• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Politieke politie in Nederland

    Grens tussen inlichtingen en opsporing is beslecht.

    Zicht op opsporing is in Nederland minimaal. “Criminaliteit daalt” typt het NRC Handelsblad van zaterdag 20 februari 2010 netjes over uit de berichten van de politie. Kritische beschouwingen zijn ook moeilijk, want wie zitten er op de cijfers? De politie geeft soms zelf aan dat hun cijfers met een korrel zout moeten worden genomen, maar dat ligt dan meestal niet aan het eigen gegoochel, maar aan een systeem dat niet werkt, zoals op dit moment de BVH, Basisvoorziening Handhaving, en de BVO, Basisvoorziening Opsporing. BVH en BVO moeten de opvolgers worden van de bedrijfsprocessensystemen BPS, Genesis en X-Pol, de oude systemen van de politie. Het idee is dat alle regio’s aan elkaar gekoppeld worden. Dit werkt deels al via het Blueview systeem, waarmee korpsen in elkaars bestanden kunnen zoeken. Voor de efficiency van de politie is uitwisseling van gegevens van groot belang, maar of een digitale hooiberg het oplossingspercentage vergroot is de vraag.

    De macht van de toegang en de ongebreidelde mogelijkheden om data op te zuigen ligt nog steeds bij de inlichtingendiensten. Zij hebben niet alleen hun vooruitgeschoven posten bij de politie, de regionale inlichtingendiensten (RID’s), maar hebben veel meer bevoegdheden om in allerlei databanken te neuzen. Met de wijziging van de WIV 2002(Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten) op komst wordt die mogelijkheid alleen maar vergroot.

    De relatie tussen de inlichtingendiensten, AIVD en MIVD, en de politie is nooit goed geweest. Voor de AIVD is de landelijke politie de dienst van de KLeine Politie Dingen (KLPD) en andersom zien de agenten de gleufhoeden liever gaan dan komen. Er zijn al diverse commissies ingesteld en rapporten gepubliceerd over die relatie. Op lokaal niveau zal de situatie nog nijpender zijn. De moord op Theo van Gogh bracht de disfunctionele samenwerking tussen AIVD en de lokale politie voor het voetlicht. De eerste Nationaal Coördinator Terrorisme bestrijding (NCTb), dhr. Joustra, was het duidelijk niet gelukt de informatiestroom tussen de inlichtingen en opsporingsdiensten te verbeteren. Joustra’s organisatie, de NCTb, was echter nog niet operationeel, maar zou de samenwerking tussen de verschillende diensten moeten verbeteren.
    Binnen de Dienst Nationale Recherche (DNR) van de KLPD dacht men daar blijkbaar anders over. Bij de publicatie van het Criminaliteitsbeeld 2005 (CBA) verscheen een deelrapport Ideologisch Gemotiveerde Criminaliteit. De redenering van de medewerkers van de DNR zal zijn geweest dat als de inlichtingendiensten de informatie van de politie opzuigen en slechts uitspugen in ambtsberichten en kant en klare analytische rapporten als ‘van Dawa tot Jihad’, zij op basis van hun eigen operaties analyses moeten gaan schrijven en bronnen aanboren.

    Rapport ideologische Misdaad 2007

    Het deelrapport Ideologisch Gemotiveerde Criminaliteit 2005 is nog niet in het bezit van Buro Jansen & Janssen, maar wel het vervolg rapport Ideologische Misdaad 2007. Dit rapport leest als een AIVD rapport en roept een reeks vragen op. Waarom schrijven leden van de DNR een rapport dat zo van de hand van de AIVD zou kunnen zijn? Hoofdstuk 4, buitenlandse groepen in Nederland, steunt sterk op het Bundesamt für Verfassungsschutz, de Duitse inlichtingendienst. Werken de agenten aan een schaduw netwerk naast dat van de AIVD? In het rapport zijn enkele kleine sneren naar de ‘gleufhoeden’ te ontwaren. Is de relatie tussen de diensten tot een nieuw dieptepunt gedaald? Zegt het rapport ook iets over de slechte informatievoorziening van de AIVD aan De Nationale Recherche? Of is de wens onder de rechercheurs zo groot om zelf James Bond te spelen dat zij het werk van de inlichtingendienst dunnetjes overdoen? Uiteindelijk is de belangrijkste vraag natuurlijk of er met dit rapport een breuk is gekomen in de scheiding tussen inlichtingen en opsporingsdiensten en of het rapport ‘Ideologische’ Misdaad leidt tot een politieke politie?

