11.4 Inventarisatie van opsporingsmethoden in Engeland en Wales

11.4.1 De georganiseerde misdaad in Engeland en Wales

De aard, ernst en omvang van de georganiseerde misdaad is onderzocht door het Home Affairs Committee van het Britse Lagerhuis. Noot De omvang is aanzienlijk en groeiende. De committee uit haar ernstige bezorgheid en vraagt de regering effectieve preventieve maatregelen te nemen.

Vanuit de academische wereld wordt veel aandacht geschonken aan economische criminaliteit, zoals fraude en witwassen van illegaal verkregen inkomsten. Deze bijzondere aandacht staat vermoedelijk in verband met de betekenis van Londen als financieel centrum.

De respondenten vertelden de commissie dat voor zover het criminaliteit door autochtone Westeuropese groepen betreft, het niet zozeer lijkt te gaan om vaste groepen met een hechte interne hirarchische structuur, maar om netwerken van criminele personen met verschillende kwaliteiten. In de etnische criminele groepen zou het vooral om de familierelatie gaan die groepen tot een organisatie maakt. Termen als flatter matrix en linking pin structure worden gehanteerd om de structuur van de georganiseerde misdaad te beschrijven. De respondenten zien een stijgend aantal internationaal opererende groepen.

In het Verenigd Koninkrijk bestaat geen wetgeving op het gebied van de bestrijding van de georganiseerde misdaad, behoudens de bestrijding van het witwassen van druggelden krachtens de Drug Trafficking Offences Act 1986 (DTOA). Deze wet verplicht de financile instellingen verdachte transacties te melden bij de National Criminal Intelligence Service.

In 1988 breidde de Criminal Justice Act dit uit tot andere vormen van zware criminaliteit, hoewel bij deze vormen van criminaliteit de instellingen niet strafbaar zijn voor het nalaten van zo'n melding. Levi acht het onwaarschijnlijk dat dit systeem een belangrijk instrument zal worden in de proactieve opsporing van de drughandel of zware criminaliteit. Daarvoor wordt bij witwassen te strategisch gehandeld. Noot

11.4.2 Het Engelse strafproces

De strafvorderingswetgeving in Engeland en Wales is niet een systematisch, gecodificeerd geheel, maar een puzzle van bepalingen, regels en jurisprudentie. Noot Een geschreven Grondwet of een Bill of Rights bestaat niet. Het EVRM is niet direct toepasbaar naar Engels recht, hoewel de indirecte invloed op het terrein van de burgerrechten en -vrijheden aanzienlijk is. Noot Vaak worden met beroep op de staatsveiligheid de rechten van de belanghebbende - al dan niet verdachte - ingeperkt. Noot
Het Engelse strafproces bestaat uit een vooronderzoek en een onderzoek ter terechtzitting. Het vooronderzoek valt uiteen in twee fasen. De eerste fase, het opsporingsonderzoek, bestaat uit een onderzoek door de politie naar het (vermoedelijk) begane strafbare feit en de dader. Noot Deze procedure staat niet onder toezicht van openbaar ministerie of rechter. Aanhouding van een verdachte is wel onderworpen aan rechterlijke toetsing. Noot Betreft het een ernstig strafbaar feit, dan is er een tweede fase, bestaande uit een rechterlijke procedure waarin wordt beslist of de zaak naar de Crown Court moet worden verwezen (committal proceedings of verwijzingsprocedure). Noot Alle strafzaken worden aangebracht bij de Magistrate's Court (enkelvoudige kamer). Zij beoordeelt of de zaak in enkelvoudige kamer kan worden afgedaan dan wel of berechting door de jury moet plaatsvinden. Elk jaar worden ongeveer 90.000 zaken verwezen naar de Crown Court. In 1993/1994 is 54,5% van de zaken als summary case door de Magistrate's Court berecht en 38,9% als indictable/either way case verwezen naar de Crown Court. Noot Voor de Crown Court wordt de Crown Prosecution Service (openbaar ministerie) vertegenwoordigt door een barrister (advocaat) uit de private sfeer (meestal Counsel genoemd). Noot

Het onderzoek op de terechtzitting is openbaar en heeft een adversair karakter in plaats van inquisitoir. De rechter moet derhalve niet het bewijs voor het tenlastegelegde feit leveren, maar moet het door de twee gelijkwaardig tegenover elkaar staande partijen aangedragen bewijs tijdens de zitting toetsen met inachtneming van de door hen ingenomen procesposities. Uitgangspunten van deze procesvorm is dat de verdachte als onschuldig wordt beschouwd (presumption of innocence) zolang het tegendeel niet is bewezen en hij het recht heeft om te zwijgen. De verdachte mag op het laatste moment getuigen doen verschijnen. Dit in tegenstelling tot de vervolgende autoriteiten, die van te voren moeten laten weten welke informatie tijdens de zitting zal worden gebruikt als bewijs en welke informatie (unused material) niet zal worden gebruikt (zie ook hieronder). Deze laatste stelregel heet the obligation of disclosure. Noot Het opsporingsonderzoek is als zodanig niet onderworpen aan regelgeving, behoudens de in de Police and Criminal Evidence Act 1984 (PACE) en de Codes of Practice geregelde bevoegdheden. Deze wet en beroepscode hebben betrekking op de wijze van verhoor en enkele dwangmiddelen. Deze dwangmiddelen betreffen onder andere aanhouding, staandehouding, doorzoeking van gebouwen en voertuigen, inbeslagneming van voorwerpen en onderzoek aan lichaam en geest. Noot Voor de toepassing van deze dwangmiddelen is een machtiging nodig. Een aanhouding op straat anders dan bij heterdaad, bijvoorbeeld door middel van een val, behoeft machtiging van een superintendent, een huiszoeking van de magistrate, en uitvoering van een telefoontap van de Home Secretary (minister van Binnenlandse Zaken (en Justitie)). Noot

Op de meeste bijzondere opsporingsmethoden, waaronder de inzet van informanten, afluisterapparatuur en observatie is de PACE niet van toepassing. Noot De preventieve politietaak is onderdeel van community policing. De proactieve opsporing wordt algemeen afgeleid uit deze preventieve functie. Dit is geen serieus onderwerp van publieke discussie. Noot

De rechtmatigheid van de politile bevoegdheden wordt bepaald door de ernst van de delicten: hoe ernstiger, hoe meer de politie zich kan permitteren. Een grondregel in het Engelse bewijsrecht is dat de bewijsgaring vrij is, zolang de wet geen regels stelt aan een bewijsmiddel. Het strafproces voorziet slechts in een beperkte controle op de rechtmatigheid van het politie-optreden. Noot Niettemin wordt in de rechtspraak wel bewijs als onrechtmatig verkregen aangemerkt met als sanctie bewijsuitsluiting. Bewijs kan onder bepaalde voorwaarden wel worden uitgesloten als de fairness van het proces in het geding is. Noot Hoewel het niet letterlijk kan worden opgevat als een exclusionary rule of evidence, bepaalt artikel 78 PACE dat de rechter bewijs mag weigeren als het een negatief effect heeft op de eerlijkheid van het proces (dit geldt alleen ten aanzien van het bewijs dat wordt aangevoerd door de prosecution). Deze regel kan theoretisch worden toegepast op de inzet van agents provocateurs. Noot

Toezicht en controle op de activiteiten van de politie vindt in het algemeen niet extern, maar intern plaats, meestal door een review officer die zelf niet betrokken is bij een opsporingsonderzoek. Alternatieve remedies zijn: controle door de Inspector of Constabulary (te vergelijken met de Rijksrecherche), lay visitor schemes, Codes of Practice, civiele klachten, consulteren van de advocaat, de uitsluiting van het bewijs en de Police Complaints Authority. Noot

Feitelijk bepaalt de politie hoe het opsporingsonderzoek verloopt, maar sinds de oprichting in 1986 van de Crown Prosecution Service (CPS) neemt zij geen beslissingen meer over de strafrechtelijke vervolging. De CPS werd opgericht bij de Prosecution of Offences Act 1985 om een einde te maken aan de praktijk waarin de politie besliste over zowel de opsporing als de vervolging, alsmede het optreden in de rechtszaal verzorgde. De richtlijnen inzake de vervolgingsbeslissing van de verschillende politiekorpsen liepen sterk
uiteen en te veel zwakke zaken werden vervolgd met als gevolg een hoog percentage vrijspraken. Aan het hoofd van de CPS staat de Director of Public Prosecutions (DPP). De Attorney General is verantwoording over het CPS aan het parlement verschuldigd. Sinds april 1993 is de CPS onderverdeeld in 13 districten (Schotland en Noord-Ierland zijn niet inbegrepen), met aan het hoofd steeds een Chief Crown Prosecutor (CCP). Met de mogelijkheid om de vervolging te staken, heeft de CPS een indirect sturingsmiddel op het opsporingsonderzoek. Sinds de oprichting van de CPS wordt in een steeds vroeger stadium overleg gevoerd tussen politie en openbaar ministerie, ook over de opsporingsmethoden. Dit overleg heeft nadrukkelijk het karakter van advies.

In de beslissing over de vervolging zijn twee elementen te onderscheiden. In de eerste plaats wordt het bewijs getoetst (evidential test). Hierbij wordt beoordeeld of het bewijs bruikbaar en betrouwbaar is en of een realistisch uitzicht bestaat op een veroordeling. Vervolgens wordt de mate van publiek belang onderzocht (public interest test): hoe zwaarder het delict, des te eerder vervolging nodig geacht wordt in het belang van de maatschappij (voor de bepaling hiervan bestaan een veertiental criteria, waaronder het belang van het slachtoffer). Bij het ontbreken van een maatschappelijk belang kan van vervolging worden afgezien. De bevoegdheid van de DPP om moeilijk bewijsbare zaken niet te vervolgen komt feitelijk neer op toepassing van het opportuniteitsbeginsel. Noot

Nadat de vervolging is aangevangen draagt de politie het gehele dossier over aan de CPS. The Serious Fraud Squad en HM Customs and Excise hebben nog een zelfstandige bevoegdheid tot vervolging. Bij die overdracht hoort tevens alles uit het voortraject, inclusief de geheime onderzoeken. De CPS bepaalt welk deel van het dossier naar de verdediging gaat. Voor het gesloten houden van een deel van het dossier heeft de CPS een machtiging van de rechter nodig. De rechter ziet het hele dossier en weet waarover de verdediging niet beschikt. De goedkeuring van de rechter is gent op het bovengenoemde fairness-principe van het proces. Noot De rechter kan op die beslissing terugkomen, indien de verdediging verweer voert waarvoor kennis van het niet geopenbaarde gedeelte van belang is. De goedkeuring tot het gesloten houden is geen oordeel over de rechtmatigheid van het politie-optreden, maar over de noodzaak van openbaarheid voor een eerlijk proces. Tot voor kort waren de Attorney General's Guidelines for the Disclosure of Unused Material to the Defence (1982) de enige richtlijnen voor het vrijgeven van gevoelig materiaal door de vervolgende autoriteiten. Op 1 september 1994 werd door de CPS een aantal richtlijnen uitgevaardigd (in het bijzonder Disclosure of Unused Material: Operational Instructions) die politie en openbaar ministerie voorschrijven hoe zij om moeten gaan met gevoelige gegevens. Een aantal criteria waarmee de disclosure kan worden beoordeeld, is aan de rechtspraak ontleend: 1) is de informatie relevant of mogelijk relevant ten aanzien van een onderwerp in de zaak; 2) kan het materiaal nieuwe onderwerpen aan het licht brengen die nog niet waren gebleken uit het bewijs dat het OM wil gebruiken; 3) wat zijn de rele perspectieven dat 1) en 2) leading evidence vormen. Noot Als de politie gevoelig materiaal doorsluist naar de CPS betekent dit niet automatisch dat het materiaal wordt vrijgegeven aan de verdediging. In beginsel ligt de classificatie van materiaal als gevoelig bij de politie. De politie verzoekt (text procedure) regelmatig de naam van de informant niet bekend te maken: de Metropolitan Police ongeveer 100 keer per jaar en de South East Regional Crime Squad ongeveer n twee keer per week. Intussen heeft de regering een Consultation Document uitgebracht over het vrijgeven van informatie. Noot In dit document wordt gesteld dat de huidige criteria voor het vrijgeven van ongebruikt materiaal bezwaarlijk kunnen zijn. Politie en CPS zien graag een vergroting van de mogelijkheid om delen van het dossier gesloten te houden, vooral om zogenaamde fishing expeditions door de verdediging tegen te gaan. Met de Royal Commission on Criminal Justice is de regering thans van mening dat de materie ten aanzien van het gesloten houden van delen van het dossier zich leent voor wetgeving. Noot

11.4.3 De organisatie van de politie

Engeland en Wales hebben 43 politiekorpsen, samen goed voor zo'n 128.000 politie-ambtenaren. Noot Deze zijn zelfstandige publiekrechtelijke organen. De Chief Constable heeft volledige zeggenschap. Voor het beheer staat hij onder controle van een politiek college, dat geen gezag heeft over het politiewerk. Het beheer van de Metropolitan police - de Londense politie - valt rechtstreeks onder het Home Office. In een poging de strijd tegen de internationaal georganiseerde misdaad efficinter te maken zijn centraliseringsverschijnselen binnen het politiesysteem te bespeuren. Noot De Association of Chief Police Officers (ACPO) voorspelt dat korpsen zullen worden samengevoegd. De procedures voor dit soort fusies zijn aanzienlijk versoepeld, aangezien de minister van Binnenlandse zaken/Justitie (Home Secretary) nu meer bevoegdheden heeft voor het bepalen van de grenzen van een politiekorps. Noot
De korpsen zijn intern onderverdeeld in geniformeerde opsporingsambtenaren, verkeerspolitie en rechercheurs, die bij het Criminal Investigation Department (CID) werken. Zij zijn ondergebracht in lokale eenheden. Daarnaast kent elk korps een Special Branch (SB). Noot De SB's bestaan sinds de Police Act 1964. Zij verrichten het politieke inlichtingenwerk en houden buitenlandse diplomaten in de gaten, zorgen voor de bescherming van de koninklijke familie en publieke figuren, en controleren terroristen, extreem-rechtsen en activisten, zoals van de dierenbescherming. Voorheen werd het werk van de SB's gecordineerd door de National Joint Unit van Scotland Yard (Metropolitan Police), maar sinds de veiligheidsdienst MI5 (Military Intelligence unit 5) in 1992 de leidende rol heeft gekregen in de bestrijding van het IRA-terrorisme, functioneren de SB's meer als regionale afdelingen van MI5. De SB's verstrekken informatie aan MI5 en voeren aanhoudingen voor deze dienst uit. Bij de Metropolitan Police Special Branch werken zo'n 600 mensen, en bij de andere korpsen in Engeland en Wales in totaal zo'n 2000. Noot Als zodanig bestaat in Engeland en Wales een veel duidelijkere, meer open relatie tussen de politie- en veiligheidsdiensten dan in Nederland. Het is algemeen bekend dat de SB's hun informatie vergaren met behulp van dwangmiddelen en bijzondere opsporingsmethoden (afluisteren van telefoongesprekken, het openen van post, het gebruik van videocamera's, het fotograferen, en het gebruik van informanten en infiltranten). Noot

De Regional Crime Squads werden bijna 30 jaar geleden opgericht op basis van een samenwerkingsovereenkomst tussen de korpsen en regionale autoriteiten (artikel 13 Police Act 1964). Noot De korpsen staan 1,5% van de formatieplaatsen af aan de squads; de detachering is voor een periode van drie tot vijf jaar. Bij de eenheden werken in totaal ongeveer 1500 mensen. De zeven Regional Crime Squads, die onder leiding staan van de National Coordinator, ondersteunen de lokale politie bij opsporingsonderzoeken naar de interregionale, nationale en internationale zware misdaad. Op regionaal niveau bestaat ook een Regional Criminal Intelligence Service en een speciale drug-unit. De bevoegdheden zijn regionaal beperkt: voor het overschrijden van de districtsgrenzen is een machtiging benodigd. De hoogst verantwoordelijke is de Chief Constable (korpschef) in het district. Evenals de Special Branches hanteren de Regional Crime Squads bijzondere opsporingsmethoden. Noot Zij richten zich niet specifiek op de bestrijding en opsporing van de georganiseerde misdaad; op het terrein van de drughandel zijn echter zeer actief. De regionale eenheden werken nauw samen met de douane (HM Customs and Excise) en de National Criminal Intelligence Service (zie hieronder).

Het grootste interregionale team, de South East Regional Crime Squad (SERCS), staat onder de controle van de Police Authority Committee (vooral financin en selectie van de cordinator van het Regional Crime Squad) en de Chief Officers Management Committee (vooral organisatie, voortgangscontrole, gebouwen en technische middelen).

SERCS bedient 13 politiekorpsen, en bestrijkt een gebied van 17.000 km2 met een populatie van 24 miljoen mensen. Dit is ongeveer de helft van de totale populatie in Engeland en Wales. SERCS schat dat het met de helft van alle (zware) criminaliteit te maken heeft. Er werken 584 opsporingsambtenaren en het heeft een budget van 38 miljoen per jaar (personeelslasten maken 84% van het budget uit). SERCS is onderverdeeld in vier gebieden die worden gestuurd door twee hoofdbureau's in Crawley en Hemel Hempstead. In het jaar 1994/1995 ondernam SERCS 1.022 operaties, waarvan meer de helft te maken had met de illegale drughandel (559 operaties), waarvan ongeveer 60% ook met andere vormen van criminaliteit te maken heeft. Een klein deel (34) van de onderzoeken werd samen met de douane uitgevoerd. Naar aanleiding van de Criminal Justice Act 1987 is een centraal bureau voor de zware en complexe fraude ( Serious Fraud Office; SFO) opgericht in 1988: de verantwoordelijkheden voor de opsporing en de vervolging van zware en complexe fraude-zaken werden hierdoor binnen n organisatie geconcentreerd. Op regionaal niveau bestaan bovendien regional fraud squads. Voorbeelden van zaken die door het SFO behandeld worden zijn: de Bank of Credit and Commerce International en het Maxwell imperium. De National Criminal Intelligence Service (NCIS) werd in 1992 opgericht. De politiediensten van Schotland en Noord-Ierland zijn nog niet gentegreerd. Wel hebben zij bij het NCIS contactambtenaren en zijn zij verenigd in het Integrated National Criminal Intelligence System (INCIS). Noot NCIS wordt gefinancierd door het Home Office en valt onder de gezamenlijke politile regelingen. De staf van de NCIS telt nu 441 mensen en bestaat uit een combinatie van politie- en douanepersoneel. In oktober 1994 werd NCIS geherstructureerd. Naast een beheersdivisie omvat NCIS nu ook de divisies International, United Kingdom (UK) en Headquarters (HQ). De HQ Division omvat een Operations Support Unit, een International Coordination Unit (waaronder de European Police Office desk), Policy and Research Unit en een Strategic and Specialist Intelligence Branch. Deze laatste divisie bestaat weer uit eenheden die zich bezighouden met de
georganiseerde misdaad (Organised Crime Unit, waar onder andere een netwerk voor de verzameling van inlichtingen van informanten wordt ontwikkeld), economische delicten (de Economic Crimes Unit fungeert als meldpunt voor verdachte transacties onder de Drug Trafficking Offences Act 1986 en de Criminal Justice Acts van 1988 en 1993 en onderzoekt deze), verdovende middelen (Drugs Unit, die strategische inlichtingen verschaft aan opsporingsdiensten en ministeries en in het bijzonder kijkt naar trends in het lokale gebruik van drugs, de invoerroutes en de opkomst van nieuwe drugs) en bijzondere misdrijven (voetbalvandalisme, pedofilie). De UK divisie ziet toe op het werk van de vijf regionale NCIS-bureaus, die zijn te vinden in Londen, Birmingham, Bristol, Manchester en Wakefield. De internationale divisie tenslotte onderhoudt een netwerk van Europese Drugs Liaison Officers (DLO's) en huisvest zeven buitenlandse contactambtenaren. Interpol NCB is bij deze divisie ondergebracht.

De meeste zachte informatie die naar NCIS toegaat is afkomstig van de Regional Crime Squads. Noot Vermeldenswaard is nog het bestaan van het onafhankelijke Financial Fraud Information Network (FFIN), waarbinnen informatie verzameld en verspreid wordt over mogelijke zaken van zware fraude en andere vormen van zware criminaliteit. Het grootste politiekorps in Engeland, de Metropolitan Police Force, leidt verder nog een Joint Action Group on Financial Crime en een Joint Action Group on Organised Crime, die als meer informele netwerken fungeren voor de uitwisseling van informatie en ervaring teneinde het inzicht in de georganiseerde en de economische criminaliteit te verbeteren.

11.4.4 Opsporingsmethoden

De Engelse politie hecht sterk aan het belang van het inlichtingenwerk (intelligence) voor de opsporing. Een succesvolle preventie en vervolging van georganiseerde misdaad is sterk afhankelijk van de zachte informatie die wordt verkregen van informanten en door middel van observatie. Noot Het Home Office en de NCIS menen dat het vrijgeven van gevoelige informatie vaak leidt tot frustatie van de vervolging: getuigen en bronnen dienen niet te worden gecompromitteerd. De noodzaak tot openbaring zal leiden tot een besluit de vervolging niet door te zetten. NCIS ziet daarom graag het behoud van de bestaande richtlijnen waarbij de politie beroep kan doen op immuniteit op grond van het publieke belang. Noot Voor het gebruik van bijzondere opsporingsmethoden bestaat geen wettelijke regeling, maar circulaires met richtlijnen voor de inzet van criminele informanten en het gebruik van akoestische en optische technische middelen. Noot Home Office heeft circulaires uitgevaardigd om consistentie aan te brengen in de opsporingspraktijk. De Association of Chief Police Officers (ACPO) heeft een deel van de richtlijnen nader uitgewerkt, zodat formeel de Home Office-versie van kracht is en in de praktijk met de ACPO-versie wordt gewerkt.

De Royal Commission on Criminal Procedure stelde in 1981 voor bepaalde opsporingsmethoden een wettelijke grondslag te geven. De voorstellen hadden betrekking op de invoering van een strafbepaling voor het gebruik van observatieapparatuur, een definitie van opsporingsinstrumenten en de machtigingsprocedures voor het gebruik van bijzondere opsporingsmethoden. Verder vond de Commissie dat de inzet van observatieapparatuur aan bepaalde voorwaarden moest worden gebonden, zoals de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit en die apparatuur slechts mocht worden ingezet bij ernstige strafbare feiten. Voorts moest worden getoetst op finaliteit, relevantie en privacy. De conservatieve partij verwierp de door de Royal Commission voorgestelde wettelijke regeling. Deze werd dan ook niet ingevoerd. Noot De Home Secretary heeft onlangs voorstellen ingediend voor een getuigebeschermingsregeling, met inbegrip van de invoering van een nieuw strafbaar feit bedreiging van getuigen. De regering is bovendien voorstander van een wettelijke regeling van bijzondere opsporingsmethoden. De voorzitter van de ACPO Crime Committee, Commissioner Taylor, verwacht wetgeving zelfs op korte termijn.

Observeren en volgen

Voor politile observatie bestaat geen wettelijke regeling. Het is moeilijk gegevens te verkrijgen over daadwerkelijk gebruik.
Onder observatie worden mede verstaan verkeerscontroles en identiteitscontrole. Het middel wordt toegepast tegen een concrete verdachte. Gegevens voortkomend uit de observatie worden automatisch gecheckt met de index van de police national computer (PNC2). Heimelijke observatie op publieke plaatsen wordt regelmatig uitgevoerd door de militaire inlichtingendienst MI5. Noot

Langdurige observatie wordt in politiekringen niet beschouwd als een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer
van de verdachte, terwijl arrestatie, doorzoeking en inbeslagneming wel als zodanig worden beschouwd. In het belang van de opsporing wordt observatie beschouwd als een geldig middel. De toestemming tot langdurige observatie moet afkomstig zijn van ten minstens een sergeant onder controle van een Chief Inspector (deze moet op de zitting de observatie voor zijn rekening kunnen nemen). Het middel heeft tot doel het achterhalen van feit en dader. Voor de uitvoering van kortdurende observatie (al dan niet met inzet van verrekijkers en telescopen) gelden minder voorwaarden dan voor de langdurige observatie. Noot Informatie voortkomend uit observatie met gebruik van technische middelen is bruikbaar als bewijs (behalve de telefoontap). Technische middelen worden - zo nodig onder bewaking - bevestigd door technici. De leider van de operatie is bij plaatsing aanwezig. Afhankelijk van de mate van inbreuk op de privacy moet hoger in de politie-organisatie toestemming worden gegeven voor de inzet daarvan. In beginsel kan dit niveau van toestemming per korps verschillen. De indruk bestaat dat op een veel grotere schaal dan in Nederland van observatie met behulp van technische middelen gebruik wordt gemaakt en dat dieper op de privacy kan worden ingegrepen. Observatie in privruimten wordt in het algemeen als meer problematisch beschouwd dan observatie in het openbaar, maar het gebeurt wel, vooral door de veiligheidsdiensten. Noot

Inbeslagneming van brieven en poststukken

De Interception of Communications Act 1985 voorziet in regels voor het onderscheppen van post. Op 31 december 1989 liepen 59 machtigingen voor het onderscheppen van brieven en poststukken (deze waren afkomstig van de Home Secretary en de Secretary of State for Scotland). Noot Post wordt opengemaakt door een speciale afdeling van de Investigation Division van het postkantoor. Tegenwoordig worden speciale verstuivers gebruikt die de enveloppen doorzichtig maken en electronische scanning machines kunnen de post ongeopend lezen. Noot

Aftappen van telecommunicatie

De Interception of Communications Act 1985 legt voorwaarden vast voor het onderscheppen van post en boodschappen die door middel van publieke telecommunicatielijnen worden overgebracht (telegraaf, telefoon, telex, telefax, E-mail). De wet is tot stand gekomen naar aanleiding van de uitspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens in de Malone-zaak. Noot

De wet voorziet in een strafbaarstelling voor het onderscheppen van boodschappen, in een regeling voor het verlenen van machtigingen voor het onderscheppen en in een regeling van de handhaving van de bepalingen van de wet. Toestemming voor onderscheppingen kan worden verleend door een minister (secretary of state) in het belang van de nationale veiligheid, het voorkomen van ernstige criminaliteit (hieronder valt ook de georganiseerde misdaad) en ter bescherming van het economisch welzijn van de staat. Noot Het subsidiariteitsprincipe is van toepassing, in de zin dat de vraag gesteld dient te worden of de informatie niet redelijkerwijs op een andere manier verkregen had kunnen worden. Behalve politie kunnen ook douane en veiligheidsdiensten (MI5 en MI6) een verzoek indienen voor officile machtiging van een tap. De geldigheidsduur van de last van de minister is twee maanden. Verlengingen zijn mogelijk met steeds een maand op dezelfde gronden als waarop de oorspronkelijke machtiging werd verleend (artikel 4). De wet draagt aan de minister op ervoor zorg te dragen dat de verkregen informatie aan niet meer personen ter kennis wordt gesteld dan noodzakelijk is en dat kopien worden vernietigd als zij niet meer noodzakelijk zijn (artikel 6). De controle op dit dwangmiddel, dat zich aan de beoordeling door de rechter onttrekt, is in handen gelegd van een speciaal Tribunaal, bestaande uit vijf juristen, dat verzoeken van burgers behandelt die menen dat hun telefoon (onterecht) zou zijn getapt (artikel 7). Het Tribunaal behandelt geen klachten over het ontbreken van een officile toestemming voor de tap en evenmin klachten over uitvoering van de tap door een privdetective. Deze laatste klachten behoren (strafrechtelijk) te worden onderzocht door de politie. Tegen uitspraken van het Tribunaal is geen rechtsmiddel.

Resultaten van een telefoontap mogen niet als bewijsmiddel worden gehanteerd. De tap kan slechts als inlichtingenmiddel worden ingezet en aanleiding geven tot verdere opsporing. Noot Over het aftappen van telecommunicatie kunnen in de rechtszaal geen vragen worden gesteld. Slechts het gegeven dat getapt is, kan bekend zijn.

Onze respondenten waren geen voorstander van het gebruik van tapmateriaal als bewijs. De redenen daarvoor zijn divers, zoals de hoeveelheid werk bij de transcriptie, geringe directe bewijswaarde vanwege het onmiddellijkheidsbeginsel en de mogelijkheid van onderzoek naar redenen voor het plaatsen van de tap. De transcripten die gebaseerd zijn op gesprekken die zijn afgeluisterd met microfoons of andere electronische afluisterapparatuur mogen wel worden gebruikt als bewijs.
De Interception of Communications Act voorziet in een jaarlijkse steeksproefsgewijze controle op uitgevoerde taps door een rechter, die in een rapport verslag doet van zijn bevindingen. Ondanks deze rapportage is het moeilijk te zeggen in welke mate gebruik wordt gemaakt van telefoontaps. Op 31 december 1989 liepen 256 machtigingen voor telefoontaps (toestemming gegeven door ofwel de Home Secretary of de Secretary of State for Scotland). Noot Bijna alle officile statistieken over het aantal machtigingen voor telefoontaps geven een te gering aantal aan. Toen M. Rees Home Secretary was zouden 2000 3000 lijnen zijn getapt, terwijl slechts 250 400 machtigingen liepen. Telefoontaps kosten de overheid jaarlijks zo'n 15 miljoen - een goedkope manier van informatie verzamelen. Het telefonisch afluisteren is een groeiende industrie in het Verenigd Koninkrijk. De geprivatiseerde British Telecom heeft zelfs de service verbeterd: de overheid betaalt BT jaarlijks zo'n 10 miljoen pond voor het uitvoeren van taps. Noot

Fotograferen en video-opnamen

De Home Office Guidelines on the use of equipment in police surveillance operations (1984), die betrekking hebben op het gebruik van technische middelen zijn ook van toepassing op observatie met behulp van foto- en videocamera's. Er bestaan geen regels voor de invoer van gegevens voortkomend uit observatie in herkenningssystemen en de opslag van bewegingsbeelden. Noot Evenmin bestaat er jurisprudentie op dit vlak. In de rechtspraak zijn video-opnamen, gemaakt in het openbaar of in publiek toegankelijke ruimten, geaccepteerd als bewijs (R. v. Thomas, zie ook onder Informanten en infiltranten). De richtlijnen van het Home Office staan het gebruik van technische middelen toe bij de preventie en de opsporing van criminaliteit. De richtlijnen bevatten onder meer de volgende regels voor de inzet van optische middelen met opname-mogelijkheid.

1 Doel van de observatie moet zijn de opsporing van ernstige criminaliteit of kwaadaardige of obscure telefonische communicatie.
2 Andere opsporingsmethoden moeten zijn uitgeprobeerd, tenzij deze voor het bereiken van het doel ongeschikt zijn (subsidiariteit).
3 De inzet van de middelen moet gericht zijn op de aanhouding en veroordeling of de voorkoming van (terroristische) activiteiten.
4 Tussen de ernst van het feit en de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte moet een balans bestaan (proportionaliteit).
5 Alleen de hoogstgeplaatste politieambtenaar is bevoegd toestemming te verlenen (Chief Constable, of anders Assistant Commissioner van de Metropolitan Police).
6 Het gebruik van technische middelen moet in de gegeven omstandigheden noodzakelijk, uitvoerbaar en gerechtvaardigd zijn.

Videocamera's (statisch) en fotocamera's worden veelvuldig gebruikt in het openbaar. Volgens onze respondenten wordt de methode slechts zelden ingezet in een privruimte vanwege het ontbreken van de proportionaliteit. Scanners worden veel gebruikt voor het registreren van verkeersovertredingen. De opnamen, die bijvoorbeeld op de rijksweg worden gemaakt, worden verbonden met de databank voor gestolen voertuigen. Noot Ook het gebruik van fiberoptics apparatuur schijnt populair te zijn.

Betreden van plaatsen (inkijkoperaties)

De douane - HM Customs and Excise - heeft vooral krachtens de Customs and Excise Act 1979 ruime bevoegdheden om gebouwen binnen te gaan en te doorzoeken. Deze wet geeft onder andere de bevoegdheid to enter buildings or places where there are reasonable grounds to suspect that anything liable to forfeiture under the customs and excise act is kept (artikel 161). De douane heeft een vrij algemene opsporingsbevoegdheid.

Observatie met behulp van afluisterapparatuur

Het gebruik van (ingebouwde) afluisterapparatuur schijnt veelvuldig te zijn. Doel van dit opsporingsmiddel is het doen en laten van n enkele persoon te observeren.
Gebruik van akoestische technische middelen is niet geregeld bij wet, hoewel het ontwerp van de Police and Criminal Evidence Act (PACE) hier aanvankelijk wel een regeling voor had. Deze werd echter geschrapt door de Standing Committee E van het Lagerhuis. De Interception of Communications Act is niet van toepassing op afluisterapparatuur. Wel zijn de eerdergenoemde Home Office Guidelines on the use of equipment in police
surveillance operations (1984) van toepassing.
De voorwaarden voor de inzet van afluisterapparatuur zijn dezelfde als voor het maken van film- en video-opnamen.
Een Assistant Chief Constable is bevoegd toestemming te geven voor het gebruik van afluisterapparatuur indien een gespreksdeelnemer de opname-apparatuur heeft meegenomen en daar kennis van draagt. In het geval dat het apparaat wordt meegenomen door een opsporingsambtenaar moet zijn ware identiteit aan ten minste n van de gespreksdeelnemers bekend zijn. Voor openbare observatie is toestemming van de Chief Superintendent benodigd. Het afluisteren mag geen onverantwoorde inbreuk zijn op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte, en de inzet moet ook overigens gerechtvaardigd zijn. De gegeven toestemming heeft een duur van ten hoogste een maand, welke termijn kan worden verlengd. Het transcript van de opnamen wordt bewaard zolang dit wenselijk is voor de opsporing en de vervolging. Vernietiging vindt plaats zodra aannemelijk is dat het transcript voor dat doel niet meer nodig is. Opdrachten tot de inzet van akoestische technische middelen moeten worden geregistreerd in een centraal register (bij de Metropolitan Police).

In het register wordt genoteerd: soort zaak, naam toestemming verlenende politieambtenaar, mededeling van een eventuele weigering, korte uiteenzetting van de toelaatbaarheidsgronden, alsmede het resultaat. Vermelding in dit register wordt minstens twee jaar bewaard ter controle door de dienst. Het door afluisteren van gesprekken verkregen bewijs is toelaatbaar.

Zo was in de zaak R. v. Stewart een gesprek in de cel tussen twee gedetineerden afgeluisterd, evenals in de zaak Bailey and Smith. In R. v. Keeton was het gesprek tussen een veroordeelde en zijn vrouw afgeluisterd. Noot De band met de opname kan door de verdediging worden afgeluisterd. Dit verkleint de kansen op manipulatie. Het verweer van uitlokking dan wel misleiding van de verdachte omdat voorafgaand aan de actie afluisterapparatuur was aangebracht, heeft geen kans van slagen. Noot Buggen in huizen komt niet veel voor, maar is geen zeldzaamheid. Met name de Special Branch en MI5 plaatsen afluisterapparatuur in priv-ruimten, daarbij soms geholpen door technici van British Telecom. Noot Het gebruik van afluisterapparatuur door privdetectives is door het Home Office wel aan regels gebonden. Het is echter een grijs gebied waar geen zicht op is.

Observatie met behulp van plaatsbepalingsapparatuur

De richtlijnen van het Home Office voorzien ook in het gebruik van plaatsbepalingsapparatuur. De inzet moet voldoen aan de eisen van proportionaliteit, subsidiariteit en finaliteit. Indien voor het plaatsen van plaatsbepalingsapparatuur (tracking devices) en peilzenders (beacons) privruimten moeten worden betreden dan is toestemming nodig van de korpschef (Chief Constable). Bevestiging van deze apparatuur aan of zelfs in voertuigen kan worden beslist op n niveau lager dan de korpschef.

De Younger Committee, die de gevolgen onderzocht van technische observatiemiddelen op privacy, noemde al in 1972 het gebruik van taperecorders, microfoons met verschillende aansluitmogelijkheden, richtmicrofoons, direct aftappen van telefoonlijnen, infinitive transmitters, en onzichtbare lichtstralen die vibraties opnemen. Zeer extreme voorbeelden van plaatsbepalingsinstrumenten waren 1) radioactieve poeders die in zeer kleine hoeveelheden aan de te achtervolgen persoon worden toegediend (de plaatsbepalende ambtenaar volgt met een geiger-teller op een maximale afstand van 200 300 yards); 2) fluorescerende stoffen die worden toegediend aan de te achtervolgen persoon en die oplichten wanneer beschenen met een ultraviolette lichtbron. Deze methoden zouden ook zijn gebruikt door journalisten, privdetectives en industrile spionnen. Noot SERCS gaf ons een voorbeeld van een peilbaken (beacon) in het geweer van een verdachte, waarmee zijn illegale wapenfabriek kon worden getraceerd. Technische plaatsbepalingsapparatuur kan zeer klein zijn, maar voor het laten functioneren is veel electriciteit benodigd, wat soms tot praktische problemen leidt.

Informanten

Politie en veiligheidsdiensten maken al heel lang gebruik van informanten. Het Home Office hecht grote waarde aan het gebruik ervan voor een succesvolle preventie en vervolging van de georganiseerde misdaad. Noot Voor de inzet van informanten bestaat een richtlijn van het Home Office, Informants who take part in crime (1969, opnieuw uitgevaardigd in 1986 en door ACPO uitgegeven als interne circulaire). De voorwaarden voor toelaatbare betrokkenheid bij strafbare feiten zijn de volgende:
a. de politie noch een informant mag strafbare feiten beramen, uitlokken of teweegbrengen; b. als de informant aan de politie informatie verstrekt over de opzet van andere personen een strafbaar feit te plegen, dan mag deze informant alleen nog verder deelnemen indien:

b.1. hij niet actief deelneemt aan de planning en de uitvoering van het strafbare feit; b.2. hij een ondergeschikte rol speelt;
b.3. zijn deelname noodzakelijk is voor het arresteren van de hoofdverdachte voordat het strafbare feit heeft plaatsgevonden.
De
informant moet altijd worden genstrueerd nooit als agent provocateur op te treden (anders kan hij worden vervolgd);
c. de politie mag de rechter niet misleiden, noch met het oog op bescherming van de
informant, noch op andere gronden;
d. bescherming van de
informant verleent aan deze informant geen immuniteit tegen arrestatie of strafrechtelijke vervolging indien hij willens en wetens aan het strafbare feit deelneemt. Strikt genomen begaan de informanten en undercover agenten geen misdrijven, omdat bij hen de misdadige intentie (mens rea) ontbreekt;

e. de omgang met informanten moet worden beoordeeld en gesuperviseerd door een ervaren opsporingambtenaar. De beslissing om een criminele informant in te zetten moet op hoger niveau binnen de politie worden genomen;

f. de uitbetaling van openbare gelden aan de informant dient door een hogere ambtenaar te gebeuren; g. als de informant aan een strafbaar feit heeft deelgenomen, waarbij andere personen worden gearresteerd, dan dient de Crown Prosecution Service, daarvan op de hoogte te worden gesteld, zonder onthulling van de identiteit van de informant.

De informanten zijn nagenoeg uitsluitend mensen uit het criminele milieu. Slechts bij uitzondering wordt een bovenwereld-figuur als informant gerund. Advocaten zijn regelmatig informant, waarbij onduidelijk is hoe dat te verenigen is met hun beroepsgeheim. Mensen die informatie leveren worden als getuige behandeld, zij het dat om veiligheidsredenen de identiteit meestal niet wordt onthuld. De Metropolitan Police heeft circa 8.000 informanten en de SERCS heeft na schoning van het bestand ongeveer 2.200 informanten.

Het runnen van informanten is geen exclusieve activiteit van de intelligence-afdelingen. Elke politieman kan een informant aanbrengen en die vervolgens zelf runnen (to handle). Hij krijgt wel een co-handler. Daarnaast wordt een controleur aangewezen die het journaal bijhoudt van alle contacten en die in ieder geval hoger in rang moet zijn (rang: Inspector of Chief Inspector). Voorts is een informatiebeheerder aangesteld (rang: Superintendent), die de gegevens van de informant beheert. Ten slotte heeft op het niveau van de korpsleiding een functionaris het totale overzicht en de eindverantwoordelijkheid (registrar, rang: Commander). Elke informant krijgt een pseudoniem. Het NCIS beschikt over een codering voor elke aangemelde informant. Dit systeem is ook in Nederland in gebruik. De inlichtingen worden in het algemeen verwerkt met behulp van een 4 x 4 systeem, dat ook door de Nederlandse CID-en wordt gehanteerd. De inlichtingen worden gevalueerd naar betrouwbaarheid en bron. Alles wordt schriftelijk vastgelegd, zowel afspraken, contacten als informatie. In Engeland heeft men geld over voor informatie. Informanten zijn immers een effectieve en goedkope vorm van opsporingswerk. Het tippen van vijf kilo cocane kan 20.000 opleveren; bij grotere hoeveelheden kan dit bedrag oplopen tot 60.000.

Na enkele betalingen aan n informant wordt in beginsel het informantendossier nog eens doorgenomen. Een informant kan soms jaren meegaan, maar enkele zijn na twee drie keer opgebrand. Naast betalingen kunnen verdachten, die samenwerken met de politie in aanmerking komen voor lichtere bestraffing. De procedure is daarbij dat de politie de rechter die de straf bepaalt, informeert over de mate van behulpzaamheid. Deze schriftelijke aanbeveling wordt getekend door de voor informantenbeheer eindverantwoordelijke functionaris. Is een verdachte behulpzaam geweest of informant geweest dan heeft hij ingevolge de rechtspraak aanspraak dat de rechter daarover wordt genformeerd. De inhoud van de medelingen is de vrijheid van de politie. Soms is het niet wenselijk dat de op te leggen straf verlaagd wordt vanwege het opvallende karakter daarvan. Dan geeft de rechter of de politie de informatie aan het Home Office, zodat de betrokkene in een inrichting met lichter regime kan worden geplaatst en eerder in vrijheid kan worden gesteld (beslissing is aan de Home Secretary). Noot Spijtoptanten (supergrasses) moeten op de terechtzitting verklaren. De Home Secretary beslist of een andere identiteit gegeven moet worden. De kosten bedragen ongeveer 50.000,- per valse identiteit. In het getuigebeschermingsprogramma zouden medio 1995.200 getuigen zitten. Noot
Fishing expeditions naar de inzet en identiteit van informanten door de verdediging zijn niet ongebruikelijk. Deze verdediging is gericht op het mogelijk ontbreken van de eerlijkheid in de procesgang.

Gecontroleerde aflevering

De methode van de gecontroleerde aflevering van illegale goederen is geen onderwerp van discussie. Hoewel niet geregeld bij wet, is de gecontroleerde aflevering toegestaan in de context van internationale verdragen, zoals het Verdrag van de Verenigde Naties over drugs en psychotrope stoffen, Wenen 1988. Over het doorlaten van verdovende middelen als methode werd niet eensluidend gedacht door onze respondenten. De n beschouwde het doorlaten van 2 kilo cannabis als lijntester voor een partij hard drugs als een grensverleggende methode waarvoor de Chief Constable toestemming zou moeten geven. Bovendien was hij niet gerust op de toetsing door de rechter. Een ander daarentegen vond de casus onproblematisch en de methode toelaatbaar. Bij HM Customs and Excise zou het doorlaten van drugs als methode nooit zijn overwogen. Onze respondenten kunnen zich geen zaak herinneren waarin drugs werden doorgelaten. De toelaatbaarheid van de methode vormt momenteel wel onderwerp van discussie bij de Regional Crime Squads. In ieder geval wordt over doorlating van duizenden kilo's softdrugs afwijzend gedacht.

Pseudo-koop, Toonkoop, Voorkoop

Koop- en verkoophandelingen van politieambtenaren dienen strikt onderscheiden te worden. Koop is in het algemeen getolereerd, verkoop is niet onomstreden.
Onderscheiden worden: buy bust (arresteren van de handelaren bij de overdracht van de goederen); buy operation (volledig doorvoeren van de transactie, waarop arrestatie later volgt); sell bust (arrestatie van de verkooppartner); extended sell operations (doorgaan met de operatie teneinde informatie in te winnen over de criminele activiteiten van een individu of groep) en sting operations (vergelijkbaar met het opzetten van een illegaal bedrijf (frontstore) om informatie in te winnen over strafbare feiten). Het Hof van Beroep heeft geen bezwaren tegen dit soort operaties of bedrijven. Noot Zie verder onder infiltratie.

Infiltratie

In Engeland en Wales worden infiltranten meestal agents provocateurs genoemd. Al in 1929 omschreef de Royal Commission on Police Powers and Procedure de agent provocateur als een persoon die een ander uitlokt tot het plegen van een strafbaar feit dat hij anders niet zou hebben gepleegd en die vervolgens tegen deze persoon procedeert en informatie verstrekt ten aanzien van het gepleegde delict. Hoewel de Royal Commission het uitlokken van strafbare feiten afkeurde, maakte zij n uitzondering: het in de val laten lopen van een verdachte persoon kan toelaatbaar worden geacht wanneer deze persoon continu strafbare feiten pleegt, of wanneer de politie over betrouwbare informatie beschikt dat delicten regelmatig worden gepleegd. Noot

De jurisprudentie heeft de marges bepaald die opsporingsambtenaren zich bij infiltratie kunnen veroorloven. De limiet lag aanvankelijk bij het plegen van strafbare feiten door opsporingsambtenaren met het doel bewijs te vergaren tegen een peroon. Noot De zaak Sang betekende echter een totale ommekeer. Het hof wees bewijsuitsluiting af: The court is not concerned with how it was obtained. Indien bewijs onrechtmatig zou zijn verkregen, dan biedt het burgerlijk recht een remedie en ingeval van strijdigheid met de interne politieprocedures is dat een zaak voor de disciplinaire autoriteit. En daarmee was de kous (voorlopig) af. Noot Bewijsuitsluiting werd weer gentroduceerd met de toevoeging van artikel 78 aan de Police and Criminal Evidence Act 1984 (PACE), waarin is bepaald dat bewijs door de rechter kan worden uitgesloten als de wijze van bewijsgaring een negatief effect op de eerlijkheid van het proces heeft gehad. In Christou and Wright (1992) beriep de verdediging zich op uitlokking. De zaak ging om undercover agenten die een onechte juwelierszaak (dekmantelfirma of frontstore) hadden opgezet in Londen om een groep overvallers en dieven in de gelegenheid te stellen hun gestolen waar te verkopen. Het hof verwierp het argument van de verdediging dat de verdachten uitgelokt zouden zijn, omdat de politieambtenaren niet een markt zouden hebben gecreerd die anders niet zou hebben bestaan en omdat de verdachten predisposed waren (voornemens waren strafbare feiten te plegen). Noot

Uitlokking tot het begaan van een strafbaar feit kan ten gunste van de verdachte worden meegenomen in de
straftoemeting. Noot De Prosecution of Offences Act 1985 biedt verdachten de mogelijkheid uitlokkers (agent provocateurs) te doen vervolgen, de zaak Christou and Wright is daar een voorbeeld van. Daarbij speelt het geen rol of de provocateur een politieambtenaar is of niet.

De Home Office Circular on Informants who take part in crime legt een aantal voorwaarden voor infiltratie vast, die grotendeels vergelijkbaar zijn met de richtlijnen voor de inzet van participerende informanten: 1. de infiltrant mag geen strafbaar feit uitlokken;

2. de infiltrant mag niet deelnemen aan het beramen en plegen van een strafbaar feit; 3. de rol van de infiltrant in het strafbaar feit moet ondergeschikt zijn; 4. de rol van de infiltrant moet essentieel zijn in het frustreren van de activiteiten van vooraanstaande criminelen en moet leiden tot aanhouding voordat schade of letsel wordt aangebracht. Undercover agenten worden voornamelijk ingezet bij de bestrijding van zogenaamde subversieve activiteiten, drugcriminaliteit en terrorisme. Noot

Tijdens het werkbezoek is gebleken dat de geheime politie-operaties in Engeland en Wales veel omvangrijker zijn dan in Nederland. In Engeland en Wales voeren ongeveer 160 full-time agenten langdurige undercover werkzaamheden uit. De aanstelling is niet in tijd beperkt: sommige undercover agenten doen het werk al 20 jaar. De opleiding tot undercover agent duurt n jaar. In dat jaar worden de agenten onder meer als pseudo-koper ingezet. Dit wordt gezien als het eenvoudige werk, zoals drugs kopen op straat. In Londen worden daarvoor door de Metropolitan Police per jaar tussen de 20 en 30 mensen ingezet. Uit deze level II mensen worden de agenten voor diepte-infiltratie, ofwel level I geselecteerd, die een identiteitswijziging ondergaan en zich voornamelijk bezighouden met buy-bust-operations. De grootste zorg bij diepte-infiltratie is het sociaal en psychisch welzijn van de agent. Daarom hebben dergelijke infiltranten altijd twee begeleiders, waarvan n tot enige taak heeft te waken over het welzijn van de agent en de ander over de meer operationele aspecten en veiligheid (uncle and auntie). De langst lopende actie bij de Metropolitan Police betrof n agent die gedurende 69 maanden werd ingezet. Uitgangspunt is echter de duur op ten hoogste n jaar te stellen. Onze respondenten melden een enkele ramp met een undercover, maar ongelukken gebeuren vaker met informanten. De frontstore (store front, zeggen de Britten) is als bijzonder opsporingsmiddel veel verder ontwikkeld dan in Nederland. Niet alleen papieren bedrijven worden opgezet, maar ook mensen van vlees en bloed worden ingezet.

Een voorbeeld dat ons werd gegeven betreft een bank met secretaresses en manager, die werd opgezet met het doel te wachten tot criminele gelden zouden worden aangeboden, hetgeen na een aantal maanden daadwerkelijk gebeurde. Een ander voorbeeld is de juwelier - een joodse politieman - die onder het wakend oog van de videocamera een nering uitoefende en optrad als (lok of pseudo)-heler; dit had bijna 100 arrestaties tot gevolg. De videoband diende in de strafzaken als bewijsmiddel.

Opslag gegevens

Bescherming tegen misbruik van persoonsgegevens is neergelegd in de Data Protection Act 1984. Deze wet is in het hele Verenigd Koninkrijk van toepassing en heeft betrekking op elke verzameling van persoonsgegevens, waaronder de door de politie aangelegde registraties.

De wet werd in 1984 gedeeltelijk van kracht, en betrof in eerste instantie de verplichting het verzamelen van persoonsgegevens te melden bij de Data Protection Registrar. In november 1987 werd de wet als geheel van kracht. De wet regelt de opslag, koppeling en verstrekking van gegevens, alsmede het recht op toegang tot gegevens door de geregistreerden. In november 1994 zijn richtlijnen voor de persoonsregistratie (Registrar's Guidelines) uitgevaardigd - in totaal 128 bladzijden.

De Aanbeveling van de Raad van Europa No. 87 (15) ligt aan de basis van de regelgeving. De uitgangspunten zijn dat gegevens slechts mogen worden verzameld indien dit noodzakelijk is voor het gestelde doel van het register en dat gegevens niet mogen worden gebruikt voor een ander doel dan waarvoor ze verzameld zijn. Er schijnen echter nog veel grijze gebieden te bestaan. Noot

De Drug Trafficking Act 1986, de Criminal Justice Act 1988 en de Prevention of Terrorism Act 1989 voorzien in de mogelijkheid gegevens over verdachte financile transacties op te slaan. Voor het overige bestaan voor de oprichting, inhoud en omvang van politile geautomatiseerde informatiesystemen geen wettelijke regelingen. De Chief Constable (korpschef van het regionale politiekorps) geldt als houder/beheerder van de politieregisters . Op de regel dat iedereen toegang heeft tot zijn/haar persoonsgegevens bestaan veel uitzonderingen. De Code of Practice for Police Computer Systems van ACPO bevat richtlijnen voor het gebruik van politile informatiesystemen. Noot

De Police National Computer (PNC2) is het grootste inlichtingensysteem in Europa. De PNC2 beslaat vijf
velden: de nationale indexen van strafregisters, kentekens, gestolen en verdachte motorvoertuigen, vingerafdrukken, alsmede gezochte en vermiste personen. De regionale politiekorpsen hebben toegang tot de namen van 5 miljoen veroordeelden, 40 miljoen auto-eigenaren, 450.000 verdwenen voertuigen, 135.000 vermiste personen en 1160 extremistische strafbare feiten. Opvallend is dat onder deze geregistreerde, harde gegevens ook vallen de analyse van criminaliteitspatronen en dwarsverbindingen tussen de registers (zoals namen van daders en plaatselijke registers). Commentatoren zeggen dat PNC2 ruimte laat voor manipulaties; misbruik schijnt niet zeldzaam te zijn. Noot

In de toekomst zou PNC2 met het Schengen Informatie Systeem in verbinding kunnen komen te staan, omdat hardware en software van de systemen koppelbaar zijn. Noot De PNC2 is ook toegankelijk voor de Special Branches, die voornamelijk werken met CID-gegevens. In de registers van de SB's zijn ongeveer 2,5 miljoen individuele rapporten opgeslagen met daarin zachte informatie over verdachte activiteiten. Ook bestaat bij alle SB's een soort geheugenbank met informatie die afkomstig is van informanten. Noot NCIS heeft een brede toegang tot allerlei gegevens.

Het NCIS heeft een voorstel gedaan om een netwerk-computer (NIX) te creren, waarin zachte informatie wordt opgeslagen over georganiseerde misdaad, drugcriminaliteit en witwassen, welke computer in verbinding zal komen te staan met PNC2. NIX wil met name dossiers aanleggen van de 50 professionele criminelen die meer dan 100.000 per jaar verdienen. Noot De voorloper van NCIS - de National Drugs Intelligence Unit (NDIU) - verzamelde tactische informatie over drugs. Met tactisch wordt bedoeld het produkt van gegevensanalyse dat wordt gebruikt ter ondersteuning van het plannen en uitvoeren van opsporing. Noot De zachte informatie heeft niet alleen betrekking op de eigenlijke subjecten en de mensen waarmee hij omgaat, ook bestaat ruimte voor vrije tekst en commentaar, waarin van alles wordt opgeslagen, ook gevoelige gegevens. Het informatiesysteem van de douane is bijzonder omvangrijk. Dit heet de Customs and Excise Drug Recording Intelligence Computer (CEDRIC). De militaire inlichtendienst MI5 is al in 1971 begonnen met de automatisering van de informatie. De Hoofdcomputer (R2) staat in verbinding met 200 satelliet-terminals, waarin informatie is opgeslagen met een vergelijkbare hoeveelheid als 50.000 boeken. In het systeem kunnen de basisgegevens van 20 miljoen mensen worden opgeslagen. R2 staat in verbinding met grote ministerie-computers via het Government Data Network. Deze verbindt het Home Office, Customs and Excise, Inland Revenue, Health, Social Security en in de toekomst ook de PNC2. De veiligheidsdiensten vallen buiten het bereik van de Data Protection Act.

Uitwisseling en koppeling opgeslagen gegevens

Vanwege de speciale relatie tussen MI5 en de SB's bestaat een dubbel informatiecircuit tussen opsporings- en veiligheidsdiensten enerzijds en de centrale bestanden met gevoelige informatie bij de overheid anderzijds. Tussen de Regional Criminal Intelligence Squads en de centrale databanken bestaat een computerverbinding; met behulp hiervan worden wel bewegingsbeelden van verdachte personen opgemaakt. MI5 geeft toegang tot de National Insurance Computer, die de gegevens van 50 miljoen mensen (bijna alle Britten - je bent niemand als je geen National Insurance nummer hebt) bevat. Door onze respondenten wordt de informatie-uitwisseling tussen MI5 en de SB's als een grijs gebied gekenschetst, wat controle - en de keerzijde daarvan: het afleggen van verantwoording (accountability) - bemoeilijkt. Overigens bestaat ook informatie-uitwisseling tussen de andere militaire inlichtingendienst (MI6) en de Regional Crime Squads. Het behoort tot de officile taak van MI6 om de politie te ondersteunen en het beeld van de gevoelige informatie compleet te maken. Douane en politie wisselen vrijelijk informatie uit. De douane heeft toegang tot de PNC2 en tot gegevens over verdachte financile transacties (CLUE). NCIS heeft toegang tot de computer van de vliegmaatschappijen om de gegevens van bepaalde personen te kunnen volgen: technisch is gegevenskoppeling of de vergelijking van gegevens mogelijk. Noot Met behulp van het nationale politienetwerk (Police National Network / PNN) hebben talrijke organen van de strafrechtspleging (gerechtshoven, Crown Prosecution Service, gevangenissen, douaneopsporingsambtenaren) toegang tot PNC2.


vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken