• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • De markt van veiligheid en zekerheid

     

    Gepubliceerd in Ravage nr 7, 18 mei 2001

    Eva Oling en Erik Timmerman

    Registratie, DNA-onderzoek, cameratoezicht, afluisteren, inkijkoperaties, fouilleren zonder verdenking… In de strijd tegen criminaliteit en onveiligheid heeft de overheid zichzelf de laatste tijd nogal wat bevoegdheden en mogelijkheden toebedeeld. Klonk er in het verleden vanuit verschillende hoeken de nodige kritiek op dit soort ontwikkelingen (vaak met verwijzingen naar bijvoorbeeld de tweede wereldoorlog), nu blijft het akelig stil. Het beeld van de Totalitaire Staat jaagt nog maar weinig mensen schrik aan. Volgens voorstanders van meer controle komt dat omdat dit beeld achterhaald is. Criminelen zijn enger dan controle. Meer registratie, technologie en bevoegdheden zouden daarom juist in het belang zijn van de ‘goedwillende burger’. Critici wijzen er tevergeefs op dat een almachtige overheid ook bedreigend kan zijn voor de burgers die ze zegt te beschermen: ‘Ik hoop niet dat het zo ver komt, maar als er hier ooit weer een dictator aan de macht komt, dan ligt de hele infrastructuur er al’. In eerste instantie gaat dit artikel dan ook over een aantal nieuwe bevoegdheden en (technische) mogelijkheden van de overheid. Maar is de nadruk leggen op het gevaar van een totalitaire staat eigenlijk niet een wat te simpele voorstelling van zaken?

    Een stukje marktgebeuren…

    Naast de overheid zijn er tegenwoordig meer kapers op de kust voor de rol van Big Brother. Het gezag van de overheid is namelijk allang niet meer vanzelfsprekend. Zo zijn er veel (technologische) ontwikkelingen waar de overheid nauwelijks greep op lijkt te hebben. Tegelijkertijd zijn veel overheidstaken overgenomen door de Europese overheid en de particuliere sector, een ontwikkeling die de Nederlandse overheid overigens bepaald niet heeft tegengewerkt.

    Particuliere beveiligingsbedrijven spelen een steeds grotere rol op de markt van veiligheid en toezicht. Deze bedrijven worden gepresenteerd als ‘junior-partner’ van de overheid: ze zouden alleen eenvoudige klusjes van de politie overnemen. In de praktijk is hun marktaandeel echter veel groter, ze beveiligen niet alleen privé-eigendom en terreinen, maar streven de overheid zelfs voorbij bij de aanpak van economische misdaad en fraude.

    Ook in de openbare ruimte rukt de particuliere sector op: buurtbewoners die een beveiligingsbedrijf inhuren om hun buurt te bewaken zijn geen zeldzaamheid meer. Alleen het strafrecht is nog een exclusieve overheidsaangelegenheid.

    Als de overheid wil scoren op veiligheidsgebied moet ze dus concurreren op de door haarzelf gecreeërde markt van veiligheid en zekerheid. Dit betekent dat de overheid producten moet leveren: zichtbare en liefst ook meetbare prestaties op veiligheidsgebied. Met name de meetbaarheid brengt veel extra werk met zich mee. De hoeveelheid werk wordt ook vergroot doordat de vraag naar veiligheid is toegenomen. Veel burgers verwachten toezicht van de overheid op bijna elk gebied (milieu, internet, school, binnenshuis) en ook de overheid zelf legt nieuwe taken op het eigen bordje, zoals de bestrijding van mensensmokkel, het vervolgen van falende hulpverleners en het aanpakken van corruptie. Hierbij komt nog eens dat de politie zichzelf tegenwoordig ook als bedrijf ziet en daardoor steeds vaker kritiek heeft op het beleid dat ze moeten uitvoeren. De markt van veiligheid en zekerheid is dus moeilijk te behappen door de overheid. Dit probleem wordt aangepakt met behulp van de volgende methoden: werk delegeren, pro-actief werken, gebruik maken van nieuwe technieken en het geven van extra bevoegdheden aan politie en inlichtingendiensten. Wat dit inhoudt en wat dit voor concrete gevolgen heeft kun je hieronder lezen.