    Het rapport is onderdeel van de cursus lezen met hindernissen. Ongeveer eenderde tot de helft van de tekst is onleesbaar gemaakt. Dit terwijl de DNR in de inleiding nog aangeeft te streven: “naar een zo groot mogelijke transparantie binnen de grenzen die aan een opsporingsdienst zijn gesteld. De burger mag weten waar de DNR voor staat en partners moeten ons weten te vinden.” Medewerkers van Buro Jansen & Janssen worden blijkbaar niet geschaard onder die ‘burgers’. Waar de dienst voor staat wordt meteen duidelijk. Ideologische misdaad is “bijzonder complex” en de “misdadigers” maken gebruik van “de legale infrastructuur, om illegale markten te bedienen of terroristische activiteiten te ontplooien. Zij manipuleren wereldwijd stromen van mensen, goederen, financiën en informatie”. Twee pagina’s later schrijft de dienst dat ideologische misdaad “niet per definitie terroristisch” is. Het is ruimer en omvat ook “lichtere criminele activiteiten die ideologisch zijn geïnspireerd”. In hoofdstuk 3, binnenlands activisme en extremisme, komt daarom graffiti en discriminatie aan bod. Aan de ‘zware jongens’ wordt hoofdstuk 2 gewijd, het religieus gemotiveerd activisme en terrorisme.

    Politieke getinte uitspraken

    In het boek Onder Druk, Terrorismebestrijding in Nederland komt uitvoerig aan de orde hoe de BVD, de Binnenlandse Veiligheidsdienst, de voorloper van de AIVD, al in de jaren negentig aandacht besteed aan de opkomende radicale islam. Opvallend is het dan ook dat de DNR voor haar hoofdstuk over de op islam geënte groepen slechts een rapport van de AIVD gebruikt. Het merendeel van de gebruikte literatuur bestaat uit wetenschappelijke publicaties en rapporten van de International Crisis Group. Daarnaast komt de informatie volgens de schrijvers uit strafdossiers. De eerste tien pagina’s van hoofdstuk 2 zijn een uiteenzetting van islamisme, salafisme en jihad. Vervolgens komt de Nederlandse vertaling van de ideologie aan bod. Zes pagina’s worden besteed aan de vertaling en verspreiding van diverse literatuur. Hoewel de helft zwart is gemaakt, roept het wel de vraag op waarom de dienst dit beschrijft. Gaat het hier om strafbare feiten? Is er bewijs verzameld en zo ja is dat bewijs voldoende bevonden voor vervolging? Of worden mensen en organisaties gestigmatiseerd? Op pagina 44 staat het begrip “radicaal islamitische geschriften” zonder dat duidelijk is of het hier om strafbare teksten gaat. Vervolgens wordt gemeld dat “de fakkel van de radicale da’wa overgenomen is door een nieuw collectief, dat onder de naam Tibyan Publicaties opereert”. En? Dat een inlichtingendienst dit zou schrijven is misschien nog tot daar aan toe, hoewel daar natuurlijk ook vraagtekens bij gezet kunnen worden. Een opsporingsdienst echter moet zich bezig houden met de opsporing van strafbare feiten en niet met het plaatsen van een vergrootglas op een organisatie die misschien gewoon legale literatuur verspreid. Of worden de uitgaven van de Partij voor de Vrijheid of de Partij voor de Dieren ook zo benaderd?

    Tot pagina 53 komt er geen enkel strafbaar feit ter sprake. De volgende vier pagina’s behandelen rekrutering in de opsporingsonderzoeken. Het woord trends wordt gebruikt. Dit duidt erop dat de informatie die niet leesbaar is, zinvol zou zijn voor toekomstige onderzoeken. Op de laatste pagina van deze paragraaf staat echter dat de twee verdachten van rekrutering in afzonderlijke rechtzaken zijn vrijgekomen. Gaat het hier nu om ideologische misdaad door de verdachten of ideologische stigmatisering door de KLPD? En is de trend dat de DNR graag duidt in plaats van opspoort?

    Onder de kop “intimidatie en repercussie”, paragraaf 2.3.5., valt niets te lezen, behalve verschillende koppen. Een van die koppen is “lessen in veiligheid”. Is dat nu een ideologische misdaad? Buro Jansen & Janssen adviseert geregeld buitenparlementaire groepen over veiligheid zowel op straat als op het internet. Behoren wij nu ook tot de ideologische misdadigers? De rest van de “strafbare activiteiten” wordt afgerond met een verscheidenheid aan waarschijnlijk ideologische misdaden van aanzetten tot haat, financiering, het voorbereiden van een aanslag en bedreiging. De omschreven activiteiten zijn strafbaar, maar maakt het ze ook tot ideologische misdaden? Bij een ideologische misdaad worden volgens de DNR “misdrijven en voorbereidingshandelingen gepleegd vanuit een levensbeschouwing”. Bij de traditionele verdeling van inlichtingen en opsporingsdiensten, houden de eerste instanties groepen en mensen in de gaten die vanuit hun ideologie mogelijk een gevaar kunnen zijn voor de rechtsorde. De opsporingsdiensten reageren op strafbare feiten, aangiftes en meldingen van ‘bronnen’. In het laatste geval gaat het om een reactie zonder aanzien des persoons. Als een voetbalsupporter van Ajax een oproep plaatst om een lekker te gaan matten met de supporters van Feyenoord dan reageert de politie. Er is hier geen sprake van ideologische misdaad. Als echter een stuk over het vermoorden van ongelovigen vertaald uit het Arabisch door een Nederlander geplaatst wordt op marokko.nl, wordt deze tekst verwijderd door de beheerder van de site en wordt de persoon in de gaten gehouden door de AIVD. Wil de DNR deze persoon nu vervolgen op grond van het plegen van een “ideologische misdaad”? Het rapport verwijst ter ondersteuning van haar betoog naar twee uitspraken uit respectievelijk het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland. Het citaat van de rechtbank: “in de openbaarheid brengen van bedreigende en van geweldverheerlijkende en tot geweld en haat oproepende geschriften en afbeeldingen.” Dit zou evenzeer kunnen slaan op de oproep van de voetbalsupporter.

    Waarom is het dan zo problematisch om de term “ideologische misdaad” te gebruiken? Bij een ideologie gaat het om een levensbeschouwing of een politieke opvatting. Dat een inlichtingendienst die volgt is zo in het Nederlandse bestel afgesproken. Loopt het uit de hand dan laat de AIVD die groepering struikelen door deze te verstoren, te infiltreren of stuurt een ambtsbericht aan de minister om de politie in stelling te brengen. Het label “ideologische misdaad’ is duidelijk een verschuiving naar het politiseren van de politie praktijk. Op verschillende plaatsen in het rapport wordt dat duidelijk. Op pagina 170 schrijft de DNR: “Het communisme begint misschien een tamelijk obscure beweging te worden, maar dat sluit niet uit dat autoriteiten ertegen optreden omdat betrokkenheid bij gewelddaden aannemelijk is. De acties van de Franse politie zijn een indicatie dat zij de TKP/ML serieus neemt.” Dat het communisme, dat tot voor kort nog een ideologie was, door de dienst gemakshalve als beweging wordt weggeschreven, kan als grap worden gezien, maar de link met geweld ontbeert elke onderbouwing. Dat maakt het label ideologisch zo gevaarlijk. Dat Stalin tijdens zijn regime veel geweld heeft gebruikt, maakt de NCPN in Nederland nog niet tot een groep van ideologische misdadigers. “Het aantal radicale ideologieën waar mensen achteraan hebben gelopen is vrijwel onbegrensd en niet iedere ideologie of beweging is even relevant voor de CBA,” schrijven de agenten van de DNR op pagina 24. Het neoliberalisme is een van die ideologieën waar de dienst geen interesse in heeft. Op pagina 91 is te lezen dat het kapitalisme volgens de KLPD “op zichzelf niet voor een ideologie staat”. Misschien is dit de verklaring waarom aan financiële fraude zo weinig aandacht en capaciteit wordt besteed terwijl de razende crisis laat zien dat witte boorden criminaliteit de samenleving volledig kan ontwrichten.
    Ten aanzien van aanhangers van de radicale islam schrijven de onderzoekers naar de ideologie toe. “Bij enkele incidenten in de onderzoeksperiode lijkt religieuze ideologie een rol te hebben gespeeld. Het gaat hierbij om gewelddadige incidenten waarbij de daders een meer dan gemiddelde belangstelling voor het radicaal islamitische gedachtegoed lijken te hebben. Desondanks zijn er bij deze zaken geen aanwijzingen dat dit gedachtegoed ze direct heeft geïnspireerd tot de gepleegde delicten.” Let op de woorden “lijkt religieuze ideologie een rol te hebben gespeeld” en “belangstelling voor het radicaal islamitische gedachtegoed lijken te hebben”. Verdachten die aan een ideologie lijken te worden gekoppeld duidt op politieke politie. Zijn deze verdachten zwaarder gestraft omdat ze een in de ogen van de landelijke politie foute ideologie aanhingen? Uit de tekst wordt het niet duidelijk. Waarom zijn deze incidenten aan de tekst toegevoegd terwijl er “geen aanwijzingen zijn dat dit gedachtegoed ze direct heeft geïnspireerd tot de gepleegde delicten”? Bij financiële fraude wordt toch ook niet gezegd dat de verdachten vanuit een neoliberaal gedachtegoed handelden. Een gedachtegoed dat gezien de kredietcrisis ernstige ontwrichting in de samenleving tot gevolg heeft. Of is het neoliberalisme plotseling ook verworden tot een obscure beweging volgens de landelijke politie?

    De boodschap en de duiding van de Criminaliteitsbeeld Analyse Ideologische Misdaad 2007 is verwarrend. Enerzijds lijkt er begrip te zijn voor de radicale islam. In Tsjetsjenië zijn de burgers in de steek gelaten door niet alleen Rusland, maar ook de Europese Unie. De tekst uit het rapport is bijna een politiek statement: “In de jaren ’90 was de Tsjetsjeense hoop gevestigd op Europa dat druk op Rusland zou moeten uitoefenen om de oorlog te beëindigen en de inwoners van Tsjetsjenië meer autonomie of onafhankelijkheid te verlenen. Toen bleek dat dit niet gebeurde onder meer doordat Europa Rusland nodig had voor zijn energievoorziening en doordat Europa na 9/11 minder geneigd was zich aan de zijde van islamitische rebellen met een reputatie voor terroristische acties te scharen, verschoof de focus meer naar islamitische organisaties en stichtingen voor financiële en politieke steun. Deze internationale islamitische link wordt door Moskou overdreven om de connectie tussen de Tsjetsjeense strijd en het internationale terrorisme aan te tonen en uit te buiten.” En enkele pagina’s verder wordt de beweging Hizb Ut-Tahrir (HUT) beschreven als een potentiële tijdbom omdat de verandering waar de leden al 42 jaar op wachten, uitblijft. “Ze noemt het terroriseren en vermoorden van onschuldige mannen, vrouwen en kinderen verboden en afschuwelijk. … Het feit dat het proces nu al 42 jaar achterloopt zonder concreet resultaat, werpt de vraag op of de beweging nog vertrouwen heeft in haar oorspronkelijke methode. Deze scepsis zou in ieder geval kunnen gelden voor individuele of groepen leden die concreet effect van hun acties willen zien.”

    Een politiek getinte opmerking dat Moskou de islamitische link zou overdrijven en dat leden van de Hizb Ut-Tahrir mogelijk tot acties over zullen gaan, scheppen geen duidelijkheid over de vraag wat het KLPD nu met het rapport wil. “Ideologische misdaad is geen categorie uit het wetboek van strafrecht” is op pagina 21 te lezen. Waarom dan een rapport van ruim 200 pagina’s opstellen? De paragraaf vervolgt met een duiding die de wens onderstreept om de opsporing en vervolging te politiseren. “Het begrip omvat wat de wetgever onder misdrijven gepleegd met een terroristisch oogmerk verstaat maar is ruimer. Wat opvalt aan de definitie van terroristisch oogmerk is dat deze aan de ene kant wat ruim is omdat ideologische motivatie ontbreekt en aan de andere kant nogal krap. Delicten die wel vanuit een ideologische motivatie zijn gepleegd maar op enkelingen zijn gericht in plaats van op een deel van de bevolking vallen strikt gesproken buiten de omschrijving.” Wil de Dienst Nationale Recherche met de ideologische misdaad de vervolging op grond van terrorisme verbreden? Tom Driessen, hoofd DNR, lijkt daar in het voorwoord op te doelen. Ideologische misdaad wordt ondergebracht “binnen het project nationaal dreigingsbeeld zware en georganiseerde criminaliteit dat onder verantwoordelijkheid van de Dienst Nationale Recherche Informatie (DNRI) van het KLPD wordt gerealiseerd”. Door het uitgeven van vertaalde literatuur waarvan niet vaststaat dat zij verboden is, het uiten van racistische taal of het publiceren van discriminerende teksten, graffiti en vernielingen en andere misdaden die door de DNR ideologisch worden genoemd gelijk te stellen aan zware en georganiseerde criminaliteit, lijkt elke nuance zoek. Blijkbaar zijn de schrijvers van het rapport het niet met Driessen eens. Zij schrijven op pagina 20: “Om die reden is CBA Ideologische Misdaad ook geen onderdeel van het project nationaal dreigingsbeeld zware en georganiseerde criminaliteit 2008”. Wat wil het KLPD dan wel met de analyse? Draagt deze ideologische duiding bij aan een betere opsporing van strafbare feiten? Of leidt het tot de vervolging van nog meer mensen die dan als vrijgesproken verdachten in de toekomstige rapportages worden opgevoerd om de misdaad verder te politiseren?

    In hoofdstuk 3 wordt bij rechtsextremisme geen onderscheid gemaakt tussen politieke partijen en organisaties. Nu kun je het niet eens zijn met de denkbeelden van die politieke partijen, maar het rapport insinueert dat leden van de partijen ideologische misdaden plegen. Het bewijs dat wordt aangevoerd is afkomstig van rapporten van onderzoekers die niet verbonden zijn aan de landelijke politie, maar aan de Anne Frank Stichting en de Universiteit van Leiden. “Van Donselaar en Rodrigues constateren dan ook dat er ‘in slechts een deel van de gevallen een relatie [valt] te leggen tussen racistisch daderschap en extreemrechts. De aantoonbare relatie is meestal een indirecte: het delict kan niet worden toegerekend aan een bepaalde organisatie maar aan personen die op enigerlei wijze deel uitmaken van die organisatie’. Wanneer in deze paragraaf dus de activiteiten van extreem rechts aan de orde komen dan gaat het om de criminele activiteiten van personen van wie bekend is dat ze behoren tot het extreemrechtse milieu,” staat op pagina 105 en 106 onder de kop “meetproblemen”. De suggestie wordt gewekt dat bepaalde verdachten deel uitmaken van extreem rechtse politieke partijen. Het bedreigen van een migrantengezin of het spuiten van een hakenkruis wordt daarmee indirect aan een legale politieke partij gekoppeld. Bij verdachten van financiële fraude wordt toch ook niet gekeken wat hun politieke kleur is of van welke partij zij lid zijn. De vraag of de VVD de kraamkamer is geweest van de mannen in pak die de kredietcrisis hebben veroorzaakt, zal als absurd van de hand worden gewezen. Gebrek aan feitelijk opsporingsonderzoek stigmatiseert extreem rechtse partijen en organisaties, en ook al is hun gedachtegoed verwerpelijk, dit past niet in een rechtsstaat.

    Bij de ideologisering van de misdaad komen de opstellers van CBA Ideologische Misdaad 2007 aan het begin van hoofdstuk 3 in de knoop met hun eigen definitie. Het hoofdstuk behandelt rechtsextremisme en radicaal dierenrechtenactivisme. Bij de laatste vorm van activisme is moeilijk een ideologie te vinden. Deze wordt dan ook uit persberichten en handleidingen van dierenrechtengroepen zelf samengesteld. Bij de extreemrechtse groeperingen wordt aangegeven, dat het gedachtegoed zich moeilijk laat inkaderen. “De ideologische achtergrond is die van fascisme en nationaalsocialisme, de rechtsextremistische ideologieën bij uitstek. Ideologie is overigens een wat zware term voor anti-intellectuele stromingen die meenden dat het niet op woorden aankwam, maar op actie. Het gaat om rancuneleren die in vergelijking met die andere grote twintigste eeuwse rancuneleer, het communisme, weinig zijn uitgewerkt. (…) Ook het kapitalisme (wat op zichzelf niet voor een ideologie staat) werd afgewezen.” Geen duidelijke ideologie en toch wordt er een beschrijving gegeven van de stijging van het aantal incidenten van 2001 tot en met 2006. Bij deze incidenten gaat het om bekladding, bedreiging, bommeldingen, vernielingen, brandstichting, mishandeling, bomaanslag en doodslag. Hebben de rechtsextremisten die volgens het KLPD rapport een marginaal bestaan leiden zich laten leiden door hun ideologie die niet als ideologie is te bestempelen? De DNR geeft daar in de inleiding al een antwoord op. “Overigens blijven er met name bij rechtsextremisme nogal eens twijfelgevallen. Het gaat hier vaak om incidenten als vernieling, bekladding, geweldpleging en belediging waarbij men zich kan afvragen of de aanleiding een ideologische of een alcoholische was of een combinatie van beide”. Nu is er wel een groot verschil tussen het kalken van een hakenkruis vanuit ideologische motieven of na buitensporig drankgebruik, maar dit leidt af van de vraag waarom een bekladding als ideologische misdaad wordt bestempeld. Helemaal als er een relatie wordt gelegd met terroristische misdrijven.

    In die zin lijkt de landelijke politie al verder in het criminaliseren van buitenparlementair verzet dan de inlichtingendiensten. Je kunt bepaalde criminele activiteiten onsmakelijk vinden, maar het politiseren van die misdaden duidt op een veranderend opsporingsbeleid. “Het onderscheid tussen terrorisme en gewelddadig activisme is gradueel. De AIVD onderscheidt terrorisme van gewelddadig activisme naar de mate waarin geweld wordt toegepast. Gewelddadige politieke activisten dreigen niet met het ombrengen van personen, maar richten hun geweldsactiviteiten meestal op objecten en organisaties. De zaakschade blijft daarbij meestal beperkt en er is geen sprake van geweld dat een gehele samenleving ontwricht. Deze formulering bakent niet echt af maar lijkt voor deze CBA afdoende. (…) Een activist kan zich overigens wel als terrorist ontpoppen.” In de voetnoot bij deze tekst krijgen de inlichtingendiensten een sneer alsof ze het toch allemaal niet begrijpen. “Het gebruik, tweemaal zelfs, van het woordje ‘meestal’, suggereert dat men definities verwart met beschrijvingen en dat termen als ‘terrorisme’ en ‘activisme’ pas na de daad worden toegekend, wat ons minder praktisch lijkt; ‘meestal’ begrenst als zodanig natuurlijk niet.” Op pagina 10 staat dat “de verschijningsvormen niet per definitie terroristisch zijn. Het begrip ideologische misdaad is ruimer gedefinieerd en omvat ook lichtere criminele activiteiten die ideologisch zijn geïnspireerd.” De “verschijningsvormen”, daar zit volgens de landelijke politie blijkbaar het graduele verschil in, maar een kenmerk van graduele verschillen is dat deze niet scherp zijn afgebakend. Dat is ook het manco aan de definitie van “terroristisch oogmerk” in de Nederlandse wet. Daarbij is opgenomen dat “een deel der bevolking ernstige vrees wordt aangejaagd”. Hoe groot dat deel moet zijn is niet in de wet vastgelegd. Uiteindelijk kan het in principe ook om een persoon gaan. Met het gebruik van de term “ideologische misdaad” lijkt de DNR criminele activiteiten van maatschappelijke groepen in de richting van terroristische handelingen te willen duwen.

