• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • 1 Een nieuwe wet

    Volledige inhoudsopgave

    16 juni 1994 is een dag die geschiedenis maakte in de wereld
    van de Nederlandse inlichtingendiensten. Die dag werd een
    barstje geschoten in de dikke muren van het bolwerk van de
    Binnenlandse Veiligheidsdienst. Dankzij een uitspraak van de
    Raad van State werd het mogelijk om, onder voorwaarden,
    inzage te krijgen in gegevens die de BVD verzameld had. De
    uitspraak was gebaseerd op een uitspraak van het Europees
    Hof van de Rechten van de Mens uit 1993, die niet alleen
    zorgde voor de mogelijkheid tot inzage, maar ook eisen stelde
    aan de democratische controle op inlichtingendiensten en
    harde voorwaarden stelde aan het toepassen van speciale
    onderzoeksmethoden. Het was inlichtingendiensten hierdoor
    niet langer mogelijk om ongecontroleerd hun gang te gaan,
    zoals de praktijk tot op dat moment was.


    Nadat de eerste paniek enigszins weggebd was, besloot de
    regering tot een korte periode van bezinning. Deze bezinning
    leidde uiteindelijk tot het besluit een nieuwe Wet op de
    Inlichtingenen Veiligheidsdiensten (WIV) op te stellen. De eerste
    versie is op 7 februari 1998 naar de Tweede Kamer gestuurd
    om, na twee gewijzigde versies, in 2001 behandeld te worden.
    In 2002 ging ook de Eerste Kamer akkoord. En op 29 mei 2002
    trad de nieuwe wet in werking. De BVD werd die dag AIVD.
    De Nederlandse burger komt er in de WIV beroerd af. De
    uitspraak van de Raad van State, die negatief was voor de
    inlichtingendiensten, wordt in hun voordeel aangewend. De
    bijzondere bevoegdheden van de AIVD en de Militaire
    Inlichtingendienst (MID) (afuisteren, inbreken, infiltreren en
    dergelijke) worden zo ruim mogelijk gedefinieerd, terwijl de
    controle op de praktijken van de diensten op een bedroevend
    laag niveau blijft hangen. Verder is de burger nauwelijks in
    staat om zijn recht te halen tegen onrechtmatig handelen.

    Wat verandert er zo al?

    Een eerste verandering is de naam: BVD en MID verdwenen en
    werden omgedoopt in Algemene Inlichtingenen Veiligheidsdienst
    (AIVD) en Militaire Inlichtingenen Veiligheidsdienst
    (MIVD). Deze naamswijziging is bedoeld om de vlag de lading
    te laten dekken, namelijk dat beide diensten zich wijden aan
    zowel veiligheidsals inlichtingenwerk.
    De meest ingrijpende verandering is dat de uitstraling en
    beschrijving van bevoegdheden veel offensiever is dan voorheen.
    De AIVD moet een dienst zijn die midden in de maatschappij
    staat en daar ook een duidelijk sturende invloed op
    moet hebben. De BVD was (althans officieel) een inlichtingendienst
    die een goede informatiepositie moest hebben op
    het gebied van mogelijke bedreigingen van de Nederlandse
    statusquo. In zekere zin is deze verandering echter een formalisering
    van de huidige praktijk, aangezien de BVD al langer
    actief stuurde in het maatschappelijk en politiek leven.
    Met de nieuwe wet is dit echter een stuk gemakkelijker
    geworden. Een aantal wettelijke beperkingen waar de BVD
    en met name de MID mee te maken hadden, is namelijk
    geschrapt. De taakstelling beperkt zich niet langer tot het in
    de gaten houden van groepen, personen en ontwikkelingen
    die een gevaar zijn voor de staat, er wordt nu bijvoorbeeld ook
    gesproken over daadwerkelijk ingrijpen door een inlichtingendienst
    om aan geconstateerde bedreigingen van de staat
    het hoofd te bieden.
    Verder is ook de samenwerking met politie en justitie geregeld.
    De afgelopen jaren bleek dit altijd een bron van ruzie en
    ergernis: allerlei informatie die justitie wilde hebben om een
    zaak rond te kunnen maken, hield de BVD voor zichzelf ,
    omdat anders mogelijk zijn eigen activiteiten schade opliepen.
    In de nieuwe wet is nu formeel geregeld dat de dienst
    een aanspreekpunt bij justitie krijgt om melding te maken
    van strafbare feiten die men tijdens het doen van onderzoek is
    tegengekomen. Bovendien regelt de wet wanneer de inlichtingendiensten
    tot melding van strafbare feiten moeten overgaan.
    Overigens bestaat er momenteel al een dergelijk aanspreekpunt
    in de persoon van de landelijke hoofdo; cier van
    justitie voor de inlichtingendiensten, maar met de nieuwe wet
    krijgt dit aanspreekpunt een wettelijke basis.

    Bijzondere bevoegdheden

    Met de nieuwe WIV is er het een en ander veranderd in de
    bevoegdheden van de inlichtingendiensten. Met name de
    MIVD heeft er een flink aantal bijzondere bevoegdheden bijgekregen
    en is wat dit betreft gelijk getrokken met de AIVD.
    Opvallend aan dit deel van de wet is dat het zozeer lijkt op het
    ideale verlanglijstje van een inlichtingendienst dat het bijna
    niet anders kan dan dat het door de inlichtingendiensten is
    ingefluisterd. Zo is het mogelijk om zonder rechterlijke toestemming
    het briefgeheim te schenden. Hiervoor moet zelfs
    de grondwet worden gewijzigd. Argument voor deze radicale
    verandering is dat de BVD geen brieven mag openen, maar wel
    email mag lezen. Was er voor een telefoontap altijd toestemming
    nodig van drie ministers, nu volstaat de toestemming
    van de voor de dienst verantwoordelijke minister, waarmee de
    minimale controle nog minimaler wordt. Voor de AIVD is de
    minister van Binnenlandse Zaken, voor de MID de minister
    van Defensie verantwoordelijk.
    Het lijkt dat, gevolg gevend aan de uitspraak van het
    Europees Hof, de bevoegdheden duidelijk zijn geregeld. Dat
    is helaas niet waar. Ondanks de uitdrukkelijke Europese verplichting,
    is in de nieuwe wet niet duidelijk te lezen wanneer
    een burger te maken kan krijgen met welke bijzondere
    bevoegdheid. Het blijft dus onduidelijk hoe je je moet gedragen
    om niet het slachtoffer te worden van schendingen van
    mensenrechten door de inlichtingendiensten.
    De bijzondere bevoegdheden worden in de nieuwe WIV
    uitputtend opgesomd. Het gaat hierbij grotendeels om een
    legalisatie van de bestaande praktijk. Aanvankelijk bevatte het
    wetsvoorstel nog een restartikel dat de AIVD de bevoegdheid
    gaf nieuwe bijzondere bevoegdheden te introduceren en die
    pas na een jaar aan de Tweede Kamer bekend te maken.
    Dit artikel is in een nota van wijziging van 19 maart 2001 vervallen
    omdat het de regering duidelijk was geworden dat dit
    onderdeel in tegenspraak was met het Europees Verdrag
    voor de Rechten van de Mens en zou sneuvelen bij een eventuele
    rechtszaak.

    De inlichtingendiensten mogen observeren en volgen. Ze
    mogen personen en goederen observeren, al dan niet met
    behulp van observatieen registratiemiddelen. Verder mag er
    gevolgd worden, al dan niet met behulp van volgmiddelen,
    plaatsbepalingsapparatuur en registratiemiddelen. Observatie
    en volgacties mogen met toestemming van het hoofd van
    de dienst plaatsvinden. Wanneer echter geobserveerd wordt
    door apparatuur te plaatsen in een woning, hebben de diensten
    toestemming van de minister nodig. Het betreft videoen
    fotoapparatuur, (elektronische) kijkers, beeldversterkers en
    allerhande plaatsbepalingsinstrumenten, waaronder peilbakens
    en gsmtelefoons. Ook kunnen combinaties van gps
    (Global Positioning System, een computer die met behulp van
    satellietsignalen zeer precies de plaats op aarde kan bepalen)
    en gsm worden ingezet, waarbij de lokatie van een object
    bepaald wordt door gps en vervolgens aan de observant wordt
    doorgegeven door een daaraan gekoppelde gsmtelefoon.

    Om goed te kunnen in.ltreren mogen agenten van inlichtingendiensten
    zonder verdere controle valse identiteiten aannemen
    en met valse papieren door het leven gaan. Deze in.ltranten
    mogen strafbare feiten plegen en zullen hiervoor niet
    gestraft worden. Er wordt in de wet geen beperking gesteld
    aan de te plegen misdaden. In principe mag de agent dus
    alles. Als excuus wordt aangevoerd dat een in.ltrant anders
    te testen zou zijn: wanneer hij erop uit wordt gestuurd om
    een moord te plegen en dit weigert, zou hij kunnen worden
    ontmaskerd. Dit is op zijn zachtst gezegd wel een zeer eenzijdig
    scenario.
    De infltrant is bovendien niet alleen een informatieverzamelaar.
    Hij kan ook maatregelen nemen ter bescherming van
    door de betrokken dienst te behartigen belangen, zoals het
    kapotmaken van een organisatie door onderlinge ruzies te
    creren of te bevorderen.

    Inlichtingendiensten mogen inbreken in woningen, maar moeten
    hier schriftelijke toestemming van de betrokken minister
    voor hebben. Hier geldt echter een aantal uitzonderingen op:
    wanneer er ingebroken moet worden om afluisterof videoapparatuur
    aan te brengen, om peilzenders aan te brengen,
    om de woning te doorzoeken, om een computer te doorzoeken
    of om communicatieapparatuur te onderzoeken, dan
    mogen zij dit doen zonder verdere toestemming. In feite zijn
    hiermee nagenoeg alle redenen om een woning binnen te
    dringen opgesomd, en is er in de praktijk dus nauwelijks verdere
    toestemming voor inbraak nodig.

    Het briefgeheim is in de WIV niet langer heilig. Tot nu toe
    mochten de inlichtingendiensten, zonder gerechtelijke toestemming,
    alles met een brief, behalve hem openmaken. Met toestemming
    van de rechter mag een brief wel worden geopend.
    Ook deze controle zal, als het aan de minister ligt, uit de wet
    verdwijnen, waarmee alleen nog formele toestemming van
    een minister nodig zal zijn om een brief te openen. Daarvoor
    moet een Grondwetswijziging komen, die momenteel al in
    behandeling is.

    De diensten mogen computers hacken om toegang te krijgen
    tot opgeslagen informatie of om het versleutelen van gegevens
    tegen te gaan. Te denken valt aan het installeren van
    ‘geheime’ programma’s, die een gebruiker niet ziet, maar die
    ondertussen allerlei gegevens, zoals wachtwoorden, doorgeven
    aan de dienst.

    De diensten mogen communicatie aftappen en opnemen, inclusief
    telefoongesprekken en conversaties in de kroeg en andere
    openbare plaatsen. Hiervoor is toestemming nodig van een
    minister. De diensten mogen alle communicatie die door de
    ether loopt opnemen. Volgens de nieuwe WIV moest een
    nummer vermeld worden in de tapaanvraag. Als het aan de
    diensten gelegen had, was het mogelijk hier alle mogelijke
    nummers op te geven (naast telefoonnummers, ook typenummers
    van gsmtoestellen of identificatienummers van
    Pentium 111processoren). Dit plan is echter gesneuveld:
    nummer betekent in dit geval telefoonnummer.

    Om iets aan deze enorme baal aan gegevens te hebben, moeten
    de bruikbare gegevens eruit gefilterd worden. Voor selectie
    van deze gegevens (op verzender of ontvanger, op inhoud of
    op bijvoorbeeld telefoonnummer) is toestemming nodig van
    een minister. De AIVD kan bovendien iemand verplichten mee
    te werken aan het ontsleutelen van een gecodeerd bericht.

    De AIVD mag draadloos verzonden berichtenverkeer dat oorsprong
    of bestemming in het buitenland heeft, (elektronisch)
    doorzoeken op inhoud. Dat wil zeggen dat al deze communicatie
    mag worden opgevangen en met behulp van computers
    ge.lterd kan worden. De .lters die worden toegepast, kunnen
    communicatie selecteren op basis van persoonsof technische
    kenmerken (bijvoorbeeld stemherkenning of gsmnummer),
    op basis van trefwoorden en dergelijke. Hiervoor is geen
    ministerile toestemming nodig. Volgens de Raad van State
    zou deze bevoegdheid strijdig kunnen zijn met de grondwet.
    De minister van Binnenlandse Zaken Bram Peper ontkende
    dit. Door te searchen zouden de diensten namelijk geen kennis
    nemen van de volledige communicatie. Daarom zou deze
    speciale bevoegdheid te vergelijken zijn met het doen van
    technische controles door de telecommunicatieleverancier,
    waarbij ook niet uitgesloten kan worden dat (delen van)
    gesprekken worden opgevangen. Bovendien zou er niet
    van tevoren om toestemming kunnen worden gevraagd, aangezien
    de diensten niet van tevoren weten waarnaar ze op
    zoek zijn: er wordt immers in het wilde weg gezocht naar
    interessante informatie of interessante personen, zonder dat
    vooraf vaststaat f dergelijke informatie wel aanwezig is.
    Wanneer de diensten op basis van gesearchte informatie
    besluiten communicatie van een specifieke persoon verder op
    te vangen, is hiervoor wel toestemming nodig. Zo kunnen
    berichten met een bepaalde inhoud of van een bepaalde persoon
    opgespoord worden zonder dat van tevoren vaststaat dat
    dit bericht bestaat.
    Ook mag de AIVD alle nietkabelgebonden telecommunicatie
    (waaronder gsmverkeer) doorzoeken aan de hand van
    identiteiten, nummers en trefwoorden. De opgevangen
    gegevens mogen een jaar bewaard worden. Wanneer het om
    versleutelde berichten gaat, mag de communicatie bewaard
    worden tot een jaar nadat de dienst deze heeft ontsleuteld.
    Voor het gebruik van deze trefwoorden is geen toestemming
    nodig. Een keer per jaar krijgt de minister achteraf een lijst
    onder ogen.

    De Inlichtingendiensten kunnen gegevens opvragen over wie er
    met wie heeft gebeld (log.les) of op wiens naam een telefoonnummer
    staat. Log.les bevatten alle data van een bepaald telecommunicatienummer:
    welke nummers er vanaf dit nummer
    gebeld zijn, welke nummers dit nummer hebben gebeld en
    hoe lang de gesprekken hebben geduurd. Opmerkelijk is dat
    ook gegevens moeten worden verstrekt van oproepen die niet
    tot een verbinding hebben geleid (in gesprek, afgesloten
    nummer, niet thuis). Log.les kunnen zowel voor een periode
    in de toekomst als met terugwerkende kracht door de diensten
    worden opgevraagd.

    Ten slotte mag de AIVD zich wenden tot eenieder die over
    gegevens beschikt die voor de diensten van belang kunnen
    zijn. De Bevolkingsadministratie, Postbank, Albert Heijnbonuscardadministratie,
    de videobanden van cameratoezicht
    in een station, dit alles en nog veel meer kan probleemloos
    worden opgevraagd.

    Cryptografie

    Cryptografie (de techniek van het versleutelen en ontsleutelen
    van gegevens) neemt een bijzondere plaats in de wet in.
    Dit heeft te maken met de grote bedreiging die de inlichtingendiensten
    in het gebruik van encryptie (het versleutelen)
    zien. Wanneer men zich op grote schaal bedient van sterke
    versleutelingstechnieken, wordt het werk voor de diensten
    een stuk moeilijker. Om die bedreiging het hoofd te bieden is
    in de WIV een aantal kunstgrepen toegepast.
    Ten eerste hebben de diensten op een aantal plaatsen toestemming
    gekregen om encryptie ongedaan te maken.
    Wanneer zij telecommunicatie aftappen, hebben zij ook de
    bevoegdheid om versleuteling ongedaan te maken en zijn
    telecommunicatieleveranciers verplicht om versleuteling die
    de leveranciers hebben aangebracht, ongedaan te maken. Ook
    bij het scannen (het ongericht ontvangen en opnemen van
    nietkabelgebonden telecommunicatie) hebben de diensten
    de bevoegdheid gekregen om versleuteling ongedaan te
    maken. Dit gaat om algemeen gebruikte encryptie (zoals het
    gsmprotocol voor de mobiele telefonie), maar ook om door
    personen of organisaties zelf aangebrachte versleuteling. Of
    de diensten van deze bevoegdheid gebruik kunnen maken, is
    in dat geval afhankelijk van de technische mogelijkheden, de
    kracht van het gebruikte encryptiealgoritme (de rekentechniek
    die gebruikt is om te versleutelen) en het kennisniveau
    van de betreffende dienst. Wanneer een sterk encryptiealgoritme
    is gebruikt, zal het niet eenvoudig zijn een verkregen
    bericht te ontcijferen. Dit is slechts mogelijk wanneer
    daar voldoende rekenkracht of kennis tegenover staat. Deze
    kennis kan bijvoorbeeld bestaan uit technische details over
    hoe dergelijke encryptie gekraakt moet worden, maar kan ook
    betrekking hebben op kennis van het wachtwoord.
    Ten tweede is toestemming gegeven om (tijdens een hackactie
    door de diensten) in een computer aangebrachte of nog
    aan te brengen cryptogra.eprogrammatuur te corrumperen,
    of om sleutels te achterhalen waarmee door de diensten zelf
    ontsleuteld kan worden.
    Ten derde spreekt de wet op verschillende plaatsen over de
    medewerkingsplicht om te ontsleutelen. Opmerkelijk is de
    luchtigheid waarmee dit gebeurt. Er wordt alleen gerept over
    de verplichting mee te werken aan ontsleuteling van versleutelde
    berichten of bestanden. Wanneer iemand medewerking
    weigert, kan dit de weigeraar een gevangenisstraf opleveren,
    zelfs wanneer de weigering niet opzettelijk is. Het gebrek aan
    uitleg in de Memorie van Toelichting is vreemd, aangezien
    medewerkingsplicht aan ontsleuteling van (eigen) berichten
    in de praktijk moeilijk uitvoerbaar is. Hoe kan immers
    iemand meewerken die zijn eigen wachtwoord vergeten is of
    zijn codesleutel is kwijtgeraakt? En hoe verhoudt deze
    verplichting zich met het grondrecht om niet mee te hoeven
    werken aan zijn eigen veroordeling? Wanneer iemand
    gedwongen wordt om een bericht te ontsleutelen en het blijkt
    dat daarin sprake is van strafbare feiten, is er een probleem.
    In dat geval blijkt men achteraf een verdachte gedwongen te
    hebben om mee te werken aan zijn eigen veroordeling.

    Notificatie

    Wanneer de dienst gebruikt maakt van het schenden van het
    briefgeheim, aftappen van telecommunicatie of inbraak, zal
    na vijf jaar bekeken worden of het slachtoffer van deze activiteiten
    hiervan in kennis kan worden gesteld (notificatieplicht).
    Overigens is de plicht in de wet ver te zoeken. Mocht de dienst
    tot de conclusie komen dat dit niet kan worden medegedeeld,
    dan moet een jaar later bekeken worden of er nu wel genotificeerd
    kan worden. De diensten kunnen echter afzien van
    noti.catie indien het melden van gebruik van een bevoegdheid
    ertoe zou kunnen leiden dat bronnen van de dienst,
    toepassingen van gebruikte methoden of de identiteit van personen
    die de dienst geholpen hebben, onthuld kunnen worden,
    dan wel dat betrekkingen met andere landen geschaad
    kunnen worden.

    Buitenland

    De relatie met de buitenlandse zusterdiensten wordt als een
    belangrijk argument gebruikt voor alle geheimzinnigheid
    rond de BVD (‘ wij zouden nog wel willen, maar als we iets
    moeten blootgeven, krijgen we nooit meer informatie’). De
    buitenlandse diensten kunnen zich echter beter zorgen
    maken over de nieuwe taken van de AIVD dan over een deugdelijk
    democratisch toezicht in Nederland. De dienst is na
    aanvaarding van de nieuwe wet op diverse manieren actief
    geworden in het buitenland.
    In 1994 werd de Inlichtingendienst Buitenland (idb) na
    een reeks van schandalen opgeheven. De buitenlandse inlichtingentaak
    (spionage) kwam daarmee in een vacum terecht.
    Het militaire deel bleef een taak van de MID en de BVD, die
    altijd al een concurrerende taak ten opzichte van de idb voor
    zichzelf zag, sprong ook voor een deel in dat gat. Met de
    nieuwe wet in aantocht wordt deze spionagetaak geformaliseerd.
    De dienst krijgt daarvoor honderd medewerkers
    (ongeveer het dubbele van de idb) en een aparte ruimte in een
    kantoorgebouw buiten het AIVDcomplex.
    In een nota van wijziging van 19 maart 2001 is economische
    spionage, na een stroom van kritiek van de parlementsfracties
    van GroenLinks, d66, cda en pvda, weer uit de WIV
    gehaald. Verder is kritiek van de Europese Commissie op deze
    bevoegdheid een reden om het te schrappen. Of dit de AIVD
    daadwerkelijk van het economisch spioneren af kan houden,
    is nog maar de vraag. Minister van Binnenlandse Zaken Klaas
    de Vries licht het besluit namelijk als volgt toe: ‘Bij de introductie
    van het overkoepelende begrip “nationale veiligheid” in
    de taakstelling van de AIVD heeft de regering zich op het standpunt
    gesteld dat het begrip “nationale veiligheid” ruim mag
    worden uitgelegd en dat de genoemde activiteiten onder het
    begrip “nationale veiligheid” zijn te vatten. Voor zover er niettemin
    enige twijfel zou kunnen bestaan of het verrichten van
    onderzoeken die gerelateerd zijn aan vitale economische
    belangen van Nederland wel onder het begrip “nationale veiligheid”
    vallen, is besloten die twijfel weg te nemen door te
    komen tot een explicitering van de vitale economische belangen
    in de omschrijving van de inlichtingentaak buitenland
    van de AIVD. Inmiddels is, vanwege de misverstanden die dit
    onderdeel van de taakomschrijving bleek op te roepen, besloten
    de vitale economische belangen als afzonderlijk bestanddeel
    van de taakomschrijving te schrappen, met de aantekening
    dat onderzoek naar dit soort onderwerpen wel mogelijk
    is als het belang van de nationale veiligheid in het geding is. ‘

    Inzage

    Een van de aanleidingen om de nieuwe WIV te schrijven was,
    zoals gezegd, de uitspraak van de Raad van State in 1994
    waardoor het in beperkte mate mogelijk werd je eigen BVDdossier
    in te zien. De nieuwe wet volgt in grote lijnen de praktijk
    zoals die er nu na een aantal gerechtelijke uitspraken ligt.
    Er moet aan een aantal voorwaarden zijn voldaan wil je inzage
    krijgen in je eigen dossier. Ten eerste moeten de te verstrekken
    gegevens meer dan vijf jaar oud zijn. Ten tweede mag over de
    aanvrager de afgelopen vijf jaar geen nieuwe informatie zijn
    geregistreerd over het onderwerp waarin inzage wordt
    gevraagd. Ten derde mogen de gegevens niet relevant meer
    zijn voor enig ander lopend onderzoek. Ten vierde moeten de
    bronnen en de werkwijze van de dienst geheim blijven.
    Daarnaast kan inzage worden geweigerd als zich een van de
    vele weigergronden van de Wet Openbaarheid van Bestuur
    (wob) voordoet.
    Aanvankelijk wilde de minister ook een juRIDisch unicum
    creren. Bij eventuele inzage mochten geen aantekeningen of
    kopien worden gemaakt, noch mocht men een raadsman
    meenemen. Dit is echter in een nota van wijziging uit de wet
    gehaald toen ook dit niet haalbaar in Europa bleek te zijn.
    Vanaf 1994 konden journalisten en historici inzage krijgen
    in in historisch opzicht belangrijke persoonsdossiers. In
    1995 sloot de Raad van State deze inzagemogelijkheid echter
    weer af: eerst moest er een deugdelijke regeling komen. De
    nieuwe wet handhaaft de blokkade van 1995 en maakt daarmee
    inzage door journalisten en historici onmogelijk. In de
    nota van wijziging van 19 maart 2001 is nog een kleine geste
    gemaakt ten aanzien van inzage door derden. Familieleden
    in de eerste lijn kunnen inzage krijgen in het dossier van
    een overleden familielid als is voldaan aan de eerder opgesomde
    voorwaarden.

    Klachtrecht

    Een ander punt dat uiteindelijk waarschijnlijk af zal ketsen bij
    toetsing door de rechter is de manier waarop het klachtrecht
    is geregeld. Het Europees Hof heeft vastgesteld dat een
    instantie die klachten over geheime diensten onderzoekt, een
    sanctiebevoegdheid moet hebben. Met andere woorden, de
    beklaagde inlichtingendienst moet door de onderzoeker van
    de klacht gedwongen kunnen worden om te luisteren.
    Daarnaast moet er een hoger beroep mogelijk zijn voor een
    klager. In de nieuwe WIV is de Nationale Ombudsman aangewezen
    als instantie die de klachten over de inlichtingendiensten
    moet onderzoeken. De Ombudsman kan wettelijk
    gezien echter niets anders doen dan een klacht onderzoeken
    en zijn mening over het gebeurde geven. De beklaagde instantie
    kan deze uitslag vervolgens volledig naast zich neerleggen.
    Wanneer een klager het niet eens is met de beslissing van de
    Ombudsman, kan hij geen hoger beroep aantekenen.
    De regering interesseert zich niet echt voor dit probleem.
    Op kritiek van het GroenLinkskamerlid Tara Oedayraj Sing
    Varma antwoordde minister Klaas de Vries op 19 maart 2001:
    ‘Naar onze mening doet de fractie van GroenLinks de
    Nationale Ombudsman te kort, als zij stelt dat deze geen zinvolle
    rol kan spelen, alleen omdat hij niet bevoegd is tot bindende
    uitspraken en geen daadwerkelijke rechtsmiddelen
    kent. Op geen enkel terrein bezit de Nationale Ombudsman
    deze bevoegdheden en toch heeft hij zijn waarde sinds zijn
    instelling naar de mening van de regering meer dan bewezen.
    Bestuursorganen die door de Nationale Ombudsman op de
    vingers getikt worden, nemen over het algemeen de door de
    Ombudsman voorgestelde maatregelen over om te voorkomen
    dat hen dat een tweede maal overkomt. Wij zien vooralsnog
    geen enkele reden dat dat in het geval van de inlichtingenen
    veiligheidsdiensten anders zal zijn. ‘
    Naast allerlei nieuwe bevoegdheden is er ook heel wat
    veranderd in het ambtelijk apparaat. Door het invoeren
    van een aantal nieuwe functies moeten de inlichtingendiensten
    de toets van het Europees Hof van de Rechten van de
    Mens doorstaan.
    Allereerst komt er een Commissie van Toezicht, die moet
    controleren of de diensten en hun medewerkers zich aan de
    wet houden en of zij hun werk goed doen. De commissie kan
    echter uitsluitend achteraf controleren en doet dit onder strikte
    geheimhouding. Ze moet bestaan uit drie leden die door de
    regering voor een periode van zes jaar worden benoemd. Zij
    krijgt een eigen secretariaat. De commissie moet de rechtmatigheid
    van de activiteiten van de inlichtingendiensten
    onderzoeken. Daartoe krijgt ze toegang tot alle informatie,
    gebouwen en personen die van belang zijn voor dat onderzoek.
    Medewerkers van de diensten kunnen zich niet op hun
    zwijgrecht beroepen en kunnen onder ede worden gehoord.

    Een andere vernieuwing is het aanstellen van een cordinator
    van de inlichtingenen veiligheidsdiensten. Deze functie
    wordt momenteel bekleed door de secretarisgeneraal van het
    ministerie van Algemene Zaken, maar krijgt hiermee een wettelijke
    status. De rol van deze cordinator is die van een spin
    in het web. Hij bereidt de ministerile vergaderingen over de
    inlichtingendiensten voor, cordineert de taken van de diensten
    en is de voorzitter van het Comit Verenigde
    Inlichtingendiensten Nederland (CVIN). Het CVIN is de ambtelijke
    laag tussen de inlichtingendiensten en de regering.
    De regering en de AIVD presenteren de nieuwe wet als een
    grote stap voorwaarts. Er wordt duidelijkheid gegeven wat de
    AIVD op welk moment tegen wie mag doen. Er wordt vastgelegd
    hoe informatiestromen naar binnen en naar buiten lopen.
    De controle, de inzage en het klachtrecht zijn goed geregeld.
    Als deze wet evenwel n ding duidelijk maakt, dan is het
    niet wt de AIVD en de MIVD mogen, maar dat de AIVD en MIVD
    lles mogen.
    Op het gebied van controle, inzage en klachtrecht is er
    alleen stagnatie of achteruitgang. De parlementaire controle
    blijft liggen bij de overwerkte en ondeskundige fractievoorzitters,
    klagen kan nog steeds alleen bij de Nationale
    Ombudsman, die alleen advies mag uitbrengen, en inzage in
    dossiers wordt weggehaald bij de Wet Openbaarheid van
    Bestuur en binnen de strenge normen van de nieuwe wet
    gebracht. Er komt weliswaar een Commissie van Toezicht met
    verregaande bevoegdheden, maar die rapporteert wederom in
    het geheim.
    Ten aanzien van de notificatieplicht is sprake van een vooruitgang.
    Aanvankelijk zou het gaan om een absolute vooruitgang,
    dat wil zeggen de inlichtingendiensten moesten te allen
    tijde notificeren en konden eventueel uitstel, maar zeker geen
    afstel krijgen. Inmiddels is dit onder druk van de BVD ook aangepast
    en behoort afstel tot de wettelijke mogelijkheden. Voor
    de bescherming van de inwoners van Nederland tegen de
    alwetende snuffelstaat zou het een goede zaak zijn als de voorgestelde
    Wet op de Inlichtingenen Veiligheidsdiensten
    gesneuveld zou zijn.