    Delegeren en pro-actief werken: kennis is macht

    Woningbouwverenigingen, buurtinitiatieven, scholen, ondernemersverenigingen, jongerencentra… allemaal doen ze wel iets dat raakvlakken heeft met veiligheid. De overheid ziet graag dat ze daar wat verder ingaan, onder leiding van diezelfde overheid natuurlijk. Veel gewone overheidstaken als het onderhoud van de openbare ruimte en hulpverlening vinden nu plaats in het kader van de ‘sociale veiligheid’. De overheid kan zo goedkoop scoren op veiligheidsgebied.

    Pro-actief werken betekent dat politie en andere instanties niet langer afwachten tot mensen een probleem bij hen op het bord deponeren. In plaats daarvan bedenken ze al van te voren wat het probleem is en gaan ze dat vervolgens met een speciaal team of project te lijf. Ook hier wordt vaak weer veel werk overgelaten aan allerlei maatschappelijke organisaties. Pro-actief werken heeft als voordeel dat je van te voren weet hoeveel beslag er wordt gelegd op de schaarse mensen en middelen van overheidsinstanties. Bovendien hoopt men dat het effect van het werk beter valt te voorspellen en te meten. Uitvoerders kunnen zo achteraf worden ‘afgerekend’ op de ‘producten’ die ze hebben afgeleverd.

    Pro-actief werken brengt een enorme honger naar informatie met zich mee. Om de juiste aanpak te bepalen moet namelijk eerst het probleem zo uitgebreid mogelijk in kaart worden gebracht. Nieuwe problemen moeten bovendien zo vroeg mogelijk gesignaleerd worden. De misdaadanalist probeert een beeld te krijgen van alle potentiele criminaliteit, de wijkagent wil

    een sociale kaart van zijn gebied… overlastveroorzakers, vandalisten, junks, buurtbewoners, hooligangs, jongeren, tienermoeders, scholieren… het zijn allemaal pappenheimers die gekend moeten worden. Veel van de benodigde informatie komt van al die eerdergenoemde maatschappelijke organisaties waaraan werk wordt gedelegeerd. Pro-actief werken gaat daarom bijna altijd samen met delegeren. Het resultaat is een keur van databases over ‘probleemgroepen’ of hen die dat kunnen worden.

    Databases

    Sinds 1986 bestaat bijvoorbeeld al het Centraal Informatiepunt Voetbalvandalisme. Het CIV is in de praktijk een soort ‘voetbalsupporters-inlichtingendienst’. Zij verzamelen informatie over voetbalsupporters, maken analyses, hebben overleg met vergelijkbare organisaties in het buitenland enzovoort. Het CIV heeft een eigen persoonsbestand waarin de namen staan van alle mensen die zijn aangehouden of een proces-verbaal hebben gekregen in verband met voetbalvandalisme. Deze database wordt ter beschikking gesteld aan politie en justitie. Dit

    leidde vorig jaar in de aanloop naar het EK 2000 tot een ‘dreigbrief’ van de Rotterdamse politie aan 450 supporters. Voetbalfans die tijdens het EK gearresteerd zouden worden, konden op fikse boetes en gevangenisstraffen rekenen. ‘De politie Rotterdam-Rijnmond is altijd in de buurt, gezien of niet gezien. Houdt daar rekening mee!’ liet men de briefontvangers weten.