    Hoe absurd deze poging is, maakt de paragrafen “situatie op scholen” bij rechtsextremisme en “acties in Nederland” bij dierenrechtenactivisme duidelijk. Dat de spanningen op sommige scholen of in bepaalde gemeenten ernstig zijn laten de conflicten in Culemborg van de afgelopen maanden zien. Het politiseren van deze conflicten draagt niets bij aan een goede opsporing van strafbare feiten en verscherpt niet alleen de tegenstellingen tussen de verschillende groepen, maar ook tussen de groepen en de overheid. In de jaren tachtig en negentig vonden er ook heftige confrontaties plaats tussen de kakkers en de dijkers op scholen in het Gooi. Toen werd daar ook geen ideologische duiding aan gegeven, hoewel die zeker voor het oprapen lag. De kakkers waren de welgestelden en de dijkers de armen, zie hier een maatschappelijk conflict. Dit maakte deze jongeren toen nog niet tot potentiële ideologische misdadigers. Zo ook de demonstranten van dierenrechtengroepen. Demonstreren is nog steeds een grondwettelijk recht. Door het opnemen van demonstraties in de lijst incidenten in het rapport Ideologische Misdaad (pagina 134) worden grondrechten van zowel burgers als maatschappelijke groepen met voeten getreden. Op pagina 132 staat in een voetnoot dat “deze demonstraties uiteraard zodanig uit de hand kunnen lopen dat er strafbare feiten worden gepleegd”. Dit is een duidelijk voorbeeld van ideologische duiding door de Dienst Nationale Recherche. Hoezo, kunnen ze uiteraard uit de hand lopen? Wordt daar in het rapport enige onderbouwing aan gegeven? Strafbare feiten kunnen worden gepleegd voor, tijdens en na een demonstratie, maar met de toevoeging uiteraard wil de dienst de demonstratie zelf als strafbaar feit bestempelen.

    Van een politiedienst verwacht je een nuchtere benadering. Bij gepleegde strafbare feiten volgt goed onderzoek om de daders op te sporen. Bij tips over op handen zijnde strafbare feiten worden de middelen ingezet die zorgvuldig opereren vereisen en wordt er ingegrepen als het echt noodzakelijk is om strafbare feiten te voorkomen. Buro Jansen & Janssen heeft de afgelopen jaren al aangegeven, dat als het woord terrorisme valt elke nuance en zorgvuldigheid bij de politie ver te zoeken is. Onschuldige burgers zijn daar de afgelopen jaren regelmatig het slachtoffer van geworden. De DNR wil blijkbaar dit gebrek aan nuance verbreden naar de zogenaamde ideologische misdaad. “Bij gewelddadig activisme is geen sprake van op mensenlevens gericht geweld en is de beoogde zaaksschade niet maatschappijontwrichtend. Een activist kan zich overigens wel als terrorist ontpoppen”. U bent gewaarschuwd, elke ideologische misdadiger is een potentiële terrorist, maar het blijft allemaal drijfzand politie werk. “Het is op basis van de informatie die de DNR tot zijn beschikking heeft niet mogelijk een reële inschatting te maken van de geleden materiele schade die slachtoffers van radicaal dierenrechtenactivisme hebben geleden. De kosten die direct voorkomen uit gepleegde strafbare feiten als brandstichting, vernieling of openlijke geweldpleging zijn hoewel vermoedelijk aanzienlijk, niet te concretiseren”. Geen reële inschatting, maar wel “vermoedelijk aanzienlijk,” zo komen ze bij de DNR wel tot een veroordeling van de ideologische misdadiger. En “die dreiging van de beschreven groepen is steeds aanwezig maar wordt niet altijd of niet altijd in Nederland acuut. Dat betekent ook dat het erg lastig is om te spreken van het effect of de schade van dit soort misdaad”. Volgt u het nog? Eigenlijk is er geen bewijs, maar schrijft de landelijke politie op basis van niet aanwezig materiaal een rapport waarbij wordt gesuggereerd dat alle beschreven organisaties en mensen ideologische misdadigers zijn. Chapeau, als dit het Nederlandse politiewerk is dan verklaart dat de bedroevend lage oplossingsgraad in Nederland. Enige onderbouwing van de feiten ontbreekt er in het rapport en dat maakt het ook zo bizar. Wat wil de DNR? Aast zij op een deel van het budget van de AIVD? “CBA’s zijn gebaseerd op open en gesloten bronnen. Om overlap met AIVD rapportages te voorkomen legt de DNR de nadruk op inzichten vanuit de opsporing”. Het rapport is een en al overlap met de AIVD, daarom worden de rapporten van de inlichtingendienst ook bijna niet genoemd in de literatuurlijst.
    Hoofdstuk 4 maakt de relatie met de geheime dienst duidelijk. Op pagina 142 is te lezen dat “het overzicht van de buitenlandse terroristische groeperingen in de CBA in beginsel overeenkomt met dat van de AIVD”. In het literatuuroverzicht komen twee jaarverslagen van de geheime dienst voor. Vervolgens staat twee pagina’s verder dat de DNR zich verbaast over het verdwijnen van een groep van de lijst van de AIVD. “Wat opvalt, is het verdwijnen van de Communistische Partij van de Filippijnen uit het jaarverslag 2006 van de AIVD”. De landelijke politie wijdt prompt een paragraaf aan deze Communistische Partij. De rest van het hoofdstuk is vervolgens vooral gebaseerd op documenten van de Duitse inlichtingendienst en de mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch. Nog even wordt op pagina 159 een stukje politiek bedreven om vervolgens naar het financiële deel van de ideologische misdaad te gaan. “Ten derde is op langere termijn het meest te verwachten van het bereiken van een politieke oplossing in Turkije zelf, (…) De politieke druk vanuit de EU op Turkije om zorgvuldig om te gaan met de rechten van de Koerdische minderheid, heeft vermoedelijk meer effect als deze is verbonden aan het perspectief op toetreding van Turkije tot de Europese Unie. Dat perspectief zal naar verwachting een politieke oplossing van de Koerdische kwestie dichterbij kunnen brengen.”

    Ideologische misdaad is terrorisme
    En dan komt de spreekwoordelijke aap uit de mouw. In het hoofdstuk over de financiering gaat het alleen maar over terrorisme. Het woord ideologische misdaad is volledig op de achtergrond geraakt. “Terrorismefinanciering is vanwege de verwevenheid van terroristische netwerken met nagenoeg alle vormen van geldgenererende criminaliteit meer een container begrip dan een zelfstandige criminaliteitsvorm,” is te lezen bij de financieringsbronnen. De bronnen die worden opgenoemd zijn onder andere “goede-doelenorganisaties, sponsoring en horeca”. De voorbeelden van organisaties en politieke partijen uit de voorgaande hoofdstukken worden in een keer op een hoop gegooid met terrorisme, opnieuw zonder dat er enig bewijsmateriaal wordt aangevoerd.

    Het deelrapport Ideologische Misdaad 2007 stigmatiseert buitenparlementair verzet zonder duidelijk aanwijsbare noodzaak. Door te breken met het onderscheid tussen de opsporing en inlichtingen praktijk, worden organisaties en mensen als potentiele terroristen bestempeld. Misschien is hun verzet verwerpelijk en zoeken deze organisaties en mensen de grenzen van de wet op. Het politiseren van de politie praktijk is echter een veel groter gevaar voor een open samenleving dan enkele marginale groepen zoals de DNR zelf ze beschrijft.

     
    De CBA Ideologische Misdaad
    bijlagen bij de CBA Ideologische Misdaad 2007