6.3. Intimidatie van politie en justitie

Intimidatie van politie en justitie, of althans poging hiertoe, kan op haar beurt ook heel diverse vormen aannemen. Hierom is deze strategie om overheidsoptreden tegen (georganiseerde) criminaliteit te bruskeren, ook niet haarscherp te onderscheiden van de voorgaande, observatie. Neem bijvoorbeeld het plegen van een inbraak bij een politie-officier met het oog op het wegnemen van bepaalde documenten. Een dergelijke actie zou -.gelet op het doel - als een observatie-actie kunnen worden betiteld, maar -.gelet op het middel - kan zij beter als een vorm van intimidatie worden beschouwd. En dit om de reden - die ook al in de inleiding van dit hoofdstuk werd genoemd - dat het er bij de observatie van politie vr alles om gaat, geheim te houden dat de politie wordt bekeken, terwijl het er bij intimidatie juist op aankomt kenbaar te maken dat er tegen-actie wordt gevoerd.

6.3.1. Enkele algemene opmerkingen

Het is evenwel belangrijk om - alvorens de vormen van intimidatie aan te stippen waarmee politie en justitie in Amsterdam in de voorbije jaren daadwerkelijk zijn geconfronteerd - enkele algemene opmerkingen over dit
voor Nederland relatief nieuwe verschijnsel te maken. Opmerkingen die men als het ware in het achterhoofd moet hebben bij lezing van de beschrijving van de intimidatie-praktijken in kwestie. De eerste opmerking is dat zeker een aantal politiemensen er in '90-'91 rekening mee hield dat een meer strategisch optreden tegen bepaalde (Hollandse n buitenlandse) criminele groepen tot intimidatie van politie en justitie zou (kunnen) leiden. In hun ogen kon deze reactie immers worden verwacht van groepen die tot dan toe van de overheid weinig te duchten hadden gehad, maar die ten opzichte van eigen mensen en concurrerende bendes reeds meer dan eens de bereidheid hadden getoond om geweld, dreiging met geweld, maar ook dodelijk geweld, te gebruiken. Waarom dan niet tegen politie en justitie wanneer die erin zouden slagen hun illegale machtspositie in het gedrang te brengen?

In de tweede plaats mag niet over het hoofd worden gezien dat reeds vroeger al sprake is geweest van intimidatie van politie en justitie, maar deze vond toen minder opzichtig plaats en had ook niet zo'n grote omvang als sinds kort het geval is, of - zie hierna - althans het geval lijkt te zijn. Hierom is het net alsof wat er heden ten dage allemaal plaatsgrijpt een geheel nieuw fenomeen is. Maar dit is dus niet zo. In hoofdstuk 2 werd reeds aangegeven dat zowel vanuit Joegoslavische kring als door de Bruinsma-clan dreigementen aan het adres van de politie werden gericht. En - zoals in hoofdstuk 3 hieraan werd toegevoegd - ook na 1990 gingen met name Joegoslavische criminelen over tot serieuze intimidatie van politie en justitie. Ten derde mag niet worden verhuld dat het ook nog op dit moment niet altijd zo gemakkelijk is te bepalen welke voorvallen, of althans berichten over bepaalde voorvallen (die wellicht alleen maar zouden hebben plaatsgevonden), met recht en reden kunnen worden aangemerkt als uitingen van welbewuste intimidatie van politie en justitie. Dat dit niet zo gemakkelijk is heeft een aantal redenen. De eerste is dat lang niet altijd duidelijk is of duidelijk wordt uit welke hoek een bepaalde actie of zogenaamde actie komt, met als gevolg dat vroeg of laat de vraag rijst of bijvoorbeeld die (poging tot) inbraak werkelijk wel iets te maken heeft (gehad) met een bepaalde, gerichte intimidatie-campagne. Een tweede reden is dat wanneer op een gegeven moment daadwerkelijk wordt gepoogd politie en justitie te intimideren, allerhande (op zichzelf, blijkt later, onbetekende) voorvallen al vlug ook als mogelijke aanzetten tot intimidatie worden genterpreteerd; hierbij kan men denken aan de vreemde auto in de straat, het 's nachts herhaaldelijk inbellen en het toevallig verkeerd bezorgde postpakket. De derde reden is dat bepaalde voorvallen, bijvoorbeeld de toezending van een dreigbrief, een hele tijd lang om goede redenen serieus (moeten) worden genomen, maar uiteindelijk toch niets om het lijf blijken te hebben, althans de genoemde dreigementen worden niet omgezet in concrete acties. Een vierde reden is dat de media soms wel - op goede en minder goede gronden - berichten de wereld insturen over voorvallen die hebben plaatsgevonden, maar dat later met geen mogelijkheid kan worden vastgesteld hoe en waar zij zich dan (zouden) hebben voorgedaan. En dus blijft het open of op een bepaalde dag werd geprobeerd in te breken bij iemand of niet. Om al deze redenen tezamen wordt hierna dan ook niet geprobeerd het exacte aantal intimidatie-pogingen te becijferen. Noodgedwongen wordt volstaan met een zo gevarieerd mogelijke beschrijving van de herkenbare voorvallen die zich hebben voorgedaan. Dit alles neemt, in de vierde plaats, niet weg dat ook voorvallen waarvan de werkelijke betekenis niet kan worden ontcijferd en loze krantenberichten vaak toch effect sorteren. Niet altijd in de zin dat mensen zich inderdaad gentimideerd gaan voelen, maar wel in de zin dat er (door henzelf of door anderen) maatregelen worden getroffen om een mogelijke dreiging zo effectief mogelijk af te wenden. Ook al als gevolg van het feit dat niet alleen de betrokkenen zelf, maar ook hun familieleden en omwonenden zich somtijds veiliger, prettiger, voelen wanneer er effectief iets wordt gedaan om een eventuele actie tijdig af te kunnen stoppen. Tenslotte moet erop worden gewezen dat intimidatie van politie en justitie, om enig resultaat te hebben, niet altijd rechtstreeks gericht hoeft te zijn op personen die bij deze instellingen werken, hun huisgenoten, familieleden, vrienden en bekenden. Zulk een resultaat kan in beginsel ook indirect worden bereikt, namelijk door te pogen bepaalde derden te intimideren. In het onderhavige onderzoek gaat het dan hoofdzakelijk om de intimidatie van (mogelijk belastende) getuigen, bedoeld om hen ertoe te bewegen in het geheel geen (belastende) verklaring af te leggen of zulk een verklaring terug te nemen. Hun intimidatie kan vanzelfsprekend ook heel verschillende vormen aannemen. In haar meer primitieve vorm kan zij gaan van de (mondelinge) bedreiging en/of fysieke molestatie tot de toezegging van beloningen in termen van geld, goederen of een baan. Meer subtiel is de intimidatie van de kant van advocaten die van hun recht gebruik maken om verhoren van getuigen door de rechter-commissaris bij te wonen. De wetenschap, of althans het vermoeden, dat de verdachte, die bekend staat om zijn gewelddadig optreden, onmiddellijk na het verhoor zal worden bijgepraat over wat er tegen hem is verklaard, is somtijds ruim voldoende om getuigen te doen zwijgen.

6.3.2. Het beeld in de praktijk

Aanhakend op wat in het begin van deze paragraaf werd gezegd over het onderscheid tussen observatie en intimidatie, dient hier allereerst te worden onderstreept dat observatie somtijds de vorm aanneemt van zichtbaar, ja ostentatief, volgen. Zo zijn bij herhaling politiemensen op deze manier naar huis gebracht. En
deze volgerij kan inderdaad heel goed een intimiderende werking hebben, juist ook omdat zij de grens tussen ambtelijke functie en priv-leven negeert, zoniet wegvaagt. Maar dergelijke observatie kan ook in de uitoefening van de functie zlf zeer confronterende vormen aannemen. Dit heeft zich tot nu toe vooral voorgedaan met de contra-observatiegroep(en) waarvan hiervoor sprake is. In n geval dreigden leden hiervan de betrokken politiemensen met bekendmaking van bepaalde gegevens wanneer dezen hun contra-observatie niet langer wilden gedogen. In het andere geval liep het conflict uit op de blokkering van de toegang tot een politiepand door (leden van) die groep, die op haar beurt weer resulteerde in een ijzingwekkende achtervolging door de stad.

In het verlengde van het vorenstaande ligt het onverbloemd met geweld bedreigen van politie- en justitie-ambtenaren op hun werkplek - hetzij het politiebureau of het paleis van justitie, dan wel het huis van bewaring. Een hele stap verder is dan weer het daadwerkelijke molesteren van individuele ambtenaren op de openbare weg, zoals de officier van justitie mr J. Valente n keer is overkomen. Wat, zeker in een context waarin (berichtgeving over) intimidatie aan de orde van de dag is, ook intimiderend kan werken, is dat bij politile en justitile partijen in het conflict geregeld op vreemde tijdstippen wordt gebeld en de beller(s) op geen enkele manier reageren op het feit dat de telefoon wordt opgenomen of dat iemand hem/hen wat vraagt. Op dergelijke momenten kan een zeer abstracte dreiging gevoelsmatig heel concreet worden. Zij dringt via het oor als het ware door in het binnenste van een mens, maar blijft tezelfdertijd via de kabel ver op afstand. In het nabije verleden heeft deze manier van doen enkele keren tot het nemen van tegenmaatregelen geleid.

Wordt in de vorige variant gezwegen, in een andere variant wordt juist gesproken: de toezending van een dreigbrief, thuis of op kantoor of nog ergens anders. Juist omdat het niet altijd gemakkelijk is om direct te onderkennen welke de loze brieven zijn, kunnen dreigbrieven heel wat reactie teweegbrengen, zeker in het geval dat de media hun inhoud nog eens flink opblazen. De voorbije jaren is meermaals sprake geweest van brieven als deze. Slechts n keer bleek (onmiddellijk) dat het dreigement dat erin was vervat, serieus moest worden genomen. Overigens ging dit niet uit van groepen waartegen op dat moment onderzoek werd gedaan. Het was veeleer zo dat iemand, die meende dat hij met justitie nog een appeltje te schillen had, van de gelegenheid gebruik maakte om zijn vroegere eisen kracht bij te zetten.

Nog indringender zijn de inbraken en de pogingen hiertoe die hebben plaatsgevonden, of ze nu wel of niet allemaal verband hielden met de strafzaken die speelden op het moment dat ze werden gepleegd. Gewone inbraken vormen voor veel slachtoffers al een akelige aanranding van hun priv-leven, dus deze inbraken zeker. En wat de intimiderende werking zo bijzonder maakt, is dat er niet alleen ambtelijke stukken werden gestolen, maar ook persoonlijke documenten. Want beide soorten bescheiden verschaffen weer de gelegenheid om derden te chanteren, soms ook wel dealen genoemd. In het ene geval werd politie en justitie immers aangeboden dat de stukken betreffende de strafzaak in kwestie zouden worden teruggegeven wanneer de vervolging alsnog zou worden gestaakt; werd dit aanbod niet aanvaard dan zouden ze worden vrijgegeven voor publikatie met alle gevolgen van dien: beschadiging van politiemensen, gevaar voor informanten, etcetera. In het andere geval werd er in elk geval ernstig rekening mee gehouden dat bepaalde persoonlijke bescheiden zouden worden gebruikt om de mensen in kwestie persoonlijk te chanteren.

De laatste twee vormen van intimidatie ontlopen elkaar niet veel in graad van ernst. Het betreft hier enerzijds serieuze dreigementen dat een of meer politiemensen zullen worden ontvoerd. Anderzijds gaat het hier om ernstige dreigementen dat er een aanslag zal worden gepleegd, om te beginnen op een politiebureau, maar in een later stadium wellicht ook op n of meer individuele politiemensen. Wie precies verantwoordelijk moeten worden gehouden voor de incidenten die hiervoor zijn aangestipt, is voor een belangrijk deel (nog) niet bekend. In diverse gevallen hebben de veroorzakers ervan zichzelf - individueel of als groep - direct of indirect kenbaar gemaakt en kan dus met enige stelligheid over hun identiteit worden geschreven. Aannemelijk is tenminste dat enkele van de lichtere acties op het conto moeten worden geschreven van (leden van) de contra-observatie-groepen die in de vorige paragraaf zijn vermeld, in samenwerking met n of meer leden van de Amsterdamse criminele groepen waarvan de illegale activiteiten in de voorbije jaren diepgaand zijn onderzocht. Een deel van de zwaarste dreigementen kwam ongetwijfeld uit de hoek van de Joegoslavische criminele bendes.

Het is niet aan ons om in dit rapport in het lang en in het breed te onthullen hoe op al die voorvallen is gereageerd. Wel moet in het algemeen worden gesteld dat gebeurtenissen als deze natuurlijk hun sporen nalaten in de wijze waarop de politie haar opsporingstaak organiseert en uitvoert, met name ook de organisatie en uitvoering ervan beter beveiligt. Meer in het bijzonder ligt het voor de hand dat de ernstigste pogingen tot intimidatie ook in concreto leiden tot de meest verregaande consequenties. Niet alleen voor de betrokken personen zelf, maar ook voor de onderzoeken waarin zij zijn betrokken. Zo mag niet worden verzwegen dat de dreigementen uit Joegoslavische kring er mede toe hebben bijgedragen dat de betrokken bendes op een gegeven moment minder gericht, minder geconcentreerd en dus minder offensief zijn aangepakt.


vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken