• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Wetgeving preventief fouilleren

    Om te beginnen bekijken we eerst hoe het preventief fouilleren mogelijk is binnen de Nederlandse wetgeving. Vanwege het feit dat grondrechten botsen met preventief fouilleren zonder aanleiding zijn bij de invoering van preventief fouilleren een aantal wettelijke aanpassingen verwerkt. Deze aanpassingen leidde tot aanpassingen in de Gemeentewet, de Wet Wapens en Munitie en de Algemeen Plaatselijke Verordening. Deze worden hierna behandeld.

    Gemeentewet (Gemw)

    In het algemeen staat in de Gemeentewet wat een gemeente is, wat ze mag en hoe ze in elkaar zit. Om het preventief fouilleren zonder aanleiding mogelijk te maken heeft de Gemeenteraad een nieuwe bevoegdheid. De raad kan een verordening aannemen die de Burgemeester toestaat een gebied aan te wijzen als veiligheidsrisicogebied. Hiervoor is artikel 151b Gemw in het wetboek aangesteld.

    Artikel 151b Gemw – Aanwijzingen veiligheidsrisicogebied

    1. De raad kan bij verordening de burgemeester de bevoegdheid verlenen om bij verstoring van de openbare orde door aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aan te wijzen als veiligheidsrisicogebied. In een veiligheidsrisicogebied kan de officier van justitie de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 50, derde lid , 51, derde lid , en 52, derde lid, van de Wet wapens en munitie toepassen.

    2. De burgemeester gaat niet over tot aanwijzing als veiligheidsrisicogebied dan na overleg met de officier van justitie in het overleg, bedoeld in artikel 14 van de Politiewet 1993 .

    3. De aanwijzing als veiligheidsrisicogebied wordt gegeven voor een bepaalde duur die niet langer is en voor een gebied dat niet groter is dan strikt noodzakelijk voor de handhaving van de openbare orde.

    4. De beslissing tot gebiedsaanwijzing wordt op schrift gesteld en bevat een omschrijving van het gebied waarop deze van toepassing is alsmede de geldigheidsduur. Indien de situatie dermate spoedeisend is dat de burgemeester de beslissing tot gebiedsaanwijzing niet tevoren op schrift kan stellen, zorgt hij alsnog zo spoedig mogelijk voor de opschriftstelling en voor de bekendmaking daarvan.

    5. De burgemeester brengt de gebiedsaanwijzing zo spoedig mogelijk ter kennis van de raad en van de officier van justitie, bedoeld in het tweede lid.

    6. Zodra de verstoring van de openbare orde door aanwezigheid van wapens, dan wel de ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, bedoeld in het eerste lid, is geweken, trekt de burgemeester de gebiedsaanwijzing in. Het vijfde lid is van overeenkomstige toepassing.

    Wet Wapen en Munitie (WWM)

     

    De Wet Wapens en Munitie heeft als doel de veiligheid te vergroten door onderzoek mogelijk te maken op goederen en mensen op het bezit van wapens. Deze artikelen kunnen op basis van artikel 141 uit het Wetboek van Strafvordering (WvSv) worden gebruikt.

    Artikel 141 WvSv – Algemene opsporingsambtenaren

    Met de opsporing van strafbare feiten zijn belast:

    a. de officieren van justitie;

    b. de ambtenaren van politie, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a en c, en tweede lid van de Politiewet 1993.

    c. voor de door Onze Minister van Justitie in overeenstemming met Onze Minister van Defensie te bepalen gevallen: de officieren en onderofficieren van de Koninklijke marechaussee en de door Onze voornoemde Ministers aangewezen andere militairen van dat wapen.

    Om het preventief fouilleren zonder aanleiding mogelijk te maken wordt in de volgende artikelen doorverwezen op artikel 151b Gemeentewet, waarbij men in het aangewezen veiligheidsrisicogebied preventief gefouilleerd kan worden.

    Artikel 50 WWM – Bevoegdheid  onderzoek verpakking en reisbagage bij/zonder aanleiding

    1. De bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen ambtenaren zijn bevoegd te vorderen dat de verpakking van goederen, met inbegrip van reisbagage, wordt geopend, indien daartoe redelijkerwijs aanleiding bestaat op grond van:

    a. een gepleegd strafbaar feit waarbij wapens zijn gebruikt;

    b. een gepleegde overtreding van de artikelen 13, 26 of 27;

    c. aanwijzingen dat een strafbaar feit als bedoeld onder a of b zal worden gepleegd.

    2. De in het eerste lid bedoelde bevoegdheid kan slechts worden uitgeoefend tegen bepaalde personen, indien daartoe jegens hen aanleiding bestaat. De officier van justitie kan gelasten dat deze bevoegdheid tegenover een ieder kan worden uitgeoefend.

