• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Anti Terrorisme maatregelen in Nederland

    Sinds 11 september 2001 zijn er in Nederland veel maatregelen genomen om terrorisme te bestrijden. Buro Jansen & Janssen schrijft regelmatig over deze ontwikkelingen, zie het Dossier Terrorisme
    Hieronder vindt je een overzicht van alle maatregelen die er in Nederland zijn genomen, of die zijn voorgesteld.

    Voor een overzicht van wetgeving kijk hier

    16 oktober 2006
    Verschuivingen in terroristisch dreigingsbeeld
    NCTB

    De terroristische dreiging voor Nederland blijft substantieel, hoewel een combinatie van sommige elementen in het dreigingsbeeld neigen naar een afname van de dreiging. De afgelopen periode ging er van de bekende terroristische netwerken geen concrete dreiging uit en is er geen opvallende interesse voor Nederland vanuit internationale jihadistische netwerken geconstateerd. Redenen om het dreigingsniveau te handhaven zijn de verzwarende factoren als de aanzienlijke dreiging tegen andere Europese landen, transatlantische bondgenootschappen en het westen in het algemeen. Nederland blijft als onderdeel van het westen een potentieel doelwit van terroristen. Tevens blijken kleine kringen van radicale moslims bijzonder licht ontvlambaar. Die lichte ontvlambaarheid kan leiden tot spontane uitbarstingen van individuen en groepjes. De realiteit van een dergelijk scenario bleek onlangs in Duitsland, bij de mislukte aanslagen op enkele treinen. Dit zijn de voornaamste conclusies in het driemaandelijkse Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb), waarvan de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vandaag een samenvatting naar de Tweede Kamer hebben gestuurd.

    De aanhoudende radicalisering onder (jonge) moslims blijft een zorgwekkende ontwikkeling ondanks dat ook weerstand onder de moslimgemeenschap doorzet. Deze toenemende radicalisering blijkt ondermeer uit de toename van de belangstelling van Nederlandse studenten voor religieuze studies in het Midden-Oosten. Ook valt steeds meer op dat beïnvloedbare tieners in de omgeving van jihadistische netwerken verkeren onder wie steeds meer Nederlandse jongeren van Turkse afkomst. Waren in het verleden incidenteel personen die opdoken in deze lokale jihadistische netwerken, nu lijken kleine groepen jongeren als geheel te jihadiseren. Frustratie over de positie van moslims in Nederland en de woede over gebeurtenissen in de conflictgebieden geven voeding aan het gevoel ‘iets’ te moeten doen. Ten slotte valt op dat op internet ook sommige populaire, neutrale websites op verholen wijze als platform voor de radicale islamitische propaganda worden gebruikt.

    De zorg om polarisatie blijft onverminderd. Daar dragen ook rechts-extreme uitingen aan bij. In de afgelopen periode was er sprake van diverse gevallen interetnisch geweld. De aanhouding van zeventien extreem-rechtse potentiële terroristen in België is mogelijk een indicatie dat een escalatie van politiek geweld uit niet-jihadistische hoek als risico serieus moet worden genomen.

     


    2 oktober 2006
    Memorie van Antwoord, Wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten ter verruiming van de mogelijkheden tot opsporing en vervolging van terroristische misdrijven
    Eerste kamer

    Het verheugt mij dat de leden van de fractie van het CDA met belangstelling hadden kennisgenomen van dit wetsvoorstel. Hun inleidende beschouwingen over de dilemma’s bij de beleidsontwikkeling op het gebied van terrorismebestrijding zijn waardevol, en geven blijk van instemming met de aanpak waarvoor het kabinet heeft gekozen. Ik hoop de nog bij deze leden bestaande vragen over het wetsvoorstel in het navolgende tot tevredenheid te kunnen beantwoorden.
    De leden van de VVD-fractie gaven eveneens aan met belangstelling kennis te hebben genomen van het wetsvoorstel en van de uitgebreide gedachtenwisseling in de Tweede Kamer. Met veel genoegen stelde ik vast dat deze leden de behandeling van het voorstel voldoende voorbereid achtten. De enig overgebleven vraag van deze leden zal ik hierna beantwoorden.
    De leden van de fractie van de PvdA merkten op met belangstelling én bezorgdheid van het wetsvoorstel kennis te hebben genomen. Zij hadden veel waardering voor de gedachtewisseling in de Tweede Kamer over dit wetsvoorstel. Daarvoor ben ik deze leden zeer erkentelijk, temeer ook omdat zij hieraan nog toevoegden dat de antwoorden van de regering
    gedegen waren en vertrouwen opriepen. Graag wil ik in het onderstaande pogen de resterende zorg bij deze leden weg te nemen door in te gaan op de drie gezichtspunten die naar de mening van deze leden vanuit de Eerste Kamer bijzondere aandacht vereisten.
    Het verheugt mij voorts dat de leden van de fractie van D66 met belangstelling van dit wetsvoorstel hebben kennis genomen. Deze leden erkenden het belang om in een zo vroeg mogelijk stadium te kunnen optreden tegen mogelijke terroristische aanslagen. Ik deel hun opvatting dat de dreiging van het terrorisme in de open samenleving waarin wij leven reëel is. Deze leden merkten verder terecht op dat het juist vanwege het ingrijpende karakter van antiterreurwetgeving noodzakelijk is steeds zorgvuldig na te gaan of daarbij geen rechtsstatelijke grenzen worden overschreden en of de voorgestelde maatregelen in het licht van het gewenste doel effectief zijn. Hierna kom ik in deze memorie van antwoord nog graag terug op deze en andere door de aan het woord zijnde leden aan de orde gestelde aspecten.


    27 september 2006
    Brief Minister van Buitenlandse Zaken over voedingsbodem terrorisme
    MinBuza

    Onderzoek naar radicaliseringsprocessen in Nederland laat zien dat deze zeer complex zijn en dat er een grote variëteit aan bevorderende/remmende factoren een rol speelt.
    Vooropgesteld moet worden dat radicalisering een keuzeis. Grote groepen jongeren worstelen met onzekerheid over hun identiteit en met moeilijke omstandigheden en tegenslagen in hun leven. Maar slechts een zeer klein deel ervan zoekt een antwoord op hun onvrede en frustratie in een radicale ideologie en levenswijze die de Nederlandse samenleving en democratie afwijst en teniet wil doen. De toegangswegen die jongeren tot dit punt brengen, lopen uiteen.

     


    26 september 2006
    Lijst met vragen antwoorden over het AIVD jaarverslag 2005
    MinBiZa

    De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1 heeft de navolgende vragen over het jaarverslag van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) over het jaar 2005 (TK 30 300 VII, nr. 59) aan de regering voorgelegd.
    De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft deze vragen beantwoord bij brief van 22 september 2006.


    26 september 2006
    Stemming Eerste Kamer over wetsvoorstel Afgeschermde Getuige
    Eerste Kamer

    De Eerste Kamer heeft dinsdag 26 september 2006 het wetsvoorstel aangenomen dat het mogelijk maakt in strafzaken te werken met ‘afgeschermde getuigen’ van de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (AIVD). Een deel van de PvdA-fractie en de volledige fracties van SP en GroenLinks stemden tegen. Woordvoerder Jurgens van de PvdA zei in zijn stemverklaring dat een recente uitspraak van de Hoge Raad waarin afgeschermde getuigen toelaatbaar worden genoemd het wetsvoorstel overbodig maakt in de ogen van een deel van de PvdA-fractie, onder wie Jurgens zelf en ook fractievoorzitter Noten. Andere PvdA-senatoren hadden zich veertien dagen geleden in het debat over de wet door minister Donner van Justitie laten overtuigen. SP-woordvoerder Kox zei dat zijn fractie de rechtspraktijk nu voorrang geeft boven wetgeving. Mevrouw De Wolff van GroenLinks had in het debat de geprivilegieerde positie van de AIVD gehekeld, waardoor de waarheidsvinding in het gedrang zou komen.


    20 september 2006
    Nota nav verslag, Wet Bestuurlijke maatregelen nationale veiligheid
    Tweede Kamer

    De regering beantwoordt de vele vragen die in het de Commissie van Justitie gesteld waren. De fractie van de PvdA had gevraagd naar verduidelijking van de grens tussen bestuurlijke en strafrechterlijke aanpak. Voor strafrechterlijke aanpak geldt het criterium dat er ‘aanwijnzingen’ dienen te zijn van betrokkenheid bij een terroristisch misdrijf. In eerde stukken (TK 30164 nr 12) werdt het als volgt omschreven:” van aanwijzingen is sprake indien de beschikbare informatie feiten en omstandigheden bevat die erop duiden dat daadwerkelijk een terroristisch misdrijf zou zijn of zal worden gepleegd. Of de informatie aanwijzingen oplevert, zal telkens moeten worden gewogen aan de hand van factoren als betrouwbaarheid, concreetheid en verifieerbaarheid. Zo kunnen bijzonder betrouwbare, maar tegelijkertijd vage gegevens «aanwijzingen» opleveren. Net zoals, bijvoorbeeld naar tijd en plaats, concrete informatie die niet, of niet meteen, verifieerbaar is «aanwijzingen» kan behelzen.
    Bij de toepassing van bestuurlijke maatregelen gaat het om ‘gedragingen op grond waarvan een persoon in verband in verband kan worden gebracht met terroristische activiteiten of de voorbereiding daarvan’. Volgens de regering maakt deze definitie een objectieve toetsbaarheid mogelijk Bovendien zou het niet om enkele gedraginegn gaan, maar ‘om een samenstel van gedragingen waaruit een bepaald patroon naar voren komt dat een bedreiging oplevert voor de nationale veiligheid’.


    19 september2006
    Voorlopig Verslag Cie Justitie Eerste Kamer over verbieden terrroristische organisaties
    Eerste Kamer

    In het verslag van het schriftelijk overleg in de Tweede Kamer is melding gemaakt van problemen met betrekking tot de rechtsbescherming van corporaties, die op de sanctielijsten van de Verenigde Naties en de Europese Unie zijn geplaatst. Tijdens de mondelinge behandeling is daarop voortgegaan. Hoewel de leden van de commissie deze debatten niet willen overdoen, zijn zij van mening, dat de praktijk zal zijn gediend met een helder overzicht van de mogelijkheden en onmogelijkheden tot rechtsbescherming als het gaat om de plaatsing op een terrorismelijst –de de-listing procedure – en het toepassen van andere sanctiemogelijkheden.
    De minister heeft tijdens de behandeling opgemerkt, dat problemen, die rijzen met betrekking tot de plaatsing op de VN-lijst niet op nationaal niveau kunnen worden opgelost, terwijl de internationale procedures rond de plaatsing en de «de-listing» vatbaar zijn voor verbetering; een uitspraak, die ook op internationaal niveau is erkend. Ten aanzien van de plaatsing op een EU-lijst geeft de regering een interpretatie van het Plaumann-arrest, waardoor het wel mogelijk zou zijn om via een procedure op grond van artikel 230 EG op te komen tegen de wettigheid van een verordening. Daarnaast is er het Gemeenschappelijk Standpunt, waartegen endogene organisaties niet kunnen opkomen bij het HvJ EG (omdat dit standpunt als een derde pijler besluit moet worden aangemerkt) en exogene organisaties misschien wel. Kortom de leden van de CDA-fractie achten het van belang, dat er een overzicht van de mogelijkheden tot rechtsbescherming wordt gegeven en dat wordt aangegeven of er sprake is van de «effective remedy», die het EVRM eist.


    12 september 2006
    Debat eerste kamer over wetsvoorstel Afgeschermde Getuige
    Eerste Kamer

    Eerste Kamer zet vraagtekens bij afgeschermde getuige

    woensdag 13 september 2006

    Een dag na de vijfde herdenking van de slachtoffers van de terreuraanvallen in de Verenigde Staten op 11 september 2001 heeft de Eerste Kamer een wetsvoorstel besproken dat van betekenis is voor de bestrijding van terreur in Nederland. Het voorstel maakt het mogelijk om informatie van de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (AIVD) via afgeschermde getuigen van deze dienst een rol te laten spelen bij de opsporing en vervolging van onder andere verdachten van terroristische aanslagen.

    Ontlastende verklaring
    Het wetsvoorstel is een uitvloeisel van een door de Tweede Kamer aangenomen motie-Wilders uit december 2003. Bij de behandeling in de Eerste Kamer van het voorstel schaarden de fracties van CDA en VVD zich achter de regering al hadden zij wel kritiek op de positie van de AIVD in het geheel. Een getuige van deze dienst zou tot het laatst toe mogen bepalen of een verklaring wel of niet aan het strafdossier wordt toegevoegd. In het bijzonder vroegen de beide regeringsfracties aan minister Donner (CDA, Justitie) wat er gebeurt met ontlastende verklaringen die buiten het dossier worden gehouden.
    Zowel CDA-senator Van de Beeten als mevrouw Broekers-Knol van de VVD verwees naar de herdenking van ‘nine-eleven’ om de steun aan het wetsvoorstel mede te rechtvaardigen.

    Hoge Raad
    Namens de PvdA-fractie wierp senator Jurgens de vraag op of het wetsvoorstel nog wel nodig is nu recent de Hoge Raad zich over de toelaatbaarheid van informatie van de AIVD bij strafprocessen heeft uitgelaten. Geen rechtsregel verbiedt het gebruik van informatie van de AIVD, citeerde Jurgens een arrest van 5 september 2006. Eerder al had het gerechtshof in Den Haag bepaald dat ambtsberichten van de AIVD gebruikt kunnen worden in het strafproces, zowel als startinformatie aan de politie (voor nader onderzoek) en als bewijsmiddel. Tegen een vonnis van het Rechtbank in Rotterdam, dat terreurverdachten niet wilde veroordelen op basis van alleen informatie van de AIVD was het openbaar ministerie in beroep gegaan.

    Mensenrechten
    Bij de uitwerking van het voorstel inzake afgeschermde getuigen dreigt de regering in strijd te handelen van het Europese Verdrag inzake de Rechten van de Mens, oordeelt de PvdA-fractie. Dit komt omdat gekozen is voor een procedure, waarbij de zittingsrechter uiteindelijk niet kan beoordelen of aan de verdediging wezenlijke informatie wordt onthouden. Deze taak ligt bij de rechtercommissaris.

    Gewetensnood
    Mevrouw Broekers-Knol en senator Van de Beeten wezen erop dat in het geval ontlaste informatie wel bekend is bij de rechtercommissaris maar niet bij de zittingsrechter (omdat de afgeschermde getuige opneming van zijn verklaring in het strafdossier blokkeert) er gewetensnood kan ontstaan bij de rechtercommissaris en de verdachte kan worden benadeeld.

    Stap te ver
    SP-senator Kox zette vraagtekens bij het aangehaalde arrest van de Hoge Raad. Dit gaat een stap te ver. Daardoor is de SP meer van dit wetsvoorstel gaan houden. Mevrouw De Wolff van GroenLinks zei dat haar fractie ongelukkig is met het voorstel. Volgens haar verdraagt de waarheidsvinding niet een zo geprivilegieerde positie als de AIVD heeft toebedeeld gekregen. De terrorismedreiging is geen reden om minder zorgvuldig te zijn bij de waarheidsvinding, oordeelde mevrouw De Wolff.
    Senator Engels sneed namens D66 ook de vraag aan in hoeverre een inperking van het in onze democratische rechtsstaat op grond van art.6 van de Europese Conventie geldende grondrecht voor verdachten om getuigen te kunnen ondervragen aanvaardbaar is. Hij vroeg zich af in hoeverre dit instrument als bruikbaar en effectief kan worden beoordeeld. En waar de grenzen liggen van het begrip staatsveiligheid en welke de verhouding is tussen de belangen van de staatsveiligheid en een goede strafvordering. De fractie van D66 steunt in beginsel het voornemen om tot een krachtige aanpak van het terrorisme te komen. Daarnaast heeft de fractie aangegeven dat dit in het algemeen ook geldt voor de wens om in dat verband de bruikbaarheid van informatie van specifieke getuigen in het strafproces te verbeteren. De fractie is zich daarbij zeer bewust van het feit dat dit wetsvoorstel onontkoombaar zal leiden tot moeilijke afwegingen tussen het belang van de bescherming van staatsgeheimen en het belang van een transparante procesvoering. D66 wil dat nieuwe regels en instrumenten die zich richten op de bestrijding en berechting van terroristische misdrijven zich moeten blijven bewegen binnen de grenzen van onze democratische rechtsstaat. Daarom zet de fractie een kanttekening bij het feit dat de regeling zich niet beperkt tot terroristische misdrijven en verdachten, maar ook in strafprocessen tegen andere verdachten dan vermeende terroristen zou kunnen worden toegepast.
    Senator Holdijk vroeg namens de fracties van SGP en ChristenUnie of de positie van de AIVD door het wetsvoorstel wordt versterkt en de positie van de rechtercommissaris verzwakt.

    Inpassing in bestaand systeem
    Minister Donner (CDA, Justitie) verdedigde het voorstel als een poging om de bestrijding van terrorisme in te passen in het bestaande systeem van strafrechtspleging. De minister zei in een reactie op een uitlating van PvdA-senator Jurgens dat de terreurdreiging anders is dan andere bedreigingen en dat daarom hier en daar aanpassing van strafrecht en opsporingsmethoden noodzakelijk is. Volgens Donner is het wetsvoorstel een uitwerking van het beginsel dat informatie van de inlichtingendiensten gebruikt kan worden in het strafproces. Het gaat erom dat ambtsberichten door het verhoren van afgeschermde getuigen kunnen worden ‘ingekleurd’ en zo de rechter meer houvast bieden. Hij zag er ook een methode in om de rechtercommissaris de betrouwbaarheid van de inlichtingen van de AIVD te laten toetsen. Maar de minisd ter gaf toe dat in het belang van de staatsveiligheid de afgeschermde getuige van de AIVD altijd het laatste woord heeft wat betreft de vraag of een getuigenverklaring wel of niet aan het strafdossier wordt toegevoegd. De staatsveiligheid kan de waarheidsvinding in de weg staan, aldus de minister.
    Donner zei dat Nederland niet handelt in strijd met artikel 6 van het Europese verdrag voor de rechten van de mens dat opkomt voor het recht van de verdediger van een verdachte om kennis van alle informatie te nemen waarover ook het openbaar ministerie beschikt.


    7 september 2006
    Brief over bezoek moslimleider Mohammed Anas Noorina
    Tweede Kamer

    Het gevoel van urgentie om radicalisering vroegtijdig te herkennen, per instelling verschilt. Om het belang hiervan onder de aandacht van het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs te brengen, zal het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het gesprek aangaan met de Bve Raad, de HBO-raad en de VSNU.
    Over de uitkomst van dit overleg en de conclusies die daaruit worden getrokken, wordt u uiterlijk 1 juli 2006 geïnformeerd.


    juli 2006
    Toezichtsrapport inzake het onderzoek van de Commissie van Toezicht naar de door de AIVD uitgebrachte ambtsberichten in de periode van januari 2004 tot oktober 2005 (CTIVD nr. 9a)
    CTIVD

    De centrale vraag in het onderzoek van de Commissie luidt of de ambtsberichten in overeenstemming met de wet en op behoorlijke en zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen (artikel 12 lid 3 WIV 2002). Daartoe is ten eerste onderzocht of de inhoud van het ambtsbericht wordt onderbouwd door de bij de dienst aanwezige informatie. Voorzover de achterliggende informatie is verkregen door middel van de inzet van een bijzondere bevoegdheid is mede getoetst of bij de inzet daarvan is voldaan aan de wettelijke vereisten, waaronder de eisen van noodzakelijkheid (artikel 18 WIV 2002), proportionaliteit en subsidiariteit (artikel 31 en 32 WIV 2002). Daarnaast heeft de Commissie gecontroleerd of bij de totstandkoming van het ambtsbericht is voldaan aan de verschillende wettelijke vereisten voor de externe gegevensverstrekking die uit de WIV 2002 voortvloeien. Bij het onderzoek is tevens de interne regelgeving van de AIVD in ogenschouw genomen.

    Naast dossieronderzoek heeft de Commissie gesprekken gevoerd met enkele medewerkers van de AIVD.
    Het rapport is als volgt opgebouwd. In paragraaf 3 wordt een inleiding gegeven over het onderwerp ambtsberichten. Daarbij wordt aandacht besteed aan de wettelijke grondslag voor de externe gegevensverstrekking (paragraaf 3.1), de wettelijke vereisten voor het uitbrengen van een ambtsbericht (paragraaf 3.2), de procedure voor de totstandkoming van een ambtsbericht (paragraaf 3.3) en de ontvangers van ambtsberichten (paragraaf 3.4). Vervolgens worden in paragraaf 4 de bevindingen van het onderzoek uiteengezet.
    Achtereenvolgens komen daarbij aan bod de onderbouwing van het ambtsbericht (paragraaf 4.1), de geheimhouding van bronnen en modus operandi (paragraaf 4.2), de inzet van bijzondere bevoegdheden (paragraaf 4.3), de wettelijke grondslag van het ambtsbericht (paragraaf 4.4), ambtsberichten aan het Openbaar Ministerie (paragraaf 4.5), ambtsberichten
    aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (paragraaf 4.6), het gebruik van ambtsberichten in gerechtelijke procedures (paragraaf 4.7) en de protocolverplichting (paragraaf 4.8). Paragraaf 5 bevat conclusies en aanbevelingen naar aanleiding van het onderzoek. Het rapport wordt in paragraaf 6 afgesloten met de beantwoording van de centrale onderzoeksvraag.


    juli 2006
    Stand van zaken en effecten contraterrorismebeleid
    WODC

    Dit rapport bevat een overzicht van beleid, beleidsmaatregelen (waaronder wet- en regelgeving) en de effecten van beleidsmaatregelen met betrekking tot de aanpak van terrorisme in de Europese Unie en de VS.
    Voor dit onderzoek is samengewerkt met onderzoekers in Duitsland, Frankrijk, Spanje, Italië en de Verenigde Staten. Er is, uitsluitend op basis van open bronnen, een inventarisatie van maatregelen gemaakt op een negental beleidsterreinen.
    Hieraan vooraf gaat een beknopte schets van de ontwikkeling van het contraterrorismebeleid en eerdere ervaringen met terrorisme in de onderzochte landen.

    Werktitel: Stand van zaken en effecten contraterrorismebeleid
    Organisatie: WODC, Petrosino, A., Instituto andaluz interuniversitario de Criminología, Università degli studi di Trento, Max Planck Institut für ausländisches und internationales Strafrecht, Radboud Universiteit Nijmegen, Faculteit der Rechtsgeleerdheid, Centre d’Etudes sur les Conflits
    Onderzoeker(s): Petrosino, A., Ripollés, J.L.D., Savona, E., Bigo, D.

    Eerste inventarisatie van contraterrorismebeleid: Duitsland, Frankrijk, Spanje, het Verenigd Koninkrijk, en de Verenigde Staten – ‘research in progress’
    Inhoudsopgave:
    Managementsamenvatting
    1. Inleiding
    2. Ervaringen met terrorisme en contraterrorisme in Duitsland, Frankrijk, Italië, Spanje, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten
    3. Beschrijvingen van het beleid in de onderzochte landen
    4. Conclusies en discussie
    Geraadpleegde literatuur
    Bijlage: Project description en issues NCTB project

    Werkdocumenten
    1. Country report on Germany – H.J. Albrecht
    2. Overview of the French anti-terrorism strategy – D. Bigo and C. Camus
    3. Italian contribution to the NCTB counterterrorism project – M. Montauti and B. Vettori
    4. Counterterrorism strategies in Spain – A. Gómez-Céspedes and A.I. Cerezo Dominguez
    5. The United States and Counterterrorism: history, measures and lessons
    6. Strafrechtelijke antiterrorismemaatregelen in Nederland, het Verenigd Koninkrijk, Spanje, Duitsland, Frankrijk en Italië
    7. Contraterrorismewetgeving, een overzicht van negentien EU lidstaten – L. Vervoorn en R.J.M. Neve

    Stand van zaken en effecten contraterrorismebeleid


    Country profiles on counter-terrorist capacity
    Council of Europe

    Country profiles are short reports which provide information on the legislative and institutional capacity of Council of Europe member and observer states to fight against terrorism.

    So far the profiles of the following countries have been published: Austria, Belgium, Bosnia and Herzegovina, Bulgaria, Croatia, Czech Republic, Finland, France, Germany, Greece, Latvia, Lithuania, Luxembourg, Moldova, the Netherlands, Poland, Portugal, Romania, Slovenia, Spain, Turkey, Ukraine and the United Kingdom.


    14 juli 2006
    Wet bestuurlijke maatregelen nationale veiligheid
    Verslag Cie Binnenlandse ZakenTweede Kamer

    De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen. Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

    Verslag Cie Binnenlandse ZakenTweede Kamer


    4 juli 2006
    Tussenrapportage Weerbaarheid en Integratiebeleid
    Vreemdelingenzaken en Integratier

    Ruim een jaar geleden is met de Tweede Kamer gesproken over de nota «Weerbaarheid en Integratiebeleid» (TK, 2004–2005, 29 754, nr. 27). Tijdens deze overleggen over deze nota vorig jaar is onder meer gesproken over het feit dat radicalisering een uiterst weerbarstige materie is, waar geen kant en klare recepten tegen zijn en waar een langere termijn aanpak voor noodzakelijk is. Al doende moeten de nationale en lokale overheden, in samenwerking met hun partners, erachter zien te komen wat werkt en wat niet. Om deze reden is gekozen voor een experimentele aanpak door middel van een breed en gevarieerd pakket van acties op relatief kleine schaal met bijsturing onderweg. Op verzoek van de Kamer heeft de minister een tussentijds voortgangsverslag van de activiteiten toegezegd.
    In deze rapportage wordt tegemoet gekomen aan deze wens. De rapportage is als volgt opgebouwd. Eerst worden de doelstellingen en de afbakening van het integratiebeleid ter preventie van radicalisering kort gememoreerd. Dan volgt een overzicht van de uitgevoerde activiteiten. Tenslotte wordt bezien wat de opbrengst is van deze activiteiten en hoe het programma, in het licht van recente ontwikkelingen, het best kan worden voortgezet.

    Tussenrapportage Weerbaarheid en Integratiebeleid


     

    7 juni 2006
    Vierde voortgangsrapportage terrorismebestrijding
    NCTB

    Substantiële dreiging voor Nederland blijft

    De dreiging in Nederland is onverminderd substantiëel. Hier actieve netwerken oriënteren zich op dit moment sterker internationaal dan voorheen. Die onverminderde dreiging geeft ook het belang aan van een voortvarende uitvoering van beleid. Het afgelopen halfjaar krijgt de lokale aanpak van radicalisering steeds meer vorm en begint ook de samenwerking tussen overheid en bedrijfsleven tegen terrorismebestrijding gestalte te krijgen. Dat schrijven de ministers Donner van Justitie en Remkes van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in de vierde Voortgangsrapportage Terrorismebestrijding aan de Tweede Kamer.

    Actueel dreigingsbeeld
    Er geldt een onverminderde substantiële dreiging voor Nederland. De snelle verspreiding van de jihadistische ideologie bijvoorbeeld via de virtuele netwerken op het internet dragen daartoe bij. Dit tegen de achtergrond dat hier actieve netwerken zich op dit moment sterker internationaal oriënteren dan voorheen door de situatie in Irak en Afghanistan. Het negatieve beeld kan verder verslechteren omdat lokale kwesties, zoals controversiële debatten over de islam, internationaal de aandacht trekken. Dergelijke zaken zijn koren op de molen van ultraorthodoxe en radicale stromingen, zoals de salafistische, die in de Nederlandse context momenteel zowel op het internet als in steeds meer moskeeën snel aan invloed winnen. Zij maken bij voorkeur gebruik van de Nederlandse taal, waardoor steeds meer jonge moslims worden bereikt met alle radicaliseringsrisico’s van dien. De dreiging wordt enigszins getemperd door een gestaag doorzettende bereidheid vanuit de islamitische gemeenschap om de problemen van radicalisering en rekrutering te onderkennen en tegen te gaan. Er worden verschillende initiatieven genomen, om de Nederlandstalige diversiteit in het politiek-religieuze debat te bevorderen als tegenwicht tegen radicale boodschappen.

    Lokale aanpak radicalisering krijgt vorm
    Steeds meer gemeenten zijn zich bewust van de noodzaak om radicalisering in hun gemeente aan te pakken. Inmiddels hebben niet alleen de vier grote steden Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den Haag een specifieke aanpak van radicalisering, maar zijn ook andere kleinere gemeenten zoals Ede en Helmond begonnen met een eigen aanpak van radicalisering. Hiervoor is van groot belang dat er vanuit verschillende invalshoeken zoals jongerenwerk, veiligheid en integratie op een gebalanceerde manier wordt samengewerkt. Tevens zijn meerdere gemeenten bezig met het ontwikkelen van een gemeentelijk informatie analysepunt waar informatie over radicalisering in de stad of regio aan elkaar wordt gekoppeld en geanalyseerd.

    Speciale eenheden
    De bouw van de nieuwe Dienst Speciale Interventies (DSI) bij het KLPD zal naar verwachting medio 2006 gereed zijn. Er is inmiddels voorzien in structurele financiële dekking en aan de benodigde aanpassingen in wet- en regelgeving wordt op dit moment de laatste hand gelegd.

    Terrorismebestrijding en het bedrijfsleven
    Door publieke en private partijen is in 2005 de wens uitgesproken de publieke-private samenwerking rond terrorismebestrijding op te zetten.
    Die samenwerking is in eerste instantie gericht op het bevorderen van het bewustzijn bij bedrijven over terroristische dreigingen en risico’s. Dat vereist een vergroting van de kennis van bedrijven (en overheid) over dreigingen, kwetsbaarheden, en risico’s. Uiteindelijke doel is bij bedrijven een vergroting van de alertheid teweeg te brengen en het besef te vergroten dat het verstandig is om risicoanalyses uit te voeren.

    Alerteringssysteem Terrorismebestrijding
    Het afgelopen half jaar zijn er weer twee sectoren aangesloten op het Alerteringssysteem Terrorismebestrijding (ATb). Het gaat om de sector Stads- en Streekvervoer en de Financiële sector. Voor beide sectoren is het basisniveau afgekondigd. Met de al aangesloten sectoren is een uitgebreide oefenronde in gang gezet. De eerste resultaten leidde tot diverse aanpassingen in het proces. Taken, rollen en verantwoordelijk-heden van beheerders en gebruikers van het systeem zijn nu helder vastgelegd. Ook is gestart met het maken van een ontwerp voor een ICT-ondersteund en snel communicatiesysteem voor de gebruikers van het systeem. De communicatie tussen de diverse contactpersonen van overheid en bedrijfsleven vindt doorgaans fysiek, telefonisch of per fax plaats, terwijl tegenwoordig middelen voor een snellere en vollediger gegevensverstrekking beschikbaar zijn. Deze systemen werden tot nu toe voornamelijk ingezet in de commerciële sector.

    Tot slot wordt in de brief nog een overzicht gegeven van de stand van zaken op diverse onderdelen van het terrorismebeleid waaronder crisisbeheersing en internationale samenwerking.

    Vierde voortgangsrapportage
    Actiepuntenlijst
    Maatregelenschema


    2 juni 2006
    US has woven clandestine ‘spider’s web’ of detentions and transfers, with collusion of Council of Europe member states
    Parliamentary Assembly Committee Council of Europe

    The United States has progressively woven a clandestine “spider’s web” of disappearances, secret detentions and unlawful inter-state transfers – spun with the collaboration or tolerance of Council of Europe member states, the Legal Affairs Committee of the Council of Europe Parliamentary Assembly (PACE) said today.

    In a draft resolution adopted at a meeting in Paris, based on a report by Dick Marty (Switzerland, ALDE), the committee said hundreds of persons had become entrapped in this web – in some cases when they were merely suspected of sympathising with a presumed terrorist organisation.
    The parliamentarians said this knowing collusion of member states took several different forms, including secretly detaining a person on European territory, capturing a person and handing them over to the US or permitting unlawful “renditions” through their airspace or across their territory.
    “It has now been demonstrated incontestably, by numerous well-documented and convergent facts, that secret detentions and unlawful inter-state transfers involving European countries have taken place, such as to require in-depth inquiries and urgent responses by the executive and legislative branches of all the countries concerned,” the committee said.
    The committee called on Council of Europe member states to review bilateral agreements signed with the United States, particularly those on the status of US forces stationed in Europe, to ensure they conformed fully to international human rights norms.
    The report is due for debate by the plenary Assembly – which brings together 630 parliamentarians from the 46 Council of Europe member states – in Strasbourg on 27 June 2006.

    Report: Alleged secret detentions and unlawful inter-state transfers involving Council of Europe member states


     

    29 mei 2006
    Wet bestuurlijke maatregelen nationale veiligheid
    Adviezen

    Raad voor de Rechtspraak
    Het wetsvoorstel is ingegeven door de dreiging van terrorisme en bedoeld om de overheid in het belang van de nationale veiligheid en ter voorkoming en bestrijding van terrorisme, instrumenten te geven om op te kunnen treden tegen natuurlijke en rechtspersonen als strafrechtelijk en strafvorderlijk optreden (nog) niet of niet meer mogelijk is.
    In zijn advies over het wetsvoorstel opsporing van terroristische misdrijven vraagt de Raad zich af of de wetgever de rechter wel in staat stelt op een verantwoorde wijze zijn oordeel te vormen. De toetsingsdrempel wordt namelijk in dat wetsvoorstel zeer laag gelegd en de rechter zal naar verwachting over weinig informatie kunnen beschikken op grond waarvan hij kan toetsen. Ook het wetsvoorstel bestuurlijke maatregelen nationale veiligheid plaatst de rechter voor een wezenlijk dilemma. Hij moet op basis van summiere, voor hem niet toetsbare, gegevens een beslissing nemen die ingrijpt in de persoonlijke levenssfeer van een individu.
    Het komt de Raad voor dat het wetsvoorstel de rechter onvoldoende instrumenteert om de geschetste risico’s op een maatschappelijk aanvaardbare wijze het hoofd te bieden. Zie volledige advies.

    Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak
    De NVvR onderschrijft het belang van een voortvarende en adequate aanpak van terrorisme. Daar waar strafrechtelijk optreden niet mogelijk is, kan bij de overheid behoefte bestaan aan bestuursrechtelijke middelen ter voorkoming van terroristische activiteiten, mede om te vol-doen aan haar taak tot bescherming van het fundamentele recht van burgers op een veilig bestaan in een geordende samenleving. Aan maatregelen zoals hier voorgesteld is eigen dat hiermee een inbreuk kan worden gemaakt op grondrechten van personen. Het verheugt de NVvR daarom dat in paragraaf 4 van de ontwerp-memorie van toelichting uitgebreid aan-dacht is geschonken aan de grondrechtelijke en mensenrechtelijke aspecten van het ont-werp-wetsvoorstel. Dit kan de rechter een eerste houvast bieden, wanneer in een concreet geval een besluit tot het nemen van een zodanige maatregel door de rechter moet worden getoetst. De toepassing van de bevoegdheid tot het opleggen van de maatregelen is inder-daad onderworpen aan het toezicht van de onafhankelijke rechter (vgl. ontwerp-memorie van toelichting blz. 15 en par. 8), hetgeen het mogelijk maakt in concrete gevallen een juiste ba-lans te vinden. In het hierna volgende wordt niettemin een aantal kritische opmerkingen geplaatst. Deze houden enerzijds verband met rechtssystematische aspecten van de voorstellen. Anderzijds komen deze opmerkingen voort uit een (gelet op de adviestermijn noodzakelijkerwijs sum-miere) inventarisatie door de NVvR van problemen waarmee de rechter geconfronteerd zou kunnen worden indien de voorstellen in deze vorm wet zouden worden. Op een aantal plaatsen (blz. 5, 7, 14, 21, 32) wekt de ontwerp-memorie van toelichting de indruk dat de voorgestelde maatregelen alleen zijn ingegeven door wat daar islamitisch terro-risme genoemd wordt. De NVvR is voorstander van een neutrale formulering, ongeacht de herkomst of het motief van het gevreesde terrorisme. Daarenboven kan de nadruk die de ontwerp-memorie van toelichting op islamitisch terrorisme legt in de hand werken dat van de maatregelen in de praktijk een – blijkens de ontwerp-memorie van toelichting blz. 16 ook door de regering niet beoogde – discriminatoire werking uitgaat: een risico waarvoor de NVvR met nadruk de aandacht vraagt. Zie voledig advies

     


    29 mei 2006
    Wet bestuurlijke maatregelen nationale veiligheid
    Tweede Kamer

    Met dit wetsvoorstel wordt een regeling voorgesteld waarbij de reeds eerder aangekondigde gebiedsverboden, persoonsverboden en meldingsplicht voor mensen die ‘betrokken’ zijn bij terroristische organisaties mogelijk wordt gemaakt

    Het wetsvoorstel
    De memorie van toelichting
    Advies en nader rapport


    2 mei 2006
    Nadere Memorie van Antwoord, Wet Afgeschermde Getuige
    Eerste kamer

    Met belangstelling heb ik kennisgenomen van het nader voorlopig verslag dat de vaste commissie voor Justitie heeft uitgebracht. Het verheugt mij dat de leden van de CDA-fractie hun waardering hebben uitgesproken voor de memorie van antwoord. Deze leden gaven aan dat de beantwoording nochtans aanleiding gaf tot enkele nadere vragen, vooral op het, in hun ogen, principiële punt van de ontlastende informatie. Ik hoop de vragen van de leden hierover, en over andere onderwerpen, in het navolgende tot tevredenheid te kunnen beantwoorden.
    Dat ik de leden van de fractie van de PvdA tot dusver niet heb kunnen overtuigen met mijn antwoorden op hun vragen, stelt mij teleur. Ik hoop desalniettemin dat ik daarin met het navolgende alsnog zal slagen.

    Op 9 mei achtte de commissie de openbare behandeling afgerond.


    5 april 2006
    Toezichtsrapport inzake het onderzoek van de Commissie van Toezicht naar de rechtmatigheid van de uitvoering van een contra-terrorisme operatie van de AIVD
    Commissie van Toezicht betreffe nde de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten

    De Commissie van Toezicht betreffe nde de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (verder te noemen: de Commissie) heeft een onderzoek verricht naar een contra-terrorisme operatie van de AIVD. Deze operatie behelst de inzet van een agent in het kader van een onderzoek naar een (islamistisch) terroristisch netwerk.

    aanbiedingsbrief van de minister van BZK


    5 april 2006
    De gewelddadige jihad in Nederland: actuele trends in de islamitische-terroristische dreiging
    AIVD

    De gewelddadige jihad in Nederland beschrijft het fenomeen van jihadistische netwerken die in ons land aanwezig zijn en waarin de terroristische dreiging zich vandaag de dag manifesteert. Het rapport biedt inzicht in de wijze waarop deze netwerken ontstaan en zich in de afgelopen jaren hebben ontwikkeld. De belangrijkste trend die de AIVD constateert is dat de jihadistische dreiging steeds vaker voortkomt vanuit onze eigen samenleving. Voornaamste oorzaak daarvan zijn processen van radicalisering en rekrutering onder jonge moslims. Behalve onderlinge groepsdwang speelt ook het internet bij deze processen een steeds grotere rol.


    20 maart 2006
    Aan bieding Handreiking Terrorismebestrijding op lokaal niveau.
    Minjust en MinBZK

    De handreiking biedt een overzicht van (de organisatie van) terrorismebestrijding in Nederland en bevat aanknopingspunten voor de vormgeving van een lokale aanpak voor het tegengaan van radicalisering en terrorismebestrijding.

    de brief van de ministers
    de handreiking Terrorismebestrijding op lokaal niveau


    20 maart 2006
    Brief over dekkend programma training en coaching onderwijzers over aanpak radicalisering
    MinOCW en Vreemdelingenzaken

    Het gevoel van urgentie om radicalisering vroegtijdig te herkennen, per instelling verschilt. Om het belang hiervan onder de aandacht van het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs te brengen, zal het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het gesprek aangaan met de Bve Raad, de HBO-raad en de VSNU.
    Over de uitkomst van dit overleg en de conclusies die daaruit worden getrokken, wordt u uiterlijk 1 juli 2006 geïnformeerd.


    17 maart 2006
    Brief met schriftelijke reactie op vragen Tweede Kamer over wet uitbreiding bevoegdheden politie
    Minjust

    Op 9 maart jl. vond de eerste termijn van de mondelinge behandeling van het wetsvoorstel inzake de verruiming van de mogelijkheden tot opsporing en vervolging van terroristische misdrijven (30 164) van de zijde van de Kamer plaats. Graag neem ik bij deze de door u geboden gelegenheid te baat zoveel mogelijk van de daar gestelde vragen schriftelijk te beantwoorden.
    De reden voor deze opzet is gelegen in de omstandigheid dat zeer veel van de gestelde vragen een meer of minder technisch karakter dragen, die zich uitstekend lenen voor een schriftelijke reactie van mijn kant. Op deze wijze kan het vervolg van de mondelinge behandeling, voorzien op 22 maart a.s., zich richten op de hoofdlijnen van dit wetsvoorstel
    en de politieke appreciatie.


    17 maart 2006
    Wetsvoorstel Wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten ter verruiming van de mogelijkheden tot opsporing en vervolging van terroristische misdrijven,Brief van de minister van Justitie
    Minjust

    Op 9 maart jl. vond de eerste termijn van de mondelinge behandeling van het wetsvoorstel inzake de verruiming van de mogelijkheden tot opsporing en vervolging van terroristische misdrijven (30 164) van de zijde van de Kamer plaats. Graag neem ik bij deze de door u geboden gelegenheid te baat zoveel mogelijk van de daar gestelde vragen schriftelijk te beantwoorden.
    De reden voor deze opzet is gelegen in de omstandigheid dat zeer veel van de gestelde vragen een meer of minder technisch karakter dragen, die zich uitstekend lenen voor een schriftelijke reactie van mijn kant. Op deze wijze kan het vervolg van de mondelinge behandeling, voorzien op 22 maart a.s., zich richten op de hoofdlijnen van dit wetsvoorstel
    en de politieke appreciatie.


    17 maart 2006
    Wetsvoorstel Wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten ter verruiming van de mogelijkheden tot opsporing en vervolging van terroristische misdrijven, tweede nota van wijzigingen
    Minjust

    Deze nota van wijziging bevat een aantal wijzigingen van het wetsvoorstel van louter technische aard. In de eerste plaats wordt een aanpassing van artikel 126zn Sv voorgesteld. Dit artikel ziet onder meer op bijstand van een burger aan pseudokoop- of dienstverlening in het kader van de opsporing van terroristische misdrijven. De wijziging bewerkstelligt
    dat het voorgestelde artikel 126zn Sv in overeenstemming wordt gebracht met artikel 126ij Sv, in die zin dat de eventuele voorziene bijstand van een burger aan opsporing afhankelijk wordt gesteld van het antwoord op de vraag of de officier van justitie ter zake geen bevel aan een opsporingsambtenaar kan geven. Dit is reeds toegelicht in mijn
    schriftelijk antwoord op een vraag van het lid Rouvoet, gesteld tijdens de eerste termijn van de mondelinge behandeling van onderhavig wetsvoorstel. Voorgesteld wordt tevens de minder toepasselijke verwijzing naar artikel 126h, tweede lid, Sv te vervangen door een verwijzing naar artikel 126ij, derde lid, Sv.
    De voorgestelde aanpassing van artikel 126zo, tweede lid, Sv hangt samen met het feit dat dit artikel uitgaat van een overeenkomst met een burger in plaats van een bevel dat door de officier van justitie wordt gegeven. Zoals ook in antwoord op een vraag van de heer Rouvoet tijdens de hierboven vermelde gelegenheid is aangegeven, ligt het daarom ook hier in de rede de verwijzing naar artikel 126h, tweede lid, Sv te vervangen door, in dit geval, een uitgebreidere verwijzing naar de voorwaarden van artikel 126w Sv.
    Een derde wijziging van artikel I van het wetsvoorstel betreft het toevoegen van een verwijzing naar artikel 126zo Sv in artikel 140a Sv. Daarmee wordt eveneens een omissie ongedaan gemaakt. Van de gelegenheid heb ik tevens gebruik gemaakt om een onjuiste verwijzing in artikel 83, onder 3°, van het Wetboek van Strafrecht ten gevolge van een vernummering van de artikelen in de Wet explosieven voor civiel gebruik recht te zetten.


    16 maart 2006
    Debat ove CIA-vluchten met terreurverdachten via Nederland
    Tweede Kamer


    16 maart 2006
    Vermeende CIA-vluchten met terreurverdachten via Nederland
    MinBuza

    De commissie voor Buitenlandse Zaken1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Buitenlandse Zaken naar aanleiding van de brief inzake vermeende CIA-vluchten met terreurverdachten via Nederland (kamerstuk 30 467, nr. 1).
    De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 14 maart 2006. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.


    15 maart 2006
    Debat over verbieden terroristische organisaties
    Tweede Kamer


    2 maart 2006
    Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland februari 2006
    NCTB

    De weerstand van de moslimgemeenschappen in Nederland tegen radicalisering en geweld uit naam van de islam neemt toe. Deze positieve ontwikkeling houdt in dat gematigde en liberale moslims, maar ook meer orthodoxe gelovigen, zich steeds nadrukkelijker in het maatschappelijke debat mengen en publiekelijk afstand nemen van gewelddadige islamitische stromingen. Tot die conclusie komt de NCTb (Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding) in zijn jongste driemaandelijkse dreigingsrapportage: Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland. Dat schrijven de ministers Donner (Justitie) en Remkes (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) vandaag in een brief aan de Tweede Kamer.
    Radicaliseringsmogelijkheden op het Internet qua omvang en intensiteit zijn toegenomen. Naast radicale sites en discussiefora is er veel trainingsmateriaal van jihadistisch karakter op het Internet aanwezig en bovendien ook makkelijk toegankelijk. In veel gevallen is het trainingsmateriaal zonder meer professioneel van aard. Met het verdwijnen van het gros van de fysieke trainingskampen in Afghanistan en Pakistan zijn veel jihadisten inmiddels aangewezen op deze virtuele trainingsinstructies op het Internet.
    De terroristische dreiging voor Nederland is onveranderd substantieel. Dit betekent dat de kans reëel is dat er in Nederland een aanslag zal plaatsvinden. Daarbij moet er rekening mee worden gehouden dat een dergelijke aanslag ook de vorm van een zelfmoordaanslag kan aannemen. Ondanks diverse aanhoudingen in het verleden rondom het Hofstad-netwerk blijft er algemeen gesproken een terroristische dreiging bestaan. In Nederland doen veiligheidsautoriteiten onderzoek naar diverse terroristische netwerken. Het Hofstad-netwerk is een voorbeeld van een van de netwerken. De publieke aandacht voor de activiteiten van de leden van dit specifieke netwerk is begrijpelijk, maar dat mag er niet toe leiden dat het gevaar van andere netwerken genegeerd of onderschat wordt. Hier komt bij dat radicaliseringsprocessen onder een klein deel van de totale moslimbevolking en sommige bekeerlingen in Nederland onverminderd voortgaan. Nationaal maar ook internationaal is daarbij sprake van een steeds groter wordende betrokkenheid van vrouwen bij de gewelddadige strijd.


    9 maart 2006
    Debat Tweede Kamer
    Wetsvoorstel Wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten ter verruiming van de mogelijkheden tot opsporing en vervolging van terroristische misdrijven

    De eerste termijn, waarbij de leden van de Tweede Kamer aan het wordt kwamen.


    1 maart 2006
    Gemeenten ontvangen handreiking ‘Terrorismebestrijding op lokaal niveau’
    Minbzk

    Vandaag heeft minister Remkes het eerste exemplaar van de handreiking ‘Terrorismebestrijding op lokaal niveau’ overhandigd aan burgemeester Pop van de gemeente Haarlem, tevens voorzitter van de VNG-commissie Veiligheid. Dit is gebeurd op het Symposium “Terrorismebestrijding op lokaal niveau” dat vandaag plaatsvindt in Den Haag.
    Doel van dit symposium is om gemeenten concrete aanknopingspunten te bieden om het beleid van terrorismebestrijding vorm te geven op lokaal niveau. In de handreiking komen thema’s aan de orde als het in kaart brengen van radicaliseringproblematiek, het signaleren van voorbereidingshandelingen en hoe om te gaan met maatschappelijke onrust.
    De handreiking ‘Terrorismebestrijding op lokaal niveau’ maakt deel uit van de landelijke campagne ‘Nederland tegen terrorisme’ die eerder deze week van start ging. Deze campagne is erop gericht dat iedereen in Nederland weet wat de overheid doet aan terrorismebestrijding en weet wat men zelf kan doen om de kans op een aanslag zo klein mogelijk te maken. Hierbij past ook het aanbieden van deze handreiking aan gemeenten, zodat ook zij op lokaal niveau hun bijdrage kunnen leveren aan de strijd tegen terrorisme.

    Handleiding lokaal bestuur
    Toespraak van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.W. Remkes, tijdens het bestuurlijk symposium Terrorismebestrijding op Lokaal Niveau


    21 februari 2006
    Wijziging van de Wet op het onderwijstoezicht onder meer in verband met de bevoegdheid van de vertrouwensinspecteurs om bijzondere persoonsgegevens te verwerken
    Memorie van Toelichting
    Tweede Kamer

    De aanslagen in Madrid en Londen alsmede de moord op Theo van Gogh hebben geleid tot het besef bij de regering dat effectieve maatregelen noodzakelijk zijn ter bestrijding van terrorisme. In het kader van het Breed Initiatief Maatschappelijke Binding wordt samen met maatschappelijke organisaties gezocht naar oplossingen ompotentieel gewelddadige vormen van radicalisme te voorkomen en om de sociale binding te bevorderen.
    Het onderwijs speelt daarbij een belangrijke rol. Het gaat daarbij zowel omde rol die het onderwijs kan spelen omsociale binding en burgerschap te bevorderen als omvorm en van radicalisering binnen het onderwijs tegen te gaan. Het daadkrachtig bestrijden van radicalisme in het onderwijs is noodzakelijk met het oog op de veiligheid op en rondom de school. Uit onderzoek door de inspectie, dat werd ingesteld na de moord op Theo van Gogh, is gebleken dat veel scholen te maken hebben met incidenten als bommeldingen, bedreigingen of het ingooien van een ruit van een docent. Het meldpunt (sinds maart 2005 operationeel) maakt het mogelijk dat vertrouwensinspecteurs in dit soort gevallen vragen kunnen beantwoorden, begeleiding kunnen bieden en eventueel kunnen adviseren omaangifte te doen bij justitie. Bij hetmeldpunt kunnen alle betrokkenen in het onderwijs (docenten, schoolleiding, ouders, leerlingen) terecht die in het onderwijs te maken krijgen met discriminatie of radicalisering.
    Een goede taakuitoefening van de vertrouwensinspecteur brengt mee dat hij bijzondere persoonsgegevens als bedoeld in artikel 16 van de WBP moet kunnen vastleggen. In het bijzonder kan het gaan om persoonsgegevens betreffende iemands godsdienst of levensovertuiging, ras of politieke gezindheid. Ook voor deze nieuwe taak geldt dat een juridische grondslag in de wet nodig is die deze verwerking van bijzondere persoonsgegevens mogelijk maakt

    de wet
    Memorie van Toelichting


    21 februari 2006
    Vermeende CIA-vluchten met terreurverdachten via Nederland
    Minbuza

    Graag bied iku hierbij, mede namens de ministers van Verkeer & Waterstaat, van Financiën, van Defensie, van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkszaken, in aanvulling op mijn antwoorden op Kamervragen, de reactie aan op het verzoektijdens de regeling van werkzaamheden van 16 februari 2006 om een brief inzake vermeende CIA-vluchten met terreurverdachten via Nederland.
    Ikhecht er allereerst aan nogmaals te stellen dat de Nederlandse regering niet op de hoogte is van via Nederlands grondgebied verlopen CIA-vluchten met op onrechtmatige wijze gedetineerde terrorismeverdachten. De regering heeft actief noch passief medewerking verleend aan dergelijke vluchten via Nederland en beschikt niet over concrete aanwijzingen dat deze desondanks zouden hebben plaatsgevonden.


    21 februari 2006
    Wetsvoorstel afgeschermde getuigen (29 743)
    Nader voorlopig verslag
    Eerste Kamer

    De memorie van antwoord gaf de commissie aanleiding tot het maken van de volgende nadere opmerkingen en het stellen van de volgende nadere vragen.
    De leden van de CDA-fractie hebben met waardering kennisgenomen van de memorie van antwoord. Niettemin gaf deze beantwoording nog aanleiding tot enkele nadere vragen,met name op het principiële punt van de ontlastende informatie.
    De leden behorende tot de PvdA-fractie zijn niet gerust gesteld door de antwoorden die de regering op haar vragen heeft gegeven dan wel juist niet gegeven.


    3 februari 2006
    Meer toezicht bij kleine lucht- en zeehavens
    Persbericht justitie

    Met ingang van 1 maart 2006, zullen hiervoor, in eerste instantie voor een periode van zes maanden, gecombineerde patrouilles gericht worden ingezet. Dit is een van de maatregelen in het plan van aanpak, dat voortvloeit uit de reactie van het kabinet op het rapport ‘Gebruik van grenscontrole bij terrorismebestrijding’van de Algemene Rekenkamer van 28 september 2005. In dat kader is onderzoek gedaan naar de vraag of er een sluitende controle bestaat aan de Nederlandse buitengrenzen.


    30 januari 2006
    Brief minister over jaarplan 2006 AIVD
    Minbzk.nl

    In 2006 zal het versterken van de operationele slagkracht van de dienst voorop staan, alsmede de kwantitatieve en kwalitatieve groei. Hierbij zal extra geïnvesteerd worden in de volgende aandachtsgebieden en werkterreinen:

    Terrorismebestrijding en het tegengaan van radicaliseringsprocessen;
    Het stelsel Bewaken en Beveiligen;
    De inlichtingentaak buitenland, waaronder het proliferatiedossier;
    De uitvoering van het ontwikkelprogramma Prospect 2007.


    13 januari 2006
    Verbieden terroristische organisaties
    Verslag van schriftelijk overleg
    Tweede Kamer

    Binnen de vaste commissie voor Justitie hebben enkele fracties de behoefte over de nota naar aanleiding van het verslag en de daarbij gevoegde nota van wijziging enkele vragen en opmerkingen aan de regering ter beantwoording voor te leggen. Bij brief van 12 januari 2006 heeft de regering deze beantwoord.


    22 december 2005
    Vaste Verbindingen
    Een advies aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de verstrekking van gegevens op het terrein van veiligheid door landelijke diensten aan burgemeesters
    Rapport van de Werkgroep gegevensverstrekking – burgemeesters

    De burgemeester is verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde en draagt meer in den brede (tezamen met wethouders) ook zorg voor een goede gang van zaken in zijn gemeente. Om invulling te kunnen geven aan deze verantwoordelijkheid is het noodzakelijk dat de burgemeester een sterke informatiepositie heeft, waar het gaat om de veiligheid in zijn gemeente en bedreigingen daarvan. De burgemeester is voor zijn informatiepositie mede afhankelijk van informatie die beschikbaar is bij landelijke diensten en organisaties, zoals de AIVD, het NCC, de NCTb, het KLPD en het Landelijk Parket van het OM, die onderscheiden taken en verantwoordelijkheden hebben en opereren onder politieke verantwoordelijkheid van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en/of de minister van Justitie. In het recente verleden heeft zich op het terrein van de bestrijding van radicalisering en terrorisme een aantal situaties voorgedaan waarbij vragen zijn gerezen omtrent de gegevensuitwisseling tussen landelijke instanties en de burgemeester. Te denken is aan het AIVD-onderzoek naar de zogenoemde Hofstadgroep in Amsterdam, de aanhouding van enkele leden van die groep in Den Haag, de inval van een landelijk arrestatieteam in een woning in Utrecht en de besluitvorming rond een drietal radicale imams in Eindhoven. Naar aanleiding daarvan heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties na overleg met het Korpsbeheerdersberaad een werkgroep ingesteld om hem te adviseren over de wijze waarop de gegevens verstrekking door landelijke diensten aan de burgemeesters kan worden verbeterd (voor de samenstelling en opdracht van de werkgroep, zie bijlagen 1 en 2).
    Bij de vraag naar de verbetering van de gegevensverstrekking door landelijke diensten aan de burgemeesters, gaat het erom welke bij de centrale overheid aanwezige informatie wordt verstrekt en op welke wijze en onder welke condities informatieverstrekking plaatsvindt. Het gaat hierbij bovendien om het tijdstip waarop de burgemeester wordt geïnformeerd. De informatievoorziening richting burgemeester bij daadwerkelijk optreden door de centrale overheid verdient bijzondere aandacht evenals de rol die de regionale korpschefs kunnen vervullen bij de uitwisseling van informatie tussen de AIVD en burgemeesters, gelet op hun betrokkenheid bij activiteiten van de AIVD en hun kennis van de lokale situatie. In dit rapport gaat de werkgroep nader op deze punten in.


    22 december 2005
    Aanpak radicaliseringshaarden
    Minister Binnenlandse Zaken

    Het beleidskader

    In de Derde voortgangsrapportage meldden wiju dat in de afgelopen periode multidisciplinaire analyses over diverse radicaliseringshaarden zijn opgesteld en dat momenteel per radicaliseringshaard wordt bezien welke interventie-instrumenten het beste kunnen worden ingezet. Om te komen tot maatregelenpakketten is eerst een tussenstap gezet: het opstellen van een beleidskader Aanpak radicaliseringshaarden. Het beleidskader sluit aan op de nota’s die wijeerder aan uw Kamer zonden over radicalisme en radicalisering.

    1 Het beleidskader betreft de uitwerking van de daarin aangekondigde aanpak van radicaliseringshaarden. Dit beleidskader is thans ter inzage gelegd bijde griffie. (en hier op de website gebuliceerd)

    2Het beleidskader gaat in op het doel en de belangrijkste elementen van de aanpak. Daarnaast schept het beleidskader helderheid over de juridische uitgangspunten en behandelt het de spanning tussen de fundamentele vrijheidsrechten van burgers en de scheiding van kerk en staat enerzijds en de aanpak van radicale uiting(s)vorm(en) anderzijds. Ook bespreken we in het beleidskader de verantwoordelijkheden van de landelijke en lokale overheden, de informatievoorziening


    27 december 2005
    Wetsvoorstel afgeschermde getuigen (29 743)
    Memorie van antwoord
    Eerste Kamer

    Met belangstelling heb ik kennis genomen van het voorlopig verslag dat de vaste commissie voor Justitie over dit wetsvoorstel heeft uitgebracht. Graag zal ik hieronder op de in het verslag gemaakte opmerkingen reageren en de gestelde vragen beantwoorden.

    Het verheugt mij dat de leden van de fractie van het CDA aangaven met belangstelling en in hoofdzaak met instemming te hebben kennisgenomen van dit wetsvoorstel. Ik hoop de nog bij deze leden bestaande vragen over het wetsvoorstel in het navolgende tot tevredenheid te kunnen beantwoorden.
    De leden van de VVD-fractie vroegen zich af of het wetsvoorstel daadwerkelijk een nuttige bijdrage levert aan de bestrijding van de terroristische activiteiten. Ik meen dat dit het geval is. Hierna in deze memorie zal ik nader onderbouwen waarom ik deze mening ben toegedaan. Op deze plaats breng ik deze leden graag onder de aandacht dat dit wetsvoorstel betrekking heeft op terroristische misdrijven en andere ernstige misdrijven, en daarom niet uitsluitend bedoeld is voor het tegengaan van terroristische activiteiten. Voorts wijs ik erop dat Nederland tot nu toe nog in de positie is dat zich hier nog geen grootschalige terroristische aanslagen als in Londen of Madrid hebben voorgedaan. Het zou evenwel nalatigheid van het kabinet zijn als niet alles mogelijk te maken zouden worden gedaan om effectief justitieel ingrijpen mogelijk te maken. Met de voorgestelde regeling beoog ik geenszins een eenvoudig instrument te verschaffen voor het optreden tegen deze misdrijven. Dat is gelet op het gewicht van de in het geding zijnde belangen van een eerlijk proces en het belang van de staatsveiligheid ook nooit een haalbare optie geweest, zo heb ik mij terdege gerealiseerd. Terecht noemden deze leden ook het gerechtvaardigde verlangen van de burger naar veiligheid. Ik meen dat de voorgestelde regeling het resultaat is van een goede afweging van uiteenlopende belangen.
    De leden van de fractie van de PvdA hadden nog een aantal indringende vragen bij het wetsvoorstel. Graag ga ik in het navolgende op deze vragen in. De leden van de GroenLinks-fractie stelden zich terughoudender op. Zij gaven aan aanzienlijke bezwaren tegen het wetsvoorstel te hebben. Ik spreek de hoop uit dat de nadere verheldering die ik in deze memorie van antwoord beoog te verschaffen, ook in antwoord op vragen van deze leden, in ieder geval aan een deel van hun bezwaren tegemoet kan komen. Tot mijn genoegen brachten de leden van de fractie van D66 naar voren met belangstelling kennis te hebben genomen van het wetsvoorstel. Zij ondersteunden in het algemeen het voornemen te komen tot een krachtige aanpak van de bestrijding van terrorisme. Ook konden deze leden zich verenigen met de aan dit wetsvoorstel ten grondslag liggende wens de bruikbaarheid van informatie van specifieke getuigen in het strafproces te verbeteren. Met hen ben ik van mening dat daarbij steeds de lastige afweging speelt van enerzijds het belang van de staatsveiligheid en anderzijds het belang van een goede rechtsbedeling. Aan de behoefte van deze leden aan een nadere gedachtewisseling over de consequenties van dit wetsvoorstel kom ik gaarne in het navolgende tegemoet.
    De leden van de fractie van de SP signaleerden dat de recente onthullingen in de Schiedammer parkmoordzaak het grote belang aantonen dat in strafzaken zowel de rechter als de verdediging kan beschikken over al het belastende en ontlastende bewijsmateriaal. Dat belang onderschrijf ik evenzeer. Anders dan deze leden meen ik echter dat dit wetsvoorstel er niet toe zal leiden dat de verdediging op achterstand wordt gesteld ten opzichte van het openbaar ministerie. De regeling biedt een mogelijkheid tot nader onderzoek van een ambtsbericht door de rechter-commissaris onder afgeschermde omstandigheden. Dergelijk onderzoek zou zonder deze procedure niet mogelijk zijn. De positie van het openbaar ministerie is daarbij niet anders dan die van de verdediging. Evenmin wordt aan de rol van de rechter-commissaris en die van de zittingsrechter getornd. Het feit dat het voorstel voorziet in een instemmingsbevoegdheid voor de afgeschermde getuige laat onverlet dat het de rechter-commissaris blijft die over de inhoud en vaststelling van het proces-verbaal van verhoor van de afgeschermde getuige beslist. De zittingsrechter bepaalt uiteindelijk welke bewijskracht hij toekent aan het ambtsbericht en het proces-verbaal van verhoor van de afgeschermde getuige. Ik meen dan ook dat er geen reden is voor de zorgen geuit door deze leden. Welke de waarborgen zijn ter compensatie van de beperkingen van de rechten van de verdediging door toepassing van de voorgestelde regeling, zal ik hierna nog nader toelichten.


    19 december 2005
    Actieplan tegen radicalisering
    VVD en D’66 Den Haag

    Vandaag presenteren de Haagse gemeenteraadsfracties van VVD en D66 tijdens een persconferentie hun gezamenlijke nota “Actieplan tegen Radicalisering”. De nota wordt aangeboden aan prof.dr.mr. Afshin Ellian, hoogleraar sociale cohesie, burgerschap en multiculturaliteit aan de universiteit van Leiden.
    Verschillende gemeenten, waaronder Amsterdam en Rotterdam, hebben uitgangspunten ontwikkeld om radicalisering te voorkomen. In Den Haag bleef het echter stil. Terwijl juist deze stad sinds de gebeurtenissen op 10 november 2004 wordt geassocieerd met de Hofstadgroep. Den Haag mag geen ruimte bieden aan individuen die de grondrechten, democratie en rechtstaat ondermijnen. Dat is onaanvaardbaar. VVD en D66 verzoeken daarom het college een plan van aanpak tegen radicalisering op te stellen. In een eigen nota doen de VVD en D66 voorts een aantal voorstellen die volgens de partijen thuishoren in een actieplan Radicalisering.
    In duidelijke taal wordt ingegaan op de volgende onderwerpen: werken aan het verkleinen van de kloof tussen bevolkingsgroepen; vroegtijdige signalering; bestrijding radicalisering en aanpak van geradicaliseerde personen.
    Fractievoorzitter VVD, Sander Dekker en fractievoorzitter D66, Marjolein de Jong: “Wij constateren dat Den Haag achterloopt bij het voorkomen, vroegtijdig signaleren en bestrijden van radicalisering. Amsterdam en Rotterdam zijn verder gevorderd. Als regeringsstad kunnen wij ons niet veroorloven om ook op dit gebied geen degelijk beleid te ontwikkelen”.
    Tijdens de persconferentie verzorgde Afshin Ellian een korte inleiding waarbij hij inging op de nota. Daarnaast lichtten Sander Dekker, fractievoorzitter VVD, en Marjolein de Jong, fractievoorzitter D66, het “Actieplan tegen Radicalisering” nader toe.

    Het actieplan


    5 december 2005
    Derde voortgangsrapportage terrorismebestrijding
    NCTB

    De voortgangsrapportage begint met een samenvatting van het meest recente Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) zoals dat is opgesteld onder verantwoordelijkheid van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb). Vervolgens worden de verschillende onderdelen van antiterrorismebeleid behandeld. Dat beleid loopt van het verhinderen van radicalisering, via het voorkomen dat daadwerkelijk aanslagen worden gepleegd, tot het goed voorbereid zijn voor het geval dat ondanks alle voorzorgsmaatregelen toch een aanslag plaatsvindt. Daarbij geldt zoals hierboven gemeld, dat bepaalde onderwerpen in deze rapportage minder aandacht zullen krijgen. Wel zal, indien opportuun, worden ingegaan op de implicaties die het DTN heeft voor het beleid.


    21 november 2005
    Wetsvoorstel Wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten ter verruiming van de mogelijkheden tot opsporing en vervolging van terroristische misdrijven, nota nav van het verslag
    Tweede Kamer

    Inleidende opmerkingen
    Met belangstelling heb ik kennis genomen van het verslag. Het verheugt me dat de leden van verschillende fracties positief staan tegenover het
    voorstel. De vragen, opmerkingen en eschouwingen over en naar aanleiding van het wetsvoorstel geven mij gelegenheid om strekking en inhoud van het wetsvoorstel te verduidelijken. Waar dit zinvol voorkomt, zullen de vragen van verschillende fracties over hetzelfde onderwerp of met elkaar samenhangende onderwerpen gezamenlijk worden beantwoord. Dat geldt bijvoorbeeld ten aanzien van de vragen van de leden van verschillende fracties over nut en noodzaak van de voorgestelde verruimingen. De vragen daarover zal ik behandelen per afzonderlijk onderdeel van dit wetsvoorstel.


    15 november 2005
    Wetsvoorstel afgeschermde getuigen (29 743)
    Eerste Kamer

    De commissie voert een gesprek met mevrouw Michiels van Kessenich, voorzitter van de commissie van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, in verband met de behandeling van wetsvoorstel 29743 (afgeschermde getuige).


    3 november 2005
    Debat Tweede kamer over terrorismebestrijding
    Tweede Kamer

    Debat over tegenstrijdige uitspraken ten aanzien van terreurdreiging en de mogelijk noodzaak voor (nood)wetgeving met betrekking tot terreur


    26 oktober 2005
    Congres van NCTB over radicalisering
    NCTB

    Op 26 oktober 2005 vond in Amsterdam de NCTb-conferentie “Een jaar later; Radicalisering, het maatschappelijk antwoord” plaats. Tijdens deze conferentie werden radicaliseringtendensen in kaart gebracht. De bestaande maatschappelijke reactie daarop werd bezien en strategieën voor de toekomst werden besproken.

    Het thema van de conferentie concentreert zich op radicalisering en de manier waarop de maatschappij zich daartegen verweert. Welke succesvolle strategieën om radicalisering tegen te gaan zijn ontwikkeld en ten slotte hoe kunnen deze in de toekomst versterkt worden. Voor de conferentie zijn nationale en internationale experts op het gebied van radicalisering uitgenodigd en mensen die in de praktijk werken op dit terrein bijeen gebracht om uitvoerig van gedachten te kunnen wisselen.

    Toespraak minister Donner
    Toespraak minister Remkes
    Toespraak minister Verdonk
    Toespraak terrorisme coördinator Joustra


    14 oktober 2005
    Verslag van het overleg van Cie Justitie en Biza over Europese Terorismebestrijding
    Tweede Kamerl

    Behandeld werden:
    – fiche d.d. 15 december 2004 inzake terrorisme (brief van de griffier van de vaste commissie voor Europese Zaken d.d. 14 februari 2005) (Just050120);
    – brief van de minister van Justitie d.d. 15 april 2005 inzake het terugsturen van een KLM-toestel door de VS (Aanhangsel bij de Handelingen, nr. 1394);
    – antwoord op vragen d.d. 25 april 2005 door de ministers van Justitie, van Buitenlandse Zaken en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties inzake de conferentie van de Club de Madrid op 11 maart 2005 (27925, nr. 173);
    – brief van de minister van Justitie d.d. 20 april 2005 inzake Europese Unie peer evaluation
    terrorismebestrijding (23490, nr. 369);
    – brief van de minister van Justitie d.d. 3 juni 2005 inzake Herziening stelsel van speciale eenheden (29754, nr. 23);
    – brief van de minister van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 10 juni 2005 inzake Tweede voortgangsrapportage terrorismebestrijding (29754, nr. 24);
    – brief van de minister van Justitie met een uiteenzetting over het artikel in Trouw d.d. 27 mei
    2005 over Samir A.;
    – brief van de minister van Justitie d.d. 11 juli 2005 inzake Verzoek naar aanleiding van aanslagen in Londen (29754, nr. 25);
    – brief van de minister van Justitie d.d. 12 juli 2005 inzake extra-JBZ-Raad van 13 juli 2005 over
    de strijd tegen het terrorisme (23490, nr. 381);
    – brief van de minister van Justitie d.d. 11 augustus 2005 inzake Uitvoering moties en toezeggingen Notice en Takedown (28197, nr. 22);
    – brief van de minister van Justitie d.d. 12 augustus 2005 inzake Verslag buitengewone JBZ-Raad van 13 juli 2005 (23490, nr. 382);
    – brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 27 juni 2005 inzake
    Voortgangsrapportage 2004: Het tegengaan van terroristische aanslagen met NBC-middelen
    (27925, nr. 180);
    – brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 5 juli 2005 inzake AIVDnota ’’Lonsdalejongeren’’ in Nederland (29284, nr. 12);
    – brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 16 september 2005 inzake Beleidsbrief bescherming vitale infrastructuur (26643, nr. 75);
    – rapport van de Algemene Rekenkamer d.d. 28 september 2005 inzake ’’Gebruik van grenscontroles bij terrorismebestrijding’’ (30135);
    – brief van de minister van Justitie d.d. 28 september 2005 inzake Actuele stand van zaken Europees terrorismebeleid (23490, nr. 391);
    – brief van de minister van Justitie en de minister van BZK d.d. 29 september 2005 met de stand van zaken antiterrorismebeleid (driemaandelijkse Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN) (29754, nr. 31).


    13 oktober 2005
    Verslag van het overleg van Cie Justitie en OC&W over radicalisering
    Tweede Kamer

    De commissies bespraken de deze zomer aan de Tweede Kamer toegzonden nota’s “Weerbaarheid en integratiebeleid”, “Radicalisem en radicalisering”, “Lonsdalejongeren” en “lokale en justitiële aanpak van radicalisme en radicalisering”.

    11 oktober 2005
    Wetsvoorstel afgeschermde getuigen (29 743)
    Voorlopig verslag van de vaste commissie van justitie
    Eerste Kamer

    De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling en in hoofdzaak instemming kennis genomen van dit wetsvoorstel. De leden van de VVD-fractie vragen zich – met anderen, zoals de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak en strafrechtgeleerden zoals Buruma, Nijboer, De Roos – af of het wetsvoorstel daadwerkelijk een nuttige bijdrage levert in de bestrijding en berechting van terroristische activiteiten en, zo ja, in welk mate. Tegelijk constateren zij dat strekking en uitstraling van het wetsvoorstel van positieve invloed is op de gerechtvaardigde behoefte van de burger aan veiligheid. Het belang daarvan kan en mag niet onderschat worden. De leden van de fractie van de PvdA hebben een aantal indringende vragen bij dit wetsvoorstel.
    De leden van de fractie van GroenLinks hebben grote bezwaren tegen dit wetsvoorstel.
    De fractie van D66 heeft met belangstelling kennis genomen van dit wetsvoorstel. Zij ondersteunt
    in het algemeen het voornemen te komen tot een krachtige aanpak van de bestrijding van terrorisme. Hetzelfde geldt ten aanzien van de aan dit voorstel ten grondslag liggende wens de bruikbaarheid van informatie van specifieke getuigen in het strafproces te verbeteren. Deze leden realiseren zich terdege de indringendheid en complexiteit welke verbonden zijn aan de afweging van belangen van staatsveiligheid en een goede strafvordering. Zij stellen vast dat het wetsvoorstel veel discussie heeft losgemaakt in de wetenschap, in de strafrechtelijke praktijk en in de Tweede Kamer. Zij stellen evenzeer vast dat er – gelet op het verloop van die discussie – reden is op een aantal punten het debat voort te zetten. Deze leden hebben met name behoefte aan een nadere gedachtewisseling over de gevolgen van het voorstel voor de ontwikkeling van het straf(proces)recht in het algemeen en voor de positie van de verdachte in het bijzonder, alsmede over de effectiviteit van het voorstel. De fractie van de SP signaleert dat de recente onthullingen in de Schiedamse parkmoord weer eens het grote belang aantonen dat in strafzaken zowel de rechter als de verdediging kan beschikken over al het belastende en ontlastende bewijsmateriaal. Met dit wetsvoorstel wordt, zo vreest de fractie van de SP, de verdediging in sommige zaken structureel op achterstand ten opzichte van het openbaar ministerie gesteld, en wordt ook de positie van de rechter-commissaris en achter hem de rechter, verzwakt. Deze leden zien die ontwikkeling met zorg onder ogen. Hoewel zij begrijpen dat er omstandigheden zijn waarin het gebruiken van afgeschermde getuigen de enige manier is om een zaak met succes voor de rechter te brengen, vinden zij dat dit wetsvoorstel onvoldoende waarborgen biedt om de negatieve effecten van het afschermen van getuigen te compenseren.


    7 oktober 2005
    Ministerraad stemt in met verbetering stelsel bewaken en beveiligen
    Minjust.nl

    Minister Donner van Justitie en minister Remkes van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties hebben – conform eerdere afspraken – het functioneren van het stelsel bewaken en beveiligen geëvalueerd. Op basis hiervan hebben de ministers een aantal verbeteringen voorgesteld. De ministerraad heeft hiermee ingestemd. Op grond daarvan wordt onder meer het aantal personen, objecten en diensten waarvoor de rijksoverheid een bijzondere verantwoordelijkheid heeft, uitgebreid. Alle leden van de Eerste en Tweede Kamer worden toegevoegd aan de limitatieve lijst. Op deze lijst staan nu onder andere bewindspersonen, voorzitters van Eerste en Tweede Kamer en fractievoorzitters in de Tweede Kamer. De limitatieve lijst bevat ook personen voor wie de overheid standaard beveiligingsmaatregelen treft, zoals de leden van het Koninklijk Huis en de minister-president.


    3 oktober 2005
    Brede aanpak van radicalisme en radicalisering nodig
    Minbzkt.nl

    Lokale overheden, politie- en inlichtingendiensten en maatschappelijk organisaties zijn onmisbaar in een brede aanpak tegen radicalisering en radicalisme. Justitieel optreden alleen kan, zonder zo’n brede aanpak, op de langere termijn niet effectief genoeg zijn om de problemen waarvoor radicalisme en radicalisering de maatschappij stelt op te kunnen lossen.
    Dat schrijven minister Donner (Justitie) en Remkes (Binnenlandse Zaken) in hun plan van aanpak tegen radicalisme en radicalisering.
    Die brede aanpak is een belangrijke voorwaarde om vroegtijdig radicaliserings-processen te kunnen signaleren en om te buigen voordat zij uitmonden in strafbare feiten. De inzet van politiediensten is van groot belang alleen al omdat het met de rol van wijkagent als informatiebron dicht op de haarvaten van de samenleving zit. Daarnaast hebben diverse onderdelen van het KLPD een belangrijk taak in het surveilleren op internet en het verzamelen en doorgeven van informatie die van andere overheidsdiensten en tipgevers afkomstig is. In zo’n aanpak hebben de werkzaamheden van de inlichtingendiensten, naast het verzamelen, uitwisselen en analyseren van informatie over mogelijke terroristische aanslagen ook betrekking op radicalisme, radicalisering en rekrutering. Daarnaast is het van belang dat zij niet alleen kijken naar die vormen van radicalisering die nu als bedreigend worden gezien (islamitisch radicalisme, rechts radicalisme en dierenrechtenactivisme) maar ook naar vormen die dat in de toekomst kunnen worden.
    Andere overheidsorganisaties zoals onderwijsinstellingen, uitkeringsinstanties, maatschappelijk werk en buurtwerk kunnen waarnemen of personen of groepen radicaliseren. Daarbij gaat het niet alleen om haatzaaiende preken en discriminerende uitlatingen in de moskee, op videobanden, geluidscassettes en op internet maar ook wat er in club- en buurthuizen, uitgaansgelegenheden en op sportmanifestaties gebeurt. Belangrijk daarbij is dat zij de signalen weten te herkennen en weten wat zij ermee kunnen doen.
    De lokale overheid heeft een centrale rol omdat zij het best in staat is om in gesprek met de lokale gemeenschap een accuraat beeld te generen dat bovendien de mogelijkheid geeft, wanneer er zich een concreet incident voordoet, tijdig passende maatregelen te nemen.
    Een aantal gemeenten, waarbij Amsterdam en Rotterdam in het oog springen, heeft de afgelopen tijd daarin al voortvarend gehandeld in het tegengaan van deze processen. De Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb) biedt aan lokale overheden hierin ondersteuning en expertise.
    Een belangrijk aandachtspunt in het plan is de vraag wanneer en hoe juridische maatregelen het beste kunnen worden benut. Het plan van aanpak stelt kanttekeningen bij de noodzaak voor verdere ontwikkeling van juridische instrumenten om verspreiding van radicaal gedachtengoed tegen te gaan. Enerzijds omdat het huidige strafrecht daar volgens het kabinet voldoende ruimte toe biedt maar tot nu toe betrekkelijk terughoudend wordt toegepast.
    En anderzijds omdat de toepassing van strafrecht kan leiden tot vervreemding en het radicalisme slechts zal versterken.
    Slechts op een punt zal het strafrecht worden aangescherpt, dat is namelijk om beter te kunnen optreden tegen het verheerlijken en goedpraten van ernstige misdrijven in het publieke debat. De bijkomende straf om iemand te ontzetten uit het beroep bij delicten die aanzetten tot haat en geweld tegen personen wordt dan al bij een eerste veroordeling mogelijk.

    de brief aan de Tweede Kamer


    30 september 2005
    Verslag van de Commissie Justitie over Wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten ter verruiming van de mogelijkheden tot opsporing en vervolging van terroristische misdrijven
    Tweede Kamer

    Uit de inleiding:
    Het onderhavige wetsvoorstel is al veel bekritiseerd. Dat is niet vreemd; oude strafrechtelijke zekerheden worden deels verlaten en dat is altijd voor hen die in het strafrecht op welke wijze dan ook werkzaam zijn, moeizaam te aanvaarden. De leden van de CDA-fractie voelen ook deze fricties, maar kijken met een open instelling naar de voorstellen. Daarbij houden zij steeds voor ogen dat het een plicht is van de overheid om aanslagen waarmee vele onschuldige burgers de dood zouden kunnen vinden, te voorkomen maar ook om diegenen die menen te moeten overgaan tot dergelijke verderfelijke daden, keihard aan te pakken. Aanscherpingen van het strafproces worden door de leden van de CDA-fractie aanvaardbaar
    geacht, mits de noodzaak helder is aangegeven.
    De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. De memorie van toelichting vermeldt dat «een analyse van de strafvorderlijke bevoegdheden heeft geleid tot de constatering dat verdere verbeteringen kunnen worden bevorderd». Deze leden zijn met de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR) van mening dat de enkele verwijzing naar de grote dreiging die van terroristische aanslagen uitgaat, de noodzaak van het wetsvoorstel niet (zonder meer) aantoont. De opmerking dat «het niet in de rede ligt stil te blijven zitten tot de vaststelling dat bestaande bevoegdheden tekortschieten met praktijkvoorbeelden kan worden gestaafd» (memorie van toelichting, p. 3) doet naar de mening van deze leden geen recht aan het ingrijpende karakter van de voorgestelde maatregelen. Evenals de NVvR (briefvan 10 januari 2005 aan de minister van Justitie) missen de leden van de PvdA-fractie dan ook in de memorie van toelichting een toetsingkader waarin ten aanzien van elke voorgestelde wijziging wordt aangegeven ofen waar het huidige recht in
    de concrete rechtspraktijk tot problemen heeft geleid en waarom de voorgestelde maatregelen noodzakelijk zijn. Juist omdat op uitvoerend niveau niet stilgezeten wordt, zo nemen deze leden aan, moet inmiddels toch concreet zijn aan te geven waar noodgedwongen gestopt moest worden met optreden ofniet doorgepakt kon worden ofzelf s in het geheel niet onderzocht ofopgetreden kon worden, omdat wettelijke bepalingen dat feitelijk onmogelijk maakten of verboden. En dan dat terwijl de oprechte noodzaak daartoe wel werd gevoeld en goed beargumenteerd kon worden. Zij verzoeken de regering dan ook de Kamer alsnog van zo een concreet toetsingskader te voorzien.
    De leden van de fractie van de VVD hebben kennisgenomen van de voorstellen tot verruiming van de mogelijkheden tot opsporing en vervolging van terroristische misdrijven. Zij zien dit als het logische pendant van de eerder aangenomen, maar meer materieel rechtelijke wet terroristische misdrijven. Een bijzondere strafbaarstelling én een bijzondere opsporingsen
    vervolgingsbevoegdheid worden gerechtvaardigd door de grote bedreiging die van terroristische misdrijven uitgaat, het grote aantal slachtoffers dat bij een dergelijke aanslag kan vallen en het complexe karakter van strafrechtelijk onderzoek naar terroristische misdrijven, welk onderzoek zich mede in het buitenland kan afspelen, waarbij informatieverschaffing door inlichtingendiensten een rol kan spelen en dat moeilijk te doorgronden informatie kan omvatten. Deze argumenten kunnen de voorgestelde wijzigingen dragen. Deze leden vinden het essentieel dat de gekozen oplossing telkens proportioneel is. Daar zullen zij in hun verdere bijdrage dan ook bijzondere aandacht voor vragen.
    De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij stellen vast dat de regering nieuwe verruimingen in het strafrecht introduceert met het doel terrorisme effectiever te kunnen bestrijden. Deze leden zijn van mening dat er een waaier aan (deels vergaande) verruimingen wordt gepresenteerd, terwijl:
    a. de oorzaken van radicalisering en terrorisme niet afdoende zijn onderzocht;
    b. de tekortkomingen van het huidige strafrechtelijke instrumentarium
    nauwelijks zijn geïnventariseerd en
    c. de gevolgen van de voorgestelde verruimingen nauwelijks overdacht
    lijken te zijn.
    De leden van de SP-fractie zijn verder van mening dat het debat over terrorisme niet alleen langs de lijnen van mensenrechten en veiligheid moet worden gevoerd, maar dat de politiek ook nadrukkelijk stil moet staan bij de oorzaken van radicalisering.
    De leden van de fractie van GroenLinks hebben met de nodige reserves kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Deze leden benadrukken de ernst van terrorisme en het onnoemelijk grote leed dat terroristische aanslagen toebrengt aan de directe slachtoffers en de angst die bij burgers in de samenleving kan ontstaan Dat neemt niet weg dat deze leden óók bezorgd zijn over de ingrepen in de strafwetgeving en de strafrechtspleging. Zij vrezen de toestand waarin het belang van bescherming van burgers tegen ingrijpen van de overheid,
    zoals dat in het rechtstatelijke denken van de afgelopen eeuwen heeft postgevat, allengs minder betekenis krijgt in de strijd tegen het terrorisme. Zoals in het publiekelijke discours ook al is uitgesproken, bevinden we ons nu in een tijdsspanne waarin de democratische rechtstaat moet tonen waar het voor staat en waarin van ons allemaal wordt verlangd dat die beginselen maatgevend moeten blijven, omdat anders de inspiratoren en de uitvoerders van terroristische aanslagen een ongekende overwinning kunnen behalen.


    30 september 2005
    Rechtspraak kritisch over wetsvoorstel ‘apologieverbod’
    Raad voor de Rechtspraak

    Het wetsvoorstel strafbaarstelling, verheerlijking, vergoelijking, bagatellisering en ontkenning van zeer ernstige misdrijven zal tot problemen leiden bij toetsing door de rechter. Dat stelt de Raad voor de rechtspraak in zijn advies dat onlangs naar minister Donner werd gestuurd.
    Het wetsvoorstel stelt onder meer de verheerlijking van terroristische misdrijven strafbaar. In zoverre sluit het aan op het wetsvoorstel opsporing van terroristische misdrijven en het wetsvoorstel bestuurlijke maatregelen nationale veiligheid. De Raad onderschrijft de doelstelling en noodzaak van de bestrijding van het terrorisme maar meent dat ook dit wetsvoorstel te verreikend is.
    Een van de kritiekpunten op het voorstel is dat de rechter in het kader van een “apologiezaak” een antwoord moet geven op de vraag of een bepaalde (historische) gebeurtenis kan worden beschouwd als een internationaal of terroristisch misdrijf. Daardoor ontstaat het gevaar dat in essentie historische, religieuze en politieke controverses door de strafrechter moeten worden beslecht. Het is bovendien hoogst onwaarschijnlijk dat de rechter over voldoende materiaal zal kunnen beschikken om adequaat te oordelen. Het politieonderzoek zal immers niet op dat aspect gericht zijn geweest.
    Uit de toelichting op het wetsontwerp valt voorts af te leiden dat het de bedoeling is degenen te straffen die openbare uitlatingen doen met het oogmerk maatschappelijke onrust te veroorzaken. Deze bedoeling komt echter in de redactie van de wet zelf onvoldoende tot uitdrukking. In de wet ontbreekt namelijk het vereiste dat de onrust opzettelijk moet zijn veroorzaakt. Hierdoor krijgen de wettelijke bepalingen in potentie een zodanige reikwijdte dat ook maatschappelijke onrust veroorzakende journalistieke en wetenschappelijke publicaties, daaronder kunnen vallen. Aldus kan de vrijheid van meningsuiting zoals die ook in door Nederland onderschreven internationale verdragen is vastgelegd in het geding komen.

    Het volledige advies


    29 september 2005
    NVVR kritisch over wetsvoorstel ‘apologieverbod’
    Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak

    De NVvR heeft oog voor de noodzaak van terrorismebestrijding en voor de noodzaak tot nakoming van internationale verplichtingen. Het ontwerp-wetsvoorstel gaat evenwel verder dan dat. Hierdoor heeft het ontwerp-voorstel vragen opgeroepen omtrent zijn reikwijdte, het opzetvereiste, de noodzaak van de voorgestelde strafbepaling en de verhouding van de voorgestelde strafbepaling tot het legaliteitsbeginsel. De NVvR adviseert een heroverweging van het wetsvoorstel op de hiervoor aangegeven punten en op andere onderdelen een uit-breiding van de toelichting. Kort voor de voltooiing van dit advies heeft de NVvR kennis genomen van het (concept) ad-vies van de Raad voor de Rechtspraak over ditzelfde ontwerp-wetsvoorstel. Daarin is ook aandacht besteed aan de problematiek van de grensoverschrijdende uitlatingen. De NVvR kan zich met dat advies verenigen.

    het volledige advies


    26s eptember 2005
    Brief over de CT-Infox
    Minbzk.nl

    Een reactie van de minster van Binnenlandse Zaken op het commentaar van het College Bescherming Persoonsgegevens over de CT Inbox van 30 augustus 2005


    28 september 2005
    Notitie Europees terrorismebeleid
    Minjust.nl

    Uit de slotbeschouwing:

    De Europese Unie, haar instellingen en de individuele Lidstaten zijn doordrongen van het belang van een gezamenlijke aanpak van terrorisme in al zijn facetten.

    Op alle terrorismegerelateerde beleidsterreinen is goede vooruitgang geboekt bij de uitvoering van de voorgenomen maatregelen, zoals onder meer verwoord in het EU-Actieplan terrorismebestrijding. Daarnaast zijn ook nieuwe instrumenten ontwikkeld. Waar het nu op aankomt is dat de implementatie van deze maatregelen zo spoedig mogelijk wordt voltooid en dat ervaring wordt opgedaan met het praktische, concrete gebruik van deze instrumenten. Met name op het gebied van de praktische samenwerking tussen Lidstaten, hoewel al zeer verbeterd, valt meer winst te behalen.

    Tegelijkertijd werkt het Voorzitterschap, samen met de Europese Raad, de EU-Coördinator-terrorismebestrijding, de Europese Commissie en de individuele Lidstaten aan de ontwikkeling van een lange-termijn-strategie waarin de staat zal worden opgemaakt van de prioriteiten en de te nemen maatregelen na 2006. Voor de internationale samenwerking bij bestrijding van terrorisme is de EU voorwaardenscheppend. Het zijn uiteindelijk de Lidstaten die het werk moeten doen. Derhalve zal Nederland zeer actief blijven bijdragen aan de verbetering van de internationale samenwerking.

    Het volledige rapport


    september 2005
    Rapport Rekenkamer over gebruik van grenscontroles bij terrorismebestrijding
    De Algemene Rekenkamer

    De Algemene Rekenkamer heeft onderzoek gedaan naar het gebruik van controles aan de Nederlandse grenzen voor het bestrijden van terrorisme. Na 11 september 2001 heeft de minister van Justitie, verantwoordelijk voor terrorismebestrijding, beleid op dit terrein ontwikkeld. Hij heeft daarbij het uitgangspunt geformuleerd dat grenscontroles gezien kunnen worden als één van de instrumenten om terroristische aanslagen te voorkomen. De Algemene Rekenkamer is nagegaan in hoeverre de controles op goederen en personen die Nederland binnenkomen, worden ingezet om terrorisme te bestrijden.
    Conclusies
    Grenscontroles kunnen niet goed gebruikt worden voor terrorismebestrijding. Dat komt onder meer doordat personencontroles en goederencontroles gescheiden werelden zijn. Zo zijn er verschillende plaatsen in Nederland waar wel goederen de EU mogen worden binnengebracht, maar waar niet tevens controleposten voor personen (doorlaatposten) gevestigd zijn. Het is onduidelijk hoe de controle van bemanningen en van eventuele passagiers daar is geregeld. Daar komt bij dat diverse groepen reizigers en goederen niet gecontroleerd worden, omdat dit volgens Europese regels, en de Nederlandse uitwerking daarvan, niet verplicht is. Verder hebben de organisaties die de grenscontroles uitvoeren niet altijd zicht op personen en goederen die mogelijk een risico vormen, omdat informatie over binnenkomende schepen of vliegtuigen onvoldoende of niet op tijd beschikbaar is. Daarnaast wordt niet alle beschikbare informatie (zoals opsporingsinformatie) betrokken bij de grenscontroles en staat de hoeveelheid uit te voeren controles onder druk door onvoldoende capaciteit (vooral bij de Koninklijke Marechaussee).

    Het volledige rapport


    september 2005
    Adviesaanvraag over Terrorismebestrijding in Europees en internationaal perspectief
    Adviesraad Internationale Vraagstukken

    De regering verzoekt de AIV om een oordeel te geven over de bestrijding van internationaal terrorisme sinds 11 september 2001 en vooruit te blikken naar de agenda voor de komende jaren, zoals die o.a. is geschetst door het HLP-rapport, met bijzondere aandacht voor de vraag hoe het internationale terrein invloed uitoefent op het nationale terrein en vice versa.
    Voorts verzoekt de regering de AIV om advies over de vraag hoe mensenrechten en de beginselen van de rechtsstaat optimaal kunnen worden gewaarborgd in de strijd tegen het terrorisme, waarbij de regering in het bijzonder geïnteresseerd is in de vraag of naar het oordeel van de AIV beperkingen van de mensenrechten en internationaal humanitair recht gerechtvaardigd zijn, en zo ja in welke mate en in welke gevallen.


    6 september 2005
    Protocol Preventie Extremisme in Amsterdams stadsdeel de Baarsjes
    De Baarsjes

    De Turkse moskee Aya Sofya spreekt met stadsdeel De Baarsjes af de neigingen tot extreem gedrag vanaf het begin nauwgezet te volgen en tegen te gaan, zo nodig volgt melding bij het bevoegd gezag. Het is de eerste moskee die dit schriftelijk afspreekt met een locale overheid. Aan het Protocol Preventie Extremisme hebben ook de Pakistaanse Ghousia Mashid en de Marokkaanse moskee Nour meegeschreven. De verantwoordelijkheid om extremisme vóór te willen zijn, is nu een serieus gespreksthema onder moskeegangers, concludeert Ghousia Mashid.

    Het protocol preventie extremisme


    19 augustus 2005
    Nota Radicalisme en radicalisering
    Ministerie van Justitie

    Uit de brief van het ministerie van Justitie:
    Deze nota beoogt inzichtelijk te maken op welke wijze radicalisme en radicalisering een bedreiging vormen voor de samenleving en de democratische rechtsorde. Tevens biedt de onderliggende nota een kader voor het overheidsbeleid terzake.


    19 augustus 2005
    Nota weerbaarheid en integratiebeleid
    Ministerie van Justitie

    Uit het persbericht van het ministerie van Justitie:
    Gedurende de komende drie jaar wordt een groot aantal concrete projecten en acties uitgevoerd die zijn gericht op de preventie van radicalisering. Dit staat in de nota Weerbaarheid die minister Verdonk vandaag aan de Tweede Kamer heeft gestuurd. De nota vermeld in totaal 32 initiatieven. De projecten hebben in de eerste plaats tot doel de weerbaarheid tegen radicalisering te vergroten. Het programma richt zich niet alleen op radicalisme onder moslimjongeren, maar heeft ook ten doel om de aantrekkingskracht van rechtsradicalisme onder autochtone jongeren terug te dringen.


    11 augustus 2005
    Uitvoering moties en toezeggingen Notice and Takedown
    Ministerie van Justitie

    Uit de brief van het ministerie van Justitie:
    In de brief van 24 januari 2005 inzake terrorismebestrijding (Kamerstukken II, 2004 – 2005, 29754, nr. 5) heb ik u geïnformeerd over de voortgang met betrekking tot de inrichting van het Notice and Takedown (NTD) systeem. In deze brief heb ik aangegeven dat in 2004 in opdracht van de minister van Justitie samen met de brancheorganisatie voor Nederlandse internetbedrijven een onderzoek gestart naar de haalbaarheid van een systeem van Notice and Takedown. In het onderzoeksrapport wordt een systeem beschreven om strafbare inhoud van berichten op het internet, zoals kinderporno, discriminatie en inbreuken op auteursrechten, door de overheid samen met internetbedrijven, tegen te kunnen gaan. De kern van het onderzochte NTD systeem is een meldpunt, zoals nu het Meldpunt Discriminatie Internet, voor illegale informatie. In het onderzochte systeem ontvangen medewerkers van het meldpunt meldingen van burgers over vermeende illegale informatie op het internet en laten deze door deskundigen onderzoeken op het strafbare karakter daarvan.


    28 juli 2005
    Verheerlijken ernstige misdrijven wordt strafbaar
    Ministerie van Justitie

    Uit het persbericht van het ministerie van Justitie bij het presenteren van het wetsvoorstel Verheerlijken ernstige misdrijven wordt strafbaar op 28 juli 2005.
    “Personen die terreur verheerlijken of goedpraten kunnen daarvoor in de nabije toekomst een jaar celstraf krijgen. Dat staat in een ontwerpwetsvoorstel van minister Donner.” Eind januari 2005 presenteerden Minister Remkes en Donner al het idee om een dergelijk wetsvoorstel te ontwikkelen in een brief aan de Tweede Kamer over het veiligheidsbeleid. Bij de presentatie van de brief ontstond er al veel ophef over de beperking van de vrijheid van meningsuiting. Waarom wad e wet noodzakelijk werd betoogd, terwijl tegelijkertijd er met veel ophef gesproken werd over jongeren die de daad van Mohammed B. goed praten. In de Kamer ontstond commotie na de brief van de Ministers omdat de kleinste regeringsfractie de D66 bij monde van Boris Dittrich liet weten niets in de maatregel te zien in verband met de beperking van de vrijheid van meningsuiting. De andere regeringspartijen en de PvdA schaarden zich achter Donner en vonden het idee in de lijn van de reeds bestaande antiterrorisme maatregelen. Met het nieuwe wetsvoorstel is de geest met betrekking tot de vrijheid van meningsuiting weer uit de fles. De Winter, Ellian en Ephimenco voelen al de hete adem van de Minister in de nek door de volgende passage uit de Memorie van toelichting: “Het gaat niet om strafbaarstelling van de verheerlijking etc. van ernstige misdrijven zonder meer. Aan de strafbaarstelling is de nadere voorwaarde verbonden dat de dader weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat zijn uitlating de openbare orde ernstig verstoort of kan verstoren. Daarmee wordt tot uitdrukking gebracht dat de strafwaardigheid van deze uitlatingen is gelegen in de onrust die zij in de samenleving kunnen teweegbrengen of aanwakkeren. De uitlating moet naar haar inhoud het vermogen hebben de openbare orde ernstig te verstoren.” De vraag in hoeverre het wetsvoorstel ooit zijn nut zal bewijzen aan de overheid is eigenlijk onbelangrijk, omdat het wetsvoorstel waarschijnlijk achterhaald zal zijn als het wordt aangenomen, wat naar alle waarschijnlijkheid plaats zal vinden. Toch biedt het wetsvoorstel wel interessante opties. Waarom niet de dag nadat het voorstel is aangenomen Minister van Financiën Zalm aanklagen voor verheerlijking van de buitenrechtelijke executie van een verdachte door de Pakistaanse overheidsdiensten onder leiding van generaal Musharraf.

    Wetsvoorstel
    Memorie van Toelichting


    15 juli 2005
    ADVIES inzake het ontwerpwetsvoorstel bestuurlijke maatregelen nationale veiligheid
    Raad voor de Rechtspraak

    De RvR plaatst net als eerder de NVVR een aantal kanttekeningen bij het wetsvoorstel van de regering. Ook de RvR vindt de criteria vaag en spreekt over ‘open normen’. De RvR verwacht dat de bestuursrechter in problemen gaat komen door de nu ook veelvuldige weigering van de AIVD-medewerkers om te verschijnen als getuigen.


    1 juli 2005
    Actieprogramma ter preventie radicalisering
    Justitie.nl

    De ministerraad heeft ingestemd met de nota Weerbaarheid en Integratiebeleid van minister Verdonk voor Vreemdelingenzaken en Integratie. Gedurende de komende drie jaar wordt een groot aantal concrete projecten en acties uitgevoerd die zijn gericht op de preventie van radicalisering. De nota vermeld in totaal 32 initiatieven. De projecten hebben in de eerste plaats tot doel de weerbaarheid tegen radicalisering te vergroten.
    Bij de versterking van de weerbaarheid tegen radicalisering gaat het om het signaleren en voorkómen van (verdere) radicalisering en om een adequate actie om na incidenten sociale verhoudingen te herstellen en verbeteren. De activiteiten binnen de programma’s richten zich primair op jongeren omdat zij in speciale mate vatbaar zijn voor radicaliseringsinvloeden. Bij het bereiken van deze jongeren spelen ouders, geestelijk leiders, jongerenwerkers en docenten een belangrijke rol. Daarom zijn verschillende onderdelen van het actieprogramma ook gericht op het verstrekken van kennis en ondersteuning aan deze groepen. De projecten worden onder meer uitgevoerd in samenwerking met de partners van het Landelijk Overleg Minderheden (LOM) en met de moslimkoepelorganisaties, het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO) en de Contactgroep Islam (CGI).
    Voorbeelden van concrete acties in het programma zijn:
    * Er komt een stimuleringsfonds voor burgerinitiatieven. Allochtone én autochtone organisaties, en vooral jongerenorganisaties, worden uitgenodigd om activiteiten ter versterking van de weerbaarheid te ontwikkelen.
    * Bevorderen van het afsluiten van convenanten tussen gemeentebesturen en moskeeën. Deze afspraken verstevigen de goede wil tussen burgers en vormen een houvast waarop in tijden van crisis kan worden teruggegrepen.
    * In samenwerking met de horeca gaat discriminatie in het uitgaansleven worden aangepakt. Opgedane ervaringen worden geïntegreerd in de nieuwe cursushandboeken van het ‘basisbeveiligingsdiploma portiers’.
    * Er zullen voorlichtingsbijeenkomsten en jongerenconferenties worden georganiseerd. Met o.a. de inzet van bekende Nederlanders van allochtone afkomst worden jongeren geïnformeerd over de gevaren van religieus extremisme en de mogelijkheden om op een alternatieve wijze de toekomst vorm te geven.
    * Een publicatie over de politieke islam wordt uitgebracht. Doel is inzicht te verschaffen in de aard van de verschillende stromingen. Ook komt er een (internationale) conferentie Politieke Islam in Nederland.
    * Antidiscriminatiebeleid wordt ontwikkeld gericht op het creëren van meer stage- en werkervaringsplaatsen.
    * Vooroordelen en negatieve beeldvorming worden aangepakt, door bijvoorbeeld de preken uit moskeeën wekelijks uit te zenden. De LOM-samenwerkingsverbanden gaan voorts een jaarlijks terugkerend debat organiseren met verschillende vooraanstaande journalisten, politici, mediaorganisaties, opinieleiders en sleutelfiguren van diverse afkomst. In deze bijeenkomst worden de negatieve beeldvorming en stereotypering aan de orde gesteld. Doel is om een evenwichtiger en genuanceerder openbaar debat tot stand te brengen.
    * Positieve rolmodellen worden ingezet. Via persoonlijke coaching kunnen hoogopgeleide allochtone jongeren een brugfunctie vervullen door jongeren die op zoek zijn naar een baan te introduceren in hun eigen netwerk om hen zodoende te helpen bij het vinden van een werk- of stageplek.
    * Het CMO zal gezaghebbende Nederlandse islamitisch geestelijk leiders weerwoord laten bieden aan radicale interpretaties van de maatschappelijke vraagstukken in de chatrooms en op de websites van het internet. Dit zou overigens een eerste stap kunnen zijn naar de vorming van een commissie, die gezaghebbende uitspraken kan doen over de uitleg van de islam in de context van de Nederlandse samenleving.
    * Er komt een leergang ‘Islam en Moderniteit’. Met de moslimorganisaties wordt overlegd of deze leergang een basis kan bieden voor een nog te starten imamopleiding
    * Tot nu toe is er in Nederland of uit het buitenland weinig wetenschappelijk empirisch onderzoek voorhanden dat uitsluitsel kan geven over de precieze processen van radicalisering. Om deze reden laat minister Verdonk voor Vreemdelingenzaken en Integratie onderzoek uitvoeren naar de kenmerken en motieven van moslimjongeren die hetzij kiezen voor het vormgeven van een liberale, democratische vormen van islambeleving, hetzij voor extreem radicale richtingen. De uitkomsten hiervan worden eind 2005 verwacht.
    Vanuit verschillende invalshoeken beogen de acties dus bij te dragen aan vergroting van het democratisch besef, de burgerschapsvaardigheden en het eigen verantwoordelijkheidsgevoel van vooral jongeren die te maken hebben met kwaadaardige radicaliseringsinvloeden. Daarnaast is het doel om bestuurders, professionals, sleutelfiguren, ouders en jongeren te ondersteunen bij het tijdig signaleren en adequaat omgaan met radicaliseringsprocessen. Tot slot gaat het erom het sociale weefsel rondom de jongeren te versterken, zodat er minder gaten vallen waar radicale krachten op in kunnen springen. Dit alles draagt eraan bij dat de Nederlandse samenleving weerbaarder wordt tegen de aantrekkingskracht van kwaadaardige radicale invloeden.


    28 juni 2005
    Wetsvoorstel afgeschermde getuigen (29 743)
    Hernieuwd voorstel van wet
    Eerste Kamer

    Het wetsvoorstel dat het mogelijke maakt om AIVD-informatie te gebruiken in strafprocessen is ingediend in de Eerste Kamer.


    24 juni 2005
    ADVIES inzake het ontwerpwetsvoorstel bestuurlijke maatregelen nationale veiligheid
    Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak

    De NVVR plaatst een aantal kanttekeningen bij het wetsvoorstel van de regering. Zo vindt de NVVR de omschrijving de omschrijving van de begrippen ‘nationale veilighied’ en ‘op grond van feiten en omstandigheden’ te vaag. ook spreekt de NVVR haar zorg uit over de gebrekkige mogelijkhied van toetsing van AIVD informatie, die vaak aan deze maatregel ten grondslag zal liggen.


    24 juni 2005
    Maatregelen tegen vermeende terroristen
    regering.nl

    Het kabinet neemt maatregelen tegen vermoedelijke terroristen die strafrechtelijk nog niet kunnen worden aangepakt. Zij kunnen een gebiedsverbod, een persoonsverbod of een meldingsplicht opgelegd krijgen.
    De preventieve maatregelen gelden ook voor personen die ondersteuning bieden aan vermeende terroristen. Dit staat in een wetsvoorstel van minister Remkes (BZK) en Donner (Justitie) waarmee de ministerraad heeft ingestemd. De minister van BZK neemt de beslissing voor de maatregelen, in overeenstemming met de minister van Justitie.
    Gemeenten en andere bestuursorganen mogen subsidies of vergunningen van personen en organisaties intrekken als deze in verband worden gebracht met terroristische activiteiten of ondersteuning daarvan.
    Maatregelen
    Het gebiedsverbod kan van toepassing zijn op een bepaald object (Schiphol) of een gebied (Rotterdam-Rijnmond). Een persoonsverbod betekent dat iemand zich niet in de buurt mag begeven van een bepaald persoon. Een meldingsplicht houdt periodieke melding bij de politie in. De maatregelen kunnen zowel los als in combinatie met elkaar worden opgelegd.
    De maatregelen gelden voor een periode van maximaal drie maanden. Deze periode kan steeds met drie maanden worden verlengd. De maatregelen mogen niet langer dan twee jaar duren.
    Bezwaar
    Iemand die het niet eens is met de maatregelen, kan bezwaar aantekenen bij het ministerie van BZK. Daarna is beroep mogelijk bij de gerechtelijke instanties.
    De maatregelen zullen doorgaans worden genomen op basis van AIVD-informatie. Als iemand in beroep gaat, mag hij of zij de AIVD-informatie niet persoonlijk inzien. In bepaalde omstandigheden is het mogelijk dat de rechter inzage krijgt.
    Doorzettingsmacht
    Het kabinet wil dat de minister van Justitie in geval van acute dreiging de wettelijke bevoegdheid krijgt om – per direct – noodzakelijke maatregelen te nemen op terreinen van andere ministers. Deze zogeheten doorzettingsmacht gaat over bijvoorbeeld ontruimingen, blokkades van wegen of het stilleggen van trein- of vliegverkeer. Dat staat in een wetsvoorstel van minister Donner en mininster Remkes.
    Non-profitorganisaties
    Het kabinet wil stichtingen verplichten een overzicht van baten en lasten en een balans te publiceren bij de Kamer van Koophandel. Daarmee moet het misbruik van non-profitorganisaties voor de financiering van terrorisme worden aangepakt. Daarnaast wil het kabinet een betere informatie-uitwisseling met betrekking tot stichtingen.
    Het kabinet wil ook de registratie van stichtingen bij de Kamers van Koophandel verbeteren. Gegevens zijn op dit moment vaak incompleet of verouderd. Hiervoor loopt nog een onderzoek.
    De maatregelen staan in een nota van minister Zalm over bestrijding van misbruik van non-profitorganisaties in het kader van de bestrijding van terrorismefinanciering. De nota is een verdere uitwerking van eerder voorgestelde maatregelen.

    perbericht over meldplicht
    perbericht aanscherping beleid non profit organisaties
    persbericht over doorzettingsmacht


    24 juni 2005
    Evaluatie oefening Bonfire
    Minbzk.nl

    Oefening Bonfire, georganiseerd door het ministerie van Binnenlandse Zaken en de gemeente Amsterdam, was een voor Nederland unieke oefening in omvang en realisme. Circa 2000 deelnemers van ruim 50 verschillende organisaties speelden hun rol binnen de crisisbeheersing en/of terrorismebestrijding. Het COT Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement is gevraagd de oefening met betrekking tot de hoofddoelstelling waar te nemen en op basis daarvan de voorliggende observatierapportage te schrijven.
    Er is door de deelnemers een goede prestatie neergezet. De beheersing van de verschillende crisiselementen op de verschillende besluitvormende niveaus op hoofdlijnen vond gecoördineerd plaats op basis van de op dat moment beschikbare informatie. Wel zijn er lessen te trekken uit de oefening. Zo komen er op rijksniveau verbeteringen in het functioneren van de crisisstaf en in de voorlichting. In Amsterdam zullen de verbindingsmiddelen en het gebruik daarvan verbeterd worden.

    Op de grens van werkelijkheid. Observatierapportage oefening Bonfire
    Brief aan de Tweede Kamer over evaluatie Bonfire
    Brief aan de Gemeenteraad Amsterdam over evaluatie oefening Bonfire


    20 juni 2005
    Wetsvoorstel uitbreiding bevoegdheden politie in terrorismezaken naar Tweede Kamer
    Ministerie van Justitie

    Bijzondere opsporingsbevoegdheden als observatie, infiltratie, pseudo-koop en de telefoontap zijn straks inzetbaar bij aanwijzingen dat een terroristische aanslag wordt voorbereid. Ook komen er meer mogelijkheden om informatie in te winnen, personen in bewaring te nemen en preventief te fouilleren. Dit staat in een wetsvoorstel van minister Donner dat vandaag bij de Tweede Kamer is ingediend.
    De grote dreiging van terrorisme rechtvaardigt snel en preventief overheidsoptreden. De gebeurtenissen in Amsterdam en Den Haag hebben duidelijk gemaakt dat ruimere bevoegdheden om terreur te voorkomen wenselijk zijn.
    Voor inzet van bijzondere opsporingsbevoegdheden bij terrorisme is niet langer een redelijk vermoeden van een strafbaar feit nodig; aanwijzingen zijn voldoende. Daarvan is sprake als feiten en omstandigheden duiden op de voorbereiding van een terroristische aanslag. Ook dreigingsanalyses van de AIVD kunnen aanwijzingen opleveren. Het groene licht voor gebruik van een bijzondere opsporingsbevoegdheid komt van de officier van justitie. Bij de telefoontap is een machtiging van de rechter-commissaris nodig.
    Daarnaast mag de officier van justitie volgens het wetsvoorstel in bepaalde gebieden personen preventief laten fouilleren, en voertuigen en voorwerpen laten onderzoeken. Zo kan het nodig zijn alle voertuigen rond een voetbalstadion of evenemententerrein grondig te bekijken bij berichten dat explosieven zijn aangevoerd voor een aanslag. Zo’n omgeving is doorgaans niet voor lange tijd doelwit van terrorisme. Bij zogeheten veiligheidsrisicogebieden zoals luchthavens, industriecomplexen, stations en overheidsgebouwen kan dat anders zijn. Het kabinet wil dat de politie in die veiligheidsrisicogebieden zonder voorafgaande toestemming van de officier van justitie personen preventief kan fouilleren, en voertuigen en voorwerpen kan onderzoeken om een terreurdaad te voorkomen
    Verder komen er meer bevoegdheden om in een verkennend onderzoek informatie te verzamelen over groepen van personen waarbinnen mogelijk een aanslag wordt beraamd. De officier van justitie kan namen, adressen, woonplaatsen, klantnummers en bankrekeningnummers opvragen. Daarmee kan hij verbanden tussen groepen personen en situaties beter in kaart brengen.
    Ook mogen bestanden van private en publieke instellingen en organisaties met elkaar vergeleken worden om verborgen patronen in handelingen of gebeurtenissen van personen boven tafel te krijgen. De officier van justitie mag deze bestanden alleen opvragen met toestemming van de rechter-commissaris.
    Verdachten kunnen bij een terreurdreiging eerder in bewaring worden genomen dan nu het geval is. Niet langer zijn bij een verdenking van een terroristisch misdrijf ernstige bezwaren vereist; een redelijk vermoeden van schuld is voldoende. Dit is nodig omdat aan het begin van een onderzoek naar de voorbereiding van een terroristisch misdrijf er soms slechts een lichte verdenking is, terwijl de overheid ingrijpen niet kan uitstellen vanwege mogelijk grote aantallen slachtoffers. De officier van justitie krijgt zo meer tijd om de verdenking steviger te onderbouwen. Bewaring is de eerste fase van de voorlopige hechtenis, en duurt maximaal veertien dagen.
    Tenslotte wil het kabinet het mogelijk maken dat volledige inzage van processtukken van een terroristisch misdrijf wordt uitgesteld, als voortijdige openbaarmaking de voorbereiding van de zaak tegen een verdachte bemoeilijkt, of schadelijk is voor de voorbereiding van strafzaken tegen eventuele medeverdachten. De dagvaarding van een verdachte bij een terroristisch misdrijf kan dan maximaal twee jaar worden uitgesteld. Dat betekent niet dat documenten die essentieel zijn voor de beoordeling van de rechtmatigheid van verdere verlenging van het voorarrest buiten het procesdossier kunnen worden gehouden. Overigens is ook nu voorarrest van twee jaar in beginsel mogelijk voordat het tot een inhoudelijke berechting komt.

    Het wetsvoorstel
    Advies Raad van State
    Nader rapport regering


    16 juni 2005
    Alerteringssysteem terrorismebestrijding operationeel
    Minbzk

    Sinds vandaag is het alerteringssysteem terrorismebestrijding operationeel. Als er een dreiging voor een terroristische aanslag wordt geconstateerd, kunnen zowel overheidsdiensten als bedrijfssectoren snel maatregelen treffen. Het systeem werkt betrekkelijk eenvoudig: coderingen maken duidelijk welke mate van alertheid geboden is en welke maatregelen daarbij nodig zijn. Momenteel zijn vier sectoren aangesloten: Rotterdam Rijnmond, Schiphol, het spoor en de waterleiding bedrijven. Binnenkort zal ook de energiesector toetreden.
    Het alerteringssysteem is een opschalingsmodel en kent een aantal niveaus: hoe groter de dreiging, hoe verder er wordt opgeschaald. De beveiligingsmaatregelen die op dit moment tot de dagelijkse praktijk behoren, gaan uit van een normale situatie, waarin geen sprake is van een bijzondere dreiging. Dat is het basisniveau. Daarnaast worden drie fases onderscheiden: lichte dreiging, matige dreiging en hoge dreiging. De keuze van maatregelen is gekoppeld aan actuele dreigingsinformatie van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding. Bij een eventuele dreiging worden de sector en het lokaal bevoegde gezag gelijktijdig geïnformeerd.
    Voor de vier sectoren is het alerteringsniveau afgekondigd. Voor Rotterdam-Rijnmond, het spoor en de waterleiding bedrijven is dat het basisniveau. Voor Schiphol geldt het niveau: lichte dreiging. Vanwege de concrete aanwijzingen van afgelopen zomer over belangstelling van islamistisch terroristen voor Schiphol, verkeerde de luchthaven reeds in een fase die vergelijkbaar is dit niveau. Sinds de aanslagen van 11 september 2001, zijn de maatregelen op alle luchthaven intensiever geworden. Dit is gebeurd op basis van Europese regelgeving. Dat betekent dat de beveiligingsmaatregelen op Schiphol standaard strenger zijn dan de maatregelen behorend bij het basisniveau van het Alerteringssysteem. Er verandert op de luchthaven feitelijk niets.

    Achtergrondonformatie over alerteringssysteem


    10 juni 2005
    Ministerraad: Dreiging in Nederland nog steeds substantieel

    De ministerraad heeft ingestemd met de Tweede voortgangsrapportage terrorismebestrijding van minister Donner van Justitie en minister Remkes van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties. In de rapportage staat dat de terrorismedreiging op onderdelen is veranderd maar nog steeds ‘substantieel’ is. Hoewel er de afgelopen maanden geen sprake is geweest van een terroristisch incident tegen Nederland moet hiermee nog steeds rekening worden gehouden. De aanpak van radicale en terroristische uitingen via internet en buitenlandse zenders wordt versterkt. De surveillancewerkzaamheden op internet worden geïntensiveerd en er komt een meldpunt. Naar de wijze waarop haatzaaiende zenders effectief kunnen worden geweerd, is een onderzoek gestart.

    De tweede voortgangsrapportage terrorismebestrijding
    Actiepuntenoverzicht lange termijn
    Actiepuntenoverzicht korte termijn


    9 juni 2005
    Bilaterale strafrechtelijke samenwerking VS en NL

    Bij mijn brieven van 25 maart 2003 (Just-03279) en 17 juni 2003 (Kamerstukken II, 2002/03, 23 490 VI, nr.284) heb ik Uw Kamer geïnformeerd over de bilaterale afspraken die met de Verenigde Staten zijn gemaakt in het kader van de strafrechtelijke samenwerking. Deze afspraken liggen op het terrein van drugsbestrijding, operationele samenwerking, internationale rechtshulp, uitlevering en terrorismebestrijding. Deze intensievere samenwerking heeft tot doel de gemeenschappelijke doelstellingen en belangen, te weten een effectievere bestrijding van drugshandel, een betere samenwerking op het terrein van terrorismebestrijding en een soepeler politiële en justitiële samenwerking ten goede te komen.
    Met deze brief wil ik u nader informeren over de uitvoering van de gemaakte afspraken en de terreinen waaraan in de toekomst bijzondere aandacht zal worden besteed in de bilaterale samenwerking.
    Met het vervaardigen van een algeheel overzicht van de bilaterale afspraken en een daaraan gekoppelde overlegstructuur is een kader opgezet waarbinnen deze afspraken nader worden uitgewerkt en waarbinnen eventueel opkomende (knel)punten op het terrein van de strafrechtelijke samenwerking tussen Nederland en de VS aan de orde gesteld kunnen worden. De voortgang in de uitwerking en implementatie van de gemaakte afspraken wordt jaarlijks besproken. De laatste bespreking vond plaats op 19 april jl. in Washington.
    Beide landen hebben aangegeven tevreden te zijn over de bilaterale samenwerking en over de uitvoering van de gemaakte afspraken. De onderlinge verhoudingen zijn uitstekend te noemen en is er een constructieve dialoog tussen beide landen ontstaan. Ook in mijn regelmatige contacten met mijn ambtgenoten in de VS en hun naaste medewerkers wordt deze goede en effectieve samenwerking voortdurend benadrukt. Op het terrein van het drugsbeleid merkte dhr. Walters (directeur van het US White House Office of National Drug Control Policy) nog onlangs op dat de verschillen tussen Nederland en de VS kleiner zijn geworden en ik constateer een wens van de VS om met Nederland samen te werken op het terrein van vraagvermindering.
    Bij de jaarlijkse bespreking op 19 april jl. is opnieuw geconstateerd dat de opgebouwde strafrechtelijke samenwerking tot daadwerkelijke positieve resultaten heeft geleid. Er zijn verschillende reguliere overlegstructuren opgezet waarbij experts elkaar informeren, de laatste ontwikkelingen uitwisselen en hun activiteiten op elkaar afstemmen. Voorbeelden hiervan liggen op het terrein van terrorismebestrijding zoals beveiliging luchtvaart, havens en de vitale infrastructuur en de bestrijding van drugshandel in het Caribisch gebied. De betrokken operationele diensten, zoals de FBI, DEA, Customs het KLPD en de douane weten elkaar goed te vinden waardoor de uitwisseling van informatie in concrete zaken snel kan plaatsvinden. Dit geldt ook voor vertegenwoordigers van het Openbaar Ministerie van beide landen. Op het terrein van de wederzijdse rechtshulp en uitlevering zijn goede werkafspraken gemaakt ter verbetering van de bilaterale samenwerking. Deze afspraken zijn vooral gericht op het verbeteren van de communicatie tussen beide landen door elkaar adequaat te informeren over lopende verzoeken. Daarnaast is door het organiseren van seminars en conferenties de kennis van en het begrip voor elkaars rechtssystemen en juridische procedures vergroot. De uitwisseling van politiële en justitiële informatie is één van de speerpunten van de samenwerking. De verstrekking van dergelijke informatie is op een meer structurele wijze vorm gegeven. Een voorbeeld hiervan is de toegang van Nederlandse politiediensten tot het informatie systeem van het zogenaamde El Paso Intelligence Center (EPIC) van de Verenigde Staten. Het KLPD en de DEA hebben hierover in oktober 2004 een Memorandum of Understanding afgesloten. Een ander voorbeeld betreft het verstrekken van de resultaten van de 100% Schiphol controles aan de DEA door Nederlandse autoriteiten.
    Ook vanuit statistisch perspectief kunnen positieve resultaten worden geconstateerd door de intensivering van strafrechtelijke samenwerking. Er is een significante daling opgetreden van het aantal in beslag genomen XTC pillen in de Verenigde Staten met een directe relatie naar Nederland. Uit gegevens ontvangen van de VS autoriteiten, werden in 2000 nog 6,1 miljoen XTC pillen in beslag genomen, in 2002 waren dat 2,5 miljoen pillen, in 2003 zakte dit verder naar 0,9 miljoen pillen en in 2004 naar 0,2 miljoen pillen.
    Er zijn gezamenlijke onderzoeken gedaan in XTC zaken (voortkomend uit afspraken van het KLPD met DEA Miami en New York) die zowel in de VS als in Nederland hebben geleid tot aanhoudingen en onderscheppingen van partijen XTC en ontmanteling van smokkelorganisaties.
    In de jaarlijkse bespreking op hoog ambtelijk niveau van 19 april jl. zijn alle eerder gemaakte afspraken langsgelopen en is geconcludeerd dat voldoende uitvoering is gegeven aan al deze afspraken. Daarnaast is vastgesteld dat beide landen de opgebouwde intensieve samenwerking voort willen zetten. Op enkele specifieke onderdelen van de bestrijding van drugs, terrorisme en georganiseerde criminaliteit zijn nieuwe afspraken gemaakt die u aantreft in de bijlage bij deze brief. Onder meer is afgesproken dat over de uitwisseling van politiële informatie een evaluatie zal plaatsvinden. Deze evaluatie zal ingaan op de resultaten van de uitwisseling van gegevens tussen beide landen. Hierin zullen aspecten van data-bescherming en de gevolgde procedures worden meegenomen.
    Nieuw element in de samenwerking vormt de aanpak van valse documenten. Beide landen constateerden dat dit voor een effectieve bestrijding van terrorisme en georganiseerde criminaliteit een centraal thema is (zie ook de terrorismebrief aan de Kamer van 24 januari 2005, vergaderjaar 2004-2005, 29 754, nr. 5). Zo gaan experts van beide landen de gevolgde methoden, analyses en statistieken in de aanpak van deze vorm van criminaliteit met elkaar uitwisselen en zullen ‘best practices’ worden besproken.
    Daarnaast is op het terrein van terrorismebestrijding afgesproken elkaar te informeren over actuele ontwikkelingen op het terrein van wet- en regelgeving en jurisprudentie. Zowel in Nederland als in de VS zijn de laatste jaren vele nieuwe maatregelen genomen om efficiënt en effectief op te kunnen treden tegen terrorisme.
    Een ander, nieuw element, vormt de bestrijding van mensenhandel. Nadere afspraken zijn gemaakt over het uitwisselen van politiële/justitiële informatie, onder andere met betrekking tot opsporings- en onderzoeksmethoden en -analyses, bescherming van slachtoffers en trends en statistieken. Hiermee wordt een structurele dialoog tussen experts uit Nederland en de VS opgezet.
    Genoemd kan nog worden dat in deze bespreking door Nederland is aangegeven het te betreuren dat de VS het facultatieve Protocol bij het Weense Verdrag inzake Consulaire Betrekkingen (1963) heeft opgezegd. Door de VS is aangegeven dat dit geen gevolgen zal hebben voor de consulaire bijstand aan Nederlandse gedetineerden in de VS.

    Overzicht volgende stappen samenwerking Nederland-VS


    9 juni 2005
    Willem van Oranje lezing door hoofd AIVD, Sybrand van Hulst

    Sybrand van Hulst: ‘Er moet verschil blijven tussen politie- en inlichtingenwerk’
    Door de verruiming van de bevoegdheden van de politie in het kader van de strijd tegen het terrorisme komt de politie deels op het terrein van de AIVD. Er moet echter wel verschil blijven tussen het opsporen van strafbare feiten door de politie en het inlichtingenwerk van de AIVD. De waarschuwing om de grenzen tussen beide taakopdrachten goed in de gaten te houden, komt van Sybrand van Hulst, hoofd van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD). Als de politie te veel het profiel van een inlichtingendienst zou krijgen, zou dat volgens Van Hulst ten koste gaan van de rechtstaat en de rechtszekerheid van burgers. Hij schetst deze risico’s in de door hem donderdag in het Delftse Prinsenhof uitgesproken Willem van Oranjelezing, die jaarlijks wordt gehouden om het gedachtegoed van de Vader des Vaderlands levend te houden. Thema van deze dubbellezing over historie en actualiteit was dit jaar de relatie tussen veiligheid en politiek geweld, onder verwijzing naar de politieke moordaanslag op Willem van Oranje, die ruim vierhonderd jaar geleden het leven kostte aan de grondlegger van de Nederlandse staat.
    Volgens Van Hulst is in deze tijd een integere, vakbekwame, creatieve en soms ook dwarse inlichtingendienst onmisbaar om de gevaren van terrorisme het hoofd te bieden. Voorwaarde daarbij is volgens hem ook dat een dergelijke dienst democratisch is ingebed en politieke dekking van de minister van Binnenlandse Zaken heeft. In dat verband noemt hij het door minister Remkes bij herhaling uitgesproken vertrouwen in de AIVD essentieel, zeker bij het zwijgen van anderen en als antwoord op vroegtijdige en ongefundeerde kritiek.
    In zijn lezing wijst Van Hulst ook op het spanningsveld waarin de AIVD verkeert, wanneer het bij terrorismebestrijding aankomt op het delen van informatie met politie en justitie. Het kiezen van het juiste moment van overgang van de inlichtingenfase naar de opsporingsfase stelt de dienst voor ‘een duivels dilemma’, dat nooit bevredigend op te lossen is en achteraf altijd vatbaar blijft voor kritiek. Recentelijk heeft de dienst diverse keren informatie moeten verstrekken aan Justitie ter legitimatie van politieoptreden of ten behoeve van de vervolging van terrorismeverdachten, zonder dat dit uiteindelijk leidde tot veroordelingen. Deze gang van zaken kent ook nog andere, minder bekende, aspecten. Zo meldt Van Hulst dat door deze informatieverstrekking menselijke bronnen van de AIVD in veiligheid moesten worden gebracht, operationele werkwijzen bekend raakten en de informatiepositie van de dienst schade leed.


    3 juni 2005
    Speciale eenheden ondergebracht in een overkoepelende dienst
    De Ministerraad heeft op voorstel van minister Donner van Justitie, minister Remkes van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en minister Kamp van Defensie besloten dat er een nieuwe overkoepelende dienst komt voor de daadwerkelijke inzet van speciale eenheden van politie en defensie bij terreurgerelateerde situaties, of situaties van grof geweld en in bijzondere gevallen. De Dienst Speciale Interventies (DSI) is de nieuwe organisatie waarin alle verschillende eenheden samenwerken. Dat is de kern van het kabinetsstandpunt over de herziening van het stelsel van speciale eenheden.

    Brief met nadere specificatie


    25 mei 2005
    Quick scan interculturele verhoudingen op Amsterdamse scholen
    amsterdam .nl

    Deze quick scan is het tweede deel van het onderzoek naar interculturele verhoudingen in het Amsterdamse onderwijs. Het eerste deel van het onderzoek is in april 2005 afgerond en heeft de situatie in het basisonderwijs als onderwerp. In dit tweede deel zijn de interculturele verhoudingen op het voortgezet- en middelbaar beroepsonderwijs aan de orde.
    Probleemstelling
    Wat zijn de interculturele verhoudingen tussen leerlingen en tussen leerlingen en leerkrachten en wat is de invloed van nationale en internationale ontwikkelingen hierop?
    Beschrijving
    De basis voor dit rapport vormen interviews met 46 medewerkers van Amsterdamse scholen voor voortgezet- en middelbaar beroepsonderwijs. Met hen is gesproken over de interculturele verhoudingen tussen leerlingen en over de invloed van (inter)nationale ontwikkelingen op de verhoudingen tussen leerlingen en tussen leerlingen en leerkrachten. Ook is hen gevraagd naar de behoefte van scholen aan externe ondersteuning op het terrein van interculturele verhoudingen.
    Conclusies
    • Op 21 van 25 bezochte scholen is sprake van redelijk tot goede interculturele verhoudingen tussen leerlingen.
    • Op deze scholen zijn de interculturele verhoudingen de laatste jaren niet gewijzigd of in het geval van vier scholen zelfs verbeterd.
    • Op vier scholen is het beeld minder positief.
    • Op drie scholen is met enige regelmaat sprake van kortstondige spanningen tussen etnische groepen.
    • Op één school zijn de interculturele verhoudingen tussen leerlingen structureel slecht.
    • De constatering dat interculturele verhoudingen tussen leerlingen op de meeste scholen ongewijzigd zijn, betekent niet dat de (inter)nationale spanningen geen weerslag hebben op het onderwijsklimaat.
    • De aanslagen in New York en de inval in Irak hebben volgens de onderzoekers nauwelijks invloed gehad op de omgang tussen leerlingen, maar deze gebeurtenissen hebben wel een grote impact gehad op de verhouding tussen Marokkaanse en Turkse moslimleerlingen en leerkrachten én meer in het algemeen op de band van deze leerlingen met de samenleving.


    18 mei 2005
    Wetsvoorstel afgeschermde getuigen (29 743), vervolg debat Tweede Kamer
    tweedekamer .nl

    Vervolg van debat in de Tweede Kamer over het wetsvoorstel afgeschermde getuigen


    10 mei 2005
    Wetsvoorstel afgeschermde getuigen (29 743)
    justitie.nl

    Tijdens de eerste termijn van de mondelinge behandeling van het wetsvoorstel afgeschermde getuigen op 21 en 27 april jl. is het wetsvoorstel grondig onder de loep genomen. Mij is daarbij gebleken dat de relatie tussen dit wetsvoorstel en het wettelijk bewijsstelsel nog niet geheel helder was. Nu de tweede termijn van de mondelinge behandeling van het wetsvoorstel eerst na het voorjaarsreces kan plaatsvinden, neem ik graag de gelegenheid te baat bij deze brief in enige verduidelijking te voorzien. Daarbij besteed ik eveneens aandacht aan de ingediende amendementen die op het bewijsrecht betrekking hebben.


    28 april 2005
    Voortgangsrapportage “Actieprogramma Wij Amsterdammers”

    Het college van B&W heeft ingestemd met de eerste voortgangsrapportage van het actieprogramma ‘Wij Amsterdammers’. Het college concludeert dat de twee hoofddoelstellingen van ‘Wij Amsterdammers’, namelijk terreur bestrijden en radicalisering tegengaan, en voorkomen van polarisatie door de weerbaarheid van Amsterdammers te versterken en positieve krachten te stimuleren, onverkort relevant blijven.
    In de combinatie van deze twee hoofddoelstellingen zit de kracht van het actieplan. De eerste voortgangsrapportage geeft een overzicht van wat er in het afgelopen half jaar is gerealiseerd en aan welke acties op dit moment wordt gewerkt.
    Direct na de moord op Theo van Gogh heeft het college opdracht gegeven om een Actieprogramma ‘Wij Amsterdammers’ op te stellen, dat in januari door de gemeenteraad is vastgesteld. Sindsdien zijn er verschillende (expert)meetings over het actieprogramma gehouden. Daarin is gebleken dat de opgestelde analyse op hoofdlijnen wordt gedeeld en dat het ingezette beleid op brede steun kan rekenen.
    De urgentie van het actieprogramma is onverminderd hoog en de uitvoering blijft de hoogste prioriteit houden. Het college waarschuwt wel voor onrealistische verwachtingen over de te behalen resultaten. De integratieproblematiek en de actuele radicaliseringsvraagstukken hebben een lange voorgeschiedenis met internationale dimensies en samenhangen. De indruk mag niet ontstaan dat die vraagstukken met extra inspanningen vanuit de lokale overheid op korte termijn kunnen worden opgelost.
    Om de uitvoering van het steeds verder uitgroeiende programma op koers te houden heeft het college besloten om prioriteiten te stellen in de volgorde van uitvoering. Speerpunten zijn:
    * Versterking van de informatiepositie en coördinatie van de acties die voortvloeien uit onder meer de projecten Informatiehuishouding en Bestuurlijk draaiboek Vrede.
    * Heroriëntatie van de lopende integratieprogramma’s, met als hoofdthema de keten onderwijs-werk.
    * Uitwerken van de wetenschappelijke analyses en aanbevelingen van deskundigen op het gebied van het voorkomen van polarisatie en het mobiliseren van positieve krachten.
    * Het verder uitwerken van de acties onder de noemer Intolerant tegen intolerantie.
    * Het versterken van de samenwerking met de belangrijkste lokale mede-actoren via rondes langs de stadsdelen, het onderwijs en andere maatschappelijke organisaties.
    Daarnaast heeft het college een aantal maatregelen genomen om de projectcoördinatie te versterken en de uitvoering te versnellen.

    De voortgangsrapportage “Wij Amsterdammers”


    21 april 2005
    Wetsvoorstel afgeschermde getuigen (29 743), debat Tweede Kamer
    tweedekamer .nl

    Debat in de Tweede Kamer over het wetsvoorstel afgeschermde getuigen


    31 maart 2005
    Uitwisseling politie-informatie bij calamiteiten verbeterd
    Minbzk.nl

    De Nederlandse politiekorpsen zijn goed op weg hun onderlinge communicatie en informatie-uitwisseling bij landelijke incidenten en calamiteiten te verbeteren. Er ligt een eenvoudige en heldere structuur: één nationaal informatieknooppunt (NIK) bij de dienst Nationale Recherche Informatie (NRI) van het KLPD, 25 regionale informatieknooppunten (RIK’s) bij de regiokorpsen, en binnen alle korpsen districtelijke informatieknooppunten (DIK’s). De 24-uursparaatheid garandeert dat de informatieorganisatie in het hele land zonodig binnen één uur actief is en binnen 12 uur op topcapaciteit werkt.
    Het systeem werkt echter nog niet optimaal. De korpsbeheerders (burgemeesters van de centrumgemeenten in de politieregio’s) zullen nu de regie moeten voeren op deze en aanverwante ontwikkelingen, om te zorgen voor het daadwerkelijk adequaat uitwisselen van informatie binnen en tussen de korpsen. Niet alleen bij calamiteiten, maar in het algemeen.
    Dit schrijft minister Remkes (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) aan de Tweede Kamer, in reactie op een rapport van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid. Dat rapport heeft Remkes ook naar de Tweede Kamer gestuurd.
    De Inspectie vindt dat de informatie-uitwisseling en communicatie tussen het landelijke en het regionale niveau zo eenvoudig mogelijk georganiseerd moet zijn, waarbij er zo min mogelijk gebruik gemaakt moet worden van verschillende kanalen.
    De Raad van Hoofdcommissarissen zal een keuze moeten maken of de informatieknooppunten voor algemeen gebruik zijn, of alleen gebruikt worden voor de informatie-uitwisseling bij calamiteiten en zeer ernstige zaken (zoals oorspronkelijk bedoeld). Dan moeten er wel criteria daarvoor komen.
    Het Inspectierapport gaat niet over de technische ict-voorzieningen. Maar de Inspectie is wel “ernstig verontrust” over de vertraagde oplevering van landelijke ict-voorzieningen voor de politie. In zijn reactie schrijft minister Remkes dat de bouw van één basispakket van technische ict-voorzieningen voor de hele Nederlandse politie met voorrang resultaten moet opleveren. In dit pakket – de ‘Politiesuite’ – zitten applicaties voor alle besturende, primaire en ondersteunende werkprocessen bij de politie. Remkes wil verdere vertraging bij de bouw van dit pakket voorkomen. Daarnaast wil hij bestaande knelpunten oplossen in de uitwisseling van opsporingsinformatie tussen de bestaande regionale systemen.
    Voor het uitwisselen van informatie gebruiken de regiokorpsen, de dienst NRI, het Nationaal Coördinatiecentrum en de Nationaal Coördinator Bewaken en Beveiligen meestal geen specifiek beveiligd communicatiekanaal. Meestal gebruiken zij e-mail en telefoon. Minister Remkes heeft de aanbeveling van de Inspectie overgenomen om specifiek beleid te ontwikkelen over de beveiliging en bedrijfszekerheid van de communicatiemiddelen.

    Het volledige rapport


    31 maart 2005
    Contaterrorisme-Infobox officieel van start

    Donderdag 24 maart 2005 heeft minister Remkes van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de Tweede Kamer een brief gestuurd over de Contraterrorisme Infobox (zie rechterzijde scherm), alsmede het daarop betrekking hebbende convenant. Daarmee gaat de CT Infobox, opgericht kort na de aanslagen in Madrid van 11 maart 2004, ook officieel van start.
    Wat is de CT Infobox?
    De CT Infobox is een bijzonder samenwerkingsverband dat onder de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) ressorteert. Aan dit samenwerkingsverband wordt – naast de AIVD – deelgenomen door de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD), het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD), de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en het Openbaar Ministerie (OM).
    Doel
    De CT Infobox heeft tot doel het leveren van een bijdrage aan de bestrijding van terrorisme door het op een centraal punt bij elkaar brengen en vergelijken van informatie over netwerken en personen die op de een of andere wijze betrokken zijn bij terrorisme, in het bijzonder islamistisch terrorisme, en daaraan te relateren radicalisering.
    Werkwijze
    Via raadpleging, vergelijking en analyse van de gegevens die door de deelnemende diensten binnen de CT Infobox zijn ingebracht wordt een snelle, multidisciplinaire analyse en beoordeling van de beschikbare informatie mogelijk.
    Resultaten en maatregelen
    Al naar gelang de resultaten van deze multidisciplinaire beoordeling wordt duidelijk welke maatregelen er door de desbetreffende partners mogelijk en wenselijk zijn. Maatregelen kunnen inlichtingenmatig, strafrechtelijk of vreemdelingenrechtelijk van aard zijn of in de sfeer van verstoring liggen.
    Wat is de CT Infobox dus níet?
    Wat de CT Infobox zeker niet is, is een centraal informatiepunt voor terrorismebestrijding waar eenieder zich voor informatie over terrorismebestrijding toe zou kunnen wenden.


    25 maart 2005
    Nota weerbaarheid tegen radicalisering door Moslimjongeren
    Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie

    Op 10 november 2004 heeft het kabinet aan de Tweede Kamer een brief geschreven naar aanleiding van de moord op Theo Van Gogh. De brief schetst een samenhangende aanpak van de gewelddadige islamitische radicalisering en de daarmee verbonden terroristische
    dreiging waar de Nederlandse samenleving in de afgelopen jaren mee te maken heeft gekregen (TK 29854 nr. 3). De aanpak bestaat uit verschillende sporen. In de eerste plaats is er het spoor van de versterking van de slagkracht van de overheid in het opsporen en strafrechtelijk vervolgen van terroristisch geweld. De brief van het kabinet over de bestrijding van terrorisme van 24 januari j.l. beschrijft de maatregelen die het kabinet hiervoor heeft genomen (TK 29754 nr.5). Een ander spoor is erop gericht personen en groepen die gewelddadig radicalisme verbreiden te hinderen in hun activiteiten.
    Naast deze beleidssporen ontwikkelt de minister voor V&I als coördinerend bewindspersoon voor integratie, in samenspraak met andere departementen, een aanpak die erop is gericht moslimjongeren die gevoelig zijn voor radicaliseringsinvloeden ervan te weerhouden het pad naar radicalisering daadwerkelijk te kiezen. Daarvoor worden actieprogramma’s uitgewerkt die tot doel hebben moslimjongeren bewust te maken van de gevaren van radicalisering, hun weerbaarheid tegen radicaliseringsinvloeden te vergroten en personen in hun omgeving zodanig toe te rusten dat zij tijdig kunnen ingrijpen. Deze nota geeft nadere informatie over de achtergronden en de uitwerking van dit beleidsspoor.
    De actieprogramma’s die in deze nota worden gepresenteerd maken deel uit van een meer algemeen beleid ten aanzien van onderscheiden vormen van radicalisme en radicalisering. Dit omvat niet alleen het moslimradicalisme, maar betreft ook andere vormen van radicalisme, meer in het bijzonder het dierenactivisme en het rechtsradicalisme. Een nota hierover wordt voorbereid door de minister van Justitie. De hier gepresenteerde aanpak vindt mede zijn basis in de reactie van het kabinet op het rapport van de Commissie Blok, de nota Grondrechten in een pluriforme samenleving en het AIVD-rapport “Van Dawa tot Jihad”.


    2 februari 2005
    VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG TERRORISMEBESTRIJDING
    Tweede Kamer

    De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de vaste commissie voor Justitie hebben op 8december 2004 ter voortzetting van het algemeen overleg d.d. 23 september 2004 overleg gevoerd met minister Remkes van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en minister Donner van Justitie over:
    – de brief van de minister van BZK d.d. 9 juli 2004 met laatste projectmatige rapportage Bescherming Vitale Infrastructuur
    (26 643, nr. 56);
    – de brief van de minister van BZK d.d. 13 juli 2004 inzake uitwisseling van opsporings- en terrorisme-informatie; schriftelijke beantwoording vragen uit algemeen overleg op 5 februari 2004 over rapport Algemene Rekenkamer (28 845, nr. 6);
    – de brief van de minister van BZK d.d. 14 juli 2004 inzake verhoogde terroristische dreiging (27 925, nr. 137);
    – de brief van de minister van BZK d.d. 19 juli 2004 inzake vermeende brief Al-Qa’ida aan VN (27 925, nr. 138);
    – de brief van de ministers van Financiën, van Justitie en van BZK d.d. 14 juli 2004 met nota bestrijding van misbruik van non-profitorganisaties voor terrorismefinanciering (27 925, nr. 136);
    – de brief van de ministers van Justitie en van BZK, d.d. 10 september 2004 met stappen genomen naar aanleiding van het ontstane dreigingsbeeld (29 754, nr. 1);
    – de brief van de minister voor BVK d.d. 1 juli 2004 inzake vierde voortgangsrapportage «Intensivering van de samenwerking tussen de landen van het Koninkrijk bij de bestrijding van internationaal terrorisme» (NAAZ 04-18);
    – de brief van de minister van BZK d.d. 17 november 2004 inzake de rapportages AIVD – terrorismebestrijding (27 925,
    nr. 150);
    – de brief van de minister van BZK d.d. 17 november 2004 over de ontwikkeling van het nationaal alerteringssysteem (29 754,
    nr. 3).


    2 februari 2005
    Vragen van de Tweede Kamer over terrorisplannen en antwoorden van regering
    Tweede Kamer

    De vaste commissie van Justitie heeft de volgende vragen over de brief van de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties inzake terrorismebestrijding (29 754, nr. 5). De regering heeft deze vragen beantwoord bij brief van…….De vragen en antwoorden zijn hier afgedrukt.


    27 januari 2005
    Toespraak Burgemeester Cohen op terrorisme-conferentie Den Haag

    Dames en heren,
    U discussieert vandaag over terrorisme vanuit internationaal, nationaal en lokaal perspectief. Drie territoriale niveaus die elk hun eigen verantwoordelijkheden, bevoegdheden en interventie instrumentarium kennen, maar die, idealiter, een samenhangend en complementair karakter zouden moeten hebben.
    Dat ideaal hebben we nog niet bereikt. We worstelen met het intrinsiek weerbarstige karakter van de materie, en de bestuurlijke en operationele complexiteit van de rechtshandhaving en de crisisbeheersing.
    In die context is mij gevraagd antwoord te geven op de vraag of het lokale bestuur voldoende is voorbereid op terrorisme.
    Dat is een lastige vraag om te beantwoorden, omdat je uiteindelijk niet weet wat je niet weet. Wat je als lokaal bestuur kunt doen en moet doen, is je dat bewust zijn, en tegelijk al het mogelijke doen om je voor te bereiden.
    Inzicht in de visie van Amsterdam
    Ik wil mijn bijdrage van vanmiddag benutten om inzicht te geven in het antwoord op de vraag hoe in Amsterdam op dit moment wordt aangekeken tegen terrorisme en terreurbestrijding. Ik wil inzicht geven in de visie die wij in Amsterdam de afgelopen maanden hebben ontwikkeld op deze thema’s.
    Wij, dat wil zeggen: de driehoek -feitelijk de vijfhoek, dus inclusief de brandweer en de regionaal geneeskundig functionaris-, enerzijds, en het gemeentebestuur- het College van Burgemeester en Wethouders- anderzijds.
    Het belang van het ‘lokale’ in terreurbestrijding (met andere woorden het ‘lokale element’ als kritische succesfactor in zowel voorkómen van terrorisme als in crisisbeheersing) zit ‘m er in dat we juist op het lokale niveau de waarborgen kunnen treffen om ons bestuurlijk integraal, maatschappelijk ongedeeld en maximaal geïnformeerd te wapenen tegen de terreurdreiging van onze tijd.
    Ik wil aan de hand van deze elementen recente Amsterdamse inzichten schetsen, en tot slot een aantal knelpunten met u delen.


    26 januari 2005
    Advies wetsvoorstel bijzondere bevoegdheden tot opsporing terroristische misdrijven
    College Bescherming Persoongegevens

    Het conceptwetsvoorstel bijzondere bevoegdheden tot opsporing van terroristische misdrijven moet politie en justitie vergelijkbare bevoegdheden geven als de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD). Het CBP onderschrijft het feit dat bestrijding van terrorisme een zeer hoge politieke en maatschappelijke prioriteit heeft en moet hebben. Niettemin komt het CBP tot het oordeel dat de onderbouwing voor de voorgestelde uitbreiding van bevoegdheden voor politie en justitie tekort schiet. Tevens wordt voorbijgegaan aan de zeer recente uitbreiding van bevoegdheden van de politie, zonder dat gebleken is of kan zijn dat deze tekort schieten. Het CBP komt tot dit oordeel nadat de Minister van Justitie hierover om advies had gevraagd.
    De uitbreiding van bevoegdheden voor politie en justitie leidt tot een toename van verwerkingen van persoonsgegevens van onverdachte burgers door verschillende instanties. Het wetsvoorstel geeft politie en justitie bij aanwijzingen van terroristische misdrijven verregaande bevoegdheden zoals afluisteren van telecommunicatie en vertrouwelijke communicatie, stelselmatige observatie en infiltratie. Nu mogen politie en justitie deze bevoegdheden alleen inzetten als er sprake is van een redelijk vermoeden van schuld.
    Het CBP benadrukt dat een belangrijke waarborg voor een adequate bescherming van persoonsgegevens juist is gelegen in de scheiding van taken van de AIVD en de politie. Bij de AIVD is bovendien bijzondere expertise en ervaring aanwezig die het specialistische werk van het inlichtingenmatig onderzoeken van aanwijzingen voor terroristische activiteiten vereist. De aanwezige ‘zachte’ informatie wordt in bijzonder hoge mate afgeschermd.
    Naar het oordeel van het CBP is controle en onafhankelijk toezicht op het groeiend aantal afgeschermde verwerkingen van persoonsgegevens noodzakelijk. Verschillende instanties lijken hetzelfde inlichtingenwerk te gaan verrichten, maar vallen onder een andere toezichtregime.

    Het advies


    24 januari 2005
    Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met het treffen van een regeling inzake het verhoor van afgeschermde getuigen en enkele andere onderwerpen (afgeschermde getuigen)
    Nr. 7 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
    Tweede Kamer

    Inleidende opmerkingen
    Met belangstelling heb ik kennis genomen van het verslag dat de vaste commissie voor Justitie over dit wetsvoorstel heeft uitgebracht. Het verheugt mij dat de leden van de meeste van de aan het woord zijnde fracties positief staan tegenover het voorstel. Terecht merkten de leden van de fractie van het CDA – die tot mijn genoegen ingenomen bleken te zijn met het wetsvoorstel – op, dat de voorgestelde regeling onderdeel vormt van een pakket aan maatregelen om een krachtige aanpak van de bestrijding van terrorisme mogelijk te maken. Met deze leden ben ik van mening dat Nederland er alles aan moet doen om terroristische activiteiten te voorkomen. Dit wetsvoorstel draagt daaraan bij, zoals de leden van de fracties van de VVD en het lid van de GroepWilders geheel juist aangaven, doordat voorkomen kan worden dat in beginsel bruikbare informatie niet voor het bewijs kan worden gebruikt omdat de betrouwbaarheid daarvan onvoldoende kan worden onderzocht. Het voorstel voor een afgeschermde procedure beoogt te bevorderen dat dergelijk onderzoek wel kan plaatsvinden. Dat de leden van de VVD-fractie waardering uitspraken voor de snelheid waarmee dit wetsvoorstel tot stand is gekomen en het lid van de Groep Wilders de voorgestelde regeling onontbeerlijk acht, beschouw ik als een ondersteuning van het kabinetsbeleid inzake terrorismebestrijding. De leden van de fractie van de PvdA merkten opmet belangstelling te hebben kennis genomen van de inhoud van het wetsvoorstel, maar nog enkele vragen te hebben. De leden van de fracties van de SP en GroenLinks stelden zich terughoudender op. Zij gaven aan over de voorgestelde regeling vragen te willen stellen en opmerkingen te maken. Graag maak ik van de gelegenheid gebruik om in het onderstaande opdeze vragen en opmerkingen, alsmede op de vragen van de leden van de fracties van het CDA, de VVD en de GroepWilders, nader in te gaan.


    24 januari 2005
    BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE OVER STAND VAN ZAKEN NSO
    Minister van Defensie

    Hierbij informeer ik u mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de stand van zaken van de ontwikkeling van de Nationale Sigint (Signals Intelligence) Organisatie (NSO). In 2002 hebben de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Defensie besloten tot de oprichting van een NSO. Deze organisatie gaat de verwerving van alle verbindingsinlichtingen voor de AIVD en voor de MIVD ondersteunen. Dit betreft de interceptie van nietkabelgebonden
    telecommunicatie te weten satellietcommunicatie en hoogfrequent radioverkeer. Ook zal de organisatie de bijbehorende signaal- en trafficanalyse leveren en wordt er crypto-onderzoek uitgevoerd. De analyse van het geïntercepteerde materiaal blijft bij de onderscheiden diensten.
    Als startpunt voor de ontwikkeling van de NSO hebben de AIVD en de MIVD in 2003 een convenant gesloten over de samenwerking op het terrein van satellietinterceptie. Op basis van dit convenant wordt de uitbreiding van de satellietinterceptiecapaciteit ten behoeve van de AIVD en de MIVD, zoals aangekondigd in het actiepunt 18 van het actieplan Terrorismebestrijding en Veiligheid, gerealiseerd. Hierover heb ik uw Kamer geïnformeerd bij brief van 30 oktober 2003 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2003–2004, 27 925 nr. 102).
    Tevens is een projectorganisatie opgericht die zich bezighoudt met:
    1. de locatiekeuze voor de gewenste uitbreiding van de satellietinterceptiecapaciteit;
    2. de uitbreiding van satellietontvangst- en signaalverwerkingscapaciteit,
    en;
    3. de oprichting van de Nationale Sigint Organisatie.


    21 januari 2005
    College Amsterdamstelt uitwerking actieplan ‘Wij Amsterdammers’ vast
    Amsterdams offensief om extremisme aan te pakken en polarisatie tegen te gaan

    Het college van B&W gaat samen met scholen, sportverenigingen, en horecabezoekers en -uitbaters gedragsregels opstellen met als doel overlast aan te pakken en discriminatie tegen te gaan.
    Om radicalisering tijdig te onderkennen komt er een kleine gespecialiseerde eenheid die informatie vanuit de gemeentelijke organisatie verzamelt en analyseert.
    Met werkgeversorganisaties en grote bedrijven wil het college afspraken maken om uitsluiting en discriminatie op de arbeidsmarkt terug te dringen.
    Er wordt lesmateriaal ontwikkeld dat leerlingen – als het proces tegen Mohammed B. wordt gevoerd – goed inzicht geeft in het Nederlandse rechtsstelsel.
    Initiatieven van burgers worden ondersteund en het wij-gevoel wordt onderstreept met een communicatiecampagne.
    Dit zijn enkele van de maatregelen die het college op korte termijn gaat uitvoeren. Deze maatregelen maken deel uit van het actieplan ‘Wij Amsterdammers’, dat het college heeft vastgesteld.
    Daar hebben we alle Amsterdammers bij nodig
    Burgemeester Cohen: “Wij zijn in dit geval alle Amsterdammers die geweld afwijzen en de basisregels van onze samenleving accepteren. Door heldere en duidelijke regels te stellen over wat in Amsterdam wel en niet kan, en door extremisme en terreur in de kiem te smoren en keihard aan te pakken wil het college polarisatie in de stad tegengaan. En daar hebben we alle Amsterdammers bij nodig: jongeren, werkgevers, ouders en bestuurders. De afgelopen maanden heeft Amsterdam heel beheerst gereageerd. Om dit zo te houden, is deze extra inspanning nodig.” Het actieplan ‘Wij Amsterdammers’
    Het actieplan ‘Wij Amsterdammers’, waarvan de hoofdlijnen eind vorig jaar door de gemeenteraad zijn vastgesteld, richt zich op het aanscherpen van de terreurbestrijding, het tegengaan van radicalisering en het dichter bij elkaar brengen van de Amsterdammers. Naast de bovengenoemde korte termijn maatregelen en de activiteiten van de afgelopen maanden, zal er dit jaar extra worden geïnvesteerd in de aansluiting van het onderwijs op de Amsterdamse arbeidsmarkt.
    Ook komt er onder andere meer zorg voor risicoleerlingen. De regelgeving rondom de subsidieverstrekking wordt verscherpt (wet Bibob), zodat wordt voorkomen dat de gemeente subsidie verstrekt aan organisaties die mogelijk terroristische activiteiten ontplooien. De gemeente gaat samen met externe deskundigen (bijvoorbeeld van universiteiten) na hoe de vatbaarheid van jongeren voor extremistisch gedrag kan worden aangepakt.

    Voorjaarsnota 2005
    Afgelopen december heeft de gemeenteraad bij de vaststelling van de begroting 2,5 miljoen euro structureel gereserveerd voor het actieplan ‘Wij Amsterdammers’. Het (indicatieve) budget dat het college nu vraagt, past daar binnen. Bij de voorjaarsnota 2005 – als de gemeenteraad op hoofdlijnen over de begroting 2006 spreekt – zal een definitieve begroting beschikbaar zijn.


    18 januari 2005
    Meer dan 400 miljoen extra voor aanpak terrorisme

    Uitbreiden mogelijkheden om radicalisering tegen te gaan
    Het kabinet neemt aanvullende maatregelen om processen van radicalisering tegen te gaan. Zo komen er permanente veiligheidsgebieden waar preventief gefouilleerd kan worden, krijgt de rechter de mogelijkheid een verbod op te leggen voor bepaalde beroepsmatige activiteiten en kunnen personen via bestuurlijke weg de verplichting krijgen zich periodiek te melden danwel een verbod op het zich bevinden in de nabijheid van bepaalde personen of objecten. Verder heeft het kabinet voor de komende vijf jaar meer dan 400 miljoen euro gereserveerd voor het intensiveren van de aanpak van terrorisme en radicalisering. Dat blijkt uit een vandaag verschenen brief aan de Tweede Kamer van de ministers Donner (Justitie) en Remkes (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties), mede namens minister Verdonk (Vreemdelingenzaken en Integratie). Er komen bijna 600 fte bij voor alle betrokken inlichtingen-, beveiligings- en opsporingsdiensten. De ministerraad heeft afgelopen vrijdag ingestemd met de voorstellen.
    Het kabinet stelt voor om de komende jaren fors te investeren in het versterken van de capaciteit van de gehele overheid op het terrein van het tegengaan van radicalisering en het voorkomen van terrorisme. Voor volgend jaar is een bedrag gereserveerd van 48 miljoen euro, dat oploopt tot meer dan 95 miljoen in 2009. In totaal is er ruim 414 miljoen euro. Een groot deel van de investeringen betreft het aantrekken van extra menskracht. De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en de regionale inlichtingendiensten krijgen een uitbreiding van 107 fte (naast de maatregelen die door het kabinet genomen worden als reactie op het rapport van de Commissie Havermans). De politie en het openbaar ministerie (OM) krijgen een uitbreiding van 90 fte en de Koninklijke marechaussee 148 fte. Voor het uitvoeren van de groeiende vraag naar beveiligingsopdrachten voor personen en objecten, op centraal en decentraal niveau, zal de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging worden uitgebreid met 235 fte en de Eenheid Bewaken en Beveiligen met 7 fte.
    Interventie
    Met de uitbreidingen worden de betrokken diensten in staat gesteld de informatiepositie optimaal te benutten en zorg te dragen voor de noodzakelijke analyses en beveiligingstaken. Deze informatie kan leiden tot verschillende vormen van ingrijpen. Bij het overtreden van de, inmiddels verruimde, wet zal het openbaar ministerie de betreffende persoon of organisatie vervolgen. Ook kan het OM een organisatie civielrechtelijk laten ontbinden via de rechter. Daartoe loopt inmiddels de eerste procedure ten aanzien van een stichting die in verband wordt gebracht met terroristische activiteiten. Als er sprake is van een ongewenste tendens van radicalisering, dan kan de overheid ook andere instrumenten inzetten op het gebied van verblijfsrecht, financiën en bestuur. Zo kunnen vreemdelingen ongewenst verklaard worden of visa worden geweigerd en kan bijvoorbeeld de Belastingdienst verzocht worden gericht financieel of fiscaal onderzoek te doen naar de betreffende organisatie. De lokale overheid kan de voorwaarden voor het verstrekken van subsidies of vergunningen aanscherpen. Deze vorm van interventie is inmiddels van kracht en wordt toegepast op organisaties, stichtingen en evenementen.
    Het bestuurlijke instrumentarium wordt uitgebreid. Het gaat daarbij om de verplichting voor betrokkende zich periodiek te melden op het politiebureau, dan wel een verbod zich te bevinden in de nabijheid van personen of objecten. Deze aanvullingen zijn van toepassing op personen die op grond van contacten, activiteiten of andere aanwijzingen in beeld komen, terwijl er op zichzelf onvoldoende aanwijzingen zijn voor een strafrechtelijk optreden. Als voorbeeld wordt genoemd het zich op verdachte wijze ophouden op bepaalde locaties.
    Verder worden de mogelijkheden tot een verbod op het verrichtten van beroepsmatige activiteiten verruimd. De rechter krijgt de mogelijkheid dit als bijkomende straf op te leggen in die gevallen waarbij de beroepsmatige activiteiten worden gebruikt voor het aanzetten tot haat of geweld.
    Tevens is besloten om permanente veiligheidsgebieden aan te wijzen. Binnen deze gebieden wordt het mogelijk om preventief te fouilleren. Het gehele luchthaventerrein van Schiphol wordt aangewezen als gebied waar preventief gefouilleerd kan worden. Dit geldt binnenkort ook voor de overige internationale luchthavens binnen Nederland
    Eerdere maatregelen
    De bewindspersonen hebben een overzicht van de tientallen eerder genomen maatregelen toegevoegd. Daar onder de diverse wetswijzigingen, maar ook de organisatorische maatregelen zoals de instelling van de staf Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding die 1 januari 2005 met een kernbezetting operationeel is. In het bestaande samenwerkingsverband Contra-Terrorisme infobox worden al diverse personen onderzocht door verschillende instanties (AIVD, Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, Immigratie- en Naturalisatiedienst, OM en politie).
    In de periode na de moord op Van Gogh is een aantal verdachten aangehouden. Het onderzoek naar hun betrokkenheid bij terroristische activiteiten loopt. Van de kring personen rondom verdachte Mohammed B. zijn inmiddels drie procedures gestart voor een ongewenst verklaring en is één verblijfsvergunning ingetrokken.
    Het aangekondigde alerteringssysteem is in ontwerp gereed en bevat drie opschalingsfasen met kleurcodes: geel (lichte dreiging), oranje (matige dreiging) en rood (hoge dreiging). De codes zijn van belang voor specifieke sectoren zodat zij de noodzakelijke beveiligingsmaatregelen kunnen nemen die gekoppeld zijn aan de betreffende code. Het systeem wordt in eerste instantie uitgewerkt voor de sector Spoor, gemeente Rotterdam, Schiphol en de sectoren drinkwater en electriciteit. Voor deze sectoren zal het alerteringssysteem naar verwachting 1 maart dit jaar in werking treden.
    Internationaal
    In internationaal verband wordt er inmiddels nauw samengewerkt op zowel het strafrechtelijk terrein, als inlichtingenmatig. Onder Nederlands voorzitterschap is het ‘Haags programma’ vastgesteld met daarin afspraken over samenwerking op het terrein van terrorismebestrijding en met name het uitwisselen van gegevens die de staatsveiligheid betreffen. Binnen de Europese Unie wordt gewerkt aan een Europees Visum Infomatiesysteem waarin de persoons- en biometrische gegevens van alle aanvragers voor een Schengenvisum worden opgeslagen. Tevens komt er een centrale eenheid die acties ten behoeve van de bewaking aan de Europese buitengrens gaat coördineren en vindt er uitwisseling plaats van strafrechtelijke informatie.

    De brief aan de Tweede Kamer met alle maatregelen
    Lopende actiepunten
    Actiepunten lopend en afgerond
    Wetgevingsoverzicht


    18 januari 2005
    TOEZICHTSRAPPORT Inzake onderzoek van de Commissie van Toezicht naar de rechtmatigheid van een contra-terrorisme operatie van de MIVD
    COMMISSIE VAN TOEZICHTBETREFFENDEDE INLICHTINGEN- EN VEILIGHEIDSDIENSTEN

    1. Inleiding
    Conform artikel 78, derde lid, WIV 2002, heeft de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (hierna: de Commissie) op 8 april 2004 de Minister van
    Defensie en de Voorzitter van de Tweede Kamer medegedeeld dat zij in het kader van haar
    toezichthoudende taak, als bedoeld in artikel 64, tweede lid, onder a, WIV 2002, voornemens is een onderzoek te verrichten naar de rechtmatigheid van een contra-terrorisme operatie van de MIVD.
    De contra-terrorisme operatie betreft onder meer de aansturing van een agent door de
    Afdeling Human Intelligence (Humint) ten behoeve van de Afdeling Contra-Inlichtingen en
    Veiligheid van de MIVD. De agent participeert in netwerken die zich mogelijk bezig houden
    met het faciliteren van terroristische cellen in West-Europa.


    18 januari 2005
    Reactie Minister van Defensie op het toeizchtsrapport van de de Commissie van Toezicht
    Defensie.nl

    Met belangstelling heb ik kennis genomen van het toezichtsrapport van de Commissie van Toezicht
    over een contra- terrorisme operatie van de MIVD.
    Met het rapport en de daarin verwoorde conclusies kan ik mij vinden. Graag zou ik van de gelegenheid gebruik willen maken enige opmerkingen te plaatsen.


    14 januari 2005
    Wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten ter verruiming van de mogelijkheden tot opsporing en vervolging van terroristische misdrijven
    Justitie.nl
    In het kort komen de voorstellen op het volgende neer:
    een verruiming van de mogelijkheden om in een verkennend onderzoek informatie te verzamelen;
    een verruiming van de mogelijkheden om personen te fouilleren buiten concrete verdenking van een strafbaar feit;
    een verruiming van de toepassingsmogelijkheden van bijzondere opsporingsbevoegdheden zoals stelselmatige observatie en telefoontap;
    het mogelijk maken van bewaring bij verdenking van een terroristisch misdrijf, ook buiten het geval van ernstige bezwaren;
    een mogelijkheid tot uitstel van volledige inzage van processtukken.
    Uit het artikel ‘Cyclopisch Strafrecht’ van Ties Prakke een aantal belangrijke negatieve effecten van dit voorstel:
    De laatste loot aan de stam van de nieuwe terrorismebestrijding is het wetsvoorstel dat in de brief van de minister van 10 september 2004 werd aangekondigd en dat begin november is ingediend en ter consultatie verzonden naar de gebruikelijke adviesinstanties. Hierin wordt een groot aantal speciale regels van strafvorderlijke aard geïntroduceerd voor de opsporing en berechting van terroristische misdrijven en worden nog enige aanscherpingen van materiële strafbepalingen voorgesteld. De voorgestelde maatregelen zijn in een aantal verschillende categorieën te onderscheiden:
    – tal van bijzondere opsporingsmethodes zullen voortaan mogen worden toegepast op basis van ‘aanwijzingen’, waar nu nog een redelijk vermoeden nodig is dat een misdrijf is begaan;
    – burgerinfiltranten kunnen worden gebruikt bij de opsporing van terroristische misdrijven;
    – bij algemene maatregel van bestuur kunnen personen in de openbare dienst van een vreemde staat voor de toepassing van daarin aan te wijzen bevoegdheden met een opsporingsambtenaar gelijk worden gesteld;
    De in deze drie punten geplande uitbreiding van de opsporingsbevoegdheden en beperking van de mate van objectiviteit op basis waarvan zij kunnen worden ingezet, geven de politie de facto bijna dezelfde bevoegdheden als de AIVD heeft. Dat lijkt overbodige machtsuitbreiding voor de politie, nu juist ook al in het onder c. genoemde wetsvoorstel de informatie van de AIVD rechtstreeks in het strafproces zal kunnen worden gebruikt. De genoemde voorstellen voor extra bevoegdheden voor de politie zullen van de desbetreffende afdeling van de KLPD een soort schaduw geheime dienst maken en dat lijkt nodig noch wenselijk.
    – art. 132a Sv komt te luiden:
    ‘Onder opsporing wordt verstaan het onderzoek in verband met strafbare feiten onder gezag van de officier van justitie met als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen.’
    Hierdoor wordt het opsporingsbegrip, dat in de wet BOB al gevoelig was uitgebreid van het onderzoek naar vermoedelijk gepleegde strafbare feiten naar de beraming van zeer ernstige misdrijven in georganiseerd verband, praktisch onbegrensd. Dus ook op grond van aanwijzingen voor wat voor vage aktiviteiten dan ook, niet eens beperkt tot terroristische aktiviteiten, mag de politie opsporen wanneer het parlement niet waakzaam is.
    – bij het verkennend onderzoek naar terroristische misdrijven kunnen databanken gekoppeld worden;
    Het verkennend onderzoek van art.126gg Sv, ter voorbereiding van de eigenlijke maar zelf ook steeds meer naar voren getrokken opsporing, was in de Wet Bijzondere Opsporingsbevoegdheden van 2000 ingevoerd met de bedoeling dat daarmee alleen een mogelijkheid werd vastgelegd. Hieraan zouden geen opsporingsbevoegdheden worden gekoppeld, zodat de politie alleen oren en ogen open mocht hebben zoals altijd. Het koppelen van bestanden is een vergaande bevoegdheid die de politie ook weer laat lijken op de AIVD. Wanneer we de filosofie van gescheiden informatiecircuits voor politie en geheime diensten serieus nemen – en er is alle reden om dat te doen – dan is gebruik voor het bewijs in strafzaken van AIVD informatie bedenkelijk, maar het verlenen van verstrekkende bevoegdheden aan de politie voor ‘fishing expeditions’ in de vermeende terroristische vijver minstens zo aanvechtbaar: dat is werk voor de inlichtingendiensten.
    – voor een bevel tot bewaring zijn bij verdenking van terroristische misdrijven geen ernstige bezwaren meer vereist, slechts een verdenking;
    – de gevangenhouding, waarvoor nog wel ernstige bezwaren nodig zijn, kan in die gevallen na de eerste 90 dagen steeds met drie maanden verlengd worden tot maximaal twee jaar zonder dat de zaak ter zitting wordt behandeld en al die tijd hoeft het volledige procesdossier dus niet aan de verdediging te worden gegeven;
    Deze voorgestelde voorlopige hechtenisbepalingen roepen een horrorbeeld op van geheime politieke processen waaraan onderzoek van de geheime diensten dan wel de politie met praktisch onbeperkte bevoegdheden vooraf gaat, waar de toetsing door de rechter drastisch gereduceerd wordt en de verdediging buiten spel wordt gezet. Wat moet men zich voorstellen bij een vooronderzoek met een gedetineerde verdachte dat twee jaar duurt zonder dat de verdediging over de stukken beschikt? Als die verdediging dan als enige mogelijkheid heeft om de AIVD informatie waarop de hele zaak mogelijk gebaseerd is te toetsen door het oproepen van afgeschermde getuigen bij de RC, wanneer moet hij dat dan doen? Na afloop van die twee jaar? Wanneer inderdaad de belangrijkste functie van het strafrecht tegen terrorisme is om terroristische aanslagen te voorkomen, dan valt niet in te zien waarom vervolgens totale rechteloosheid van de vervolgde verdachte noodzakelijk zou zijn.
    – de mogelijkheid van preventief fouilleren wordt uitgebreid tot niet door de burgemeester maar door de officier van justitie aan te wijzen gebieden of gevallen;
    Volgens de Memorie van Toelichting wil de minister de mogelijkheid hebben om in gevallen van acute dreiging bijvoorbeeld op last van de officier van justitie preventief te kunnen laten fouilleren op een tijdelijke risicoplek. Daarnaast wil hij een bevoegdheid voor de politie creëren om op plaatsen die altijd een verhoogd risico opleveren, zoals stations en luchthavens, ook zonder bevel van de officier van justitie preventief te fouilleren. Misschien is de eerste bevoegdheid in acute crisissituaties inderdaad nodig, maar dan zou het voorkeur verdienen het bevel daartoe bijvoorbeeld bij de minister zelf te leggen, die is dan voor zo’n ingrijpende maatregel direct politiek verantwoordelijk. Wanneer elke officier van justitie dit mag is het gevaar aanzienlijk dat zo’n ingrijpende bevoegdheid veel te makkelijk ingezet wordt en vervolgens marginaal getoetst door het parlement. De rechter was al bijna uitgeschakeld bij de controle op het preventief fouilleren. Permanente fouilleerbevoegdheid voor de politie op bepaalde plekken lijkt onaanvaardbaar omdat er geen enkele garantie is dat die bevoegdheid vooral ter opsporing van terrorisme zal worden toegepast, in tegendeel, zo’n arbitraire bevoegdheid zal eerder wel dan niet tot misbruik leiden. De minste garantie zou hiervoor toch een bevel van de officier van justitie moeten zijn.
    – in art. 189 Sr wordt niet alleen degene die iemand verbergt die veroordeeld is of vervolgd wordt strafbaar, maar ook degene die iemand verbergt naar wie opsporing wordt verricht.
    Gezien de populariteit van heimelijke opsporing brengt dit iedereen onder de strafwet die logees heeft waar de politie belangstelling voor heeft! Wanneer men deze bepaling serieus zou nemen wordt elke burger die iemand in zijn huis heeft eigenlijk opgezadeld met het doen van onderzoek naar mogelijke politiebemoeienis, en tot het stellen van vragen aan zijn gasten die een normaal mens niet wenst te stellen. Ook deze bepaling is niet beperkt tot de opsporing naar terroristische misdrijven, al is in dat geval een strafverhoging van toepassing. De staat lijkt de samenleving geheel in dienst te willen stellen van het veiligheidsconcept van de overheid. Verklikken wordt een deugd, gastvrijheid en solidariteit een misdrijf. Ik zal mijn geplande logeerpartijen maar afzeggen om mijn vrienden niet in de problemen te brengen. Je weet maar nooit, zeker met de reikwijdte van de opsporing na inwerkingtreden van het nieuwe art. 132a Sv.


    14 januari 2005
    Commentaar van de Nederlandse Vereniging van Rechtspraak op bovenstaand wetsvoorstel
    www.nvvr.nl
    De NVvR heeft met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Het kabinet heeft vanwege de grote dreiging die van terroristische aanslagen uitgaat, een afweging gemaakt die anders uitvalt dan in het reguliere straf(proces)recht. Gesteld wordt dat het belang dat met het voorkomen (de preventie) van terroristische misdrijven is gemoeid, een vroegtijdige inzet van strafrechtelijke bevoegdheden wenselijk maakt. De NVvR begrijpt dat gedoeld wordt op de afweging tussen een uit art. 2 EVRM voortvloeiende verplichting van de overheid tot bescherming van het leven van personen in de samenleving en andere mensenrechten, waaronder het recht van burgers op privé-leven (artikel 8 EVRM) en de rechten die voortvloeien uit artikel 5 EVRM.
    Het is de NVvR opgevallen dat in de concept-memorie van toelichting in het kader van deze afweging niet wordt verwezen naar het Europees kaderbesluit van 13 juni 2002 inzake terrorismebestrijding, noch naar de Guidelines of the Committee of Ministers of the Council of Europe on human rights and the fight against terrorism1. Genoemde documenten bieden een genuanceerd instrumentarium voor de afweging die inzake terrorismebestrijding gemaakt moet worden tussen noodzakelijke restricties ten aanzien van verdachten en de daarbij minimaal in aanmerking te nemen rechten van die verdachten.
    Voorts merkt de NVvR op dat het onderhavige voorstel meebrengt dat rechtmatigheidtoetsingen door de rechter(-commissaris) neerwaarts worden bijgesteld, zodat deze (nog) minder dan voorheen in staat zal zijn het handelen van opsporingsinstanties te toetsen. Dit wordt hieronder toegelicht.
    In het navolgende zal de NVvR ingaan op de voorgestelde artikelen in de volgorde van het wetsvoorstel. Vanwege de korte adviestermijn zal een en ander echter beperkt moeten blijven tot een bespreking op hoofdlijnen.


    21 december 2004


    De recente gebeurtenissen in Nederland in het algemeen en Laak in het bijzonder
    Schriftelijke vraag van de raadslid/leden Dekker (VVD). S. (raadslid gemeente Den Haag) Bolle (PvdA). M. (raadslid gemeente Den Haag), Vergadering(en) B&W 2004-12-21
    De fracties van PvdA en VVD stellen diverse vragen naar aanleiding van de recente gebeurtenis in Laak, waarbij met name wordt ingegaan op de kwestie van de informatievoorziening.


    21 december 2004
    Nota Van dawa tot jihad
    aivd.nl
    Het tegengaan van de dreiging van de radicale islam vereist de brede inzet van alle bestuursorganen, zowel op internationaal, nationaal als lokaal niveau. Zij moeten daarvoor alle beschikbare instrumenten inzetten, uiteenlopend van het stimuleren van gematigde krachten tot en met het strafrecht wanneer de wet wordt overtreden. Dat schrijft minister Remkes in de brief aan de Tweede Kamer waarmee hij het AIVD-rapport ‘Van dawa tot jihad, de diverse dreigingen van de radicale islam tegen de democratische rechtsorde’ aanbiedt. Volgens Remkes is het voorkomen, isoleren of indammen van radicalisering een belangrijke manier om terrorisme duurzaam te bestrijden.
    Het rapport van de AIVD laat zien dat de radicale islam bestaat uit een veelheid van stromingen, bewegingen en groeperingen. Die beslaan het gehele spectrum van aan de ene kant ‘jihad’ (in de betekenis van de gewapende strijd) tegen het Westen tot aan de andere kant ‘dawa’ (via missionering uitdragen van radicaal-islamitische ideologie). Het AIVD-rapport signaleert dat ook vanuit de meer dawa-georiënteerde vormen van de radicale islam dreigingen tegen de democratische rechtsorde kunnen uitgaan. Die diversiteit maakt dat iedere vorm van radicale islam een aparte tegenstrategie vereist. Het rapport bevat voor alle betrokken instanties bouwstenen waarmee zij op maat gesneden tegenstrategieën kunnen ontwerpen.
    Het rapport gaat niet in op de concrete dreiging die uitgaat van radicaal-islamitische groepen of netwerken. Het gaat volgens Remkes om een conceptuele bijdrage zowel aan het onderzoek naar de radicale islam als aan de ontwikkeling en uitvoering van een brede tegenstrategie. Het rapport schetst acht vormen van radicale islam. Die verschillen in de wijze waarop zij al dan niet met geweld hun doelstellingen willen bereiken. Ook de mate waarin zij al dan niet openlijk te werk gaan maakt verschil uit. Verder streven sommige stromingen naar een totaal andere staatsinrichting dan de westerse democratische rechtsstaat, terwijl andere zich richten op een totaal andere wijze van samenleven. Deze laatste vormen gaan veel verder en zijn veel intoleranter: niet alleen moeten er politieke veranderingen komen; het hele leven en de intermenselijke verhoudingen in de samenleving moeten worden ingericht op basis van de sharia. De stromingen die dit nastreven worden in het rapport van de AIVD onder de noemer radicaal-islamitisch puritanisme beschreven. Vooral de dawa-activiteiten van deze stromingen dragen momenteel bij aan de radicalisering van sommige moslimjongeren in Nederland omdat zij prediken dat de Westerse samenleving moreel verderfelijk is en een bedreiging vormt voor de ‘zuivere’ islam.
    Minister Remkes heeft het rapport van de AIVD als beleidsondersteunend document ook toegezonden aan de burgemeesters, de Commissarissen der Koningin, de korpschefs van politie en de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding.


    21 december 2004
    Kabinetsreactie op de motie van het lid Van Heemst inzake “predikers van de haat”
    Justitie.nl
    In Europees verband is de aandacht voor de bestrijding van terrorisme onverminderd groot. Onderdeel hiervan is het voorkomen van de toegang van personen tot het grondgebied van Lidstaten dan wel het verhinderen van toegang in een Schengenlidstaat op het moment dat een ander Schengenland iemand op grond van radicale c.q. haatzaaiende uitlatingen, bijvoorbeeld een extremistische imam, dan wel andere activiteiten die een bedreiging kunnen vormen voor de nationale veiligheid van het eigen grondgebied verwijdert of de toegang weigert. Het instrument dat daarvoor ter beschikking staat is het Schengen Informatie Systeem(SIS). Dit systeem bevat ondermeer alle namen van personen die door Schengenlanden op grond van art 96 van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst (SUO) gesignaleerd zijn ter fine van toegangsweigering. Het systeem wordt gevoed door de Schengenstaten (waaronder ook Noorwegen en IJsland) en vanaf volgend jaar waarschijnlijk ook door het Verenigd Koninkrijk.


    8 december 2004
    Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 8 december 2004 over terrorisme.
    Motie inzake “predikers van de haat”

    De heer Van Heemst (PvdA):
    Voorzitter. Wij hebben gisteren een algemeen overleg gevoerd waarvan het motto was: wij willen geen woorden, woorden, woorden, maar daden. Dit VAO strekt ertoe om bij een volgend overleg als motto te nemen: daden, daden, daden, en weinig woorden. Ik zou heel graag willen dat de Kamer vandaag de gelegenheid neemt om concreet aan te geven wat er in de toegezegde voortgangsrapportage over terrorismebestrijding moet komen te staan. Er is gisteren veel toegezegd. Daaronder waren ook veel dingen waarover ik heel tevreden ben, maar er zijn drie kwesties waarvan de PvdA-fractie in een motie wil vastleggen dat de volgende rapportage over terrorisme daarop daadwerkelijk zal moeten ingaan. De eerste motie luidt als volgt.
    Motie
    De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat de ideologie van de politieke islam in verschillende EU-lidstaten wordt verspreid door radicale islamisten van buiten de Europese Unie;
    overwegende dat er in verschillende EU-lidstaten uitzettingen hebben plaatsgevonden van deze islamisten omdat zij een bedreiging vormden voor de openbare orde;
    constaterende dat er tussen de Europese overheden nog onvoldoende wordt samengewerkt in het weren van deze ”predikers van de haat”;
    verzoekt de regering, in samenwerking tussen de EU-lidstaten een zwarte lijst van radicale islamisten op te stellen aan wie de toegang tot de Unie zal worden ontzegd en van de stand van zaken verslag te doen in de eerstvolgende rapportage over terrorismebestrijding………..


    6 december 2004
    Kabinet plaatst meer terreurgroepen op zwarte lijst
    Justitie.nl
    Het kabinet heeft besloten om voortaan de Europese zwarte lijst van terreurorganisaties te hanteren. Door dat besluit zullen meer groeperingen in Nederland in de ban worden gedaan. Dit staat in een wetsvoorstel van minister Donner, mede namens minister Bot (BuZa), waarmee de ministerraad heeft ingestemd. Het kabinet vergroot daarmee de civiel- en strafrechtelijke mogelijkheden om internationaal terrorisme te bestrijden. Organisaties die op terrorismelijsten staan van de Europese Unie mogen in Nederland niet meer actief zijn, en deelneming aan de activiteiten van zo’n organisatie wordt strafbaar. Dit geldt onder meer voor de PKK, Hamas, Stichting Al-Aqsa Nederland, Al-Takfir en de NPA (New Peoples Army). Zij moeten al hun activiteiten in Nederland staken. Ook groeperingen gelieerd aan al-Qaeda en de Taliban worden verboden. Andere buitenlandse organisaties kunnen door de rechter in strijd met de openbare orde worden verklaard. Nu geldt al dat van organisaties die op EU-terrorismelijsten staan de bankrekeningen worden bevroren. Daarmee zijn hun financiële activiteiten aan banden gelegd. Het kabinetsvoorstel houdt in dat een dergelijke organisatie ook niet meer op andere wijze in Nederland actief mag zijn. Bijvoorbeeld nieuwe leden werven of bestuurders benoemen. Voor een verbod is het in de ogen van het kabinet voldoende als een organisatie voorkomt op een EU-terrorismelijst. De maatregelen houden niet in dat de organisaties ontbonden moeten worden. De leden moeten wel al hun activiteiten staken. Als ze dat niet doen, riskeren ze een gevangenisstraf van een jaar.

    Zie voor de lijsten:
    Gemeenschappelijk standpunt 2004/500/GBVB van de Raad van 17 mei 2004 inzake de actualisering van Gemeenschappelijk standpunt 2001/931/GBVB betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme en houdende intrekking van Gemeenschappelijk standpunt 2004/309/GBVB
    Publicatieblad Nr. L 196 van 03/06/2004 blz. 0012 – 0016

    Verordening (EG) nr. 881/2002 en alle veertig wijzigingen
    Verordening (EG) nr. 2034/2004 van de Commissie van 26 november 2004 tot veertigste wijziging van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, het Al Qa’ida-netwerk en de Taliban, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 467/2001 van de Raad


    26 november 2004
    Verlies Nederlanderschap na veroordeling van terroristische activiteiten en beperking dubbele nationaliteit
    Justitie.nl
    De ministerraad heeft er op het voorstel van minister Verdonk voor Vreemdelingenzaken en Integratie mee ingestemd om het Nederlanderschap te ontnemen van personen die onherroepelijk zijn veroordeeld voor een misdrijf waarbij ernstige schade is toegebracht aan de essentiële belangen van de Staat. Door intrekking van het Nederlanderschap wordt de betrokkene als vreemdeling aangemerkt en kan betrokkene worden uitgezet.

    Intrekking is mogelijk bij een veroordeling wegens misdrijven tegen de veiligheid van de Staat alsmede wegens terroristische misdrijven. Ook is intrekking mogelijk bij veroordeling wegens misdrijven waarbij samenspanning strafbaar is gesteld, als ook de samenspanning tot deze misdrijven. Intrekking van de nationaliteit kan echter alleen als het geen staatloosheid tot gevolg heeft. Tot nu toe was intrekking van het Nederlanderschap alleen mogelijk als iemand op frauduleuze wijze het Nederlanderschap heeft verkregen of zijn verplichting om afstand te doen van zijn oorspronkelijke nationaliteit niet nakomt. Tevens is de ministerraad akkoord gegaan met het voorstel om meervoudige nationaliteit te beperken. Bij naturalisatie tot Nederlander zullen voortaan ook vreemdelingen die met een Nederlander getrouwd zijn en tweede generatiemigranten afstand moeten doen van hun oorspronkelijke nationaliteit. Dit geldt niet als geen afstand kan worden gedaan van de oorspronkelijke nationaliteit.

    Met het bovenstaande wordt uitvoering gegeven aan de toezegging in de notitie over de beperking van de dubbele nationaliteit die op 27 augustus jl. aan de Tweede Kamer is aangeboden en de brief aan de Tweede Kamer van 10 november jl., om een wetsvoorstel in te dienen waarin personen met een dubbele nationaliteit het Nederlanderschap wordt ontnomen, wanneer zij onherroepelijk veroordeeld zijn voor een misdrijf waarbij essentiële belangen van de Staat zijn geschaad.


    22 november 2004
    “Wij Amsterdammers”
    Actieplan College van B&W Amsterdam
    Het College van B&W heeft maandag 22 november, onder de titel “Wij Amsterdammers” een actieplan naar de raad gestuurd. Directe aanleiding voor het plan is de moord op Theo van Gogh. “Wij” zijn alle Amsterdammers die geweld afwijzen en de basisregels van onze samenleving accepteren, schrijft het college.

    Het College wil naast het aanscherpen van terreurbestrijding, samen met de stadsdelen de verschillende groepen Amsterdammers weer dichter tot elkaar brengen. Elk collegelid neemt daarbij een onderdeel van het actieplan voor zijn/haar rekening. Doel van het plan
    het bestrijden van terreur in aanvulling op activiteiten van politie en justitie
    het tegengaan van radicalisering
    het voorkomen van polarisatie en mobiliseren van positieve krachten
    Acties die in het plan voorkomen zijn onder meer het verbeteren van de informatiepositie door gebruik te maken van ogen en oren van het ambtelijke apparaat en bestanden die de gemeente al heeft. Ook zal de zogenaamde Van Traa-methode, waar mogelijk worden toegepast bij de aanpak van terrorisme. Bestaande projecten als Doorzon (aanpak van criminele bewoning), Aanpak belhuizen en het onderzoek naar misbruik van subsidies worden hierbij betrokken. Inventarisatiemogelijkheden uitbreiden
    Het college wil meer inzicht in de vraag op welke wijze jongeren beïnvloed kunnen worden voor zaken als rekrutering. De interventiemogelijkheden om deze ontwikkelingen tegen te gaan moeten worden uitgebreid, aldus het college. Aanpakken discriminatie
    Het tegengaan van uitsluiting van groepen in de Amsterdamse samenleving is een belangrijk onderdeel van het plan. Discriminatie moet verder worden aangepakt en scholing en werk gefaciliteerd. Ook de verspreiding van extremistische propaganda in moskeeën, op scholen etc wil de gemeente tegengaan. Het geloof in de stad
    Amsterdam wil intolerant zijn voor intolerantie. Het beleid van de gemeente Amsterdam en de uitvoering daarvan worden vanuit deze invalshoek tegen het licht gehouden en waar nodig aangepast.
    Het actieplan gaat ook in op communicatieve acties die zowel intern als extern zijn gericht. Het wij-gevoel en het geloof in de stad staan daarbij centraal. Tenslotte zal er een bestuurlijk/maatschappelijke pendant van het politiedraaiboek vrede worden gemaakt. Dit is gericht op het voorkomen van maatschappelijke polarisering en escalatie na een aanslag. Conflictpotentieel
    Ook heeft het college kennis genomen van een eerste analyse van het conflictpotentieel in deze stad. Hoewel Amsterdam na de moord op 2 november beheerst heeft gereageerd en er veel positieve initiatieven zijn losgekomen, acht het college het van belang relaties tussen groepen en risico’s die daarbij spelen verder te doorgronden. Naast de al eerder gepubliceerde notitie “Uitgangspunten aanpak terrorisme” is dit een eerste aanzet tot een analyse daarvan.

    Aanbiedingsbrief raad (17Kb)
    Actieplan (39 Kb)
    Analyse conflictpotentieel (46 Kb)
    Aanpak van terrorisme (73 Kb)


    17 november 2004
    Brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over alerteringssysteem
    Minbzk.nl
    Bij brief van 10 september 2004 (TK 29754, nr 1) is Uw Kamer geïnformeerd over de ontwikkeling van een systeem aan de hand waarvan overheden, bedrijfsleven en het publiek worden geïnformeerd over actuele dreigingen en risico’s. Zoals ook in die brief is aangekondigd, zal de functionele voorbereiding daarvoor zijn afgerond op 1 januari 2005. Via deze brief breng ik u, mede namens mijn ambtgenoot van Justitie, op de hoogte van de stand van zaken rondom de ontwikkeling van het zogenoemde alerteringssysteem. In deze brief wordt tevens ingegaan op vragen die door Uw Kamer zijn gesteld. Daaraan voorafgaand zou ik allereerst willen opmerken dat ik heb geconstateerd dat in de samenleving de indruk bestaat dat in Nederland een alerteringssysteem operationeel zou zijn. Deze indruk wil ik nadrukkelijk wegnemen. Op dit moment kennen wij nog geen alerteringssysteem, al dan niet voorzien van kleurcodes.



    16 november 2004
    Eindrapport Commissie Bestuurlijke Evaluatie AIVD, “De AIVD in verandering”
    Reactie van minister Remkes op het rapport De Commissie Bestuurlijke Evaluatie biedt op 16 november 2004 aan minister Remkes haar rapport aan over het functioneren van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst. De Commissie Bestuurlijke Evaluatie AIVD heeft onderzoek gedaan op basis van drie hoofdvragen:
    1. Welke verwachtingen bestaan er in de politiek-bestuurlijke omgeving over de taken van de AIVD mede gezien de veranderingen in de samenleving?
    2. Hoe voert de AIVD zijn taken en verantwoordelijkheden uit en welke verbeteringen zijn mogelijk?
    3. Zijn de bevoegdheden en de kwalitatieve en kwantitatieve middelen (materieel, personeel en financiën) waarover de AIVD beschikt voldoende om aan de gestelde eisen en verwachtingen te voldoen?


    11 november 2004
    Verslag Algemeen Overleg Terrorisme bestrijding, 23 september 2004
    Tweede Kamer
    De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de vaste commissie voor Justitie hebben op 23 september 2004 overleg gevoerd met minister Remkes van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en minister Donner van Justitie over:
    – de brief van de minister van BZK d.d. 9 juli 2004 met laatste projectmatige rapportage Bescherming Vitale Infrastructuur (26 643, nr. 56);
    – de brief van de minister van BZK d.d. 13 juli 2004 inzake uitwisseling van opsporings- en terrorisme-informatie; schriftelijke beantwoording vragen uit algemeen overleg op 5 februari 2004 over rapport Algemene Rekenkamer (28 845, nr. 6);
    – de brief van de minister van BZK d.d. 14 juli 2004 inzake verhoogde terroristische dreiging (27 925, nr. 137);
    – de brief van de minister van BZK d.d. 19 juli 2004 inzake vermeende brief Al-Qaida aan VN (27 925, nr. 138);
    – de brief van de ministers van Financiën, Justitie en BZK d.d. 14 juli 2004 met de nota bestrijding van misbruik van non-profit-0rganisaties voor terrorismefinanciering (27 925, nr. 136);
    – de brief van de ministers van Justitie en BZK d.d. 10 september 2004 met stappen genomen n.a.v. het ontstane dreigingsbeeld
    (29 754, nr. 1).


    11 november 2004
    Minister Donner: Meer bevoegdheden tegen terrorisme
    Bijzondere opsporingsbevoegdheden als observatie, infiltratie, pseudo-koop en de telefoontap zijn straks inzetbaar bij aanwijzingen dat een terroristische aanslag wordt voorbereid. Ook komen er meer mogelijkheden om informatie in te winnen, personen in bewaring te nemen en preventief te fouilleren. Minister Donner heeft daarover een wetsontwerp voor advies naar verschillende instanties gestuurd. De grote dreiging van terrorisme rechtvaardigt snel en preventief overheidsoptreden. De recente gebeurtenissen in Amsterdam en Den Haag hebben duidelijk gemaakt dat ruimere bevoegdheden nodig zijn om terreur te voorkomen. De bewindsman kondigde de maatregelen begin september aan.Voor inzet van bijzondere opsporingsbevoegdheden bij terrorisme is niet langer een ‘redelijk’ vermoeden van een strafbaar feit nodig; aanwijzingen zijn voldoende. Daarvan is sprake als feiten en omstandigheden duiden op de voorbereiding van een terroristische aanslag. Ook dreigingsanalyses van de AIVD kunnen aanwijzingen opleveren. Het groene licht voor gebruik van een bijzondere opsporingsbevoegdheid komt van de officier van justitie. Daarnaast mag de officier van justitie volgens het wetsvoorstel in bepaalde gebieden personen preventief laten fouilleren, en voertuigen en voorwerpen laten onderzoeken. Zo kan het nodig zijn alle voertuigen rond een voetbalstadion of evenemententerrein grondig te bekijken bij berichten dat explosieven zijn aangevoerd voor een aanslag. Zo’n omgeving is doorgaans niet voor lange tijd doelwit van terrorisme. Bij zogeheten veiligheidsrisicogebieden zoals luchthavens, industriecomplexen, stations en overheidsgebouwen kan dat anders zijn. Minister Donner wil dat de politie in die veiligheidsrisicogebieden zonder voorafgaande toestemming van de officier van justitie personen preventief kan fouilleren, en voertuigen en voorwerpen kan onderzoeken om een terreurdaad te voorkomen.
    Verder komen er meer bevoegdheden om in een verkennend onderzoek informatie te verzamelen over groepen van personen waarbinnen mogelijk een aanslag wordt beraamd. De officier van justitie kan namen, adressen, woonplaatsen, klantnummers en bankrekeningnummers opvragen. Daarmee kan hij verbanden tussen groepen personen en situaties beter in kaart brengen. Ook mogen bestanden van private en publieke instellingen en organisaties met elkaar vergeleken worden om verborgen patronen in handelingen of gebeurtenissen van personen boven tafel te krijgen. De officier van justitie mag deze bestanden alleen opvragen met toestemming van de rechter-commissaris.
    Personen kunnen bij een terreurdreiging eerder in bewaring worden genomen dan nu het geval is. Niet langer zijn bij een verdenking van een terroristisch misdrijf ernstige bezwaren vereist; een redelijk vermoeden van schuld is voldoende. Dit is nodig omdat aan het begin van een onderzoek naar de voorbereiding van een terroristisch misdrijf er soms slechts een lichte verdenking is, terwijl de overheid ingrijpen niet kan uitstellen vanwege mogelijk grote aantallen slachtoffers. De officier van justitie krijgt zo meer tijd om de verdenking steviger te onderbouwen. Tenslotte wil minister Donner het mogelijk maken dat volledige inzage van processtukken van een terroristisch misdrijf wordt uitgesteld, als voortijdige openbaarmaking de voorbereiding van de zaak tegen een verdachte bemoeilijkt, of schadelijk is voor de voorbereiding van strafzaken tegen eventuele medeverdachten. De dagvaarding van een verdachte bij een terroristisch misdrijf kan dan maximaal twee jaar worden uitgesteld.


     

     

    11 november 2004
    TWEEDE KAMER

    Verslag plenaire vergadering d.d. 11 november 2004
    Debat over de moord op dhr. Th. van Gogh


    10 november 2004

    Brief van de regering over nieuwe maatrgelen om terorisme te bestrijden, antwoorden op kamervragen en resultaten intern onderzoek

    In deze brief met bijlagen willen wij u informeren over de achtergronden van de aanslag. Daarbij zij aangetekend dat het strafrechtelijk onderzoek naar de moord gaande is en dat daarnaast het inwinnen van informatie over en onderzoeken van de gebeurtenissen waarmee deze samenhangt, doorgaat. Getracht is evenwel in deze brief, binnen een uitermate kort tijdsbestek, een zo volledig mogelijk beeld te biede n, zodat slechts een beperkt een vertrouwelijke aanvulling nodig is in het kader van de commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten. Zoals u begrijpt kan deze openheid niet gelden voor het lopende strafrechtelijke onderzoek. Wij gaan in deze brief in op de voorlopige conclusies die uit de aanslag getrokken moeten worden en de implicaties daarvan voor het beleid.


    10 november 2004
    Brief over lek bij AIVD
    Minbzk.nl
    Op zaterdag 25 september 2004 bereikte de AIVD uit operationele bron het bericht dat een persoon die gerelateerd is aan een islamistisch terroristisch netwerk beschikte over AIVD-informatie. De volgende dag heeft de AIVD een ambtsbericht uitgebracht aan het Openbaar Ministerie. Naar aanleiding hiervan werd de in het ambtsbericht genoemde Hassan O. gearresteerd. Bij zijn arrestatie bleek hij in het bezit van AIVD-informatie betreffende onderzoek in de sfeer van het islamistisch terrorisme. Intern AIVD-onderzoek duidde er opdat de informatie van een bepaalde AIVD-medewerker afkomstig zou kunnen zijn. Hiervan is direct aangifte gedaan bij de Rijksrecherche, die betrokkene heeft gearresteerd opverdenking van het schenden van staatsgeheimen. Het justitieel onderzoek is thans nog in volle gang.
    Het document waarvan NRC Handelsblad op9 november 2004 melding maakte is van de AIVD afkomstig. Er zijn sterke aanwijzingen dat het document door de eerder bedoelde AIVD-medewerker naar buiten is gebracht. Dit wordt door middel van een aanvullende aangifte aan de Rijksrecherche gemeld.
    Het in de media geschetste beeld dat er sprake zou zijn van een tweede lek bij de AIVD is naar alle waarschijnlijkheid onjuist. De AIVD is onmiddellijk na de ontdekking op25 september dat informatie van de dienst in handen van onbevoegden was gekomen een onderzoek gestart om vast te stellen wat de schade is voor het werk van de AIVD en te bezien hoe verdere schade kan worden voorkomen. uiteraard hebben lopende onderzoeken van de AIVD schade opgelopen. De precieze omvang daarvan moet nog worden vastgesteld. Het bericht in NRC Handelsblad van 9 november jl. dat AIVD-informatie in handen is gekomen van een persoon in de omgeving van Mohammed B. was mij bekend en bevatte in dit opzicht geen nieuwe informatie.
    De commissie voor de inlichtingen- en veiligheidsdiensten werd op 29 september 2004 over de gebeurtenissen geïnformeerd. Nadere bijzonderheden over de gang van zaken kunnen voorshands uitsluitend aan deze commissie worden gemeld. Openbare mededelingen zouden zowel het onderzoek van de AIVD als dat van justitie schaden. De compromittering van AIVD-informatie als gevolg van het handelen van een eigen medewerker betreft een unieke zaak. De reeds bestaande beveiligingsmaatregelen zullen waar mogelijk worden aangescherpt. Herhaling moet vanzelfsprekend worden voorkomen.
    De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
    J. W. Remkes


    Documenten over samenwerking AIVD en politie

     

    SAMENWERKINGSPROTOCOL tussen:
    De REGIOPOLITIE AMSTERDAM – AMSTELLAND en De BINNENLANDSE VEILIGHEIDSDIENST

    Het verschaffen van veiligheid is van ouds een van de kerntaken van de overheid.
    De burgemeester en het Openbaar Ministerie zijn verantwoordelijk voor de meest directe vormen van veiligheidszorg: het handhaven van de openbare orde en het vervolgen van strafbare feiten. Beiden voeren het gezag over de politie voor zover het handelen van de politie hun specifieke verantwoordelijkheid betreft. De politie is belast met de feitelijke uitvoeringstaken.
    Afstemming vindt plaats in het driehoeksoverleg, waaraan deelnemen de korpsbeheerder, de hoofdofficier van justitie en de korpschef.

    Informatie-uitwisseling Politie – BVD

    I n april 1996 verzocht het Hoofd BVD de Landelijk OvJ voor terrorismebestrijding, tevens BVD-liaison naar het OM, een werkgroep te leiden met als taak aanbevelingen te doen over de verstrekking van CID-gegevens aan de BVD. Dit verzoek vloeide voort uit een onderdeel van het project Hermandad. Binnen dit onderdeel bestond aandacht voor de samenwerking tussen de politie en de BVD, met uitzondering van de relatie BVD – RID. Op de relatie BVD -RID is namelijk artikel 18 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (WIV) van toepassing. Op grond van dit artikel verrichten RID-medewerkers werkzaamheden voor de BVD, onder verantwoordelijkheid van de minister van Binnenlandse Zaken en overeenkomstig de aanwijzingen van het Hoofd BVD. Een belangrijk deel van het project was aan deze relatie gewijd. De werkgroep richtte zich op de informatie-uitwisseling politie – BVD op grond van de artikelen 22 lid 11, 12 en 16 lid 11 van de WIV.

    Eindrapport Hermandad, samenwerking BVD – Politie 1997 Er is een goede werkverhouding bereikt tussen de Binnenlandse Veiligheidsdienst en de Regionale Inlichtingendiensten van de politie, die zich ook in de praktijk bewijst. Binnen deze relatie is sprake van respect voor en in achtneming van de onderscheiden verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Hierdoor is het mogelijk ongewenste verstrengeling van belangen te voorkomen.


    5 november 2004

    Wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met het treffen van een regeling inzake het verhoor van afgeschermde getuigen en enkele andere onderwerpen (afgeschermde getuigen)
    Nr. 6 VERSLAG
    De vaste commissie voor Justitie belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen tijdig zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
    Inhoud:
    Inleidende opmerkingen
    1. Algemeen
    2. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel
    3. Strafrechtelijk gebruik van informatie van veiligheidsdiensten
    4. Beletten openbaarmaking bepaalde gegevens (Artikel 187d)
    5. De afgeschermde getuige (Artikelen 226g-226m)
    6. Het wettelijk bewijsrecht (Artikel 344)
    7. Artikelsgewijs
    Inleidende opmerkingen
    De leden van de CDA-fractie merken op dat de strijd tegen het terrorisme in volle gang is.Regelmatig vernemen zij over aanhoudingen in binnenen buitenland.Rechtszaken worden aangevangen en in verschillende zaken wacht de inhoudelijke behandeling of uitspraak in appèl danwel cassatie.De Wet op de terroristische misdrijven is inmiddels in werking getreden.De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) is en wordt versterkt alsook de landelijke recherche. De brief van de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties inzake terrorismebestrijding van 10 september 2004 (29 754, nr.1) geeft ook vele voorbereidingen aan van een goede en krachtige aanpak.


    5 november 2004

    Lijst van vragen over de moord op Th. Van Gogh
    Aivd.nl

    De vaste commissies voor Justitie en voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hebben op 3 november 2004 ter voorbereiding op een overleg met de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de volgende vragen over de brief van 2 november 2004 inzake de moord op Th. Van Gogh (29854, nr. 1) ter beantwoording aan de ministers voorgelegd.


    4 november 2004

    Informatie over de brief op lichaam Van Gogh
    Justitie.nl Inleiding
    In de brief van 2 november jl. hebben wij u, mede namens de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, geïnformeerd over de tot dan bekende feiten rond de moord op de heer Van Gogh. In deze brief hebben wij u toegezegd u nader te informeren. Op dit moment is dat nog te vroeg. Voorkomen moet worden dat informatie verbrokkeld naar buiten wordt gebracht. Bij de voor volgende week voorziene beantwoording van de door de vaste Kamercommissies van Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op 3 november jl. gestelde vragen naar aanleiding van de moord op de heer Van Gogh zullen wij u een zo compleet mogelijk en samenhangend overzicht geven van de feiten. Zonodig zal de Commissie voor Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten separaat worden geïnformeerd over operationele aspecten rond de zaak Van Gogh, die niet in breder verband kunnen worden gedeeld.
    De lokale driehoek in Amsterdam zal, voorzover het onderzoeksbelang dit toelaat, regelmatig de stand van zaken naar buiten blijven brengen. de brieven


    2 november 2004

    Brief aan Tweede Kamer over moord op Van Gogh
    Minbzk.nl
    Inleiding
    Vanochtend werd Nederland opgeschrikt door de moord op de heer van Gogh. Allereerst wil het kabinet via deze weg haar afschuw uitspreken over deze daad. Het kabinet leeft intens mee met de nabestaanden van Van Gogh. De heer van Gogh stond bekend vanwege zijn uitgesproken opvattingen en ook vanwege zijn zeer duidelijke verdediging van het recht van vrijheid van meningsuiting in tal van gevoelige maatschappelijke kwesties. Van Gogh verdedigde dat recht ook voor zijn tegenstanders. In de rechtstaat is de vrijheid van het debat een absolute voorwaarde. Het kabinet werpt het idee van een samenleving waarin mensen voor hun leven moeten vrezen als zij uitkomen voor hun mening, verre van zich. Hoe ontstellend en schokkend de moord ook is, toch is alles er aan gelegen om op beheerste wijze te reageren. Onze reactie op deze daad mag niet zijn dat wij groepen van mensen veroordelen vanwege deze brute moord. Daarom doet het kabinet een dringend beroep op de samenleving waardig te reageren. In deze brief wil het kabinet u informeren over de thans bekende feiten. Op dit moment zijn nog niet alle feiten en omstandigheden rond deze criminele daad bekend. Het is dan ook niet mogelijk nu reeds conclusies te trekken. Zo snel een vollediger beeld kan worden gegeven, zal dit aan de Kamer worden gezonden.


    19 oktober 2004
    Verslag overleg terrorismebestrijding

    De vaste commissies voor Justitie en voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hebben op 15september 2004 overleg gevoerd met minister Donner van Justitie en minister Remkes van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over:
    – de brief van de minister van Justitie over motie 137 (29 200 VI) (El Tawheed);
    – de kabinetsreactie op AIVD-rapport inzake Saoedische financiering van moskeeën (27 925, nr. 128);
    – de brief van de minister van Justitie d.d. 1 juli 2004 inzake beantwoording vragen Al-Haramain (Aanhangsel, vergaderjaar 2003–2004, nr. 2002).


    12 oktober 2004
    Antwoorden inzake een lijst van vragen en stand van zaken implementatie stelsel bewaken en beveiligen
    Minbzk.nl

    Hierbij doe ik u toekomen de antwoorden inzake een lijst van vragen van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aangaande mijn brief van 29 april 2004 over het rapport van de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten van 19 januari 2004 (TK 2003-2004, 28 374, nr. 26). Tijdens het Algemeen Overleg van 22 juni 2004 heb ik u toegezegd een voortgangsrapportage implementatie stelsel bewaken en beveiligen aan te bieden. Het stelsel bewaken en beveiligen valt tevens onder de verantwoordelijkheid van mijn ambtgenoot van Justitie. Ik antwoord dan ook mede namens mijn ambtgenoot van Justitie. De nota Bewaken en Beveiligen (Kamerstukken II, 2002-2003, 28 974, nrs. 1 en 2) is behandeld in het algemeen overleg van de Tweede kamer op 3 september 2003. In de stelselnota wordt gemeld dat met het vaststellen van de nota het implementatietraject nog dient plaats te vinden en dat dit door de noodzakelijke aanpassing van wetgeving, organisatorische veranderingen, werven en opleiden en herinrichten van de werkprocessen de nodige tijd vergt. Alle energie is erop gericht om in 2005 het stelsel volledig te hebben geïmplementeerd. De aangekondigde kwantitatieve evaluatie die eind 2004 dient plaats te vinden wordt voorbereid.


    5 oktober 2004
    Amsterdam zet de aanpak van terrorisme hoog op de agenda.
    Amsterdam.nl
    De gemeente, politie, brandweer, GG&GD en Openbaar Ministerie (de zogenaamde Vijfhoek)stellen gezamenlijk alles in het werk om een mogelijke terroristische aanslag te voorkomen, dan wel de gevolgen van een aanslag effectief te bestrijden.
    Er is gekozen voor een brede, integrale aanpak. Hierbij gaat het niet alleen om het opsporen en vervolgen van verdachten en de versterking van de organisatie van de crisisbeheersing, maar ook om het ‘tegenhouden’ van terrorisme.
    Zo moet voorkomen worden dat terroristen in Amsterdam netwerken opbouwen, medestanders vinden en plegers van aanslagen werven. Dit staat in de notitie ‘Uitgangspunten aanpak terrorisme’, waar het college van B&W vandaag mee heeft ingestemd.


    1 oktober 2004

    38 vragen en antwoorden over het AIVD-jaarverslag 2003
    Minbzk.nl De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft 38 vragen over het jaarverslag 2003 van de AIVD aan de regering voorgelegd. De regering heeft deze vragen beantwoord bij brief van 27 september 2004.


    24 september 2004

    Nieuwe taak voor AIVD en MIVD
    Minbzk.nl

    De inlichtingen- en veiligheidsdiensten AIVD en MIVD krijgen er een taak bij. Deze taak vloeit voort uit het nieuwe stelsel van bewaken en beveiligen, waarin de rijksoverheid vanwege het nationaal belang een bijzondere verantwoordelijkheid heeft voor de veiligheid van een bepaalde groep personen, objecten en diensten. Het gaat onder meer om de leden van het Koninklijk Huis, bewindspersonen, fractievoorzitters en lijsttrekkers, maar ook ambassadeurs en ambassades en bepaalde internationale (militaire) organisaties. De AIVD en de MIVD gaan voor deze groep de dreigingen onderzoeken. De AIVD brengt naast de dreiging ook de risico’s in kaart, dat wil zeggen dat behalve de dreiging ook het bestaande beveiligingsniveau wordt beoordeeld. Dat staat in het voorstel tot wijziging van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, waarmee de ministerraad op voorstel van minister Remkes van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft ingestemd Om de nieuwe taak naar behoren uit te kunnen voeren, worden de onderzoeksbevoegdheden van de diensten uitgebreid. Naast concrete dreigingen mogen zij ook potentiële dreigingen onderzoeken. Bij de onderzoeken staan zowel de persoon, het object of de dienst in kwestie als de bedreiger centraal. Bij het onderzoek mogen geen bijzondere bevoegdheden als afluisteren, observeren of doorzoeken worden ingezet. De ministerraad heeft ermee ingestemd dat het wetsvoorstel voor advies aan de Raad van State zal worden gezonden. De tekst van het wetsvoorstel en van het advies van de Raad van State worden pas openbaar bij indiening bij de Tweede Kamer.


     

    13 september 2004

    Minister Donner dient wetsvoorstel in dat het mogelijk moet maken om informatie van de AIVD als bewijsmateriaal in een rechtszaak te kunnen gebruikenruiken
    Na de ophef rond de twee terrorisme rechtszaken in Rotterdam stelde minister van Justitie, Piet Hein Donner dat er meer mogelijkheden moesten komen om informatie van de AIVD als bewijsmateriaal als bewijsmateriaal in rechtszaken te kunnen gebruiken. Dit wetsvoorstel is de uitwerking daarvan.
    Voorgesteld wordt om te komen tot een regeling waarbij de ambtsberichten van de AIVD nader getoetst kunnen worden en vervolgens als wettig bewijsmateriaal gebruikt kunnen worden.
    De twee uitgangspunten van het voorstel zijn:

    a. de verdediging houdt het recht op ondervraging van getuigen

     

    b. een verruiming van de mogelijkheid om rekening te houden met het belang van de staatsveiligheid

    Als in het belang van de staatveiligheid een getuige (de AIVD) niet openbaar gehoord kan worden, krijgt de verdediging de mogelijkhied om vragen in te dienen via de rechter-commissaris. Vervolgens bepaald de AIVD welke stukken in een proces verbaal opgenomen mogen worden. Dit proces verbaal wodrt door de rechter commissaris opgesteld. Ook wordt de regeling van het bewijsrecht dusdanig aangepast dat ambtsberichten van de AIVD en MIVD door de wet voortaan onder alle omstandigheden als volwaardig worden aangemerkt. Uit de Memorie van Toelichting:
    Niet zelden doen zich zaken voor waarin het belang van openheid in het strafproces zich niet goed laat verenigen met andere belangen. Recentelijk is dat wederom aan het licht getreden in zaken waarin een ambtsbericht van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD)tot het instellen van een strafrechtelijk onderzoek leidde. Daarbij rezen vragen rond de bruikbaarheid van ambtsberichten als startinformatie en als bron van bewijs. Dit wetsvoorstel strekt ertoe deze bruikbaarheid te verruimen door de in het ambtsbericht van de AIVD opgenomen informatie onderwerp te laten zijn van nader onderzoek door middel van het verhoren van getuigen. Daartoe worden enkele aanpassingen voorgesteld van de regelingen die betrekking hebben op het verhoren van getuigen. Voorts bevat dit wetsvoorstel een aanpassing van het wettelijk bewijsrecht.
    Elk van de voorgestelde aanpassingen draagt eraan bij dat de mogelijkheden om in het strafproces gebruik te maken van door de inlichtingenen veiligheidsdiensten verstrekte informatie worden vergroot. Tegelijkertijd dient echter op voorhand te worden vastgesteld dat de aard van dergelijke informatie alsmede de wettelijke taak van deze diensten impliceren
    dat de bruikbaarheid van deze informatie in het strafproces ook bij aanvaarding en inwerkingtreding van dit wetsvoorstel niet ongelimiteerd zal zijn. Het belang van staatsveiligheid prevaleert boven het belang van strafvordering, zo volgt ook uit de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002. Dat belang, en het daarmee verbonden belang van het voorkomen van ernstige aanslagen, moet niet in gevaar worden gebracht doordat ongeacht welke prijs informatie in een strafzaak wordt geopenbaard. Het wetsvoorstel
    Memorie van Toelichting
    Oorspronkelijke voorstel
    Advies Raad van State en Nader Rapport


    10 september 2004

    Brief van 10 september van de ministers Donner en Remkes

    De bestrijding van terrorisme wordt gecoördineert door de Natioale coördinator terrorismebestrijding, Joustra. Bedoeling is dat de werkzaamheden bij de departementen van Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden samengebracht binnen zijn eenheid. (NCTb) Voor het verwerven combineren, analyseren, veredelen en gebruiken van
    informatie wordt een andere organisatie opgezet. Onder leiding van het NCTb wordt een expertise- en analysecentrum gevormd, waarin naast de AIVD en de politie, ook de MIVD, de IND, de Kmar, de FIOD/ECD, de Douane en Buitenlandse Zaken en eventuele andere partners participeren. Dit centrum gaat
    – integrale (regionale, nationale en internationale) dreigingsanalyses;
    – analyses ten behoeve van het Nationaal Alerteringssysteem;
    – analyses ten aanzien van Bewaking en Beveiliging;
    – specifieke analyses op verzoek van bijvoorbeeld gemeenten (onder andere ten behoeve van evenementen of andere soft targets). Al een tijd worden zo’n 100 – 150 mensen ivm terrorisme in de gaten gehouden. ‘Het gaat daarbij niet om personen die zijn te typeren als “hard core” terroristen van wie een acuut gevaar uitgaat of ten aanzien van wie concrete vermoedens bestaan van betrokkenheid bij aan terrorisme gerelateerde strafbare feiten; het betreft personen die in eerdere of nog lopende onderzoeken van de AIVD en politie, op enig moment naar voren zijn gekomen als mogelijke schakels in terroristische netwerken.” In dit kader werken de AIVD, politie, OM en IND nauw samen. De MIVD wil ook gaan meedoen. Informatie-uitwisseling tussen deze diensten gaat via de CT(Contra-Terrorisme)-infobox.
    Deze CT-infobox is een informatieknooppunt en analyse-eenheid. Verschillende informatiebestanden worden zo met elkaar gecombineerd. NAV deze informatie wordt besloten wat het traject is: die kan bestaan uit a) strafrechtelijk ingrijpen, b) vreemdelingrechtelijk optreden, c) inlichtingenmatig observeren of d) verstoren. Verstoren van activiteiten
    Eén van de opties die bovenstaande diensten kunnen kiezen is het verstoren van iemands activiteiten. Volgens de regering kan deze optie gekozen als ‘tijdens het monitoren aan terrorisme gerelateerde activiteiten worden geconstateerd, die niet tevens als strafbare feiten kunnen worden getypeerd’. De betrokken persoon zou vervolgens ‘zodanig “in de gaten gehouden moeten worden” dat hem en zijn omgeving duidelijk wordt dat hij onderwerp is van enigerlei vorm van overheidsoptreden, zonodig met gebruikmaking van andere wettelijke bevoegdheden, zodat de persoon feitelijk geen rol meer zal kunnen spelen in aan terrorisme gerelateerde zaken.’ Aansturen verstoringsacties.
    De minister van Justitie wordt verantwoordelijk voor de algemene aanpak bij de verstoringsacties. De regering verwacht namelijk dat er verschillende diensten bij betrokken kunnen worden en wil dat de acties wel direct kunnen worden doorgezet. De KLPD/UTBT krijgt een centrale rol bij de bewaking van de samenhang van de verschillende feitelijke acties die in het kader een verstoringsactie worden ondernomen. Inzetten vreemdelingenrecht
    Vanaf het moment dat iemand een visum aanvraagt moet getoetst worden of er mogelijke betrokkenheid is bij terrorisme. Hetzelfde geld voor asielaanvragen. Instapcontroles en gate-checks door de KMAR moeten ook als extra controlepunt gaan dienen. Uitbreiding mogelijkheden Verkennend onderzoek
    Sinds 2001 is het mogelijk voor de politie om ‘verkennend onderzoek’ te verrichten. Het is bv een scan van activiteiten van transportondernemingen in een streek of horecafraude in een stad. Bij zo’n verkennend onderzoek kan de politie inzage krijgen in andere openbare registers. De regering wil in het kader van onderzoeken naar terroristische misdrijven de politie ook toegang geven tot andere instanties dan overheidsinstanties. Ook zouden die gegevens gekoppeld moeten kunnen worden aan gegevens die al bij de politie bekend zijn. Uitbreiding Preventief fouilleren
    Nu kan preventief fouilleren worden toegepast in van te voren vastgelegde gebieden. Het kabinet wil de wet zodanig wijzigen dat het mogelijk wordt ‘dat in verband met een (dreigende) terroristische aanslag de officier van justitie in een aangewezen gebied (bijvoorbeeld vervoersassen zoals een autosnelweg of een treintraject) een ieder kan laten fouilleren en verpakkingen en vervoersmiddelen kan laten doorzoeken’. Uitbreiding opsporingsbevoegdheden (afluisteren, observeren, e.d.)
    Deze bevoegdheden zijn voor de politie geregeld in de Wet Bijzondere opsporingsbevoegdheden (BOB) en voor de AIVD?MIVD in de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (WIV).
    De inzet van bijzondere opsporingsbevoegdheden door de politie kan als er sprake is van ‘een georganiseerd verband’. Nu wil het kabinet uitbreiding om ook bij ‘onvoldoende aanwijzingen van een dergelijk verband onderzoek naar het beramen van ernstige strafbare feiten te kunnen doen, waarbij geen eis van verdenking van een concreet misdrijf wordt gesteld’. Voorlopige vrijheidsbeneming
    De regering wil de mogelijkheid openen om verdachten van terroristische misdrijven, ook als zij in eerste instantie voor betrekkelijk lichte vergrijpen worden gearresteerd, voor langere tijd in bewaring te kunnen stellen Voor de rechter brengen
    Momenteel is wettelijk geregeld dat iedereen binnen 106 dagen na zijn of haar arrestatie voor de rechter moet verschijnen. De regering wil deze termijn voor van terrorismeverdachte personen verlengen. Het kabinet wil deze regeling aldus herzien ‘dat het langer onvolledig houden van de processtukken bij terrorisme mogelijk wordt’. Aanpak ondersteuners van terrorisme
    Onderzocht worden de mogelijkheden een vordering bij de rechtbank tot ontbinding van een rechtspersoon te bewerkstelligen, een verzoek tot verbodenverklaring, een verzoek aan bestuurders om inlichtingen bij ernstige twijfel of destatuten te goeder trouw worden nageleefd of het bestuur naar behoren wordt gevoerd of het vorderen van ontslag van bestuurders bij wanbeheer.


    15 juli 2004

    Brief van 15 juli van minister Remkes met wijzigingen AIVD

    Inzetten van Rasterfahndung om zo vroeg mogelijk terroristen te kunnen onderscheiden De Koninklijke Marechaussee gaat (net als de KLPD al doet) technische ondersteuning geven aan de MIVD en AIVD De procedures voor de inzet van bijzondere bevoegdheden (afluisteren, hacken, observeren, inzet agenten, etc.) worden vereenvoudigd. Als voorbeeld noemt Remkes dat voor de inzet van agenten de minister nu elke drie maanden opnieuw toestemming moet geven, terwijl de operaties meestal langer duren. De Nationale Sigint Organisatie (NSO), de afluisterpost die alles wat door de ether gaat opvangt, wordt verzelfstandigt. Nu valt deze dienst nog onder de MIVD. Aan de hand van een evaluatie van de Wet Veiligheidsonderzoeken wordt gekeken of er iets verandert moet worden aan de screeningen Het ministerie van Buitenlandse Zaken kan ook opdrachten gaan geven aan de AIVD/MIVD in het kader van hun inlichtingentaak buitenland. Alle ambtenaren van de belastingdienst krijgen de plicht gegevens die van belang zijn voor de AIVD/MIVD te melden. Meldingsplicht voor andere ambtenaren wordt onderzocht. Onderzocht wordt of ook bijvoorbeeld de FIOD of andere diensten kunnen worden ingezet bij de technische ondersteuning van de AIVD/MIVD


    15 juli 2004
    Nota inzake de bestrijding van misbruik van non-profitorganisaties voor terrorismefinanciering
    Minfin.nl
    Na de aanslagen van 11 september 2001 is aan het vraagstukmisbruik van non-profitorganisaties en «charities» (goede doelen organisaties) in internationaal verband hoge prioriteit gegeven. Gebleken was dat een aantal van dergelijke organisaties een belangrijke rol speelden bij de financiering van terrorisme. Een van de belangrijkste speciale aanbevelingen, die de FATF (Financial Action TaskForce on money laundring and terrorismfinancing) in oktober 2001 uitvaardigde, was dan ook dat landen hun wet- en regelgeving zouden moeten doorlichten teneinde zeker te stellen, dat misbruikvia deze entiteiten wordt bestreden. Mede in antwoord op deze internationale verplichtingen is door een werkgroep van het Financieel Expertise Centrum1, op verzoekvan het ministerie van Financiën, de Nederlandse regelgeving en de implementatie daarvan doorgelicht. Allereerst was er de constatering dat in Nederland organisaties betrokken waren bij de financiering van terrorisme of organisatorisch zijn gelieerd aan organisaties die in internationaal kader met terrorisme in verband zijn gebracht. De middelen van deze organisaties zijn bevroren.
    De tweede constatering was dat, hoewel zeker geen misbruik op grote schaal is gebleken, de Nederlandse wet- en regelgeving, alsmede de implementatie daarvan, bijzonder summier is. Hierdoor kan (ongemerkt) misbruikop grotere schaal niet worden uitgesloten en is optreden daartegen niet gemakkelijk. Gesignaleerd zijn met name zwakheden in registratie, toezicht en transparantie.


    3 juni 2004
    Rapport Saoedische invloeden in Nederland
    AIVD
    Dit rapport schetst de resultaten van AIVD-onderzoek naar de betaling van imams, moskeeën en islamitische organisaties vanuit Saoedi-Arabië door de overheid, non-gouvernementele organisaties en individuen en de effecten daarvan op radicaliseringsprocessen onder kleine delen van de moslimgemeenschap in Nederland.

    Aanbiedingsbrief ministers aan de Tweede Kamer
    Minbzk.nl
    De regering heeft de Saoedische ambassadeur in Nederland te kennen gegeven zich grote zorgen te maken over de schadelijke effecten van de salafitische zendingsactiviteiten op moslims in Nederland. De ambassadeur heeft begrip getoond voor de Nederlandse zorgen en inmiddels openheid betracht over financieringsactiviteiten van zijn ambassade. Dit is in lijn met het door zijn regering in Ryad na de bloedige aanslagen van 12 mei 2003 sterk geïntensiveerde beleid om extremisme en terrorisme in eigen land te bestrijden en de controle op de eigen instituties te verstevigen. Daarbij wordt een grote mate van bereidheid tot samenwerking aan de dag gelegd, ook in de sfeer van de veiligheidsdiensten.


    29 april 2004

    Beleidsplan Crisisbeheersing 2004-2007
    Minbzk.nl Beter voorbereid te zijn op toekomstige crises: dat beoogt het kabinet met het beleidsplan Crisisbeheersing 2004-2007. De bedoeling is de effectiviteit en de kwaliteit van het stelsel van crisisbeheersing te versterken en te verbeteren. Op deze manier wil het kabinet bijdragen aan een weerbare, robuuste en daardoor veiliger samenleving. Het Beleidsplan was aangekondigd in de brief die het kabinet naar de Tweede Kamer had gestuurd naar aanleiding van de aanslag in Madrid op 11 maart 2004. Belangrijkste maatregelen uit het Beleidsplan: Om de sturing te verbeteren, wordt de Raad voor de Veiligheid en Rechtsorde (RvdVR) de vaste onderraad van de ministerraad voor alle terreinen – uitgezonderd terreurbestrijding – van crisisbeheersing.
    Het kabinet wijst de minister van BZK aan als coördinerend minister voor crisisbeheersing.In eerste instantie is een vakminister – vaak in tandemverband met de minister van BZK – verantwoordelijk van de aanpak van een crisis.
    Het blijkt in de praktijk lastig aan alle partijen te communiceren welke operationele inzet precies vereist is. Daarom komt er een eenduidig landelijk alerteringssysteem. Dit systeem is ook bedoeld als communicatiemiddel voor de burgers.
    Om de communicatie verder te verbeteren, besluit het kabinet tot de oprichting van een Expertisecentrum voor risico- en crisiscommunicatie.
    Er komen vaker grootschalige oefeningen op politiek-bestuurlijk niveau om één en ander in de praktijk te trainen.
    Op decentraal niveau gaan de veiligheidsregio’s het hart vormen van de crisisbeheersingsorganisatie.
    Het bedrijfsleven beheert het overgrote deel van de vitale infrastructuur. Ze zijn zelf eerstverantwoordelijk voor de crisisbeheersing. De overheid ziet hierop echter scherp toe en zal hierbij ondersteunen, bijvoorbeeld door het delen van informatie en het houden van oefeningen


    29 april 2004

    Persbericht ministerraad: AIVD informatie meer gebruiken
    De mogelijkheden om informatie van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) in het strafproces te gebruiken, worden verruimd. Ambtenaren van de dienst kunnen bij de rechter-commissaris uitgebreider ingaan op de inhoud van hun ambtsberichten. Daarnaast wordt een afgeschermd getuigenverhoor mogelijk. Ook mag de rechter ambtsberichten van de AIVD rechtstreeks als bewijs meewegen. De ministerraad heeft daar op voorstel van minister Donner van Justitie mee ingestemd. Het kabinet wil met dit voorstel betere en duidelijkere voorwaarden scheppen om informatie van inlichtingen- en veiligheidsdiensten te gebruiken bij de opsporing en vervolging van terroristen.


    29 april 2004

     

    Joustra gaat aanpak terrorisme coördineren
    Justitie

    Minister Donner heeft mr. T.H.J. Joustra benoemd tot Coördinator Terrorismebestrijding. Joustra wordt aangesteld als Voorzitter van het Gezamenlijk Comité Terreurbestrijding, het ambtelijk voorportaal voor de nieuwe Onderraad voor Inlichtingen, Veiligheid en Terreurbestrijding. Joustra moet ervoor zorgen dat de departementen voldoende samenwerken bij de terreurbestrijding. Het gaat om een tijdelijke aanstelling, voorlopig tot eind van dit jaar.
    Joustra werkte bij het UWV en was hij jarenlang secretaris-generaal van het ministerie van Landbouw.


    14 april 2004

     

    Debat Tweede Kamer over nota Terrorismebestrijding van 31 maart 2004
    Het Algemeen Dagblad vatte het debat als volgt samen: “Het kabinet deed toezeggingen na forse kritiek van VVD-fractieleider Van Aartsen dat het ‘laks en naief’ was tegenover het internationaal terrorisme. CDA’er Verhagen steunde hem daarin grotendeels.”
    “Premier Balkenende kondigde aan dat hij een onderraad van de ministerraad instelt, die zich zal bezighouden met terrorismebestrijding. Donner zal dit overleg coordineren. Balkenende zit de vergaderingen voor. Hiermee komt het kabinet gedeeltelijk tegemoet aan een voorstel van CDA-fractieleider Verhagen, die gisteren pleitte voor een nationale veiligheidsraad onder leiding van de minister-president”, aldus het AD


     


    5 april 2004

     

    Antwoorden op kamervragen over een mogelijke ‘Hollandse link’ met de aanslagen in Madrid
    Antwoorden van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op de schriftelijke vragen van het Tweede Kamerlid Wilders (VVD) over een mogelijke ‘Hollandse link’ met de aanslagen in Madrid (ingezonden 18 maart 2004)

     


    1 april 2004

     

    Nieuwe afspraken Nederland en Verenigde Staten
    perbericht Justitie
    Minister Donner van Justitie heeft vandaag in de Verenigde Staten nieuwe afspraken gemaakt met zijn collega Attorney General Ashcroft. Dit is gebeurd op het terrein van drugs- en terreurbestrijding en strafrechtelijke samenwerking. Het vormt een aanvulling op de afspraken die zijn gemaakt tijdens de besprekingen in maart 2003 in Nederland. De zogenaamde Agreed Steps.
    Op het terrein van terreurbestrijding is afgesproken dat de VS en Nederland de contacten zullen intensiveren. Het doel is om te komen tot verbeterde uitwisseling van gegevens en inlichtingen. Het idee is om op expert-niveau kennis en ervaring op dit terrein te delen. Het kan gaan om uitwisseling in een vroeg stadium van nieuwe onderzoeken. Daarnaast zal speciale aandacht worden gegeven aan het gebruik van valse reisdocumenten en personen of organisaties die terroristen of hun organisaties ondersteunen. Minister Donner heeft in zijn gesprek een toelichting gegeven op de nieuwe wetsvoorstellen die op dit moment in het parlement liggen. Het gaat hier om de wetsvoorstellen terroristische misdrijven en het strafbaarstellen van het rekruteren van terroristen en maatregelen die zijn voorgesteld voor het verbieden van rechtspersonen zoals een terroristische organisatie. Minister Donner heeft zijn collega’s ook geïnformeerd over de verklaring van de Europese Raad over terrorisme waarin de EU reageert op de aanslagen in Madrid. Naast het aanstellen van een nieuwe veiligheidscoördinator is ook een nieuw Actieplan terrorisme vastgesteld.


    31 maart 2004

     

    Terrorismebestrijding
    nota van ministers Donner en Remkes
    Precies twee en een half jaar na de aanslagen in de Verenigde Staten is nu ook Madrid het slachtoffer geworden van zeer gewelddadige en bloedige aanslagen. Aan het leven van 190 mensen is op gruwelijke wijze een einde gekomen, 1500 mensen zijn gewond en voor het leven getekend. Het kabinet veroordeelt deze aanslagen in de scherpste bewoordingen. Niets rechtvaardigt deze daden. Het kabinet spreekt zijn diepe medeleven uit met de slachtoffers en hun nabestaanden. De aanslag is een aanslag tegen de Westerse samenlevingen. Nederland is zo’n samenleving en daarom kan niet verzekerd worden dat Nederland gevrijwaard zal blijven van aanslagen.


    31 maart 2004

     

    Behandeling Wet Terroristische Misdrijven in Eerste Kamer
    Memorie van antwoord

    Reactie van de minister van Justitie op de op en aanmerkingen van de Eerstekamerleden


    16 maart 2004

     

    Behandeling Wet Terroristische Misdrijven in Eerste Kamer
    Voorlopig verslag commissie voor Justitie

    Op en aanmerkingen van de Eerstekamerleden


    12 maart 2004

     

    Kabinet pakt internationaal terrorisme hard aan
    perbericht Justitie
    Er komen meer mogelijkheden om internationaal terrorisme aan te pakken. Organisaties die op terrorismelijsten van de Europese Unie staan, kunnen in Nederland door de rechter worden verboden. Ook kunnen activiteiten worden stopgezet van buitenlandse organisaties die handelen in strijd met de openbare orde in Nederland.
    Deze twee nieuwe regelingen staan in een wetsvoorstel dat minister Donner binnenkort naar de ministerraad stuurt. Het wetsvoorstel moet de mogelijkheden uitbreiden om binnen het civiel recht het internationaal terrorisme te bestrijden.
    Voordat de organisaties worden aangepakt, moet de rechter verklaren dat gehandeld is in strijd met de openbare orde. Hiervoor dient het Openbaar Ministerie eerst een verzoek in. De rechter beoordeelt hierop het maatschappelijk doel en de werkzaamheden van de organisatie, en bepaalt vervolgens of ze in strijd zijn met de openbare orde.
    Met de plaatsing op een EU-lijst zijn automatisch alle tegoeden en economische middelen bevroren. Bovendien is het verboden om financiële diensten te verrichten voor of tegoeden ter beschikking te stellen aan dergelijke organisaties. Een verbodverklaring van een organisatie is niet hetzelfde als een ontbinding van de organisatie. Iemand die de activiteiten van een verboden organisatie voortzet, is wel strafbaar.


    10 maart 2004
    Notitie over jihadrekruten in Nederland
    AIVD

    Minister Remkes (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) heeft een notitie over potentiële dan wel daadwerkelijke islamistische terroristen in Nederland naar de Tweede Kamer gestuurd. De notitie is een reactie op vragen die mevrouw mr. N.A. Kalsbeek tijdens het Algemeen Overleg Bestrijding internationaal terrorisme van 30 september 2003 aan minister Remkes heeft gesteld. Mevrouw Kalsbeek vroeg om een schets van potentiële dan wel daadwerkelijke islamistische terroristen in Nederland.


    27 februari 2004

     

    Advies Terrorisme en Vreemdelingenbeleid
    De vaste commissie voor Justitie , belast met de behandeling van de brief van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 3 november 2003 (27925, nr. 103), heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen. De vragen zijn met de door de minister bij brief van 27 februari 2004 toegezonden antwoorden hier afgdrukt.


    27 februari 2004

     

    Quick scan Non-profitorganisaties en terrorismefinanciering
    FEC

    Het Financieel Expertisecentrum (FEC)* heeft een quick scan uitgevoerd naar de vraag of en in welke mate non-profitorganisaties kwetsbaar zijn voor misbruik, met name in het kader van de bestrijding van terrorismefinanciering. Uit het rapport blijkt dat er een te beperkt en te gefragmenteerd beeld is om eenduidige conclusies te trekken over de vraag of er in Nederland een probleem bestaat.
    De studie hangt samen met de aanslagen van 11 september 2001. Deze aanslagen leidden tot een
    internationale aanbeveling van de Financial Action Task Force on money laundering (FATF)** dat landen misbruik van non-profitinstellingen voor terrorismefinanciering moeten voorkomen.


    5 februari 2004

     

    Uitwisseling van opsporings- en terrorisme-informatie (TK 28845)
    VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

    De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de commissie voor de Rijksuitgaven en de vaste commissie voor Justitie hebben op 5 februari 2004 overleg gevoerd met minister Remkes van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over:
    – het rapport van de Algemene Rekenkamer Uitwisseling van opsporings- en terrorisme-informatie (28845, nr. 1);
    – de lijst van vragen en antwoorden naar aanleiding van het rapport van de Algemene Rekenkamer Uitwisseling van opsporings- en terrorisme-informatie (28845, nr. 4).


    16 december 2003

     

    Visumverlening in Schengenverband
    Lijst van vragen en antwoorden

     

     

     


    9 december 2003

     

    Wetsvoorstel terroristische misdrijven ingediend bij Eerste Kamer

     


    9 december 2003

     

    Eindstemming wetsvoorstel terroristische misdrijven
    Het wetsvoorstel is op 9 december 2003 aangenomen. PvdA, D66, VVD, ChristenUnie, SGP, CDA en LPF stemden voor.De fractie van de PvdA is daarbij aantekening verleent voor die onderdelen die betrekking hebben op het strafbaar stellen van samenspanning.


    8 december 2003

     

    Wet terroristische misdrijven
    Vierde nota van wijzingen

    Invoeging van het begrip ‘wederrechtelijk’ in de definitie van terroristisch oogmerk


    5 december 2003

     

    Remkes: Misverstanden over waarde AIVD-informatie
    In NRC Handelsblad van 24 november 2003 verscheen een kritisch artikel over de AIVD: ‘AIVD schiet tekort in uitvoering van kerntaken.’ Het artikel zette vraagtekens bij de waarde van informatie van de AIVD in terrorisme-strafzaken. Op 3 december 2003 reageerde minister Remkes van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in dezelfde krant onder de kop ‘AIVD-informatie niet bedoeld voor strafproces’. De minister wil zo enkele misverstanden over (het gebruik van) AIVD-informatie ontkrachten.


    2 en 4 december 2003

     

    Wet terroristische misdrijven
    Handelingen debat Tweede Kamer

    2 december
    4 december
    Behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer


    24 november 2003

     

    Louis Sèvéke (OBIV) : AIVD schiet tekort in uitvoering van kerntaken
    Zolang de informatie van de inlichtingendienst AIVD niet betrouwbaar genoeg is, is het geen goed idee met nieuwe repressieve wetgeving op het terrein van terroristische misdrijven te komen, meent Louis Sèvéke. Over de aansturing van en de controle op de inlichtingendienst AIVD is de afgelopen maanden weer veel te doen geweest. Helaas is minder aandacht uitgegaan naar de kernactiviteit van de dienst: levert hij voldoende, juiste en betrouwbare informatie om het hoofd te bieden aan allerhande bedreigingen van de staatsveiligheid? Internationaal bestaat er juist op dat vlak veel commotie. Begonnen de Amerikanen en de Britten immers niet een oorlog op grond van onjuiste of gemanipuleerde inlichtingen?


    3 november 2003

     

    Reactie van de minister voor V&I op het advies “Vreemdelingenbeleid en Terrorismebestrijding” van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken
    In mei 2003 zond ik uw Kamer het aan mij uitgebrachte advies “Vreemdelingenbeleid en terrorismebestrijding” van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ). De ACVZ is een bij (de Vreemdelingen)wet ingesteld adviesorgaan in de zin van de kaderwet adviescolleges, dat tot taak heeft de regering te adviseren over het vreemdelingenrecht en vreemdelingenbeleid. In deze brief treft uw Kamer mijn reactie op dit advies aan, mede namens mijn ambtsgenoten van Buitenlandse Zaken, Justitie, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Defensie. Hieronder volgt een samenvatting van het advies, een korte algemene reactie en de reactie op de aanbevelingen uit het advies.


    29 oktober 2003

     

    Uitwisseling van opsporings- en terrorisme-informatie (TK 28845)
    Lijst van vragen en antwoorden
    Naar aanleidng van het rapport Uitwisseling van opsporings- en terrorisme-informatie hebben de leden van de Tweede kamer veel vragen gesteld.


    29 oktober 2003

     

    Notitie informatie van inlichtingen- en veiligheidsdiensten in het strafproces
    Tijdens de eerste termijn van het algemeen overleg over de notitie ‘Terrorisme en de bescherming van de samenleving’ (Kamerstukken II 2002/2003, 27 925, nr. 94) en enkele andere stukken inzake de bestrijding van het internationaal terrorisme dat plaatsvond op 30 september jl. is mij verzocht Uw Kamer een samenhangende notitie te doen toekomen over het gebruik van informatie van inlichtingen- en veiligheidsdiensten in het strafproces. Voorts is mij verzocht deze notitie zo mogelijk nog voor de tweede termijn van het algemeen overleg aan Uw Kamer toe te zenden. Tegen toezending van een dergelijke notitie binnen de voorgestelde tijdspanne heb ik tijdens het overleg ingebracht dat in dat geval de notitie vooruit zou lopen op rechtspraak waarin het gebruik van AIVD-informatie in het strafproces aan de orde is. Uw Kamer heeft hiervoor begrip getoond, maar vroeg mij wel om binnen de gestelde termijn een overzicht te verstrekken van de onderwerpen die in de samenhangende notitie worden besproken. Gaarne voldoe ik met het onderstaande aan dit verzoek


    23 oktober 2003

     

    Visumverlening in Schengenverband
    Rekenkamer

    Proces visumverlening functioneert niet goed
    Geen garanties voor veiligheid; risico van illegaal verblijf
    Hoewel er jaarlijks rond de 400.000 visa voor het Schengengebied bij Nederland worden aangevraagd, weet de overheid niet hoeveel vreemdelingen er jaarlijks Nederland en daarmee het Schengengebied binnenkomen en uitgaan. Dit komt doordat de registratiesystemen tekortschieten. De behandeling van aanvragen en toekenning van visa, die voor 95% door de Nederlandse ambassades in het buitenland gebeurt, wisselt sterk in kwaliteit. Op dit moment zijn er onvoldoende garanties voor het beperken van veiligheidsrisico’s in verband met terrorisme en criminaliteit, en bestaat het risico van illegaal verblijf. Dit staat in het rapport Visumverlening in Schengenverband, dat de Algemene Rekenkamer vandaag publiceert.
    Bij de visumverlening zijn veel actoren betrokken. Voor Nederland zijn de belangrijkste instanties in deze zogenoemde visumketen: de ambassades en beleidsdirecties van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, de Immigratie- en Naturalisatiedienst en de Visadienst van het Ministerie van Justitie, de Vreemdelingendiensten, de Koninklijke Marechaussee en de Zeehavenpolitie.

     

     


    20 oktober 2003

     

    Wet terroristische misdrijven
    Verslag van een hoorzitting

    Gehoord werden mr. dr. H.G. van der Wilt, UvA, prof. Y. Buruma, KUN, mevr. dr. B. Bo hler, advocatenkantoor Bohler, Franken, Koppe en Wijngaarden, prof. dr. mr. E.R. Muller, COT.


    26 september 2003

     

    Wet terroristische misdrijven
    NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET NADER VERSLAG

    Met belangstelling heb ik kennisgenomen van het nader verslag, vastgesteld op 12 september 2003. Graag maak ik van de gelegenheid gebruik, op de in het verslag gemaakte opmerkingen te reageren en de gestelde vragen te beantwoorden.


    23 september 2003

     

    Wet terroristische misdrijven
    Derde Nota van wijzingen

    Een aantal redactionele wijzingen en wijziging van de kernenergiewet


    23 september 2003

     

    Wet terroristische misdrijven
    Nader verslag

    De vaste commissie voor Justitie1 heeft, na kennisneming van de nota naar aanleiding van het verslag en de tweede nota van wijziging besloten een nader verslag uit te brengen. De commissie voert als reden voor haarbesluit aan, dat de tweede nota van wijziging een tweetal ingrijpendewijzigingen bevat ten opzichte van het oorspronkelijke wetsvoorstel,
    namelijk de voorgestelde strafbaarstelling van rekrutering ten behoeve van de jihad en de voorgestelde strafbaarstelling van samenspanning tot bepaalde terroristische misdrijven. De commissie heeft tegen die achtergrond de behoefte nog enkele opmerkingen te maken en vragen ter beantwoording aan de regering voor te leggen.

     

     


    23 september 2003

     

    Specifieke beperkende maatregelen met het oog op de strijd tegen het terrorisme.
    Directie Wetgeving Douane, Afdeling Materieel Douanerecht en Niet-Fiscale Wetgeving

    Er zijn maatregelen vastgesteld tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme.
    Deze maatregelen omvatten met name maatregelen met betrekking tot het bevriezen van tegoeden, financiële middelen en economische middelen die in bezit of eigendom zijn van of gehouden worden door aangewezen natuurlijke- of rechtspersonen, groepen of entiteiten. Aan genoemde groepen, entiteiten of personen mogen direct noch indirect tegoeden, financiële middelen en economische middelen ter beschikking worden gesteld. Het is verboden willens en wetens deel te nemen aan activiteiten die ertoe strekken of tot gevolg hebben dat vorenstaande maatregelen worden ontdoken.
    De nationale bepalingen zijn opgenomen in de Sanctieregeling terrorisme 2002, Sanctieregeling terrorisme 2002 II, Sanctieregeling terrorisme 2002 III en de Sanctieregeling meldplicht transacties terrorisme. Bij Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB (PbEG L 341 van 28 december 2001) zijn met ingang van 27 december 2001 bepalingen vastgesteld betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme. Bij dit gemeenschappelijk standpunt is onder andere aangegeven wat onder terroristische daden begrepen moet worden. In de bijlage bij dit standpunt zijn personen, groepen en entiteiten vermeld die betrokken zijn bij terroristische daden. Bij het Gemeenschappelijk Standpunt 2002/847/GBVB (PbEG L 295 van 30 oktober 2002) zijn Jose Maria Sison en de New Peoples Army aan de bijlage toegevoegd.
    Bij het Gemeenschappelijk Standpunt 2003/482/GBVB (PbEU L 160 van 28 juni 2003) is een nieuwe lijst van personen, groepen en entiteiten vastgesteld; Gemeenschappelijk Standpunt 2003/402/GBVB is daarbij ingetrokken. Bij het Gemeenschappelijk Standpunt 2003/651/GBVB (PbEU L 229 van 13 september 2003) is een nieuwe lijst van personen, groepen en entiteiten vastgesteld; Gemeenschappelijk Standpunt 2003/482/GBVB is daarbij ingetrokken.


    21 augustus 2003

     

    Wet terroristische misdrijven
    TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

    Op 24 juni 2003 is aan de Tweede Kamer toegezonden de notitie `terrorisme en de bescherming van de samenleving’ (Kamerstukken II 2002/03, 27 925, nr. 94). In deze notitie is aangegeven welke maatregelen de regering nodig acht om op een effectieve wijze terroristische activiteiten aan te pakken. Daartoe behoren ook maatregelen die zien op verbetering van een op terrorismebestrijding afgestemde juridische infrastructuur. Aangekondigd wordt een aanpassing van het Wetboek van Strafrecht, strekkend tot strafbaarstelling van rekrutering ten behoeve van de jihad, alsmede strafbaarstelling van samenspanning tot het begaan van terroristische misdrijven. In deze nota van wijziging zijn beide maatregelen uitgewerkt en ondergebracht in het wetsvoorstel terroristische misdrijven.


    25 juli 2003

     

    Contraterrorisme in Nederland
    drs. E.S.M. Akerboom, Directeur democratische rechtsorde Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD)

    11 September heeft op pijnlijke wijze duidelijk gemaakt dat terrorisme een bedreiging van de nationale veiligheid vormt. Nationaal en internationaal staat terrorismebestrijding dan ook hoog op de politieke agenda. Drs. E.S.M. Akerboom, directeur democratische rechtsorde van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, schreef in het juninummer van het Tijdschrift voor de Politie een artikel over contraterrorisme in Nederland. Dit artikel schetst (de radicalisering van) het islamistisch terrorisme in Nederland en de werkwijze van de AIVD. Hierbij wordt gewezen op het grote belang van een intensieve samenwerking tussen de AIVD en de politie.


    27 juni 2003

     

    AIVD in de rechtszaal, Donner wil bewijsmateriaal AIVD wettig maken
    Ravage nr 9, door Wil van der Schans

    Tot tweemaal toe leidde rechtszaken tegen vermeende moslim-terroristen in Rotterdam, die gebaseerd waren op informatie van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) tot vrijspraak van de verdachten. Dit deed de discussie weer oplaaien over een wetswijziging, die mogelijk moet maken dat informatie van de AIVD gebruikt kan worden in processen tegen terroristen. Minister van Justitie Donner kondigde op 20 juni aan een wetswijziging voor te bereiden. Glijdt Nederland alsnog af naar een geheime dienststaat?


    25 juni 2003

     

    Uitwisseling van opsporings- en terrorisme-informatie (TK 28845)
    Lijst van vragen en antwoorden
    Naar aanleidng van het rapport Uitwisseling van opsporings- en terrorisme-informatie hebben de leden van de Tweede kamer veel vragen gesteld.


    24 juni 2003

     

    Werven jihad strafbaar en verbod op terroristische organisaties
    Terrorisme vormt een bedreiging voor de veiligheid van de samenleving. Er worden diverse instrumenten ingezet om daar in te kunnen grijpen waar de (voorgenomen) acties kunnen leiden tot een doelbewuste ontwrichting van de samenleving. Naast de bestaande instrumenten, stelt het kabinet voor enkele nieuwe maatregelen te ontwikkelen

    Aanbiedingsbrief notitie terrorisme

     

    Notitie ‘Terrorisme en de bescherming van de samenleving’

     


    24 juni 2003

     

    Convenant inzake uitwisseling van gegevens tussen de Algemene inlichtingen- en veiligheidsdienst en de Immigratie- en naturalisatiedienst
    Het hoofd van de Algemene inlichtingen-en veiligheidsdienst (AIVD) en de hoofddirecteur van de Immigratie en naturalisatiedienst (IND), Overwegende dat de AIVD en de IND bij de uitvoering van hun wettelijke taken belang hebben bij gegevens waarover de andere partij beschikt en partijen deze gegevens aan elkaar wensen te verstrekken;
    Komen met inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke bepalingen, in het bijzonder de artikelen 17, 36 e.v. van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv 2002), alsmede de artikelen 107 en 107a van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), tot de volgende afspraken:


    20 juni 2003

     

    Brief aan de Tweede Kamer over het nieuw stelsel bewaken en beveiligen
    Minbzk.nl
    Bij brief van 17 december 2002 bent u in kennis gesteld van het standpunt van het kabinet naar aanleiding van de bevindingen van de Commissie feitenonderzoek inzake de veiligheid en beveiliging van de heer W.S.P. Fortuyn. In dit kader informeren wij u thans nader over de voornemens met betrekking tot een nieuw stelsel van bewaken en beveiligen.


    1 juni 2003

     

    Terrrorismefinanciering en terrorismebestrijding
    Financieel Expertise Centrum

    De werkgroep ‘Terrorismefinanciering en terrorismebestrijding bestaat uit vertegenwoordigers van de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst, de Autoriteit Financiële Markten, Belastingdienst/Amsterdam, De Nederlandsche Bank, FIOD-ECD, Korps Landelijke Politiediensten, Meldpunt Ongebruikelijke Transacties, Openbaar Ministerie, Pensioen- & Verzekeringskamer en Politie Amsterdam-Amstelland. In de periode maart 2002 tot en met mei 2003 heeft de werkgroep de onderhavige rapportage geschreven over de financiering van terrorisme. Deze rapportage is in het kader van de taakstelling van het FEC, de bevordering van de integriteit van de financiële sector, geschreven voor de ministers van Financiën, Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de FEC-participanten en alle andere instanties die betrokken zijn bij de bestrijding van terrorisme. De werkgroep beoogt met deze rapportage de kennis over de financiering van terrorisme te vergroten en de taakuitoefening van de FEC-participanten te versterken.


    6 mei 2003

     

    Vreemdelingenbeleid en terrorismebestrijding
    Adviescommissie voor vreemdelingenzaken

    De Acvz heeft een analyse gemaakt van internationale maatregelen ter bestrijding van terrorisme op het terrein van het vreemdelingenbeleid en ook een aantal nationale veiligheidssystemen op dit gebied onder de loep genomen. Het resultaat is een serie concrete aanbevelingen om het veiligheidsbeleid met betrekking tot vreemdelingen te verbeteren.
    Daarbij gaat het niet alleen om technische voorzieningen en wettelijke maatregelen, maar ook om de “human intelligence”, d.w.z. het optimaal gebruik van de ogen en oren van degenen die in een overheidsfunctie met vreemdelingen in aanraking komen. Daartoe is nodig dat zij allen doordrongen zijn van het belang van alertheid
    en het samenwerken om incidentele informatie te bundelen.
    Maatregelen ter preventie en bestrijding van terrorisme mogen nooit resulteren in een maatschappij die vijandig staat tegenover vreemdelingen in het algemeen of een overheid die “alles mag”. Dat vraagt om het vinden van een balans tussen veiligheid, rechtvaardigheid en vrijheid. Die afweging is de ACVZ niet uit de weg gegaan.
    De kans op terroristische activiteiten waar ook ter wereld is niet uit te bannen maar kan door een slimme en efficiënte inzet van mensen en middelen wel degelijk worden verkleind. Daartoe geeft dit advies een aantal bouwstenen.

     

     


    10 april 2003

     

    Brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het islamistisch terrorisme
    Het Kamerlid Wilders (VVD) heeft minister Remkes van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gevraagd de Tweede Kamer een brief over het islamistisch terrorisme te sturen. Aanleiding tot dit verzoek vormde een artikel in NRC Handelsblad van 5 april 2003 over de gevaren van Al Qa’ida en andere islamistische en extremistische organisaties. Op 10 april 2003 heeft minister Remkes aan dit verzoek voldaan

     

     


    10 maart 2003
    Beantwoording vragen over voortgangsrapportage Terrorismebestrijding


    10 maart 2003

     

    Terrorisme en criminele burgerinfiltratie
    Bij de behandeling van de Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden heeft de
    Tweede Kamer een motie aanvaard, waarin is vastgelegd dat de inzet van
    criminele burgerinfiltranten niet is toegestaan (Kamerstukken II, 1998-99, 25
    403 en 23 251, nr. 33). De Kamer kwam tot dit besluit op grond van de
    overwegingen dat het werken met een criminele burgerinfiltrant een hoog
    processueel afbreukrisico kent, het handelen van een criminele burgerinfiltrant
    in het algemeen slecht controleerbaar is en omdat vanwege het veel
    voorkomen van een ‘dubbele agenda’ bij een criminele burgerinfiltrant slecht
    te controleren is of deze niet wordt uitgelokt strafbare feiten te plegen waarop
    zijn opzet niet al was gericht (het zogenaamde Tallon-criterium).
    De aanslag van 11 september 2001 heeft de wereld geconfronteerd met een
    vorm van misdadigheid, i.c. het internationaal terrorisme, die ons ertoe dwingt
    alles in het werk te stellen nieuwe aanslagen te voorkomen. Dat geldt met
    name als Nederland een rol kan spelen in een internationaal lopend
    onderzoek. Mijn ambtvoorganger heeft de heroverweging van de opstelling ten
    opzichte van de criminele burgerinfiltrant reeds aangekondigd (zie onder
    andere Kamerstukken II, 2001-2002, 28 000 VI, nr. 20, p. 1366-1399). Deze brief
    strekt ertoe hierover een nadere standpuntbepaling te formuleren. Kort
    geleden heb ik in een internationaal, strafrechtelijk terrorismeonderzoek
    moeten besluiten van het bestaande beleid af te wijken.


    10 maart 2003

     

    Louis Sévèke : Veiligheidsdienst mag veel te veel
    Keer op keer blijkt dat er onvoldoende controle is op het handelen van de binnenlandse veiligheidsdienst. Ze kan haar taakstelling erg ruim en creatief interpreteren. Het is tijd voor een parlementair onderzoek en duidelijker regels.
    Onderzoek van de commissie Van den Haak, in december 2002, toonde aan dat de voormalige Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) bepaald weinig had gedaan met een opdracht van voormalig minister De Vries van binnenlandse zaken. De dienst had niet de gewenste dreigingsanalyse ten aanzien van Pim Fortuyn verricht. Deze week doet zich het spiegelbeeld voor. Dezelfde dienst heeft in 2000 een soort van veiligheidsonderzoek gedaan naar de gangen van de destijds beoogde huwelijkspartner van prinses Margarita, de heer De Roy van Zuydewijn. Op eigen initiatief.


    6 januari 2003
    Aanbieden rapport Gegevensuitwisseling en Terrorismebestrijding

    Rapport Gegevensuitwisseling en terrorismebestrijding (in PDF-formaat; 06-01-2003)

    De werkgroep had tot taak te bezien of op grond van de bestaande regelgeving voldoende mogelijkheden tot informatie-uitwisseling bestaan, in het bijzonder op het terrein van terrorismebestrijding, en waar dat niet het geval mocht zijn, voorstellen te doen voor verbetering hiervan.
    In het rapport worden drie aanbevelingen gedaan. In de eerste plaats wordt aanbevolen in de Wet politieregisters zogenaamde themaregisters in het leven te roepen. Met behulp van themaregisters kan een bepaald strafrechtelijk relevant thema worden onderzocht, in het bijzonder terrorisme. In het themaregister kunnen gegevens worden opgeslagen over groepen van onverdachte personen ten aanzien van wie aanknopingspunten bestaan dat zij betrokken kunnen zijn bij het beramen, voorbereiden of plegen van misdrijven die verband houden met het te onderzoeken thema. Deze aanbeveling zal nader worden uitgewerkt en een wijziging van de Wet politieregisters zal in voorbereiding worden genomen.
    De tweede aanbeveling heeft betrekking op de gegevensverstrekking door financiële toezichthouders aan de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Er zijn geen wettelijke beletselen om tot informatie-uitwisseling te komen. De werkgroep beveelt aan te bezien of de Minister van Financiën een rol zou kunnen spelen bij verzoeken van inlichtingen- en veiligheidsdiensten aan financiële toezichthouders tot verstrekking van gegevens in situaties waarin deze instanties van mening verschillen over de te maken belangenafweging. Daarbij zou de belangenafweging tussen enerzijds een goede (voortzetting van de) taakuitvoering van de financiële toezichthouders en anderzijds de taakuitvoering van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten door hem kunnen geschieden. Deze aanbeveling zal ik in overleg met mijn ambtgenoten van Financiën en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties nader bezien.
    De derde aanbeveling heeft betrekking op het aftappen van satellietcommunicatie voor de opsporing van strafbare feiten. Onder andere is informatie ingewonnen over de technische aspecten van satellietcommunicatie. Gelet op de zeer specifieke technische aard van deze vorm van telecommunicatie en van de wijzen waarop deze vorm van telecommunicatie kan worden afgetapt, beveelt de werkgroep aan nader onderzoek te doen. Hierbij dient aan de orde te komen de technische mogelijkheden voor het gericht onderscheppen van satellietcommunicatie, zowel met medewerking van de exploitant van een grondstation, als zonder dergelijke medewerking. Voldoende inzicht hierin is nodig om te kunnen vaststellen of wijziging van het Wetboek van Strafvordering noodzakelijk is, om het aftappen van deze vorm van telecommunicatie ten behoeve van de opsporing mogelijk te maken.


    9 december 2002

     

    Nota Rekrutering in Nederland voor de jihad
    AIVD

    Volgens een voorzichtige schatting van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) worden in Nederland enkele tientallen jongeren voorbereid op deelname aan de jihad, de gewelddadige islamitische strijd. De rekrutering van deze jongeren is de uitdrukking van een sluipende worteling van een gewelddadig radicaal-islamitische (islamistische) stroming in de Nederlandse samenleving. Volgens minister Remkes is het uitermate onwenselijk dat in Nederland levende moslims verstrikt raken in het web van radicale en gewelddadige netwerken en zo betrokken raken bij gevechtshandelingen of terroristische acties in binnen- en en buitenland. Daarbij moet volgens hem voor alles worden voorkomen dat er in de samenleving een kloof ontstaat tussen moslims en niet-moslims. Dit betekent een brede benadering, waarin het tijdig onderkennen van rekruteringsactiviteiten van belang is, allereerst in de islamitische gemeenschap zelf. Ouders, imams en moskeeën hebben een belangrijke verantwoordelijkheid zelf zo vroeg mogelijk op te treden tegen rekruteringspogingen. Ook moeten opsporing en vervolging plaatsvinden en moet het integratiebeleid met kracht worden voortgezet.


    2 december 2002
    de vijfde voortgangsrapportage terrorismebestrijding


    10 september 2002
    Nadere informatie over het actieplan Terrorismebestrijding en Veiligheid
    Bijna een jaar na de dramatische gebeurtenissen in de Verenigde Staten lijkt het ons een goed moment uw Kamer op de hoogte te stellen van de meest recente informatie op het gebied van de bestrijding van terrorisme. Recentelijk heeft u uit de media kunnen vernemen dat in de afgelopen maanden in Europa en onlangs ook in Nederland aanhoudingen zijn verricht van vermoedelijke Al Qa’ida terroristen. Deze berichten, een jaar na de schokkende gebeurtenissen op 11 september vorig jaar, illustreren dat de bestrijding van terrorisme door de overheid zeer serieus wordt genomen. Het kabinet zal erop blijven toezien dat alle reeds ingezette maatregelen zoals uiteengezet in het actieplan Terrorismebestrijding en Veiligheid (5 oktober 2001) ten behoeve van de intensivering van de strijd tegen het terrorisme daadwerkelijk zullen worden uitgevoerd. Indien nodig zal het kabinet niet schromen aanvullende maatregelen te nemen.


    10 september 2002

     

    Theo Bot: ‘Hier wordt ook op slechteriken gejaagd’
    Heel Nederland kende de Binnenlandse Veiligheidsdienst, de geheime dienst die waakte over de staatsveiligheid. Maar de BVD is niet meer. Sinds eind mei is een nieuwe Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten van kracht en heet de dienst: Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD). Theo Bot is als plaatsvervangend hoofd de tweede man in de top van de organisatie. Wat heeft een voormalig officier van justitie te zoeken bij de geheimste afdeling van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties?

     

     


    12 juli 2002
    de vierde Voortgangsrapportage actieplan terrorismebestrijding


    4 juli 2002
    Wetsvoorstel strafbaarstelling lidmaatschap van een terroristische organisatie, nr A, nr B, nr 1 en 2, nr 3, nr 4


    18 maart 2002
    Antwoord van de regering op vragen van de Tweede Kamer over de Tweede Voortgangsrapportage


    15 maart 2002
    Derde voortgangsrapportage actieplan terrorismebestrijding


    13 maart 2002
    De ministers van Financën en van Justitie bieden de Tweede Kamer het Typologie rapport van de FATF aan. Dit rapport is opgemaakt naar aanleiding van de zogenaamde Typologiebijeenkomst van de leden van de FATF in november 2001 te Wellington, Nieuw-Zeeland en is onlangs tijdens de Plenaire vergadering van de FATF te Hong Kong-China definitief vastgesteld. Het Typologie rapport beschrijft een aantal trends zoals die voren komen bij de bestrijding van het witwassen en de financiering van terrorisme. Naast theoretische informatie en aanbevelingen aan leden en niet-leden van de FATF bevat het rapport ruim 20 praktische voorbeelden van witwassen en financiering van terrorisme.


    21 december 2001
    Uitgebreid pakket justitie-wetgeving tegen terrorisme
    Minister A.H. Korthals van Justitie heeft bijna tien belangrijke wetswijzigingen onderhanden ter bestrijding van het internationale terrorisme. De wetsvoorstellen bieden betere mogelijkheden om terrorisme te bestraffen en op te sporen.


    23 november 2001

     

    Ambtsbericht van de BVD over Takfir Wal Hijra
    BVD
    De Binnenlandse Veiligheidsdienst verricht in het kader van zijn wettelijke taken ondermeer onderzoek naar fenomenen en maakt op basis hiervan analyses. Als resultaat van een onderzoek naar het fenomeen Takfir Wal Hijra is een analyse vervaardigd. waarin de theoretische basis van de verschillende varianten van deze stroming binnen het radicale islamisme wordt uiteengezet. Bij de totstandkoming van de studie is gebruik gemaakt van gezaghebbende openen gesloten bronnen. Zie ook Nova van 3 februari 2003


    14 december 2001
    Tweede voortgangsrapportage m.b.t. het actieplan Terrorismebestrijding
    Aanbiedingsbrief aan de Tweede Kamer van Tweede voortgangsrapportage m.b.t. het actieplan Terrorismebestrijding en Veiligheid van 5 oktober 2001 + resultaten van de veiligheidsmonitor (Monitor VS) (in PDF -formaat)


    16 november 2001
    Nota Integriteit Financile sector en terrorismebestrijding
    Bij brief van het kabinet dd 5 oktober 2001 is aan de Tweede kamer het actieplan Terrorismebestrijding en veiligheid gepresenteerd. Hoofdstuk 5 van het actieplan heeft betrekking op de integriteit van de financile sector en terrorismebestrijding. In dit hoofdstuk is een dertiental actiepunten gedentificeerd die bijdragen aan het traceren van relaties tussen financieringsstromen en terroristische activiteiten. Het laatste actiepunt van dit hoofdstuk (33) bevat de toezegging dat over de meer specifieke uitwerking van deze punten op korte termijn een nota Integriteit financile sector en terrorismebestrijding zal worden uitgebracht.


    13 november 2001
    Wijziging begroting Binnenlandse Zaken in verband met terrorismebestrijding
    Naar aanleiding van het actieplan terrorismebestrijding heeft Binnenlandse Zaken de begroting aangepast, meer geld voor de BVD en de politie

     

     


    26 oktober 2001
    Voortgangsrapportage actieplan terrorismebestrijding
    Een uitwerking van het actieplan terrorismebestrijding van 5 oktober. Veel nadruk op uitbreiding van de taken en midelen van de BVD, nauwere samenwerking politie en inlichtingendiensten, meer grenscontrole, toepassen van biometrische kenmerken. Een uitgebreide kritiek op de plannen schreef Ties Prakken in het NJB van 2 november 2001

     

     


    24 oktober 2001
    Verslag van het algemeen overleg van de vaste commissie voor Justitie, voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, voor Defensie en voor Financien over terrorismebestrijding en veiligheid.


    18 oktober 2001
    Minister Korthals kondigt aan Wet Bijzondere Opsporingsmethoden aan te willen passen


    5 oktober 2001
    Actieplan terrorismebestrijding,
    Brief aan de Tweede Kamer, 5 oktober 2001

    In 43 punten geeft de regring haar eerste visie op de bestridjding van terrorisme in Nederland. BVD en politie moeten nauw gaan samenwerken, essentiele vrijheden (zoals vrijheid van communicatie) worden opgeschort. In de BITS OF FREEDOM NIEUWSBRIEF Nr. 4 van 8 oktober 2001 wordt uitgebreidt ingegaan op het actieplan. Ook Lodewijk Asscher schreef in het NRC Handelsblad een kritiek op uitbreiding van de BVD