• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • De zaak Sinester

    Uit: Opening van Zaken, buro Jansen & Janssen, 1993.
    Door Eveline Lubbers

    ‘Vanwege ongewenste contacten in Nederland en met de Surinaamse legerleiding’ werd in december 1992 de coördinator minderheden van de Amsterdamse politie definitief ontslagen. De Surinamer Eric Sinester werkte jarenlang op Bureau Werving en was in de loop van de tijd synoniem geworden met een soepel allochtonenbeleid en radicale standpunten over de omgang met racisme binnen het korps. Dat maakte hem niet overal even geliefd.

    Precies een jaar eerder was Sinester geschorst op basis van een summier ambtsbericht van de BVD. Hij zou veelvuldig contact met Bouterse c.s. hebben gehad, gepolst zijn voor een functie na een volgende coup en hij zou in dat verband diverse malen in het geheim naar Suriname zijn gereisd.

    Met het ontslag van Sinester kwam vooralsnog een einde aan een bijzonder onduidelijke periode van geruchten over infiltratie van de Surinaamse drugsmafia in het Nederlandse overheidsapparaat.

    Op 31 augustus 1991 maakte het NOS-journaal voor het eerst melding van infiltratie van Nederlandse politie- en andere overheidsdiensten door handlangers van de Surinaamse drugscommandanten. De betrokken ministers confirmeerden dat al geruime tijd onderzoeken van de BVD en de Rijksrecherche liepen naar ‘stelselmatige infiltratie’. Het enige dat Binnenlandse Zaken bevestigde, is dat de BVD meerdere gevallen kende van ambtenaren die tegen betaling informatie hadden verstrekt of diensten verleend aan Surinaamse drugssmokkelaars. Verdere mededelingen werden in het belang van de staatsveiligheid niet gedaan, de minister en de woordvoerders van de Dienst weigerden in te gaan op concrete gevallen.

    De bekendmaking kwam daags na een serie alarmerende berichten over Suriname in de greep van de drugshandel en werd onmiddellijk gevolgd door een stroom van verdachtmakingen die door de Dienst werden bevestigd noch ontkend. Zonder verdere details van de BVD konden de slachtoffers zich niet verweren.

    Omdat een deel van de verhalen zich toespitste op infiltratie van Bouterse-getrouwen via de nieuwe instroom van politie-agenten, richtte de aandacht van de pers zich al snel op Bureau Werving van de Amsterdamse politie. Met name de voormalige chef Henry Bel en zijn collega Eric Sinester kregen het zwaar te verduren. Terwijl ze al in maart 1991 op non-actief gesteld resp. overgeplaatst waren wegens budgetoverschrijdingen (van bijna vier ton, op een budget van f 80.000,-) werd hun vertrek vanwege hun Surinaamse afkomst publiekelijk alsnog in verband gebracht met de vermeende infiltratie-praktijken.

    Pas in december 1991, een paar maanden na de golf van geruchten werd Eric Sinester geschorst. Ondanks het feit dat dit gebeurde op basis van een ambtsbericht van de BVD, bleef hoofdcommissaris Norholt volhouden dat het niets te maken had met Surinaamse drugsinfiltratie.

    Het ambtsbericht rammelde aan alle kanten, zo bleek in augustus van het jaar daarop, toen de Volkskrant het in handen had gekregen. Het was een opeenstapeling van vermoedens en veronderstellingen. De BVD wist bijvoorbeeld niet zeker of de Amsterdamse ambtenaar inderdaad in 1990 een ontmoeting had met Bouterse. Uit het ambtsbericht: ‘Enige malen is geconstateerd dat Sinester eigener beweging contact zocht met de Surinaamse legerleider Bouterse. Aangenomen kan worden dat er ook feitelijke contacten hebben plaatsgevonden.’ Hij zou Bouterse ontmoet hebben, ‘Er zouden hem toen functies zijn aangeboden bij politie en leger (..) Ook zou hij toen reeds via Bouterse zelf voorkennis hebben gekregen van een op handen zijnde coup.’

    Op grond van vooral vermoedens was de BVD tot de slotsom gekomen dat ‘met oog op de dreiging van infiltratie door de Surinaamse legerleiding in het Amsterdamse korps Sinester een oncontroleerbaar risico vormt.’ Hij moest vertrekken.(1)

    De BVD leek de gegevens vooral van horen-zeggen te hebben, bovendien hield het hoofd van Dienst A. Docters van Leeuwen een paar flinke slagen om de arm. Sinester heeft over alles wat hem hier wordt aangewreven nooit geheimzinnig gedaan.

    Sinester diende na zijn schorsing een klacht in bij de Ombudsman en vocht zijn ontslag aan bij de ambtenarenrechter. Dat gevecht om eerherstel is nog niet beslist, de procedures lopen nog steeds.
    De werkelijke omvang van Surinaamse infiltratie is tot op heden onduidelijk gebleven. Uit deze geschiedenis is in ieder geval te leren dat er een enorme invloed uitgaat van vage verdachtmakingen van de BVD in combinatie met een enthousiaste pers die gaat graven. Concreet leidde het tot een beroepsverbod en een hoop onrust. De vraag is en blijft wie er werkelijk belang heeft gehad bij deze hausse van insinuaties en verhalen.
    De geruchtenmachine

    De pers hapt gretig in de door de BVD toegeworpen kluif en gaat uitgebreid op onderzoek uit. Iedere krant blijkt zo zijn eigen bronnen, en dus zijn eigen verhalen te hebben. Ouwe koeien worden uit de sloot gehaald. Er zou een onderzoek lopen naar ambtenaren op Schiphol. Op het departement van Justitie werd al een jaar eerder een ambtenaar op non-actief gesteld omdat hij bekenden aan een verblijfsvergunning zou helpen en politie-informatie over drugshandel zou hebben doorgespeeld naar Suriname. Maar de man werkt intussen weer, omdat directe banden met de drugsmafia niet konden worden aangetoond.

    De drugsmafia is geïnfiltreerd op ministeries en bij de sociale dienst en de bevolkingsregisters in grote steden zegt een andere krant. Op die manier kan Bouterse veel te weten komen over landgenoten die een uitkering hebben of een justitieel dossier, om hen daarmee zo nodig te bedreigen of te chanteren vanuit Paramaribo.

    Een jaar eerder was op een besloten conferentie over georganiseerde misdaad op de rechercheschool in Zutphen al gewaarschuwd voor infiltratie via de nieuwe instroom van politiekorpsen.(2) Het is dus niet echt vreemd dat een aantal kranten zich concentreert op Bureau Werving van de Amsterdamse politie. Opvallend is het verschil in aanpak van een aantal landelijke dagbladen: na een beginnetje in NRC-Handelsblad trekt Het Parool alle registers open met een artikel vol verdachtmakingen aan het adres van Bureau Werving; de Volkskrant echter stelt zich vierkant achter de vermaledijde coördinator op.

    NRC-Handelsblad weet dat de politie-inlichtingendienst in Amsterdam actie ondernam tegen de coördinator minderhedenbeleid die Surinamers had aangenomen met een crimineel verleden. Hij stuurde Surinamers zonder verblijfsvergunning naar de politieschool. ‘Tegen de coördinator werd opgetreden toen twee door Bouterse gestuurde inlichtingen-officieren vorig jaar bij het Amsterdamse korps solliciteerden. Door informatie van de politie-inlichtingendiensten kon hun aanstelling worden voorkomen.’ Sindsdien worden groepsgesprekken met gegadigden door functionarissen van de BVD bijgewoond.

    Het Parool fixeert de volgende dag de aandacht volledig op Bureau Werving. Onder de koppen ‘Mafia misbruikt allochtonenbeleid’ (tussen aanhalingstekens, zonder dat duidelijk wordt wie die uitspraak doet) en ‘Puinhoop bij werven zwarte politiemensen’ volgt een artikel waarin de chef van het Bureau, ‘de Surinamer B.’ en de ‘eveneens uit Suriname afkomstige coördinator minderhedenbeleid, ene S.’ aan de paal genageld worden.

    Ondanks het feit dat de personeelswisselingen volgden op een intern onderzoek vanwege budgetoverschrijding, weten de ‘verschillende zegslieden’ van Het Parool zeker dat de namen van B. en S. door de BVD genoemd zijn in verband met de infiltratie. Dezelfde anonieme bronnen worden opgevoerd om een bekend deuntje ten gehore te brengen: buitenlanders worden voorgetrokken, Nederlandse kandidaten voor de politie worden compleet door de molen gehaald, maar er is een aantal Surinamers aangenomen over wie niets, maar dan ook niets bekend was. Niemand durft daar wat van te zeggen. ‘Daarin heeft ook meegespeeld de panische angst van discriminatie te worden beschuldigd. Het allochtonenbeleid was nu eenmaal heilig.’

    De Volkskrant kiest partij voor de andragoog drs E. Sinester, ‘plotseling in het nieuws met zijn initiaal S.’ en doet een interview met de persoon in kwestie onder een foto van Martin Luther King die Malcolm X. de hand schudt. ‘Hoofdcommissaris Nordholt nam het onmiddellijk voor hem op. De promotie van Sinester in maart van dit jaar tot stafmedewerker van de korpsleiding kan moeilijk worden opgevat als een ondercuratelestelling.’ Sinester zelf ziet de aantijgingen onlosmakelijk verbonden met het proces van emancipatie van zwarten in de Nederlandse maatschappij. De witte terugslag noemt hij dit fenomeen.(3)
    Haagse reacties

    De stroom van geruchten miste zijn effect niet. VVD-woordvoerder H. Dijkstal sloeg ‘groot alarm’ toen bleek dat de BVD infiltratie van het Nederlandse overheidsapparaat door Surinaamse drugshandelaren had ontdekt. Minister I. Dales van Binnenlandse Zaken bevestigde de infiltratie, maar wilde er in verband met de staatsveiligheid geen details over kwijt. De Vaste Kamercommissie voor Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten was wel over de zaak ingelicht. Zowel Dijkstal als Stoffelen van de PvdA eisten van de betrokken ministers opening van zaken over de geslaagde infiltratie door Surinaamse drugshandelaren. “Sommige details zijn wellicht niet geschikt voor de openbaarheid. Maar het is uitgesloten dat de zaak zelf achter gesloten deuren wordt behandeld.”
    Krap twee weken na de eerste bekendmaking van de BVD stuurden de ministers een vertrouwelijke brief met nadere informatie, die Tweede Kamerleden – hoogst ongebruikelijk – in afgescheiden ruimte onder toezicht mochten inzien.

    De brief lekte onmiddellijk uit.

    De Volkskrant meldt dat niet alleen in Amsterdam, maar in minstens twee andere grote korpsen en een aantal andere overheidsdiensten waaronder de douane, antecedenten van Surinaamse ambtenaren worden nagetrokken. ‘Gezien het gevoelige karakter van de uitsluitend op zwarten gerichte naspeuringen werd daar geen enkele ruchtbaarheid aan gegeven. De Dienst heeft twee jaar in het diepste geheim kunnen werken.’

    Bij het screenen van een onbekend aantal Surinamers die solliciteerden op een baan bij de politie werd vastgesteld dat ze in nauw contact stonden met kringen rond Bouterse. In dat soort gevallen adviseerde de BVD de betrokken korpsen de kandidaten af te wijzen. Sommige van die afgewezen sollicitanten meldden zich korte tijd later aan bij een ander korps. Onder dezelfde naam, maar met een ander adres en vaak een andere partner. Dat versterkte de vermoedens opnieuw, maar bewijzen werden niet gevonden.

    ‘Ernstiger dan we hadden verwacht’ is de indruk van de Kamerleden die NRC-Handelsblad sprak. De krant laat ‘een parlementariër’ pleiten voor een diepgaand onderzoek door de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten, of zelfs een parlementaire enquête.

    De vertrouwelijk aan de Tweede Kamer verstrekte informatie riep vooral veel verwarring en misverstanden op. De berichtgeving in met name Het Parool was voor Kamerleden aanleiding de betrokken ministers te vragen op zo kort mogelijke termijn en in volle openheid alle details bekend te maken. De Amsterdamse krant wist – weer uit vertrouwelijk bron – dat de BVD in samenwerking met de korpsleiding ‘bijna twintig’ personen had opgespoord die op enigerlei wijze verdacht werden en dat bovendien ‘enkele tientallen’ infiltratiepogingen op het laatste moment verijdeld waren. Nordholt en van Thijn reageerden verstoord, de ministers en de BVD verzekerden Amsterdam echter dat deze berichten niet van hen afkomstig waren.

    Het overleg met de betrokken minister kon de parlementariërs niet gerust stellen, de Tweede Kamer bleef ‘zeer ontevreden’. De VVD-er Dijkstal diende drie moties in, hij wilde meer informatie over de drugshandel, in het bijzonder die uit Suriname, meer over de infiltratie en hij wilde een landelijk team om de Surinaamse cocaïnesmokkel te onderzoeken. De minister van Justitie beloofde dat de aanpak van de drugssmokkel in het overleg met Suriname ‘een heel belangrijke plaats zal innemen.’(4)
    Wat te doen.

    Harde feiten over daadwerkelijk omgekochte politie- of justitiemensen kwamen niet boven tafel. Wat bleef hangen was de connectie Suriname & drugs én het vage gevoel dat er iets niet klopte.

    De vraag is wat tegen dit soort verdachtmakingen te ondernemen is. Voor de betrokkenen is nauwelijks verweer mogelijk wanneer de pers op basis van zeer summiere uitspraken van de BVD, aangevuld met zelf vergaard ‘bewijs’, een oordeel velt. De geheime dienst hoeft zich niet te verantwoorden.

    Dat ervaarden vier uit Suriname afkomstige apirant-politiemensen die in 1988 een kort geding aanspanden tegen burgemeester E. van Thijn. Ze wilden weten op grond van welke geheime informatie ze op het laatste nippertje geweigerd werden voor de opleiding bij het korps. De afwijzing was gebaseerd op nader antecedentenonderzoek en kwam een paar weken nadat ze in het kader van een versnelde procedure voor allochtonen waren aangenomen. De gemeente en de politie wilden die gegevens geheim houden en werden door de rechter in het gelijk gesteld. De reden van de geheimhouding was de betrokkenheid van de criminele en politieke inlichtingendiensten van de politie.

    Het algemeen belang van de geheimhouding woog zwaarder dan het belang van de agenten, de afwijzing hoefde niet gemotiveerd te worden, aldus de rechter.
    In de zaak rond Bureau Werving werd op verschillende fronten actie ondernomen. Henry Bel, de voormalige chef van Bureau Werving spande een kort geding aan tegen Het Parool en de Staat der Nederlanden. Hij eiste dat Het Parool de verdachtmakingen over hem zou rectificeren en Binnenlandse Zaken moest een persbericht verspreiden om zijn naam te zuiveren.

    Bel werd al in juni op non-actief gesteld, aanleiding was een verschil van inzicht over de budgetoverschrijding. Geen krant nam toen, volgens Bel’s advocaat mr. Haakmat, de moeite erover te schrijven. Pas na beweringen van de BVD richtten de kranten hun schijnwerpers op Bureau Werving. In de ogen van de advocaat is de Dienst dan ook hoofdschuldige.

    Om aan te tonen dat de BVD de bron van de berichten is, moet vastgesteld worden wat de BVD precies gezegd heeft. Dat blijkt problematisch.

    Minister Dales pleitte haar dienst volledig vrij. In een brief aan de advocaat schreef zij: ‘Mijn woordvoerder heeft desgevraagd tegenover de media, waaronder Het Parool, slechts melding gemaakt van het algemene feit, dat de BVD een onderzoek instelde naar infiltraties in het Nederlandse overheidsapparaat. Hierbij zijn nadrukkelijk geen mededelingen of suggesties gedaan over concrete gevallen.’

    Dat strookte volgens Haakmat niet met het feit dat alle kranten gemeld hebben dat de BVD op de hoogte was van infiltraties van de Surinaamse drugsmafia via het allochtonenbeleid van het Amsterdamse politiekorps. Sterker nog, Docters van Leeuwen herhaalde in het tv-programma Het Capitool op 15 september dat er sprake was van “geslaagde infiltratiepogingen”.

    Ook in dit programma sprak hoofdcommissaris Nordholt de beschuldigingen ten stelligste tegen: “Er zijn geen concrete aanwijzingen van infiltraties in het Amsterdamse korps. Zouden die er zijn, dan zou ik nu staan voor ontslagen, buiten-functiestelling of schorsingen. En deze zaken hebben niet plaatsgevonden in mijn korps”. Hij deed deze uitspraken, terwijl hij de beschikking had over dezelfde vertrouwelijke informatie als de Tweede Kamer. Uit de stelligheid van de publieke ontkenningen van Nordholt en Van Thijn concludeerde mr. Haakmat dat de BVD-berichten over de infiltraties op zijn minst onzorgvuldig zijn en waarschijnlijk onjuist.

    Het verweer van de Staat was simpel: het was niet de BVD die het gewraakte bericht de wereld in hielp. Daar waar de BVD als bron werd genoemd, ging het steeds om conclusies van redacteuren die aan de BVD werden toegeschreven. De Landsadvocaat voelde dan ook niets voor een rectificatie. Bovendien is het vaste beleidslijn dat de BVD weigert mededelingen te doen òf – en over welke informatie de Dienst beschikt. ‘Iedere mededeling daaromtrent zou wezenlijk het functioneren van de dienst en de uitoefening van haar wettelijke taken in gevaar brengen’.

    De BVD kwam er in dit geval weer mooi tussenuit. Volgens de rechter had de Dienst geen berichten verspreid als door Bel gesteld. Omdat deze zaak zich specifiek richtte op het artikel in Het Parool konden de uitspraken van Docters van Leeuwen twee weken later op de televisie niet als ondersteuning worden aangevoerd. Ook Het Parool hoefde niet te rectificeren.

    De rechter oordeelde dat ‘objectief gezien niet kan worden volgehouden dat door Het Parool de suggestie is gewekt dat Bel connecties onderhoudt met de Surinaamse cocaïnemafia of dat de beweerde infiltratie door zijn toedoen heeft plaatsgehad.’
    Eric Sinester ging in december 1991 niet alleen formeel in beroep tegen zijn schorsing. Dezelfde dag nog ontkrachtte hij voor de Amsterdamse Migrantentelevisie alle tegen hem gerichte beschuldigingen. Hij had zijn ontmoeting met Bouterse onmiddellijk na zijn terugkomst uit Suriname gemeld aan de korpsleiding, hij was op een feestje aan de legerleider voorgesteld en had verder nimmer uit eigen beweging contact gezocht. Ook over de lezing die hij in Paramaribo hield voor Surinaamse politiemensen – en níet voor het leger – heeft hij nooit geheimzinnig gedaan, hij vertoonde zelfs video-opnamen aan collega’s. Hij nodigde de BVD uit binnen 24 uur opening van zaken te geven. Wat de BVD niet deed.

    Vervolgens diende Sinester een klacht in bij de Nationale Ombudsman. Hij beklaagde zich over het feit dat hij was geschorst op basis van een summier ambtsbericht dat slechts een conclusie was van een onderzoeksrapport van de BVD. De korpsleiding had dat rapport met het werkelijke feitenmateriaal, wel mogen inzien – Sinester zelf niet. De advocaat schreef hierover al eerder een brief aan de burgemeester, de korpsbeheerder reageerde door nógmaals hetzelfde A4-tje op te sturen. Omdat Sinester zich op basis daarvan zich niet adequaat kan verweren en omdat het korpsbeheer weigerde een eigen onderzoek in te stellen, richtte hij zich nu tot de Ombudsman.

    Vlak voordat de Ombudsman de uitslag van zijn onderzoek bekend maakte, kreeg Nordholt een brief van Docters, in december 1992. Naar aanleiding van Sinesters verweer tegen de ernstige beschuldigingen aan zijn adres heeft Docters van Leeuwen de tekst van het rapport ‘nog eens nauwkeurig nagelopen en geverifieerd.’ ‘Ook ik constateer dat er hier en daar onnauwkeurigheden in staan’ moet hij toegeven aan Nordholt. Desondanks blijft de BVD bij de conclusie dat Sinester niet thuis hoort bij de politie.Op details kan Docters van Leeuwen vanwege zijn geheimhoudingsplicht niet ingaan.

    Een jaar na zijn schorsing werd Sinester definitief gewipt, de korpsleiding verleende hem eervol ontslag.

    Eervol ontslag wordt over het algemeen verleend als beide partijen met het ontslag instemmen. Dat was hier niet het geval. Maar aangezien ook uit het aanvullende BVD rapport niet was gebleken dat Sinester strafbare feiten had begaan of aanleiding had gegeven tot disciplinaire maatregelen, was er geen reden om hem oneervol te ontslaan.

    Sinester kondigde aan het ontslag te zullen aanvechten bij de ambtenarenrechter.
    De Nationale Ombudsman kwam een maand later met een eindverslag. Zijn conclusie is een bijna letterlijke herhaling van de woorden van Docters van Leeuwen: er zijn in dit ambtsbericht ‘enkele onnauwkeurigheden geslopen’. De Ombudsman is nog net bereid de BVD op de vingers te tikken: de Dienst is, juist omdat haar activiteiten plaatsvinden in een sfeer van geheimhouding extra verplicht in te staan voor de nauwkeurigheid en juistheid van de door de Dienst gedane mededelingen. Anders is het voor burgers en bestuursorganen vrijwel onmogelijk de uitlatingen van de Dienst te controleren. ‘In deze plicht is de BVD op de hier genoemde punten tekort geschoten.’ Dat wil niet zeggen dat de klager gelijk heeft. ‘Integendeel, uit het onderzoek van de Nationale Ombudsman is gebleken dat de bevindingen van het onderzoek van de BVD in onderling verband en samenhang bezien ruimschoots voldoende draagvlak bieden voor de conclusie dat verzoeker met oog op de dreiging van infiltratie door de Surinaamse legerleiding in het Amsterdamse korps een oncontroleerbaar risico vormde.’ Kortom: de BVD heeft haar werk goed gedaan, de klacht is ongegrond.
    Bonden en belanghebbenden

    De geruchtenstroom in de pers zorgde voor de nodige onrust onder politiemensen van Surinaamse en Antilliaanse origine. Binnen een week deden de eerste grappen de ronde. Een zwarte politieman kreeg bij het openen van de post van een blanke collega te horen of dat wel aan hem kon worden overgelaten: “Misschien ben je wel een infiltrant.”

    Op een inderhaast belegde bijeenkomst op 6 september 1991 bleek dat de solidariteit onder allochtonen in het korps was geschaad. “Een Turk is blij dat hij Turk is. Een Antilliaan weet niet hoe snel hij duidelijk moet maken dat hij géén Surinamer is.”

    De aanwezigen eisten duidelijkheid en een onderzoek naar het lek dat de geruchten over de Surinaamse infiltranten de wereld inhielp. Verschillende politiebonden deden vergelijkbare verzoeken.
    Nadat het BVD-ambtsbericht uitlekte naar de Volkskrant in augustus 1992 eisten de politiebonden openheid over het achterliggende rapport van de BVD. Harry van Rijn van de Nederlandse Politiebond: “Het wordt nu toch wel eens tijd dat er volledige openheid komt over al die beschuldigingen van vorig jaar over infiltratie van de Surinaamse drugshandel in het Amsterdamse korps. Van de verdenkingen daarover die de BVD naar buiten heeft gebracht, was al heel weinig overgebleven, maar het heeft wel veel schade aangericht.”

    Het uiteindelijke ontslag van Sinester in december 1992 veroorzaakte wederom grote beroering onder met name Surinaamse en Antilliaanse politiemensen in Amsterdam. In een brief aan Nordholt eiste het Comité van Verontruste Allochtone Politieagenten volledige openheid van zaken over het waarom van het ontslag. “Wij willen weten welke concrete feiten uit het BVD-rapport van zo’n gewicht zijn geweest, dat betrokkene als een oncontroleerbaar risico voor het korps en onze Nederlandse samenleving is getypeerd.”
    Ondanks de druk die door belangengroeperingen, bonden en zelfs door de Tweede Kamer is uitgeoefend, kwam er niet meer duidelijkheid over wat er nou precies gaande was.

    Nordholt is van het begin tot het einde achter Sinester blijven staan, hij heeft altijd gezegd dat de strubbelingen op Bureau Werving niets met de drugsmafia te maken hadden. Er was al een half jaar overleg met de BVD, maar geen concrete aanwijzing van daadwerkelijke infiltratie.

    Overigens erkende hij dat er gevaren kleven aan het aannemen van collega’s uit Suriname. Nordholt: “Je kan ook zeggen: we nemen niemand uit Suriname aan, dan loop je ook geen risico.”(5)

    Bij verschillende gelegenheden bleek dat hij zich grote zorgen maakte over het negatieve effect van de affaire op de Surinaamse collega’s. Het allochtonenbeleid gaat hem zeer aan het hart. Onder druk van de BVD heeft Nordholt Sinester uiteindelijk toch moeten ontslaan, eervol weliswaar – als laatste blijk van vertrouwen.

    Eric Sinester heeft de strijd nog niet opgegeven, hij blijft vechten voor eerherstel. Op 29 april 1993 vroeg hij de ambtenarenrechter zijn ontslag ongedaan te maken. Hij wil zo snel mogelijk weer aan het werk wil bij de politie en noemt de aantijgingen van de BVD bespottelijk. Bovendien heeft hij zich niet goed kunnen verweren omdat de Dienst inzage weigert. De uitslag van de bodemprocedure tegen het ontslag kan nog wel een jaar op zich laten wachten, daarom vroeg hij om een voorlopige voorziening. Dat verzoek werd op 4 mei 1993 afgewezen. De rechter had begrip voor de situatie van Sinester, maar zijn persoonlijk belang weegt niet op tegen dat van de gemeente Amsterdam. Zijn ontslag blijft vooralsnog gehandhaafd.(6)
    Wat wist de BVD?

    De vraag blijft, wat er nou werkelijk aan de hand was. Daar is moeilijk achter te komen. Het weekblad Elsevier maakte eind september 1991 een reconstructie waarin een aantal verhalen en geruchten op hun plaats vallen. Kennelijk heeft het blad naast volledige inzage in de brief aan de Tweede Kamer, meer betrouwbare bronnen om op terug te vallen.

    Eind 1988 bereikten de BVD de eerste berichten over infiltratie. Tegelijkertijd werd een toenemend aantal asielaanvragen geconstateerd van Surinaamse ex-politiemensen, die – al dan niet in opdracht – solliciteerden bij de politie en andere overheidsinstanties. (Veel van deze ex-politiemensen probeerden juist de lange arm van Bouterse te ontvluchten. Een deel van hen hield het in Suriname voor gezien na de moord op Gooding. Deze politieman had zich de haat van het leger op de hals gehaald door onbevreesd onderzoek naar misdrijven waar bij militairen betrokken waren. Hij werd uit wraak op straat klemgereden en geëxecuteerd.)

    Eind 1989 rapporteerde de BVD de minister de eerste daadwerkelijke gevallen van infiltratie en pogingen daartoe. Dat werd onder andere ontdekt door antecedentenonderzoek voor overheidspersoneel. Medio 1990 haalde de BVD de stofkam door vitale overheidsinstellingen en opleidingsinstituten. Volgens Elsevier blijken dan al handlangers van Bouterse op politiescholen te zitten, een aantal is doorgestroomd naar korpsen. Anderen zijn terechtgekomen op gemeentesecretarieën. Dat zou een verklaring kunnen zijn voor de veelvuldige diefstal van blanco paspoorten. De infiltranten werden ‘geïsoleerd’ zoals dat heette in de brief aan de Kamer. Ongeveer tien man werd ontslagen of van de politiescholen gestuurd. Nog eens tien krijgen, zoals de BVD dat noemt, ‘een indicatie’ en worden sindsdien in de gaten gehouden. In 1990 deden zich de eerste gevallen van intimidatie voor, waarbij ambtenaren van Surinaamse afkomst collega’s onder druk zetten om informatie te geven. Maart 1991 werd door het kabinet een crisisteam gevormd dat bestond uit premier Lubbers en de ministers Dales en Hirsch Ballin. Ondersteund door een zware ambtelijke werkgroep onder leiding van mr. Hoekstra, secretaris-generaal Algemene Zaken. Hoekstra is de baas van de Inlichtingendienst Buitenland (IDB), die ook ingeschakeld wordt.(7)
    De bekendmaking dat de BVD bezig was met een onderzoek naar infiltratie door de Surinaamse drugsmafia in de zomer van 1991 kwam in een tijd dat de media volstonden met verhalen over de betrokkenheid van Bouterse bij cocaïne-handel.

    Het kan zijn dat de BVD de behoefte had te laten weten dat de Dienst zich heus wel met dit soort zaken bezighield. Om te laten zien wat er verstaan werd onder de nieuwe taken: het onderzoeken van corruptie onder ambtenaren en het bestrijden de georganiseerde misdaad.

    De vraag is of de BVD had gerekend met de golf van negatieve publiciteit. Nordholt heeft tot het einde toe volgehouden dat hem geen concrete gevallen van infiltratie bekend waren. Dat leverde een aantal publieke confrontaties op met Docters van Leeuwen die op zijn beurt voet bij stuk hield: er zou wel degelijke sprake zijn van infiltratie in het Amsterdamse korps. Dat dat via Bureau Werving verliep heeft de BVD nooit gezegd, niet openlijk tenminste. De controverse tussen het hoofd van Dienst en de korpschef riep bevreemding op.

    De verhalen in de pers leidden tot grote ontevredenheid bij Kamerleden die vonden dat ze onvoldoende werden geïnformeerd door de ministers. De irritatie steeg doordat Docters voor de televisie wèl toelichting gaf. In plaats van een schouderklopje kreeg de BVD zware kritiek te verduren, de publieke opinie eiste openheid van zaken. Dat kan toch nooit de bedoeling geweest zijn.

    De beschuldigingen aan het adres van de chef van Bureau Werving en de coördinator minderheden zijn des te merkwaardiger als je de voorgeschiedenis in ogenschouw neemt: de chef was al een half jaar eerder op non-actief gesteld, de coördinator was bevorderd tot adviseur van de korpsleiding.

    Als er al twee jaar een onderzoek liep naar infiltratie via nieuwe instroom, móet de BVD in maart 1991 al vermoedens hebben gehad over Eric Sinester. En die hàd de BVD ook, want uiteindelijk is Sinester ontslagen op basis van geheim gebleven BVD-informatie.

    Waarom heeft de BVD niet ingegrepen op het moment dat Sinester werd gepromoveerd?

    Waren er dingen die de BVD toen nog niet wist? Heeft de Dienst zich laten verrassen door de bevordering? En later nog een keer door de verhalen die in de pers verschenen? Hoe is het onderzoek van de BVD naar Sinester in zijn werk gegaan? Uit het uitgelekte ambtsbericht bleek dat de BVD haar informatie vooral had van horen-zeggen. Maar bij wie is de BVD wezen vragen? Het zou voor de hand liggen dat de voorpost van de Dienst, de Plaatselijke Inlichtingendienst (de PID) in Amsterdam benaderd zou worden. Dit onderzoek werd echter in verband met de grote gevoeligheid in het diepste geheim uitgevoerd. De PID-Amsterdam bevindt zich in gebouw De Eenhoorn aan de James Wattstraat, op dezelfde verdieping als Bureau Werving. De PID wist al in 1988 te voorkomen dat vier aspiranten van Surinaamse afkomst werden aangenomen op de politieschool. Later werden twee door Bouterse gestuurde illegale Surinamers ontmaskerd die via Sinester op de politieschool waren gekomen. In oktober 1991 onthulde een (inmiddels ex-) agent van bureau Warmoesstraat dat een politieman van dat bureau in 1988 had geprobeerd wapens te kopen voor het Jungle Commando van Brunswijk en collega’s te ronselen voor sabotage-acties in Suriname. De man wist niet dat hij onderhandelde met een informant. Een val door de PID succesvol opgezet. De agent maakte, net als de vier afgewezen aspiranten, deel uit van een groep van twintig Surinaamse politiemensen die in 1987 versneld werden aangenomen in het kader van een speciaal allochtonenproject.(8)

    Pal naast de PID zit Bureau Interne Onderzoeken dat ongetwijfeld ingeschakeld is bij de budgetoverschrijdingen van Bureau Werving. Al die mensen eten in dezelfde kantine, kortom op de Eenhoorn moet al lang bekend geweest zijn wat zich afgespeelde op Bureau Werving. Die intieme betrekkingen kunnen voor BVD reden geweest zijn de PID niet of slechts op zeer beperkte schaal te betrekken bij het infiltratie-onderzoek. En dat levert frustraties op: de PID trekt aan de bel, maar krijgt geen gehoor. Het blijft bij het afhandelen van incidentele, individuele gevallen. Op het moment dat blijkt dat de BVD al jaren met een diepgaand onderzoek bezig is kan dat voor een PID-er aanleiding zijn uit gevoel van miskenning details te lekken naar de pers.

    ‘Informanten van binnen het korps’ of zelfs van binnen de Eenhoorn kunnen hetzelfde doen uit andere beweegredenen. Sinester lag nogal gevoelig binnen de Amsterdamse politie, niet alleen vanwege zijn radicale opvattingen over het minderhedenbeleid, maar ook om plattere redenen die wortelen in de korpscultuur. Daar waar racisme zo normaal is dat de scheidende commissaris van Warmoesstraat Dorst zich in een diverse interviews meermalen ongenuanceerd uitlaat over ‘al de stekende rot-Marokkanen’ en de afkeer van de welzijnssector zo ongeveer aangeboren is, kan een andragoog met dito-taalgebruik van Surinaamse afkomst sowieso al niet veel goed doen. Als het dan ook nog een snelle jongen is, rap van de tong, een doctorandus die een bliksemcarrière maakt, bij wie het hele korps van hoog tot laag verplicht twee dagen op cursus moet om te leren over het racisme-in-jezelf, dan is het niet moeilijk te begrijpen dat Sinester niet erg geliefd was.

    Kennelijk was hij goed in zijn werk, na de financiële wantoestanden op Werving werd hij niet op non-actief gesteld zoals de chef van het Bureau Henry Bel. Wilde men hem niet kwijt, en werd hij daarom bevorderd naar een positie waar hij minder kwaad kon? Dat zette in de lagere regionen alleen maar meer kwaad bloed, getuige de ronduit giftige insinuaties in Het Parool.
    Het lijkt er sterk op dat de zaak een eigen dynamiek heeft gekregen die de BVD vantevoren niet had voorzien.

    Door frustratie bij de PID en door de sterke antipathieën jegens Sinester elders in het korps kwamen verhalen boven water, die wellicht voordien bij de BVD nog niet bekend waren. Misschien is het wel de combinatie van de ‘hear-say’ die de BVD had verzameld aangevuld met de latere roddel en informatie uit Amsterdam die de voormalige coördinator minderheden uiteindelijk de das om deed.

    De tijd zal het leren.
    (Eveline Lubbers is medewerkster van buro Jansen & Janssen)

    1. Jos Slats in de Volkskrant, 18 augustus 1992.

    2. In volgorde van opkomst: NRC 2 september 1991; Algemeen Dagblad 2 september 1991; de Volkskrant 3 september 1991 citeert in Zutphen de toenmalige hoofdinspecteur D. Pijl.

    Verder de Volkrant, Het Parool, NRC-Handelsblad en Algemeen Dagblad van augustus en september 1991.

    3. NRC 2 september 1991 en VN 5 januari 1991, Het Parool 3 september 1991 en de Volkskrant 6 september 1991.

    4. de Volkskrant en NRC-Handelsblad, 12 september 1991; Parool 13 september 1991; Algemeen Dagblad 8 november 1991.

    5. Parool 3 september 1991.

    6. de Volkskrant 30 april en 4 mei 1993.

    7. Elsevier 21 september 1991.

    8. NRC 11 oktober 1991, Parool, 14 oktober 1991 en Jan van Daalen, Sans Rancune, De Boekerij, Amsterdam 1991.