidivisten vaak even te checken. Met de camera’s is het mogelijk om bij mensen naar binnen te kijken. Verbeek: “Maar daar worden dus afspraken over gemaakt. Bijvoorbeeld niet in iemands slaapkamer. Er bestaat een mogelijkheid tot afplakken van bepaalde delen van het huis. Het hangt er een beetje van af wat de bewoners zelf vinden.” Verbeek vergelijkt het het liefste met mensen in cellen die met camera’s bewaakt worden, vanwege bijvoorbeeld zelfmoordneigingen: “Daar zijn ook afspraken over gemaakt. Zoals: je gaat niet 24 uur kijken en vooral niet als mensen zich uitkleden.”

    Verbeek: “Er worden afspraken over de integriteit gemaakt. Bijvoorbeeld: je mag niet bij mensen naar binnen kijken, als je iemand met een buitenechtelijke relatie ziet maak je daar geen alarm van.” Er wordt meegekeken door medewerkers van Rotterdam Veilig. Met deze mensen zal worden “gesproken over integriteit.”
    Maar waarom is voor deze manier van toezicht gekozen? “Het is”, zo zegt Verbeek, “een aardige aanvulling. De politie kan op een afstand de dingen in de gaten houden. Bovendien heeft het een preventieve werking. Zodat de mensen die daar lopen het idee hebben van: ‘we worden bekeken’.”

    De heer Verbeek verwacht wel dat de criminaliteit zich zal verplaatsen naar andere buurten.
    Bij zijn bezoek in London bezocht hij Kings Crossroad. Verbeek schat dat daar ongeveer 50 camera’s in een zelfde soort gebied staan. “Die staan dan op zo’n paal en die zie je dan ronddraaien. Zó! Dat was een flinke bos! Het was zelfs zo toen ik in die meldkamer stond, dat in dat gebied bijna geen enkele centimeter niet gesurveilleerd werd.” Zelf heeft hij geen problemen wanneer in Nederland ook op zo’n manier met camera’s wordt gesurveilleerd: “Ja, waarom niet, ik heb er geen enkel probleem mee, als je het maar beperkt tot gebieden waar problemen zijn. Maar daar hebben ze ook een heel ander veiligheidsconcept, want met die bomaanslagen van de IRA zijn wat dat betreft heel wat grenzen verlegd. Geweld op straat is in Nederland een sterke push, die camera’s doet introduceren. Gorinchem is daar een voorbeeld van. Nu, als de tijd daar voor rijp is, dan vind ik dat prima.”

    Maar Verbeek plaatst ook kanttekeningen: “Wat je niet mag suggereren, zoals je de laatste tijd ziet met bijvoorbeeld minister Korthals naar aanleiding van een schietpartij, dat je het geweld tegengaat. Het idee moet niet gewekt worden dat camera’s de ultieme oplossing van het probleem zijn, het is ook weer een onderdeeltje. Zoals Gorinchem: dat was een wraakactie, dat is wat anders dan het zinloze geweld van een groepje van vier jongens die zomaar als ze d’r zin in hebben een persoon in elkaar slaan. Da’s wel een verschil en dat los je dus niet alleen op met camera’s, dat zit tussen de oren. Als je dan toch wraak wilt nemen, dan doe je dat dus niet daar. Ik wil niet zeggen dat die camera’s zinloos zijn, maar je mag niet suggereren dat al die technische middelen de oplossing bieden. Want laten we wel wezen: veel criminaliteit komt voort uit de samenleving.”

    Verbeek vindt camera’s geen bedreiging voor de privacy: “Ik denk dat steeds minder mensen er een probleem mee hebben, of dat ze het wel prettig vinden dat er meegekeken wordt. Op een gegeven moment heb je niet eens meer in de gaten dat er een camera hangt. In Nederland hebben we last van neofobisme, we zijn bang voor nieuwe dingen.”
    Nijmegen
    De binnenstad van Nijmegen hangt al sinds 1996 vol met camera’s. In dat jaar werd de stad afgesloten voor al het autoverkeer door zogenaamde roadbarriers. Dit zijn in de straat geplaatste blokken die omhoog kunnen komen en zo auto- en vrachtverkeer stremmen. Alleen het openbaar vervoer en bewoners hebben nog toegang tot de binnenstad. ‘s Ochtends kan men laden en lossen.
    Bij elke roadbarrier hangen één of twee camera’s. In totaal zijn dit er veertig. Deze worden wisselend bekeken. Hiermee wordt niet alleen de binnenstad afgesloten, maar ook iedereen gefilmd die de stad binnengaat of verlaat. De heer Tettero (CDA) beargumenteerde de noodzaak van de camera’s als volgt: “Het belang om klantvriendelijk en flexibel en efficient en effectief, maar daar waar nodig ook onverbiddelijk de toegang te regelen.” Bussen kunnen met een zendertje dat in het voertuig geplaatst is zonder problemen doorrijden. Bewoners moeten zich legitimeren met een pasje. “De camera’s staan er om mensen te helpen als er iets fout gaat of als er iets stuk is of als mensen hun legitimatiepasje vergeten zijn.”
    Bij de bespreking in de raadsvergadering was er wel enige weerzin tegen het plan. Eerst werd gevraagd waarom een geluidsverbinding met de verkeerspolitie niet genoeg was. Omdat men zich moest kunnen legitimeren als bewoner, was het antwoord. Of: waarom niet één poort met cameratoezicht, alleen voor dit soort incidenten? De Groenen stelden voor een knop bij de roadbarriers te plaatsen waarop gedrukt kon worden als er problemen waren, waarna er een cameraverbinding met de meldkamer word gemaakt. Al deze vragen bleken echter overbodig: “Die dingen zijn al besteld en die knop zit er niet op, dat is dan jammer”, was het antwoord van mevrouw Keijl. Het plan bleek dus al rond te zijn. Na nog wat tegensputteren over “minachting voor de raad”, werd het plan goedgekeurd. Kosten: 2,7 miljoen gulden.(7)

    De camera’s bij de roadbarriers worden bekeken bij de meldkamer van verkeerspolitie, die gevestigd is boven de parkeergarage in het Mariënburgcomplex. Hier worden ook nog die van enkele parkeergarages bekeken. Met de veertig beeldschermen kunnen, door deze in vieren te delen, in totaal 160 camera’s tegelijkertijd worden bekeken. Dit zal niet snel gebeuren, want bij veertig camera’s is het al moeilijk het overzicht te houden.
    Niet elke Nijmegenaar was te spreken over het nieuwe systeem. Actiegroep NANCE (Nobele Aktie Nekt Camera Ellende)’ sneed de kabels door en liet een persverklaring achter: “door middel van deze actie willen we een kritische noot plaatsen bij het feestgedruis rond de afsluiting voor auto’s () die het centrum meer leefbaar moeten maken. Met meer dan twintig camera’s binnen een straal van vijhonderd meter lijkt dat ons bepaald niet het geval. De camera’s zouden alleen voor verkeerstechnische doeleinden worden gebruikt. In het verleden is echter gebleken dat dergelijke camera’s zo gebruikt worden als het uitkomt.”(8)
    De camera’s bewezen echter snel hun dienst: doordat de roadbarriers te snel omhoogkwamen na doorlating van bussen, werden enkele mensen van hun fiets getorpedeerd. De ambulance was snel ter plaatse (9)
    Naast dit cameratoezicht kent Nijmegen ook nog een plan van horecaondernemers om videobeelden onderling uit te wisselen. Dit leidde in 1998 tot veel reacties.

    Het idee was om op deze manier een soort databank van vervelende klanten aan te leggen om elkaars lastige klanten niet meer binnen te krijgen. De Registratiekamer reageerde vrij snel met een negatief oordeel: “Het uitwisselen van dit soort gegevens vergroot de risico’s dat er onzorgvuldig mee omgesprongen wordt en werkt mogelijk misbruik in de hand.” De politie juichte het plan in die zin van harte toe, dat de horeca verantwoordelijkheid neemt voor de veiligheid in de binnenstad, maar zette zo zijn vraagtekens bij het opslaan en uitwisselen van de beelden. Burgemeester D’Hondt wilde zich in eerste instantie niet neerleggen bij het negatieve oordeel van de Registratiekamer: “Bij het uitwisselen van beelden gaat het om een juridisch nauwelijks verkend terrein.” De Koninklijke Horeca Nederland meldde zich ook direct en werkte het plan voor de initiatiefnemers uit. Aanleiding voor het plan waren een aantal vechtpartijen en een schietpartij in diverse cafés in de Nijmeegse binnenstad.

    Het is inmiddels weer betrekkelijk rustig in de Nijmeegse binnenstad, terwijl de camera’s in de cafés nog niet zijn geplaatst. Volgens De heer Morshuis, een initiatiefnemer vanuit de horeca, is de noodzaak van plaatsing daarmee niet verdwenen: “Die rust kan zo weer voorbij zijn en dan zijn we er in ieder geval op voorbereid.” Burgemeester D’Hondt zegt hierover in De Gelderlander: “In de Molenstraat is nog geen sprake van een ernstige verstoring, maar bij een ernstig incident zal de knoop snel doorgehakt zijn.”(10)0
    Evaluaties
    Ede:
    In oktober 1999 werd de eerste evaluatie in Ede gepubliceerd. De camera’s waren een half jaar operationeel en er waren enkele incidenten geweest. Eén voorval betrof een vrouw die met redelijk wat alcohol op, verhit raakte in een café en buiten werd gezet om wat af te koelen. Door haar dunne kleding en een temperatuur van min twaalf graden celcius raakte zij buiten bewustzijn en even later zelfs in coma. Tijdens het halfuur dat zij buiten lag was er geen enkele voorbijganger die reageerde of de vrouw hulp bood. De camera’s op het Museumplein draaiden, maar niemand die meekeek. Dit incident trok de nodige aandacht in de landelijke media. Na dit incident werd al snel een balletje opgegooid of er niet beter direct meegekeken kon worden. De gemeente Ede besloot eerst de evaluatie van het eerste halfjaar af te wachten. Een ander incident betrof een inbraak op het Museumplein. De inbraak vond plaats in het weekend. De camera’s draaiden dus. De inbraak werd echter pas ontdekt op maandag en de banden waren al gewist. De eigenaar was woedend: wat heb je aan die dingen als de beelden meteen gewist worden? Het doel van het cameratoezicht op het Museumplein was echter niet om inbraak in panden tegen te gaan. Naar aanleiding van dergelijke incidenten wordt de druk op een gemeente verhoogd om de regels van het cameratoezicht te versoepelen.

    Het rapport is gemaakt door de afdeling Onderzoek, Ontwikkeling en Statistiek van de gemeente Ede. In de inleiding worden de bevindingen van een literatuuronderzoek besproken. Er wordt gerefereerd aan een rapport uit 1996(11)1 waarin de onderzoekster onder andere opmerkt dat evaluaties meestal niet door onafhankelijke instellingen wordt uitgevoerd. Dat was voor de gemeente Ede geen reden om het onderzoek door een onafhankelijk bureau uit te laten voeren. Mensen die bij het cameraproject zelf waren betrokken, waren tevens nauw bij de totstandkoming van het rapport betrokken. Dit is niet bevorderlijk voor de objectiviteit.
    Er wordt in het rapport onderscheid gemaakt tussen objectieve en subjectieve veiligheid. Van de subjectieve onveiligheidsgevoelens zijn alleen metingen gedaan in januari en mei 1999 en niet in voorgaande jaren. Toen waren subjectieve onveiligheidsgevoelens kennelijk nog geen aandachtsgebied. Dat blijkt ook uit de nota die voorafgaand aan de plaatsing van de camera’s geschreven werd. Als doel van de cameratoezicht wordt daarin genoemd: “Het voorkomen en terugdringen van zware mishandeling, openlijk geweldpleging, handel in drugs en auto-inbraken op en rondom het Museumplein.” Over onveiligheidsgevoelens wordt in de hele aanvangsnota met geen woord gerept. In de evaluatie komt het echter uitgebreid aan de orde. Aan de omwonenden van het Museumplein is in januari 1999 gevraagd of ze zich ooit onveilig voelen in het algemeen en in de eigen buurt. In de eigen buurt (Museumplein) voelt men zich minder onveilig dan in het algemeen. Op het Museumplein voelt 51 procent zich nooit onveilig, 16 procent zelden, 30 procent soms en 4 procent vaak. Er is op een later tijdstip geen onderzoek naar angstgevoelens gedaan, dat vergelijking mogelijk zou maken.
    Van de bezoekers van het plein voelt in januari (wanneer het cameratoezicht wordt ingevoerd) 1999 65% zich nooit onveilig. Wanneer dezelfde vraag 4 maanden later opnieuw wordt gesteld is de hoeveelheid mensen die zich nooit onveilig voelt afgenomen tot 57% van de respondenten. Deze mensen voelen zich nu “zelden onveilig”. De hoeveelheid respondenten die zich “soms” of “vaak” onveilig voelt is gelijk gebleven. Na invoering van het cameratoezicht is het veiligheidsgevoel dus afgenomen.

    Verder bevat de evaluatie een aantal open deuren over veiligheidsgevoelens: Zowel omwonenden als bezoekers voelen zich ‘s avonds en ‘s nachts het onveiligst. De meeste mensen voelen zich onveillig door groepen jongeren, agressieve sfeer/gedrag of vandalisme, overmatig drankgebruik, overvallen, inbraak en criminaliteit.
    Ook de politie heeft subjectieve veiligheidsgevoelens. Deze worden ook besproken. Agenten geven aan zich veiliger op het Museumplein te voelen. Wanneer een incident zich voordoet, weten ze namelijk dat er altijd iemand is die kan zien wat er achter hun rug gebeurt. Ook mogen agenten vertellen wat hun indruk van de effectiviteit van cameratoezicht is. “Ik heb zelf het idee dat de incidenten iets minder zijn geworden. Cijfers geven misschien aan dat het meer is geworden, maar dat ligt aan de aanpak. De politie voert nu een strakkere aanpak.”
    Het aantal incidenten “met voorbedachten rade”, zoals diefstal en vandalisme is afgenomen. In het cameratoezichtgebied is het aantal ernstige en lichte geweldsdelicten in de eerste helft van 1999 niet gestegen, terwijl dit wel het geval is in de regio. Er lijkt ook geen sprake van verplaatsing te zijn.
    Bergen op Zoom
    Ook in Bergen op Zoom bestaat er inmiddels een eerste indruk. De heer Weijdt, die het cameraproject voor de gemeente Bergen op Zoom op poten zette, is tot nu toe zeer tevreden. Toen bekend werd dat er camera’s zouden komen, leek het aantal incidenten al te dalen. Volgens Weijdt omdat het gerucht de ronde deed dat de camera’s er al hingen. In september 1999, vijf maanden na plaatsing, zegt Weijdt dat het “net zo goed als in Ede gaat”. Maar hij tekent daarbij aan dat een half jaar nog geen wetenschappelijk bewijs is.
    In Bergen op Zoom zijn meerdere mensen met behulp van cameratoezicht gearresteerd. Onder andere voor fietsendiefstal en geweldpleging. Weijdt: “Er is, en dat is op een bepaalde manier wel uniek, een jongen aangehouden voor mishandeling, waarbij de mishandelde geen aangifte wilde doen vanwege een bedreiging. Toen heeft de politie toch besloten actie te ondernemen. De dader kreeg poging tot zware mishandeling ten laste gelegd, want voor mishandeling zelf heb je toch een verklaring nodig van het slachtoffer. De politie kon aan de hand van de beelden aantonen dat er geslagen en geschopt was tegen het hoofd, wat automatisch impliceert dat het zeer deed. Ook was duidelijk aan de hand van de beelden te zien dat het slachtoffer tegen zijn wil werd meegetrokken. De verdachte trok hem precies in de close-up strook, omdat hij dacht dat daar geen camera’s waren. We konden het niet beter op beeld hebben. De opsteller van het procesverbaal heeft een duidelijk sfeerbeeld gegeven van wat er op de band te zien was. Dit alles heeft geleid tot een veroordeling van de verdachte. Dit was ook een testcase voor ons: wat kun je daadwerkelijk doen met de beelden? Ze zijn dus geaccepteerd.”

    De heer Weijdt merkt op dat de bewoners in de twee straten ook tevreden zijn met de camera’s. Er was slechts één persoon die aanvankelijk protesteerde. Mensen uit de buurt vertrouwden de heer Weijdt toe daar niet echt verbaasd over te zijn: de persoon scheen nogal wat louche zaakjes te hebben.
    De kans op uitbreiding van het cameraproject in Bergen op Zoom is groot. De Engelsestraat en de Lievevrouwestraat zijn twee van de vijf plaatsen waar veel uitgaanspubliek komt. De heer Weijdt: “De incidenten in deze twee straten zijn niet anders dan elders in de stad. In deze straat komen hoogstens relatief meer jongeren. Maar als er volgend jaar (2000, het interview was in november 1999 red.) uitgebreid wordt naar de twee pleinen in de stad zullen er toch minstens vijf of zes vaste camera’s per plein moeten komen, anders mis je mensen op een bepaald moment.”
    Van Ede tot Rotterdam.
    De steden die hier besproken zijn, zijn niet de enige steden die plannen hebben met camera’s of reeds camera’s hebben hangen. Een kleine opsomming: Gouda, Enschede, Amsterdam (Zuid-Oost en Slotervaart/Overtoomse Veld), Scheveningen en Den Haag hebben plannen om camera’s te plaatsen. In Den Haag worden de camera’s geplaatst in de rosse buurt. Tilburg, Delfzijl en Terneuzen hebben reeds camera’s in onder andere een winkelcentrum en uitgaansgebieden geplaatst, Venlo heeft cameratoezicht wegens de overlast van drugstoerisme. We kunnen dus gerust spreken van een flinke toename van cameratoezicht in Nederland. Er wordt kennelijk zeer veel verwacht van deze vorm van toezicht.
    In ongeveer een jaar tijd, van de plaatsing van de camera’s in Ede tot en met de plannen van Rotterdam is er duidelijk een kentering geweest in het denken over camera’s en privacy. Bij Ede en Den Helder was nog sprake van een discussie voordat er werd overgegaan tot plaatsing van camera’s. Vragen over de noodzaak, of het doel de middelen heiligt en of camera’s geen onaanvaardbare aantasting van de privacy zijn worden nu echter niet meer gehoord. Er is wel een discussie, maar die lijkt nu alleen nog te gaan over hoe aan cameratoezicht vorm moet worden gegeven.

    Een goed voorbeeld hiervan is het verloop van een congres over cameratoezicht in de openbare ruimte dat op 13 oktober 1999 gehouden werd in Amersfoort. Op het congres werd het cameratoezicht in meerdere steden in Nederland en Engeland besproken. Een journalist van het Parool die het congres bezocht verbaasde zich erover, dat het privacy-aspect niet of nauwelijks aan bod kwam, maar dat slechts aandacht bestond voor de nieuwste technische ontwikkelingen. Met het plaatsen van camera’s in de Saftlevenkwartier in Rotterdam en in de rosse buurt in Den Haag lijkt er sprake te zijn van verschuiving in het gebruik van cameratoezicht. Werden in eerste instantie camera’s nog geplaatst in uitgaanscentra of winkelcentra, nu lijkt de drempel te zijn verlaagd tot woonwijken. Hierbij maken de camera’s een nog veel grotere inbreuk op de privacy. Bovendien worden camera’s daarbij niet zozeer ingezet vanwege de openbare ordeproblematiek, maar om de gehele criminaliteit in een bepaald gebied in beeld te krijgen. Dat daarvoor ook alle niet-criminaliteit wordt gefilmd is kennelijk geen punt van discussie.
    Gevolg van deze glijdende schaal is dat er geen sprake van een eenduidig beleid. De richtlijnen leken ten tijde van Ede misschien nog veelbelovend, maar op dit moment trekken gemeentes zich daar weinig van meer aan. Een gemeente formuleert een doelstelling en die doelstelling verantwoordt vervolgens elke afwijking van de door de Registratiekamer verwoorde richtlijnen. Op opmerkingen dat het cameratoezicht van de steden zich niet aan deze richtlijnen houdt, volgt steevast de reactie dat de Registratiekamer adviezen geeft en pas actie onderneemt na een klacht. Pas dan gaat men het echt toetsen. Ook wordt beargumenteerd dat de gemeente met het negeren van de Registratiekamer nog niet de wet overtreedt en dat het maatschappelijk klimaat zodanig is dat er een draagvlak voor is.

    Deze argumenten zijn echter bijzonder eenzijdig. Ten eerste blijkt uit het voorgaande hoofdstuk dat de wettelijke regelgeving over cameratoezicht uiterst vaag is. Het negeren van een marginaal advies van de Registratiekamer geeft verder aan dat de meeste gemeentes lak hebben aan enig respect voor de privacy van hun burgers. Verder is het zo dat het maatschappelijk klimaat, dat de komst van cameratoezicht toejuicht, niet in de laatste plaats is ontstaan doordat politici naar aanleiding van incidenten riepen om camera’s. Daarmee werd de suggestie gewekt dat cameratoezicht dé oplossing is voor allerhande problemen en gevoelens van onveiligheid. Zo gaf Minister Korthals van Justitie bijvoorbeeld aan met camera’s in uitgaansgebieden de veiligheid te willen vergroten. Hij zei dit in een reactie op de schietpartij in Gorinchem, die in januari 1999 het leven van twee meisjes kostte.
    Ook werd er een veelheid van argumenten gegeven om tot cameratoezicht over te gaan. Veel van die argumenten blijken echter dubieus of op zijn minst tendentieus te noemen.

    Gemeentes gaven aan camera’s te plaatsen vanwege de onder de bevolking levende onveiligheidgevoelens. Het voorkomen van deze gevoelens van onveiligheid wordt ook wel het streven naar subjectieve veiligheid genoemd. In sommige steden, zoals Zwolle en Groningen, waren de cijfers van geweldsdelicten gedaald. Toch leidde de subjectieve veiligheidsbeleving uiteindelijk tot het invoeren van cameratoezicht. Er werd echter geen enkele discussie gevoerd over de vraag of camera’s plaatsen een juiste of zinvolle manier is om de subjectieve veiligheid te vergroten. Het is bijvoorbeeld zeker de moeite waard of cameratoezicht burgers juist niet in hun subjectieve angstbeleving bevestigt: ze hangen die dingen toch niet voor niks op? In Ede bleek na de eerste vier maanden het veiligheidsgevoel te zijn afgenomen.

    Meerdere personen die bij cameraprojecten betrokken waren, verklaarden dat camera’s uit “trendgevoeligheid” werden geplaatst. De heer Hooft van de politie uit Arnhem zei: “Soms sta je als gemeente met je rug tegen de muur. Dan moet je wat doen, ook al zie je als gemeente de cijfers en denk je: het valt best wel mee.” De heer Verbeek van de Rotterdamse politie zei ook dat camera’s gewoon “in” waren. Beiden hadden twijfels over de noodzaak van camera’s die in andere steden werden geplaatst. Over het eigen systeem bestonden uiteraard geen twijfels.
    Invoering van cameratoezicht in Nederland neemt momenteel epidemische vormen aan, zonder dat er klaarblijkelijk over wordt nagedacht wat de zin van dergelijke projecten is. Zowel bij invoering als bij reflectie over ingevoerde projecten lijken gemeentes elkaar na te praten en weinig boodschap te hebben aan kritische geluiden of rapportages. Cameratoezicht is een rage die slechts in zeer beperkte mate wordt gerechtvaardigd door de praktijk.

    Noten

    1. 1. Beveiliging, september 1998.

    2. 2.2 Http://www.ilv.nl

    3. 3.3 Tubantia, 22 mei 1999

    4. 4.4 Eindmeting: veiligheid op straat in Zwolse binnenstad, Praktijkoriëntatie MER, Hogeschool Windesheim, 27 mei 1997

    5. 5.5 B en W voorstel horecabeleid, Zwolle 14 december 1998

    6. 6.6 Nota ‘Veilig uitgaan in Groningen’, maart 1999

    7. 7.7 Raadsvergadering Gemeente Nijmegen, 10 juli 1996

    8. 8.8 Gelderlander, 2 oktober 1996

    9. 9.9 Gelderlander, 18 oktober 1996

    10. 1.10 Gelderlander, 8 januari 1998

    11. 1.11 Voor het oog van de camera. Toepassingen en gevolgen van toezicht met camera’s, Baas, N. 1997