    3. In gebieden die overeenkomstig artikel 151b, eerste lid, van de Gemeentewet, door de burgemeester als veiligheidsrisicogebied zijn aangewezen kan de officier van justitie gelasten dat tegenover een ieder de bevoegdheid kan worden uitgeoefend om verpakkingen van goederen, met inbegrip van reisbagage, te onderzoeken op wapens of munitie. Het bevel bevat een omschrijving van het aangewezen gebied en de geldigheidsduur die niet langer dan twaalf uur mag bedragen. Het bevel bevat voorts de feiten en omstandigheden, op grond waarvan de toepassing van de bevoegdheid om de verpakking van goederen, met inbegrip van reisbagage, te onderzoeken op wapens of munitie noodzakelijk wordt geacht.

    4. Indien geen medewerking wordt verleend, kunnen de in het eerste lid bedoelde ambtenaren, op kosten en risico van de houder van de goederen, in het nodige voorzien.

    Artikel 51 WWM – Bevoegdheid onderzoek vervoermiddelen bij/zonder aanleiding

    1. De bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen ambtenaren zijn bevoegd vervoermiddelen te onderzoeken indien daartoe redelijkerwijs aanleiding bestaat op grond van:

    een gepleegd strafbaar feit waarbij wapens zijn gebruikt;

    een gepleegde overtreding van de artikelen 13, 26 of 27;

    aanwijzingen dat een strafbaar feit als bedoeld onder a of b zal worden gepleegd.

    2. De in het eerste lid bedoelde bevoegdheid kan slechts worden uitgeoefend ten aanzien van bepaalde vervoermiddelen, indien daartoe jegens deze aanleiding bestaat. De officier van justitie kan gelasten dat deze bevoegdheid tegenover elk vervoermiddel kan worden uitgeoefend.

    3. In gebieden die overeenkomstig artikel 151b, eerste lid, van de Gemeentewet, door de burgemeester als veiligheidsrisicogebied zijn aangewezen kan de officier van justitie gelasten dat tegenover een ieder de bevoegdheid kan worden uitgeoefend om vervoermiddelen te onderzoeken op wapens of munitie. Het bevel bevat een omschrijving van het aangewezen gebied en de geldigheidsduur die niet langer dan twaalf uur mag bedragen. Het bevel bevat voorts de feiten en omstandigheden, op grond waarvan de toepassing van de bevoegdheid vervoermiddelen te onderzoeken op wapens of munitie noodzakelijk wordt geacht.

    4. De in het eerste lid bedoelde ambtenaren kunnen van de bestuurders van voertuigen en van de schippers van vaartuigen daartoe vorderen dat deze de vervoermiddelen tot stilstand brengen, deze vervoermiddelen naar een door hen aangewezen plaats overbrengen en overeenkomstig hun aanwijzingen terzake medewerking verlenen.

    Artikel 52 WWM – Bevoegdheid onderzoek kleding bij/zonder     aanleiding en inbeslagname

    1. De bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen ambtenaren zijn te allen tijde bevoegd tot inbeslagneming van daarvoor vatbare voorwerpen. Zij kunnen daartoe hun uitlevering vorderen.

    2. De in het eerste lid bedoelde ambtenaren zijn bevoegd personen aan hun kleding te onderzoeken indien daartoe redelijkerwijs aanleiding bestaat op grond van:

    a. een gepleegd strafbaar feit waarbij wapens zijn gebruikt;

    b. een gepleegde overtreding van de artikelen 13, 26 of 27;

    c. aanwijzingen dat een strafbaar feit als bedoeld onder a of b zal worden gepleegd.

    3. In gebieden die overeenkomstig artikel 151b, eerste lid, van de Gemeentewet, door de burgemeester als veiligheidsrisicogebied zijn aangewezen kan de officier van justitie gelasten dat tegenover een ieder de bevoegdheid kan worden uitgeoefend om hem aan zijn kleding te onderzoeken op de aanwezigheid van wapens of munitie. Het bevel bevat een omschrijving van het aangewezen gebied en de geldigheidsduur die niet langer dan twaalf uur mag bedragen. Het bevel bevat voorts de feiten en omstandigheden, op grond waarvan de toepassing van de bevoegdheid om een ieder aan zijn kleding te onderzoeken op wapens of munitie noodzakelijk wordt geacht.