    Ook milieuactivisten lopen grote kans om in een database opgeslagen te worden. Sinds januari 2000 is het CICI actief, het Centraal Informatie- en Coördinatiepunt Infrastructurele projecten. Het gaat hierbij om projecten als de Betuwelijn, Schiphol en de Hogesnelheidslijn. Het CICI is een samenwerkingsverband tussen diverse politiekorpsen (en dan vooral de RID

    van deze korpsen), de BVD en andere partijen die met deze grote projecten te maken hebben, zoals de NS en Schiphol. CICI verzameld onder meer gegevens over milieuactivisten en -groepen. Als voorbeeld hiervan noemt men zelf een groep als GroenFront!, actievergaderingen van Milieudefensie maar ook een spandoekactie van boze buurtbewoners die niet nog meer treinverkeer in de achtertuin willen. Kortom, iedereen die laat weten niet achter dit soort projecten te staan loopt kans met naam en foto in de computers van het CICI te belanden. Onlangs nam het korps Zuid-Holland-Zuid drie extra RID’ers in dienst. Met projecten als de Maasvlakte en de HSL in het verschiet, verwacht men daar de nodige activiteit van milieuactivisten.

    Maar uiteraard zijn dit niet de enige voorbeelden. Je kunt het zo gek niet bedenken of het bestaat wel een database voor. Zo zijn er in verschillende steden registratiesystemen voor ‘probleemjongeren’. In deze databases zijn gegevens als medische dossiers, strafrechtelijke gegevens en rapportcijfers opgenomen. Het doel is dat de diverse instanties waar deze jongeren mee in aanraking komen meer samenhang krijgen, en beter gegevens met elkaar uitwisselen. Sinds kort is er ook een landelijk registratiepunt, het Cliënt Volgsysteem Jeugdcriminaliteit. Ook is er een registratiepunt voor corrupte of frauderende ambtenaren, het Kinderporno Informatie Data Systeem, een database voor gestolen voertuigen. Politiekorpsen in diverse steden houden er hele databases op na gevuld met prostituees en personen die een zekere ‘relatie’ hebben met de prostitutie, zoals pooiers, dealers enz.

    Het wondermiddel technologie

    Een andere manier om (schijnbaar) snel en makkelijk te voldoen aan de grote vraag naar veiligheid is het gebruiken van nieuwe technologieën. DNA-onderzoek moet de opsporing vergemakkelijken. Om dezelfde reden wordt cameratoezicht door de regering gestimuleerd en tot in de kleinste dorpen toegepast. Doordat dit relatief nieuwe manieren van opsporing zijn zullen op dit gebied in de toekomst nog vele ontwikkelingen te verwachten zijn.

    DNA

    Eén van de maatregelen om toename van de criminaliteit tegen te gaan, en waar met name de politie veel van verwacht, is DNA onderzoek. Tot voor kort was het zo dat het tegen de wil van de verdachte afnemen van DNA slechts was toegestaan als deze verdacht werd van een delict waar een maximumstraf op stond van acht jaar of meer (vrijwillig afgeven van DNA was natuurlijk altijd mogelijk). In de praktijk ging het dan meestal om moord en verkrachting. Met een waar PR-offensief vanuit met name politiekringen werd getracht de mogelijkheden voor het gebruik van DNA als opsporingsmiddel te verruimen. Ook politici als Dittrich (D’66) en Van de Camp (CDA) spraken zich uit voor uitbreiding van de bevoegdheden op dit gebied. Kortgeleden is minister Korthals van Justitie met een wetsvoorstel gekomen om DNA-onderzoek al toe te staan bij delicten waar een maximumstraf van vier jaar op staat, waaronder ook bijvoorbeeld inbraak en mensensmokkel vallen. Dit wetsvoorstel is al door de Tweede Kamer, en ligt nu bij de Eerste Kamer. Er zijn veel voorstellen voor een nog verdergaande registratie van DNA-gegevens.

    De toekomst: DNA-registratie van iedereen?Terwijl zijn oude voorstellen nog niet eens zijn aangenomen werkt minister Korthals alweer aan nieuwe, verdergaande wetsvoorstellen. Eén voorstel regelt het verplicht afnemen van DNA bij gedetineerden. Verder wil Korthals het wettelijk regelen dat er uit het afgenomen DNA ook uiterlijke kenmerken kunnen worden gehaald, iets dat nu nog niet mogelijk is. Hiervoor moet het ruwe DNA-materiaal worden bewaard, dit betekent dat dit materiaal ook in de toekomst onderzocht kan worden. Wat dat voor gevolgen heeft is moeilijk in te schatten omdat er dan veel meer mogelijk zal zijn op onderzoeksgebied dan nu.

    Korthals staat niet alleen met zijn plannen. Het wetsvoorstel om DNA-onderzoek al toe te staan bij delicten waar een maximumstraf vanaf vier jaar op staat gaat sommigen nog lang niet ver genoeg. Met de argumenten: ‘Wie niets te verbergen heeft, heeft niets te vrezen’ en ‘Het kan ook helpen te voorkomen dat onschuldigen onterecht worden veroordeeld’, pleitte de burgemeester van Kampen in september vorig jaar voor opslag van DNA-gegevens van iedereen die in Nederland verblijft. Tweede Kamerlid Van de Camp (CDA) deed vergelijkbare voorstellen. Hij pleitte er voor om het DNA van elke pasgeboren Nederlander op te nemen in een database, iets dat ook z’n eigen partij wel wat erg ver ging. ‘Maar de ontwikkelingen gaan snel’, liet hij in de Volkskrant weten. ‘Toen we twintig jaar geleden over de invoering van het sofinummer begonnen, was Nederland te klein. Nu heeft niemand het er meer over’. Ook de politie vindt de voorstellen van Korthals niet ver genoeg gaan. Zij wil dat er zo snel mogelijk een grote databank met DNA-profielen komt. Dit zou een voorwaarde zijn voor effectief gebruik van DNA als opsporingsmiddel. Het Korpsbeheerdersberaad en de Raad van Hoofdcommissarissen schreven daarom een brief aan de Tweede Kamer waarin zij pleitten voor het afnemen van DNA in alle situaties waarin nu al foto’s en vingerafdrukken gemaakt mogen worden.

    Cameratoezicht en ‘normaal’ gedrag

    Een andere in het oog springende ontwikkeling is die op het gebied van cameratoezicht. Dat Nederland meer en meer vol komt te hangen met camera’s is natuurlijk geen nieuws. Maar het blijft niet bij het simpelweg ophangen van een paar camera’s en wat toezichthouders in een centrale meldkamer. Nieuwe ontwikkelingen gaan een stuk verder: camera’s die werken met gezichtsherkenning en andere zogenaamde ‘slimme camera’s’.

    Bij de ‘traditionele’ vorm van cameratoezicht ziet een toezichthouder alleen een persoon, zonder te weten wie dat precies is. Een nieuwere vorm van cameratoezicht is dat beelden worden gedigitaliseerd en gekoppeld kunnen worden aan een database. Deze vorm wordt onder andere in Engeland al op grote schaal toegepast.Van elk gezicht dat door de camera wordt gevangen, wordt een digitale opname gemaakt. Ieder gezicht bevat unieke kenmerken, bijvoorbeeld de afstand tussen de wenkbrauwen, kin en jukbeenderen. Deze gezichtskenmerken kunnen worden vergeleken met gezichtskenmerken van personen die in een database opgeslagen staan. Zo’n database kan bijvoorbeeld gegevens bevatten van alle winkeldieven die ooit zijn opgepakt in een bepaald gebied, of alle pedofielen, drugdealers enzovoort. Komen de kenmerken van een persoon die door de camera wordt gevangen overeen met die van een in de database opgeslagen persoon dan krijgt degene die in de meldkamer achter de monitoren zit een melding. Dit kan iets zijn als: ‘Dit is mijnheer X, die is in dit winkelcentrum al zes keer opgepakt voor winkeldiefstal’. Voor de meldkamer zal dit een reden zijn om deze persoon te gaan volgen met de camera. Ook kan het een reden zijn om een persoon niet in een bepaald gebouw of gebied toe te laten.

    De nieuwste ontwikkelingen op dit gebied is het zogenaamde ‘face in a crowd image capture system’. Dit houdt in dat een camera iemand ‘herkent’, zoals hierboven beschreven, en deze persoon automatisch gaat volgen. TNO, de organisatie die zich in Nederland met het onwikkelen van een dergelijk systeem bezighoudt, gaf onlangs een demonstratie. De camera wist een persoon die zich bevond in een grote menigte die in Belgrado demonstreerde tegen het bewind van Milosevic, uit deze menigte te filteren en precies te volgen.

