10.5 Uitvoering Nederlandse assistentieverzoeken in het buitenland

10.5.1 Inleiding

Zoals hierboven reeds is uiteengezet, kent de Nederlandse wetgeving nauwelijks regels met betrekking tot uitgaande kleine rechtshulpverzoeken. Indien er een verdrag van toepassing is, vormt dat de leidraad voor de vorm waarin en de weg waarlangs het rechtshulpverzoek wordt aangeboden.

De zaaksofficier van justitie en wellicht in voorkomende gevallen de CID-officier van justitie zijn bevoegd degelijke verzoeken te doen. Er is formeel geen toestemming nodig van de landelijke officier van justitie, al vervult deze sedert Schengen een rol van toenemende betekenis. De officieren van justitie mogen echter volgens de weinige rechtspraak terzake niet om meer vragen dan waartoe zij zelf bevoegd zijn. Noot Het kan voorkomen dat de Nederlandse politie optreedt in het buitenland. Zij is daarbij gebonden aan het recht van de bezochte staat.

10.5.2 Grensoverschrijdende observatie en achtervolging in het buitenland

Uitgaande grensoverschrijdende observatie vindt regelmatig plaats. Zoals gezegd is dat in beginsel een zaak voor de lokale officier van justitie. Deze wordt door de politie om toestemming gevraagd. Als gevolg van de Schengen Uitvoeringsovereenkomst fungeert de landelijke officier van justitie echter als contactpunt. Deze zal zo snel mogelijk door de plaatselijke officier worden geraadpleegd, zeker indien alsnog een rechtshulpverzoek moet worden ingediend. Als het ernaar uitziet dat de grensoverschrijdende observatie bewijsmateriaal zal opleveren, wordt een rogatoire commissie gevraagd. Dit was bijvoorbeeld het geval bij een zich herhalende aflevering in Spanje.

In 1993 bemiddelde het LCGO in 64 uitgaande observatie-acties (in 1992: 62). Dit waren acties die in Nederland begonnen en waarvan het te achtervolgen object een of meer grenzen passeerde. In de 64 uitgaande zaken deed het LCGO 93 maal beroep op buitenlandse instanties.

In 45 gevallen betrof het Belgi, 24 maal Duitsland. Wanneer de observatie een gecontroleerde aflevering betrof naar Spanje of Frankrijk had het LCGO contact met de collega's in Belgi, Luxemburg (totaal: 6x), Frankrijk (6x) en Spanje (5x) teneinde de observatie in die landen te organiseren. Zoals hierboven reeds is vermeld wordt grensoverschrijdende observatie door artikel 40 SUO geregeld. De Nederlandse opsporingsambtenaar kan onder dezelfde voorwaarden als zijn Belgische en Duitse collega in Belgi resp. Duitsland de achtervolging voortzetten en tot staandehouding overgaan. Er is echter n verschil: de achtervolgings- en staandehoudingsbevoegdheid van Nederlandse opsporingsambtenaren kan zich over het gehele Duitse grondgebied uitstrekken (terwijl de Duitsers een actieradius van 10 km op Nederlands grondgebied hebben). Dit betekent dat een observatieteam na verkregen toestemming vier vijf uur in Duitsland kan blijven rijden; al rijdende wordt dit dan afgelost door een Duits OT. Wat Belgi betreft geldt de achtervolgingsbevoegdheid ook het gehele land en de aanhoudingsbevoegdheid tot maximaal 10 km landinwaarts. Anders dan vroeger vraagt men tegenwoordig naar verluidt voor een grensoverschrijdende observatie altijd toestemming: 10 of 15 kilometer van de grens draaien we onherroepelijk om, ook als we geen aansluitend buitenlands team hebben kunnen krijgen.

De heer De Graaf :
Het laatste transport wordt tactisch geobserveerd, via het peilbaken, door een observatieteam. Dan bent u dus al een stukje verder, want tactische observatie doe je als er toch een begin van verdenking is?
De heer Van der Veen:
Dat klopt.
De heer De Graaf:
Dus verdenkingen?
De heer Van der Veen:
Neen, neen, neen.
De heer De Graaf:
Nou stopt die tactische observatie bij de Nederlandse grens.
De heer Van der Veen:
Ja, bij de grens.
De heer De Graaf:
Dat is toch op zichzelf een behoorlijk merkwaardig toeval dat dit transport uiteindelijk leidt tot de aanhouding van de betrokken chauffeur in Engeland?

De heer Van der Veen:
Ja, dat is jammer, eerlijk gezegd, die aanhouding.
De heer De Graaf:
Heeft u niet bij uzelf gedacht: h, wat is dat raar, dat uitgerekend dat transport dan ook leidt tot aanhouding? Zou er misschien sprake zijn van een informele politietip?
De heer Van der Veen:
Nou, ik herinner mij nog wel dat men, toen ik een dag later op het IRT kwam - u kent het verhaal geloof ik al - tegen mij zei: gut, jij hebt zeker een anonieme tip gegeven aan de Engelsen. Daar was natuurlijk helemaal niks van waar.
De heer De Graaf:
De vraag nog eventjes. Zou u denken dat er een politietip is gegeven?
De heer Van der Veen:
Dat weet ik niet. Het lag niet voor de hand. De bedoeling was om een lijn op te rollen. En als die lijn niet zichtbaar was, moest die zichtbaar worden gemaakt. En als het een lijn Nederland-Engeland was, of weet ik veel welke landen er nog meer tussen zouden kunnen zitten...
De heer De Graaf:
Maar waarom stopt dan de tactische observatie aan de Nederlandse grens? Nou bent u zover dat u het ook tactisch kunt gebruiken, u laat een observatieteam rijden en er kunnen allerlei afspraken worden gemaakt over grensoverschrijdende observaties, zelfs tot en met Engeland. Noot
Grensoverschrijdende observatie wordt overgenomen door de buitenlandse autoriteiten. In Belgi gaat meestal maar n persoon mee van het Belgische OT, bij de Franse grens staat dan het Franse OT te wachten en het Nederlandse team rijdt er achter aan; in Spanje wordt het wederom overgenomen door een Spaans OT. In Zeeland schijnt grensoverschrijdende observatie naar Belgi zeer gebruikelijk te zijn. Incidenteel wordt gebruik gemaakt van buitenlandse kentekenplaten, hetgeen in overleg met de teamchef van het OT gebeurt. Ook niet-politile diensten treden soms grensoverschrijdend op. Dat geldt zowel voor de douane als voor de AID. De Afdeling rechercheondersteuning van de AID meldt dat drie vier keer per jaar grensoverschrijdend wordt geopereerd in Belgi, twee keer per jaar in Duitsland, en ooit een keer in Denemarken. Het tactisch team van de DTOO (KLPD) ontvangt jaarlijks ongeveer 5 verzoeken voor het plaatsen van peilzenderapparatuur in het buitenland.

Een voorbeeld betrof het plaatsen van een peilzender die werd bevestigd op een bus die werd gebruikt voor hasjtransport. De reis ging via Polen naar Marokko, waar hashish zou worden geladen en naar Nederland moest worden gesmokkeld. Het was eerst de bedoeling de zender in Duitsland te plaatsen. Toen deze poging mislukte werd de peilzender geplaatst in Polen na overleg met de autoriteiten. In deze actie bleef de bus staan en niet gebruikt. In dit geval werd de beslissing genomen door de officier van justitie, en de CID-officier nam de uiteindelijke beslissing.

10.5.3 Gecontroleerde aflevering in het buitenland

Dat gecontroleerde aflevering naar het buitenland voorkomt staat vast. Bij het LCGO zijn in de periode van begin april tot 27 oktober 1995, 5 nieuwe uitgaande verzoeken gemeld en 4 vervolgverzoeken. Noot Een ouder voorbeeld is het geval waarin circa meer dan 15.000 kg marihuana uit Colombia was ingevoerd in Rotterdam. Lijfelijke observatie was niet mogelijk; toch werd na een rechtshulpverzoek aan Belgi besloten met plaatsbepalingsapparatuur de drugs te laten exporteren naar Belgi en vervolgens kwam het terug in Brabant, waar tot aanhouding en inbeslagneming is overgegaan.

Het is aannemelijk dat gecontroleerde aflevering in het buitenland regelmatig voorkomt, al was het maar omdat niet alle uitgaande verzoeken om gecontroleerde aflevering hoeven te worden gemeld aan de landelijke officier en/of de LCGO. In diverse gesprekken die de commissie heeft gevoerd is de indruk ontstaan dat gecontroleerde afleveringen naar het buitenland inderdaad vaker voorkomen. Bij een ARI komen tientallen keren per jaar (2 3 keer per week of soms 1 keer per maand) verzoeken om gecontroleerde afleveringen binnen, waarvan sommige in het buitenland worden uitgevoerd. Het Douane informatie centrum werd in de laatste twee drie jaar ongeveer 40 keer van gecontroleerde afleveringen op de hoogte gesteld, welke over de buitengrenzen heengingen. Maar het totale aantal gecontroleerde afleveringen waarbij douane betrokken is ligt zeker hoger. Alleen al het Schipholteam, waarin Koninklijke marechaussee en douane samenwerken meldt een gecontroleerde aflevering aan Frankrijk van een partij marihuana, een heronezaak naar Belgi en 44 cocane-zaken naar 15 verschillende landen. Noot In het Jaarverslag van de justitile dienst van de Koninklijke marechaussee 1994 is sprake van 49 gecontroleerde afleveringen binnen Nederland naar 18 verschillende andere landen - in 1993 waren dat er 23. Er is waarschijnlijk overlap tussen de aantallen door het Schipholteam gemeld en deze aantallen.

Dit opsporingsmiddel wordt met verschillende landen gehanteerd, niet alleen in de buurlanden Belgi en Duitsland, maar ook in Spanje en Portugal. Daarbij kunnen de Nederlandse liaisons in het buitenland een rol
spelen, maar dit is niet noodzakelijk.
Er is ook een voorbeeld bekend van een gecontroleerde aflevering naar het buitenland, waarbij de bevoegde buitenlandse autoriteiten niet op de hoogte raakten en er aldus een soort doorlating naar het buitenland plaatsvond. Dat deed zich voor met een transport XTC-pillen naar Groot-Brittanni door het IRT Noord-Holland Utrecht.

De heer Lith:
Wij hadden regelmatig contact met de Engelse liaisons, alleen al geboren uit het feit dat wij die andere XTC-zaak hadden gehad. En ik heb op een goed moment eens gesproken met een Engelse liaison, zoals dat ook wel met de anderen ging, over soortgelijke casustiek. Ik liep toen aan tegen het punt dat het rechtsstelsel in Engeland anders was als bij ons als het gaat om besluitvorming en hetgeen in het vermogen ligt van de officier van justitie en de rechterlijke macht. Heel concreet heb ik met hem gesproken over de vraag hoe wij dat oplossen. Uit dat gesprek is mij volstrekt helder geworden dat hij zei: kijk, als je zoiets zou hebben en je zou mij het vermoeden aanreiken dat zoiets zou gebeuren, dan moet ik ervoor zorgen dat er gecontroleerd en ingegrepen wordt, omdat dit zo past binnen ons stelsel. Dan moet ik u toch zeggen dat dit niet paste in de methodiek van bestrijding van georganiseerde criminaliteit waarin je probeert niet alleen de kilo's en de kerels te pakken maar ook om het gehele traject er uit te lichten.
De voorzitter:
Maar heeft u daarmee in feite toch een politietip gegeven?
De heer Lith:
Neen, ik heb geen tip gegeven. (..)
De heer De Graaf:
Het ging hier niet om het doorlaten van drugs op de Nederlandse markt, maar om het feit dat u aanwijzingen, vermoedens en wellicht zelfs verdenkingen had dat er sprake was van het vervoer van XTC vanuit Nederland naar Engeland. Per keer gaat het toch om, naar wij mogen aannemen, duizenden van die pillen.
De heer Lith:
Ja, dat kan.
De heer De Graaf:
Pillen die dus uiteindelijk op de Engelse markt verdwenen zijn, zonder dat de Engelse overheid daarvan op een of andere manier op de hoogte kon worden gesteld. U heeft gezegd: het rechtsstelsel is anders. Met andere woorden: als wij tegen de Engelsen zouden zeggen dat we aanwijzingen dan wel vermoedens hebben, dan zouden ze die wagen waarschijnlijk gaan controleren. Betekent dit dat uw gesloten CID-circuit met betrekking tot dit onderzoek u zoveel waard was, dat u dacht: nou ja, pech gehad voor de Engelsen? Kan het eigenlijk wel dat, wanneer je aanwijzingen dan wel vermoedens hebt, je een partij bewust door laat gaan naar een buitenlandse markt zonder die buitenlandse overheid daarover te informeren?
De heer Lith:
Kijk, op politieniveau praatten wij daarover. Ik heb nog nooit gemerkt dat men daarvoor geen begrip had in welk buitenland dan ook waarmee ik heb gesproken. Integendeel, er zijn ook wat mensen bij ons komen kijken. Men vond de manier van werken om criminele organisaties tot in de wortels aan te pakken en het niet alleen over de kilo's en de kerels te hebben, een uitstekende werkwijze. Alleen niet overal is dat mogelijk, gelet op het legaliteitsbeginsel. Dus in die visie hebben wij met de Zweden en anderen daarover gesproken. Ik heb nooit gemerkt dat men daarmee problemen had. Integendeel, er is bij mijn weten ook naar aanleiding van deze casus altijd en goed samengewerkt met de Engelsen. Noot
Er bestaat onduidelijkheid over de vraag of de politiek verantwoordelijken hiervan op de hoogte waren.

De voorzitter:
Ik vraag u gewoon: is met medeweten van de Nederlandse overheid XTC doorgevoerd naar Engeland, zonder daarvan de autoriteiten op de hoogte te stellen? (..)
De heer Wooldrik:
Dan moet ik uit mijn herinnering putten. In het antwoord staat dat het begrip medeweten een vrij gradueel begrip is. Wat weet je? Wat wist je? Wat weet je zeker? Waar heb je een vermoeden van? Waar heb je een vaag vermoeden van? Dat zijn de gradaties die in het antwoord worden aangegeven. Op basis van informatie die de minister en ik hebben gekregen, zijn wij tot de conclusie gekomen dat het begrip medeweten een te sterke formulering is.
De voorzitter:
Maar wist u het?
De heer Wooldrik:
Ik wist het dus niet.
De voorzitter:
Heeft u het nagevraagd toen de vragen werden gesteld?
De heer Wooldrik:
Ja. (..)
De voorzitter:
Wat was dat antwoord?
De heer Wooldrik:
Het is niet gebeurd met medeweten. Er waren aanwijzingen, suggesties, mogelijkheden, maar van medeweten zodanig dat je de Engelse autoriteiten daarvan op tijd op de hoogte kon stellen, was geen sprake. Dat is het antwoord dat wij hebben gekregen. (..)

De voorzitter:
Er is sprake geweest van het doorlaten van een partij XTC. Dat is toen toch besproken met de heren Van der Veen en De Beaufort?
De heer Wooldrik:
Er is inderdaad het vermoeden dat er XTC vanuit Nederland naar Engeland is gegaan door een groepering die op dat moment door de politie in kaart werd gebracht. Zo algemeen geformuleerd, zeg ik ja. Maar het is niet zo dat men het willens en wetens, bewust en met medeweten, heeft laten gaan en dat de Engelsen erbuiten zijn gehouden. Zo is het niet.
De voorzitter:
Gezien de verplichtingen rond gecontroleerde aflevering die in het VN-verdrag staan, dat staten elkaar op de hoogte moeten stellen, was het toch beter geweest om dat wel te doen?
De heer Wooldrik:
Als de informatie van dien aard was, dat de Engelsen er wat mee konden. Naar het oordeel van degenen die deze beslissing hebben genomen, was de informatie onvoldoende sterk om het verdrag daarmee in werking te laten treden. Noot
Overigens is uit informatie van de Home Office gebleken dat de Engelsen op grond van een eigen informatie-traject tot aanhouding en inbeslagneming zijn overgegaan. Noot (Zie verder hoofdstuk 7, De Delta-methode van deze bijlage.)

10.5.4 Informanten in het buitenland

De Nederlandse politie beschikt niet over veel informanten in het buitenland. Het gebeurt echter wel dat mensen die gevraagd zijn een crimineel transport te regelen zich melden bij de ambassade - en dat zal vooral gebeuren bij een lokale liaison-officer.

Motieven om zich tot de Nederlandse liaison-officer in plaats van tot de plaatselijke politie te wenden kunnen bestaan in a) de vergeefse hoop op een visum; b) de hoop op een geldelijke beloning, die in veel landen door de lokale autoriteiten niet wordt verstrekt; c) angst voor corruptie bij de lokale politie. Indien de informant zelf bij de zaak is betrokken wordt het contact verbroken. In andere gevallen deponeert de liaison-officer zijn verhaal bij de CRI die het dan beoordeelt en het bij een korps probeert te slijten. Dat kan het korps resp. de CID-officier zijn in de regio/ het arrondissement waarnaar het vervoer plaatsvindt. Als een korps hierop reageert wordt een directe CID-matige lijn ontwikkeld en wordt de liaison-officer van hieruit gestuurd omdat hij (ondanks zijn CID-achtergrond en brede recherche-ervaring) geen ervaren informantenrunner is. In andere gevallen wordt de informant overgedragen aan de LCID; de liaison-officer is namelijk niet bevoegd informanten te runnen. Zo'n overdracht doet zich bijvoorbeeld voor als de betrokkene meldt vaker met informatie te zullen komen. Het is aannemelijk dat de liaison-officer de informant zeker in eerste instantie als contact blijft beschouwen, wiens informatie kan worden gebruikt zonder dat hem de formele informanten-status wordt verleend. Ontmoetingen met informanten en contacten in het gastland worden altijd op de ambassade gehouden.

Het is tenslotte ook mogelijk dat bijvoorbeeld een Duitse informant die informatie heeft voor een kernteam gerund blijft worden door de Duitsers. Het is niet alleen met het oog daarop belangwekkend dat soms inlichtingen over de betrouwbaarheid van informanten aan het buitenland worden verstrekt.

De voorzitter:
Meneer Theeuwes, werkt het informantencoderingssysteem?
De heer Theeuwes:
Ik werk er zelf nooit mee, maar ik hoor er ook geen klachten over. Ik neem dus aan, dat het goed functioneert.
De heer Barendregt:
Zelfs in het buitenland. Ik zal u een voorbeeld geven. Een informant die bij ons op de zwarte lijst was geplaatst, diende zich aan in Duitsland. Duitsland informeerde bij ons en wij konden Duitsland zeggen, dat die informant inderdaad onbetrouwbaar was. Noot
Een bijzonder geval deed zich voor met betrekking tot Bettine M. Om haar positie van informant / kroongetuige te handhaven werd door de Nederlandse autoriteiten een uitleveringsverzoek voor haar niet gehandhaafd.

10.5.5 Infiltratie in het buitenland

Er zijn niet veel voorbeelden van infiltratie in het buitenland bekend, waarbij de Nederlander een hoofdrol of een belangrijke bijrol speelde.
In Canada is - op basis van een Memorandum of Understanding - een twee-jaar durende actie geweest waarbij een Nederlandse infiltrant op afroep beschikbaar was. Bij de inzet van een infiltrant in Turkije werd de voorwaarde gesteld door de Centrale toetsings-commissie dat de (Nederlandse) minister van Justitie op de hoogte zou worden gesteld. Voorts is er het geval van een infiltrant die in opdracht van de politie een
ontmoeting zou hebben in Spanje met een vooraanstaande Turkse leverancier. Deze informant werd echter gearresteerd in Frankrijk toen hij werd gesnapt met een koffer met geld die bestemd was voor de criminele organisatie. Na vrijlating door het buitenland is hij in Nederland met medewerking van de Kamer gearresteerd, opdat de criminele organisatie geen repressailles zou uitvoeren.

Infiltratie in het buitenland vindt plaats op basis van wederkerigheid, hetgeen wil zeggen dat een dergelijke actie slechts wordt gehonoreerd indien de betrokken staat ook in Nederland infiltratie-acties heeft mogen laten uitvoeren. Daartoe kan, zoals met Canada, een Memorandum of Understanding worden gesloten. Het ANCPI speelt dan een cordinerende rol. Opnieuw kan onderscheid gemaakt worden tussen zaken waarin de Nederlander een bijrol vervult (als zogenaamde klant, of als vriendin van de infiltrant uit het ontvangende land) en zaken waarin een hoofdrol wordt vervuld. Het uitgangspunt voor het optreden van een infiltrant in het buitenland is dat hij in het buitenland niet meer mag dan hij hier mag en dat er een Nederlands begeleidingsteam meegaat.

Ook de betrokkenheid van de verantwoordelijke officier van justitie in Nederland is van belang. Binnen de Europese Werkgroep worden afspraken gemaakt over het lenen van elkaars infiltranten. Een Nederlandse infiltrant die in het buitenland opereert werkt volgens de Nederlandse criteria (zelfs al mag men in dat buitenland uitlokken).

De voorzitter:
Maar als een Nederlandse infiltrant onder Duitse regie dingen zou doen die hij in Nederland niet zou mogen, voelt u zich daar dan verantwoordelijk voor?
De heer Koers:
Als het een Duitse operatie is, voel ik me er niet verantwoordelijk voor.
De voorzitter:
Is dat toch niet vreemd, dat we Nederlandse opsporingsambtenaren hebben, politie-ambtenaren, die onder een ander regime werken en dan gewoon ook maar dat regime volgen en dat wij daar als het ware onze handen van af trekken, terwijl het wel onze mensen zijn?
De heer Koers:
Ja, maar ik denk dat dan de vraag is of een politiechef, waaronder ze vallen en die ze uitleent, verantwoordelijk is. Het team valt dan namelijk niet onder verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie. Het is een politieteam. Je zou hooguit kunnen zeggen, dat de korpschef en de hoofdofficier waaronder dat korps valt daarop zouden moeten letten. Maar een zaaksofficier van justitie of een unit-hoofd...
De voorzitter:
Heeft u daar in de praktijk ooit wel eens van gehoord?
De heer Koers:
Neen. En zeker niet van problemen op dat gebied. Neen. Noot Het is voorgekomen dat een burgerinfiltrant in het buitenland werd ingezet, waarbij hem toestemming werd gegeven een aantal kleine strafbare feiten te plegen - een en ander in samenwerking met de buitenlandse autoriteiten. Tenslotte moet worden herinnerd aan de sap-firma in Zuid-Amerika die door de CID Kennemerland als frontstore zou zijn gebruikt in verband met het verschepen van drugs naar Europa.

vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken