• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Buitengewoon verdwijnen; “Ghost Plane” en “Torture Taxi”

    Extraordinary Rendition vormde een kleine rimpel in de anders zo goede relatie tussen de Verenigde Staten en Europa. De vertaling van rendition is uitlevering, maar met de normale juridische omschrijving uitlevering heeft rendition niets te maken. Rendition is gewoon kidnappen, niet door zogenaamde terroristische organisaties of criminelen, maar door staten en in dit geval de Verenigde Staten. Extraordinary Rendition, letterlijk vertaal buitengewoon kidnappen, verschilt van de ‘gewone’ rendition, omdat bij rendition de VS de verdachte, die zich in het buitenland bevindt, kidnappen en naar Amerika brengen voor een gerechtelijke procedure. Het extraordinary zit hem in het ontbreken van die juridische toets. De ‘verdachte’ wordt gekidnapt en verdwijnt. Soms in een gevangenis waar de schijnwerpers op staan, zoals Guantanamo Bay, vaker in gevangenissen waar geen zicht op is. Extraordinary Rendition is in die zin te vergelijken met de verdwijningen bekend geworden door de dictators in Chili en Argentinië. Deze verdwijningen gaan net als in het verleden bij verdwijningen, gepaard met martelingen.

    Twee boeken zijn over deze buitengewone verdwijningen verschenen. “Ghost Plane” van Stephen Grey and “Torture Taxi” van Trevor Paglen en A.C. Thompson. De twee titels maken meteen het verschil in benadering duidelijk. Grey lijkt martelen als noodzakelijk middel in de zogenaamde oorlog tegen het terrorisme te willen billijken, terwijl Paglen en Thompson martelen in de titel al bijna veroordelen. Een ander groot verschil tussen de ‘star’ reporter Grey en de twee andere auteurs, een kunstenaar en een schrijver voor een lokale krant, is de credits die worden gegeven aan de mensen en netwerken die als eersten de duistere vluchten bloot legden. Grey wekt de indruk dat hij alle informatie boven tafel heeft gekregen en de verbanden heeft gelegd. In “Ghost Plane” komt dan ook niet een hoofdstuk terug over de vliegtuig spotters die als eersten de mysterieuze vliegtuigen in het vizier kregen. Paglen en Thompson voeren ‘Ray’ op, “we’ll call him ‘Ray’. He’s asked that we not reveal his real name; he’s simply not interested in having his identity known.” In zijn SUV struint ‘Ray’ de vliegvelden, zowel burger als militaire en ‘geheime’, af. Met laptop en antenne kan hij zo het vliegverkeer monitoren en maakt hij foto’s van vliegtuigen. Misschien een obscure hobby, maar in de ontdekking van de buitengewone verdwijningen hebben deze vliegtuigspotters een centrale rol gespeeld. Hun foto’s van serienummers en type vliegtuigen werden wereldwijd gedeeld waardoor de eerste patronen van de torture taxis werden blootgelegd.
    Grey heeft daar met behulp van de Freedom of Information Act een aantal gegevens aan toegevoegd, maar vooral het lokale werk in Zweden, Mallorca en andere plaatsen in de wereld, hebben de doorslag gegeven in de reconstructie van verschillende verdwijningen. Enkele van die verhalen documenteert Grey. De verdwijning van de Engelsman Binyam Mohammed, de Canadees Maher Arar, de Duitser Khaled el-Masri, de Italiaan Abu Omar en anderen komen aan bod. Enkele van deze verhalen zijn ook verschenen in de observant. Deze verhalen komen niet terug in “Torture Taxi”. Paglen en Thompson richten zich vooral op de spookbedrijven van de CIA (Central Intelligence Agency) die de vliegtuigen bezitten en de bemanning ter beschikking stellen. Er is ook duidelijk een verschil in budget gezien de beperkte reizen die de beide auteurs in vergelijking met Grey hebben afgelegd. Zij zijn de Verenigde Staten niet uitgeweest.
    De persoonlijke verhalen in “Ghost Plane” geven het boek wel meer relief, maar de worsteling van Grey met de schuldvraag van de mensen die verdwenen werken averechts. Zo noemt hij drie punten op waarom Khaled el-Masri toch redelijkerwijs als potentiële terrorist gezien kon worden. De aangevoerde redenen hebben allemaal te maken met een ‘fout’ lidmaatschap van een omstreden moskee, een ‘foute’ kennis en een ‘foute’ vriend. Naar mate het verhaal vordert, wordt duidelijk dat Grey wel sympathie heeft voor het programma. Oke, er verdwijnen misschien onschuldigen, maar het is goed bedoeld. De CIA medewerkers die aan het woord worden gelaten, krijgen alle ruimte om aan te geven hoe flexibel mensenrechten zijn. Dat laatste hebben de Verenigde Staten op vele plaatsen in de wereld al tientallen jaren laten zien. Grey raakt dusdanig verstrikt in zijn sympathie voor het programma dat hij het dilemma van het verdwijnen en martelen van ‘verdachten’ begrijpt. Zijn respect voor de beambten die deze misdaden begingen is groot. Pas in de laatste alinea begrijpt hij dat de buitengewone verdwijningen de zogenaamde oorlog tegen het terrorisme heeft gestimuleerd en niet opgelost. Het is dan al te laat, want die laatste alinea voelt als onecht.
    In tegenstelling tot “Ghost Plane” is “Torture Taxi” een vermakelijk boek. Niet te serieus aangezet, maar wel spijkerhard in zijn afwijzing van de verdwijningen. Daardoor leest het als een pamflet, maar ook als een collectieve zoektocht naar waarheid en gerechtigdheid. Ook al kent het boek twee auteurs, zij lijken iedereen te willen betrekken bij hun waarheidsvinding. Dat is ook de reden dat zij expliciet Grey noemen als een van hun bronnen van onderzoek. Niet alleen in de titel, maar ook in de tekst neemt “Torture Taxi” stelling tegen de verdwijningen. “The programme sculpt a world in which everything is permitted,” schrijven de twee auteurs treffend.
    Twee boeken over hetzelfde onderwerp en toch zo verschillend. Een verschil dat schuilt in de professie die de schrijvers zichzelf aanmeten. Grey noemt zich een onderzoeksjournalist en lijkt een objectiviteit aan te meten die er niet is. Ook al stelt hij soms kritische vragen aan voormalige medewerkers van de CIA, de ‘verdachten’ blijven ‘verdachten’ terwijl er objectief geen feiten zijn die hen linken aan een strafbaar feit. “In honesty, I understand this man’s dilemma,” schrijft Grey over een van de functionarissen. Niet de medewerker van de dienst zijn strafbaar. Ook is het systeem van kidnappen niet fout, maar dat de ‘verdachten’ niet werden berecht en dat zij werden gemarteld. Die analyse maakt duidelijk dat Grey niet heeft begrepen dat bij verdwijningen ook bij de zogenaamde buitengewone verdwijningen per definitie onschuldige mensen het slachtoffer worden en dat zij verdwijnen, soms voor altijd.