    Waar men nog meer aan werkt is het automatisch herkennen van ‘normaal’ en ‘verdacht’ gedrag. Een voorbeeld daarvan is zogenaamde ‘agressie-detectie’. Andere voorbeelden van verdacht gedrag , die TNO hanteert, is het overgaan van een koffer van de ene persoon naar de andere op een parkeerterrein. Dit is de camera aangeleerd als verdacht gedrag. Deze zal dus een melding geven aan de meldkamer: ‘Let op, hier gebeurt iets verdachts, kijk even goed mee.’ Ook een auto die rondjes rijdt op een bepaalde plek, bijvoorbeeld voor een bank, gedraagt zich verdacht.

    Bij de NS bestaat grote interesse in deze manier van observeren. De NS heeft in het hele land zo’n 1000 camera’s hangen op de diverse stations. De beelden van al deze camera’s komen binnen in één centrale meldkamer. Vanuit deze meldkamer wordt het aan een station doorgegeven als er iets gebeurt op het desbetreffende station, waarna bijvoorbeeld de spoorwegpolitie daar een kijkje kan gaan nemen. Omdat het niet te doen is voor toezichthouders om de hele dag geconcentreerd naar een wand vol televisieschermen te kijken, is men op zoek naar een andere methode. Een ‘zelfdenkende’ camera die een seintje geeft als er iets gebeurt dat niet ‘normaal’ is lijkt de NS een goede oplossing. Samen met TNO is men momenteel bezig met het project DEVASTA (Detectie van verdachte activiteiten op stations), waarin men probeert camera’s ongewenst gedrag bij te brengen. Dit valt nog niet altijd mee. Wat in andere situaties verdacht gedrag is (rennen, samenscholing, chaotische taferelen) is op een station heel normaal…

     

     

    Alphen aan den Rijn: een voorbeeldproject?Een met DEVASTA vergelijkbaar project vindt plaats op het bedrijventerrein Molenwetering in Alphen aan den Rijn. Op alle drie toegangswegen staan camera’s gericht. Deze registreren de kentekens van alle auto’s die het bedrijventerrein op- of afgaan. Deze kentekens worden vergeleken met een door de politie beschikbaar gestelde database. Deze database bevat de kentekens van gestolen en / of verdachte auto’s. Komt een geregistreerd kenteken overeen met een kenteken uit de database, dan komt er een melding aan surveillanten van het beveiligingsbedrijf dat het terrein in de gaten houdt. Zij gaan dan een kijkje nemen of roepen de politie er bij. Maar er is meer…namelijk het ‘Early Warning System’. Op diverse punten onder het wegdek van het bedrijventerrein zijn sensoren geplaatst, die signalen doorgeven aan de centrale meldkamer. In combinatie met cameratoezicht geeft dit een beeld van het rijgedrag van de automobilisten. Met droge ogen wordt door de initiatiefnemers van dit project gesproken over rijgedrag ‘dat kenmerkend is voor criminelen’: langzaam rijden, keren, stop & go en rondjes rijden. Wordt dit rijgedrag gesignaleerd door camera’s en sensoren dan zal dit aanleiding zijn voor de surveillanten om eens even een kijkje te gaan nemen.

     

    Bevoegdheden: alles dat kan mag?!

    De politie levert steeds vaker kritiek op het beleid dat ze moet uitvoeren. Omdat de overheid de politie weinig extra geld kan bieden wordt de politie o.a. gepaaid met meer bevoegdheden. Vanaf het ‘gedonder’ rond de IRT-affaire en de daaruit voortvloeiende commissie van Traa valt hier een opvallende lijn in te bespeuren. Even simpel gezegd:de politie doet iets dat niet mag ( bijvoorbeeld mensen preventief oppakken tijdens de Eurotop in 1997 of inkijkoperaties) en wordt hiervoor op de vingers getikt, soms door de politiek, soms door de rechter. De politie wordt dan boos omdat ze zonder verdergaande bevoegdheden niet zou kunnen werken. De politiek regelt vervolgens alles wat de politie wil in nieuwe wetgeving, zoals Bestuurlijke Ophouding of de uitbreiding van art. 141. Dit voorkomt in ieder geval dat de politie op eigen houtje aan de slag gaat en daarmee de politiek voor schut zet, zoals is gebeurd in de IRT-affaire. Hieronder volgen nog enkele voorbeelden van de gang van zaken rond de uitbreiding van (politie)bevoegdheden.

    BOB

    In 1995 kwam de commissie van Traa met haar bevindingen naar buiten. In een vernietigend rapport maakte zij duidelijk dat de politie in het onderzoek naar de zware, georganiseeerde criminaliteit ver buiten haar boekje was getreden. De politie maakte op grote schaal gebruik van opsporingsmiddelen als pseudokoop, inkijkoperaties en het doorlaten van partijen drugs. Deze zaken waren niet expliciet bij wet verboden, en de politie was van mening dat wat niet verboden is, dus gebruikt mag worden. De commissie van Traa, en vervolgens de gehele Tweede Kamer dacht hier heel anders over. Deze zaken moeten zo snel mogelijk wettelijk geregeld worden, want zo kon het niet verder, was de algehele mening. En nieuwe wetgeving kwam er. Per 1 februari 2000 trad de Wet Bijzondere Opsporingsbevoegdheden in werking. Deze wet kun je beschouwen als een soort ‘witwasoperatie’ voor de politie. Zo’n beetje alles waar men over viel tijdens van Traa, is nu keurig in de wet geregeld. De opsporingsbevoegdheden van de politie zijn flink uitgebreid. Zo is er sinds 1 februari 2000 onder meer toegestaan: stelselmatige observatie, infiltratie, pseudokoop, stelselmatig inwinnen van informatie, inkijkoperaties (overigens niet in woningen) , het opnemen van vertrouwelijke informatie, en opnemen van telecommunicatie.

    Preventief fouilleren

    In november 1999 grendelde de Rotterdamse politie de Millinxbuurt hermetisch af. Iedereen die de wijk in of uit ging werd gefouilleerd. De rechtbank van Rotterdam oordeelde in januari 2000 dat de hele actie onrechtmatig was. Dat wist men in Rotterdam natuurlijk van te voren ook wel, het ging er dan ook vooral om de discussie aan te zwengelen en de politiek te dwingen meer wettelijke armslag te geven om te fouilleren.
    Dat was niet tegen dovemansoren gericht. Sinds de actie in de Millinxbuurt werden er drie wetsvoorstellen ingediend die de politie meer bevoegdheden moet geven bij het zoeken naar wapens. Het CDA-kamerlid Van de Camp diende een initiatiefvoorstel in dat preventief fouilleren in zogenaamde Veiligheidsrisicogebieden mogelijk maakt. Onder deze gebieden verstaat hij uitgaansgebieden, gebieden waar veel drugshandel plaatsvindt en gebieden waar manifestaties (grote sportevenementen, demonstraties enz.) georganiseerd worden. In deze gebieden mag de politie, als het aan Van de Camp ligt, iedereen fouilleren, op elk moment. Daarnaast wil hij de bevoegdheden van de politie buiten deze gebieden verruimen. Ook het kamerlid Kuijper van de PVDA heeft een wetsvoorstel ingediend. Dit voorstel moet het mogelijk maken dat de politie op elk moment iedere auto mag doorzoeken op wapens.
    Naast deze twee voorstellen heeft ook het kabinet zelf een wetsvoorstel ingediend. Dit voorstel gaat wat minder ver dan de twee eerdergenoemde voorstellen. In het kabinetsvoorstel kan een burgemeester een bepaald gebied aanwijzen als veiligheidsrisicogebied. Een rechter-commissaris en een officier van justitie kunnen voor dit gebied de bevoegdheid verlenen om maximaal zes uur preventief te fouilleren. Op het ministerie wordt nu gewerkt aan het ‘in elkaar schuiven’ van de diverse voorstellen. Voor een nieuw voorstel, in welke vorm dan ook, zal hoogstwaarschijnlijk wel een kamermeerderheid te vinden zijn.

    WIV

    De meest voor de hand liggende ‘Big Brothers’ zijn natuurlijk inlichtingendiensten. Oncontroleerbaar houden zij hele bevolkingsgroepen in de gaten. Al enkele jaren is men bezig met het vernieuwen van de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (WIV). Wanneer en in welke vorm deze wet ingevoerd gaat worden is nog steeds niet duidelijk. Wel duidelijk is dat de wet de bevoegdheden van inlichtingendiensten uit zal breiden. Vooral het nieuw toegevoegde artikel 25a van de WIV is een nogal vergaande verruiming. Dit artikel geeft de inlichtingendiensten toestemming om ‘Echelon-achtige’ methoden te gebruiken. Echelon werd bekend door het verhaal dat zij elk emailbericht in de wereld zouden kunnen onderscheppen en filteren op bepaalde woorden (‘bom’, ‘terrorisme’, ‘aanslag’ enz). Over hoe het nu precies zit is nog steeds geen duidelijkheid, wel dat er iets dergelijk bestaat. Toen minister de Grave van Defensie het bestaan van Echelon toegaf, reageerde een groot deel van de Kamer verontwaardigd op dit feit. Vreemd genoeg hadden zij met vergelijkbare praktijken door de BVD blijkbaar minder moeite, gezien de stilte die er op dit punt heerste tijdens de behandelingen van het wetsvoorstel.Overigens hoeven we ons van het wel of niet wettelijk vastleggen van de bevoegdheden van een geheime dienst natuurlijk ook weer niet al te veel voor te stellen. Een dienst als de BVD wordt op geen enkele wijze gecontroleerd. Een enkele keer per jaar komt de kamercommissie voor inlichtingen- en veiligheidsdiensten bijeen, waar vertegenwoordigers van de vier grootste partijen zitting in hebben. Zij worden dan ‘geinformeerd’ waar de BVD mee bezig is. Een wassen neus natuurlijk, want het is de BVD die bepaalt wat er vrijgegeven wordt in zo’n gesprek. Of zij zich wel of niet aan de wet houden is door niemand te controleren.
    Maar ook hier geldt weer dat de overheid niet het monopolie heeft op oncontroleerbare (inlichtingen)diensten. Steeds meer grote bedrijven hebben hun eigen inlichtingendienst of maken gebruik van particuliere inlichtingendiensten. Zo heeft Shell een eigen dienst, heeft de belangenvereniging voor bontfokkers naar eigen zeggen de namen van 10000 tegenstanders, en is er een bedrijf als Control Risk dat gegevens over mogelijke tegenstanders van het bedrijfsleven bijhoudt. Allemaal ongecontroleerd en onduidelijk waar deze informatie vandaan komt en waar het precies naartoe gaat.

    Controlestaat

    Om een lang verhaal kort te maken: de marktwerking heeft ook op het gebied van veiligheid toegeslagen. De overheid moet op dit gebied concurreren met de particuliere sector. Om het zogenaamde ‘vertrouwen in de overheid’ te herstellen voert de overheid daarom steeds verdergaande maatregelen door. Bovendien brengt marktgericht werken sowieso een enorme honger naar informatie met zich mee. De constatering dat we in hoog tempo op weg gaan naar een controlestaat is daarom niet geheel onterecht. Deze controlestaat is echter niet de enige controleur. Zo zijn een deel van de maatregelen die de overheid de laatste tijd heeft doorgevoerd (bijvoorbeeld cameratoezicht, opzetten van databases, preventief fouilleren) regelrechte kopiën van zaken die in de particuliere sector allang gemeengoed zijn. Wie wil wijzen op het gevaar van een Big Brother, of hoe je het ook noemen wilt, kan dus niet om deze sector heen.