    4. De bedoelde ambtenaren alsmede andere daartoe door Onze Minister aangewezen personen zijn bevoegd een persoon die zich bevindt op de Luchthaven Schiphol, bedoeld in hoofdstuk 8 van de Wet Luchtvaart, of luchtvaartterreinen als bedoeld in artikel 1 van de Luchtvaartwet, te allen tijde aan zijn kleding en de verpakking van goederen, met inbegrip van reisbagage, alsmede diens vervoermiddel, te onderzoeken.

    Algemene Politie Verordening (APV)

    In de APV staan regels waaraan iedereen zich in een stad heeft te houden. Deze regels kunnen per stad verschillen. De regels dienen echter wel een wettelijke basis te hebben. De gemeenteraad (die de APV immers bekrachtigt) kan niet zó maar regels stellen. De gemeenteraad dient daartoe de APV te wijzigen waarna zogeheten ‘veiligheidsrisicogebieden’ kunnen worden aangewezen; gebieden die gekenmerkt worden door een hoog risico op geweldsincidenten, bijvoorbeeld concentraties van uitgaansgelegenheden. In zo’n gebied kan de politie iedereen fouilleren zonder dat sprake is van voorafgaande verdenking.

    De gemeenteraad geeft de burgemeester de bevoegdheid tot het aanwijzen van een veiligheidsrisicogebied door vaststelling van een verordening of door het toevoegen van een artikel aan de APV. Nadat de burgemeester de bevoegdheid op die manier heeft verkregen, kan hij een veiligheidsrisicogebied aanwijzen. Die aanwijzing geldt altijd voor een bepaalde duur en in een afgebakend gebied. Er is geen maximum aan de duur gebonden. Wel stelt de wet, dat de omvang van het gebied niet groter en de duur niet langer mogen zijn dan strikt noodzakelijk is voor de handhaving van de openbare orde. Alvorens de burgemeester een veiligheidsrisicogebied aanwijst, heeft hij overleg met de officier van justitie en de corpschef van politie. In dit driehoeksoverleg komen de volgende onderwerpen aan de orde:

    1. feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat er sprake is van verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel ernstige vrees daarvoor;
    2. zorgvuldige afweging van het objectieve en subjectieve veiligheidsbelang en het individuele belang van de burgers;
    3. subsidiariteit en proportionaliteit;
    4. breder handhavingsbeleid in het beoogd gebied ter vergroting van de leefbaarheid en veiligheid.

    De burgemeester kan een gebied als veiligheidsrisicogebied aanwijzen bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees daarvoor. In het gebied moet dus sprake zijn van een hoog risico op geweldsdelicten en dreigingen met wapens. Verder moet het gaan om de openbare ruimte. Ook grote manifestaties, waarbij sprake is van een verhoogd risico op verstoring van de openbare orde en veiligheid vallen onder de mogelijkheid van een veiligheidsrisicogebied.

    De aanwijzing van een veiligheidsrisicogebied door de burgemeester is vatbaar voor beroep en bezwaar. Zowel de reden voor het aanwijzen van het veiligheidsrisicogebied als de omvang van dat gebied en de duur moeten daarom objectiveerbaar zijn. Er moeten feiten zijn die aanleiding geven tot de vrees voor verstoringen van de openbare orde. Een permanente aanwijzing is in strijd met de wet. Wanneer de dreiging eerder is geweken dan het aflopen van de oorspronkelijke duur van de aanwijzing, dan moet de burgemeester de aanwijzing intrekken. Zowel de wijziging van de APV door de raad als de aanwijzing van een veiligheidsrisicogebied door de burgemeester moeten (bij voorkeur in huis-aan-huisbladen) bekend worden gemaakt alvorens zij in werking kunnen treden. Bij de bekendmaking van de aanwijzing van een veiligheidsrisicogebied moeten de exacte afbakening van het gebied en de duur worden vermeld. Wanneer de burgemeester een veiligheidsrisicogebied heeft aangewezen, dan dient hij dit zo spoedig mogelijk ter kennis te brengen van de gemeenteraad en de officier van justitie. De officier van justitie kan in een door de burgemeester aangewezen veiligheidsrisicogebied gelasten, dat van iedereen die zich in het gebied bevindt kleding, vervoermiddelen en goederen worden onderzocht op de aanwezigheid van wapens of munitie. Het bevel van de officier kan maximaal 12 uur gelden. Het bevel dient een omschrijving van het aangewezen gebied te bevatten, alsmede de feiten en omstandigheden op grond waarvan dit preventieve fouilleren noodzakelijk wordt geacht.

    Belanghebbenden kunnen op grond van de Algemene wet bestuursrecht binnen zes weken na dagtekening van het besluit schriftelijk bezwaar maken bij de burgemeester. Ook in beroep gaan is mogelijk tegen het preventief fouilleren.