Kostovski

HR 25 september 1984, NJ 1985, 426 m.nt ThWvV en EHRM 20 november 1989, NJ 1990, 245 m.nt EAA (en A.H.J. Swart in Ars Aequi 39 (1990) 5, p. 315-327)
(Artt. 186 lid 3, 288, 338 Sv, 6 lid 3 EVRM en 14 lid 3 onder e IVBP) Drie personen zijn 's nachts een bank binnengedrongen en wachtten met bivakmutsen getooid op de komst van het bankpersoneel om hen de kluizen te laten openen. Na de overval bleef alleen een gevonden schroevedraaier achter. Later meldden zich twee personen die de namen van de daders noemden (Stanley H., Paul M. en Kostovski). Deze twee getuigen vreesden voor represailles en wensten anoniem te blijven. Een van hen trok zijn getuigenis in, de ander werd twee maal door de rechter-commissaris - buiten aanwezigheid van de verdediging - gehoord, maar weigerde op de zitting te verschijnen. Vervolgens wees een speurhondenproef uit dat de schroevedraaier door een van de drie verdachten was gebruikt. Het hof had deze verdachte veroordeeld, waarbij de schroevedraaier doorslaggevend was geweest. De rechter-commissaris verscheen ter terechtzitting als getuige. Dit arrest betreft Kostovski's medeverdachte Stanley H., maar is vrijwel identiek aan het arrest dat met betrekking tot Kostovski is gewezen. (zie voor een uitgebreid feitenrelaas NJ 1990, 245). De Hoge Raad:

Het vervolgens in het middel aangevoerde, dat reeds de enkele omstandigheid dat de rechters-commissarissen die de getuige hoorden zelf niet op de hoogte waren van zijn identiteit, de processen-verbaal van die rechters-commissarissen voor zover inhoudende meerbedoelde verklaringen niet bruikbaar doet zijn voor het bewijs, vindt evenwel geen steun in het recht. Ook indien de (hierboven genoemde) omstandigheid zich voordoet is het voorbehouden aan de rechter die over de feiten oordeelt om te beslissen - met inachtneming van vorenbedoelde behoedzaamheid - of de inhoud van de desbetreffende processen-verbaal ook in zoverre bruikbaar is voor het bewijs. Wanneer van processen-verbaal inhoudende de verklaringen van niet met name genoemde personen voor het bewijs gebruik wordt gemaakt en de betrouwbaarheid van dat materiaal door of namens verdachte ter terechtzitting wordt betwist, dient de rechter, als hij niettemin gebruik maakt van dat materiaal voor het bewijs, daaromtrent verantwoording af te leggen (..) het hof heeft die verantwoording gegeven.

De Hoge Raad is met betrekking tot de beperking vragen te stellen aan getuige, hetgeen volgens de verdediging in strijd is met art. 6 lid 3 EVRM en 14 lid 3 onder e IVBP van oordeel dat: Die artikelen brengen niet mede dat niet enige beperking inzake de vraagstelling omtrent de identiteit van anonieme getuigen mag worden opgelegd, noch dat de processen-verbaal met anonieme getuigenverklaringen vanwege deze beperking niet voor het bewijs mogen worden gebezigd. Het Europees hof voor de Rechten van de Mens komt in verband met Kostovski's klacht dat hij geen eerlijk proces zou hebben gehad tot een unanieme conclusie:

Het EHRM stelt vast dat inbreuk is gemaakt op het recht van K op een eerlijk proces maar onthoudt zich van een algemeen antwoord op de vraag in hoeverre de getuige charge in het strafproces als anonymus kan optreden. In principe dient alle bewijs op de openbare terechtzitting in aanwezigheid van de verdachte geproduceerd te worden with a view to adversarial argument. Dit houdt in dat de verdachte een passende en afdoende gelegenheid moet krijgen om de getuige aan de tand te voelen. De mogelijkheid dat verklaringen van getuigen die voor het bewijs zijn gebruikt buiten de zitting zijn afgelegd aanvaardt het Hof, maar ook in dat geval dient de verdediging een behoorlijke mogelijkheid tot ondervraging te hebben gehad. In dit geval kon klager in geen enkele fase de anonieme getuigen rechtstreeks ondervragen. De verdediging heeft wel vragen kunnen stellen aan een politieambtenaar en aan de rechter-commissaris tegenover wie een getuige verklaringen had afgelegd. Bovendien konden vragen worden gesteld aan n van de getuigen langs indirecte weg via de rechter-commissaris. Echter, in beide gevallen waren aard en reikwijdte van deze vragen aanzienlijk beperkt door de beslissing dat de anonimiteit van de getuigen bewaard moest blijven. (Respectievelijk werden geen vragen die ertoe strekten duidelijkheid te krijgen omtrent de betrouwbaarheid en de bronnen van de anonieme getuige toegelaten en werden slechts twee van de veertien namens klager gestelde vragen
beantwoord.)
Het EVRM sluit niet uit dat in de onderzoeksfase voorafgaand aan de terechtzitting gebruik wordt gemaakt van anonieme bronnen. Het vervolgens gebruiken van anonieme verklaringen als voldoende bewijs voor een veroordeling, zoals in casu is geschied, is een andere zaak.

The right to a fair administration of justice holds so prominent a place in a democratic society that it cannot be sacrificed to expediency.


vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken