3.4 Feitelijk gebruik

3.4.1 Algemeen

Dynamische observatie vindt plaats door het subject op enige afstand te volgen, zowel op de openbare weg als in voor het publiek toegankelijke ruimten, middelen van openbaar vervoer enzovoorts. Soms wordt hierbij gebruik gemaakt van technische hulpmiddelen zoals verrekijkers en beeldregistratie-apparatuur. Dergelijke activiteiten worden als regel uitgevoerd door een observatieteam (OT), een team van opsporingsambtenaren dat hiervoor speciaal is opgeleid en uitgerust.

De voorzitter :
Zou u kunnen beschrijven hoe dat in de praktijk in zijn werk gaat?
De heer Kloosterman:
Eh, wij krijgen een soort van opdracht mee waarin gevraagd wordt of wij een bepaalde handeling kunnen vastleggen, dat kunnen zien, een overdracht van het maakt niet uit wat, verdovende middelen, gestolen televisies en noem maar op. Daarvoor gaan wij de straat op. En dat proberen wij vast te leggen. En daar kan een tactisch team mee werken.
De heer Kloosterman:
Ja. Ik zit niet 100% van mijn tijd in de auto.
De voorzitter:
Maar wel 80%?

De heer Kloosterman:
Wel heel veel ja.
De voorzitter:
En dat gaat ongeveer met vijf, zes auto's?
De heer Kloosterman:
Dat ligt aan de zaak. Maar over het algemeen...
De voorzitter:
Die er omheen cirkelen?
De heer Kloosterman:
Ja, daar komt het op neer. Noot Waarnemingen van hetgeen in het openbaar geschiedt kunnen weliswaar door de bank genomen dikwijls toelaatbaar zijn in het licht van het recht op privacy, maar toch zeer intens zijn.
De heer Rouvoet:
Mijnheer Kloosterman (...) Hebt u wel eens gedacht ik hoop dat mij dat nooit gevraagd wordt, want dat gaat toch echt een stap te ver voor een observant, dat zou ik toch nooit voor mijn rekening willen nemen?
De heer Kloosterman:
Ja, het is iemands privacy waar je mee bezig bent. En daar zijn wij natuurlijk best wel mee bezig. Observatie is toch wel een klein beetje een inbreuk op iemands eigen leven. Alleen het vervelen..., tenminste het voordeel voor ons is dat wij van degenen achter wie wij aan rijden, altijd weten dat het criminelen zijn, eigenlijk, of verdacht worden van criminele activiteiten. Op het moment dat het niet zo zou zijn, heb je natuurlijk een heel ethisch probleem.
De voorzitter:
Maar u heeft nooit het idee gehad waar ik nou achteraan rijd, ik begrijp niet wat ze bezielt; ik zit nu iemands leven door te ploegen, daar begrijp ik niks van? Bij wijze van spreken, h?
De heer Kloosterman:
Ja, ja, dat gebeurt wel, ja. Maar dat is puur... Als u bedoelt dat ik met de observatie een inbreuk maak op iemand, terwijl er helemaal niets gebeurt, ja, dat gebeurt. Dan gaan wij terug naar onze chef en dan zeggen wij: dit heeft helemaal geen zin; die man doet gewoon niets; die zit 's avonds netjes thuis, binnen, en overdag gaat hij naar zijn werk; wat kunnen wij verder voor jullie betekenen?
De voorzitter:
Na hoeveel tijd zeg je dat?
De heer Kloosterman:
dat was na een dag of drie, vier. (...) Dan heb je al een stuk van het gedrag van iemand vastgelegd, ja. Noot

3.4.2 Telefoontap en dergelijke

Frequentie

In grote strafvorderlijke onderzoeken wordt (zeker als het handel in verdovende middelen betreft) min of meer als regel de telecommunicatie van verdachten getapt. De tap is een van de middelen om de criminele organisatie en diens handel in kaart te brengen. De toepassingsfrequentie is daarmee derhalve hoog. Van de kant van PTT-Telecom zijn er voor wat betreft het aantal af te luisteren telefoonaansluitingen vrijwel geen beperkingen. De uitzondering betreft het aantal aftapmogelijkheden voor ATF 2 en ATF 3. Dit bedraagt 60 voor ATF-2 en 120 voor ATF-3.

Anders ligt dit bij Libertel BV. Dit bedrijf is sinds 29 september 1995 operationeel als operator van een GSM netwerk in Nederland. Krachtens het bepaalde in artikel 13 tweede lid Besluit mobiele telecommunicatie jo artikel 2 Regeling aftappen mobiele telecommunicatie GSM (HDTP/94/18.335) dient Libertel met ingang van 1 januari 1996 zijn telecommunicatiestructuur zodanig in te richten dat een last tot het aftappen wordt uitgevoerd op het daarin door de lastgever vermelde abonneenummer. In een brief van 26 oktober 1995 gericht aan onder meer de rechters-commissarissen in strafzaken valt de volgende passage op:Aparte aandacht verdient de verstrekking van gegevens ex artikel 11 tweede lid WPR. Nu omtrent de toepassing van deze bepaling geen afspraken zijn gemaakt tussen Libertel en de overheid stelt Libertel zich op het standpunt dat een verzoek tot het verstrekken van gegevens krachtens deze bepaling uitsluitend gehonoreerd kan worden als aan de wettelijke eisen is voldaan: er moet sprake zijn van een dringende en gewichtige reden en Libertel moet van mening zijn dat de persoonlijke levenssfeer van betrokkene door de verstrekking niet onevenredig wordt geschaad.

Het aantal telefoontaps heeft lange tijd een stijgende lijn vertoond. Echter, de cijfers uit het verleden zijn te wantrouwen, omdat niet steeds duidelijk is dat het gaat om het aantal beschikkingen (wellicht per beschikking meer lijnen getapt), of het aantal getapte lijnen.

Zo werd aan de commissie een intern stuk van parket van de procureur-generaal Den Bosch ter hand gesteld met (handgeschreven) de volgende cijfers. Het zou hier gaan om een landelijk overzicht van telefoontapbeschikkingen: 1982: 869; 1983: 979; 1984: 1019; 1985: 1087; 1986: 1088; 1987: 1422. Als bijlage bij het rapport van de RESAC-Werkgroep justitieel aftappen (1991) is een schematisch overzicht gevoegd van het aantal telefoontaps. De precieze aantallen telefoontaps zijn niet uit dit schema te herleiden.
In 1985 gaat het om meer dan 2100 taps, in 1986 om meer dan 2200 taps, in 1987 om meer dan 2700 taps, in 1988 om meer dan 3200 taps, in 1989 om meer dan 3600 taps; in 1990 om meer 3300 taps en in 1991 om meer dan 3500 taps.

Het WODC doet thans een onderzoek naar de effectiviteit en de frequentie van het tappen. Aan een tussenrapport van het WODC van 31 oktober 1995 wordt ontleend dat in 1993.3619 taps werden geplaatst en in 1994.3284 taps. De grote arrondissementen (Den Haag, Rotterdam, Arnhem en Amsterdam) blijken zowel in 1993 als in 1994 een hoger tapgemiddelde te hebben per 100.000 inwoners. De duur van de tapperiode bedroeg in 1993 gemiddeld 43,54 dagen en in 1994 43,89 dagen.

De tapcapaciteit is afhankelijk van de faciliteiten van de politie. Bepalend is of er voldoende aansluitpunten zijn. In de praktijk komt het wel voor dat er uitgeweken moet worden naar andere regio's, omdat alle aftappunten binnen een bepaalde regio bezet zijn. Niet gezegd kan worden dat de capaciteit van het tappen werkelijk ontoereikend is. Opmerkelijk is dat niet uitgesloten is dat n telefoonlijn in meerdere onderzoeken wordt afgetapt. Het kan daarbij voorkomen dat de politie er niet van op de hoogte is dat ook in een ander onderzoek wordt getapt.

De kosten van een telefoontap voor justitie zijn aanzienlijk. Deze kosten drukken op het budget van het arrondissement. Er is een standaardbedrag van f.129,- (f 74,- voor het eenmalig in verbindingstellen en daarboven een eenmalig tarief van f.55). De overigekosten variren per kilometer. Het aantal kilometers tussen de centrale waarvan de afgetapte telefoon gebruik maakt en de centrale waarvan de politie gebruik maakt is bepalend.

Het is technisch mogelijk GSM telefonie te tappen. Aanvankelijk leek het er op dat het afluisteren alleen mogelijk was met speciale kostbare apparatuur van het Duitse bedrijf Siemens. Inmiddels is (per 1 januari 1996) het afluisteren echter mogelijk via de infrastructuur van de PTT. In 1995 is het eerst een GSM getapt in een kernteam-onderzoek. De commercile belangen van PTT-Telecom en andere telecommunicatiebedrijven (waaronder ook de vraag wie de kosten van de technische voorzieningen moet dragen) hebben een belemmerende rol gespeeld bij het realiseren van de GSM-tap.

Het opvragen van printgegevens door het OM, alsmede met machtiging van de rechter-commissaris komt zeer veelvuldig voor. In onderzoeken naar georganiseerde criminaliteit is het min of meer standaard. Ook worden wel printgegevens opgevraagd van telefooncellen. Dat gebeurt nadat gezien is dat een verdachte vanuit die cel een gesprek heeft gevoerd, maar het komt ook voor dat een telefooncel gedurende langere tijd wordt geprint.

Voor het opvragen van printgegevens is er een vast tarief voor inkomend en uitgaand verkeer van f.120 per opvraag. Als het alleen om inkomend of alleen om uitgaand verkeer gaat zijn de kosten f.60. Hier gaat het om een printer die tentijde van de gesprekken registreert. Het opvragen van historische printgegevens brengt geen kosten met zich mee.

Functionarissen

De officier van justitie dient om een telefoontap (eventueel gelijktijdig voor verschillende nummers) te verkrijgen een vordering tot het instellen van een gerechtelijk vooronderzoek in (artikel 125g Sv). De tap kan ook gegeven worden in het kader van een strafrechtelijk financieel onderzoek (artikel 126b Sv), maar dit komt nog nauwelijks voor.

Het is (vrijwel) onmogelijk om met voorbijgaan van de rechter-commissaris te tappen. Zulks is in het onderzoek van de commissie slechts eenmaal naar voren gekomen. Daarbij was sprake van een tap die uitsluitend betrekking had op printgegevens en waarbij (door een misverstand?) daadwerkelijk gesprekken werden afgeluisterd.

De schriftelijke tapmachtiging van de rechter-commissaris wordt (door de politie) naar PTT-Telecom gefaxt. Voor het realiseren van een tap is derhalve de inschakeling van een particulier bedrijf (PTT-Telecom) noodzakelijk. Binnen de security-afdeling van het bedrijf zijn verschillende mensen op de hoogte. Ook in den lande worden verschillende werknemers van PTT-Telecom ingeschakeld, onder meer voor het daadwerkelijk aanleggen van de verbindingen. Deze personen zijn ingeval van onzorgvuldig handelen niet aanspreekbaar langs de weg van het ambtenarentuchtrecht. Er zijn overigens geen aanwijzingen gevonden dat vanuit PTT-Telecom (structureel) gelekt wordt.

In de praktijk wordt de inhoud van de telefoongesprekken door de politie binnen enkele dagen zakelijk uitgewerkt en op papier of op schijf ingeleverd bij de rechter-commissaris. Het uitwerken van de gesprekken geschiedt veelal door de leden van het tactisch onderzoeksteam.

Over de correcte weergave van tapgesprekken in het zogenaamde tapjournaal kan discussie ontstaan. Het komt voor dat de zittingsrechter tot de slotsom komt dat de gesprekken niet correct zijn weergegeven. Noot
Er zijn geen nadere algemeen geldende regels over de taakverdeling in verband met het tappen. In de modelbrief van 2 juli 1984 met richtlijnen inzake het onderzoek van telefoongesprekken komt niet naar voren welk politieonderdeel met de uitvoering van het tappen is belast. Veelal (zie Bijlage Organisaties, hoofdstuk 5 Ondersteunende diensten) is het beheer over de tapkamer en de daarbij behorende voorzieningen ondergebracht bij de criminele inlichtingendienst. Het is niet ongebruikelijk dat een kopie van de uitgewerkte gesprekken blijft bij het onderzoeksteam en er een gaat naar de officier van justitie. De geluidsbanden blijven eveneens bij de politie. Belangrijke informatie uit de taps zal ook worden verwerkt in het dagjournaal dat er (in grotere teams) mede toe strekt om alle teamleden van de nodige actuele informatie te voorzien. De vraag of de rechter-commissaris zelf kennis neemt van de inhoud van tapverslagen en zo ja op welke wijze moet per rechter-commissaris worden beantwoord. Het beeld rijst op dat de rechter-commissaris in het algemeen in ieder geval wel globaal kennis neemt van de inhoud van tapgesprekken. Soms gebeurt dit aan de hand van door het team of door zijn griffier gemaakte samenvattingen. Bedacht dient te worden dat de tapverslagen soms van een omvang zijn dat integrale kennisname een groot beslag op de tijd zou leggen. In ieder geval zal de rechter-commissaris ten tijde van de verlenging van de tapbeschikking op de hoogte willen zijn van de globale inhoud van de gevoerde gesprekken. De verlengingsrapporten bevatten niet zelden als bijlage de belangrijkste voor de verdachte belastende gesprekken.

In de grotere onderzoeken zal aan de tap doorgaans een einde komen door de aanhouding van verdachten. Na aanhouding is het immers (aanvankelijk) onmogelijk dat de verdachten nog deelnemen aan de telefoongesprekken. De mogelijkheid van deelname is (thans nog) een wettelijke eis en de tap zal dus dienen te worden beindigd: in het wetsvoorstel tot herziening van het gerechtelijk vooronderzoek is deze eis vervallen.

Ook in de huidige regeling is het niet volstrekt uitgesloten dat de telefoonaansluiting van iemand die zelf na aanhouding niet in staat is deel te nemen aan het telefoonverkeer (tijdens de beperkingen in het kader van voorarrest) wordt afgeluisterd. De tap van die aansluiting kan plaatsvinden in het onderzoek tegen een medeverdachte (eventueel een onbekende persoon; GVO-NN). Niet uit te sluiten valt dat de medeverdachte via de afgetapte lijn een familielid van de gedetineerde belt en daarbij voor het onderzoek relevante mededelingen doet. Er is sprake van misbruik indien de tap in het kader van een GVO-NN doorloopt na aanhouding van de verdachte en het gerechtelijk vooronderzoek niet op naam wordt gezet. Noot De beindiging geschiedt doordat de politie een proces-verbaal opmaakt dat op een bepaalde tijd is gestopt met het afluisteren. De knop in de tapkamer wordt omgezet, maar doorgaans verbreekt PTT-Telecom de verbinding pas later. Van misbruik van deze situatie is niet gebleken.

De regel dat de rechter-commissaris gegevens uit de tap die voor het onderzoek niet van belang zijn dient te vernietigen, levert in de praktijk problemen op. De wet gaat er vanuit dat de rechter-commissaris bepaalt of gegevens al dan niet van belang zijn voor het onderzoek. In ieder geval moet de verdediging uitdrukkelijk in de gelegenheid worden gesteld om te verzoeken dat processen-verbaal met afgeluisterde gesprekken en banden aan de processtukken worden toegevoegd. Noot In de praktijk wordt veelal niet tot vernietiging overgegaan voordat er in de zaak een onherroepelijke beslissing is.

De heer Gelderman:
Een zaak die vijf jaar loopt, komt vrijwel niet voor. In het kader van een gerechtelijk vooronderzoek dat afgesloten wordt, wordt bekeken welk deel van de tapverslagen bewijsmateriaal is - dat deel dient in het dossier te worden gevoegd om zijn bewijsfunctie te hebben - en welk deel wordt vernietigd. Sinds enige tijd wordt het materiaal bewaard, totdat de advocatuur heeft aangegeven, aan het materiaal dat niet in het dossier is gevoegd, geen behoefte meer te hebben. Het moet nagekeken kunnen worden, maar daarna wordt het vernietigd in het kader van de zaak. Ik heb altijd begrepen dat die banden gewoon overgespoeld worden.(...)
De heer Koekkoek:
Artikel 125h van het Wetboek van Strafvordering zegt: De rechter-commissaris doet te zijnen overstaan processen-verbaal en andere voorwerpen -bandjes bijvoorbeeld - waaraan een gegeven kan worden ontleend zo spoedig mogelijk vernietigen. Wat betekent te zijnen overstaan als u er niet bij zit?(...)
De heer Gelderman:
Onder zijn verantwoordelijkheid, dus dat hij het wist. Hetzelfde is dat de rechter-commissaris de huiszoeking doet. Hij mag nu gelukkig tussendoor wel even weg. Hij doet het vooral niet zelf, want hij heeft helemaal niet de vaardigheden om verstandig en systematisch huiszoeking te doen. Dat geldt ook hierbij. Ik denk dat je het praktisch moet interpreteren. Dat ontslaat de rechter-commissaris echter niet van de waarneming, van het opdracht geven en van het vragen of het gebeurd is. Maar ik heb ook van collega's niet begrepen dat het en detail checken vaak gebeurt.
De heer Koekkoek:
Het is een ruime interpretatie van te zijnen overstaan. U zit nu tegenover ons. Dat kunnen wij waarnemen. Als het gaat om het vernietigen van spullen en als er te zijnen overstaan staat, dan moet er een directe controle op zijn.

De heer Gelderman:
Bij de sluiting van een tap krijg ik een proces-verbaal waarin staat dat de banden zijn vernietigd. Daar ben ik zelf niet bij geweest. Maar het proces-verbaal krijg ik. (...) Als ik van de politie een proces-verbaal krijg waarin onder ambtsede wordt verklaard dat de banden zijn gewist, dan ga ik daarvan uit. Ik ga dan niet zelf naar een bureau ergens in het arrondissement om te kijken of het inderdaad gebeurd is. Noot
Van centrale registratie van taps is geen sprake. De Centrale toetsingscommissie vervult geen rol bij de inzet van dit dwangmiddel.

Doel en effectiviteit

Over de effectiviteit van het afluisteren van telefoongesprekken valt weinig met zekerheid te zeggen. Veelal wordt het door de politie als een onmisbaar middel gezien. In veel gevallen draagt een proces-verbaal met als inhoud telefoongesprekken bij aan het bewijs. De afgeluisterde telefoongesprekken dragen ook indirect bij aan het bewijs. Immers niet uitgesloten is dat de verdachte die tijdens zijn verhoor met een telefoongesprek wordt geconfronteerd, alsnog bekent. Het uitgewerkte telefoongesprek zal in veel gevallen dan niet meer nodig zijn als bewijsmiddel. Een reden dat de telefoongesprekken vaak niet voor het bewijs gebruikt worden, is dat verdachten bedacht zijn op afluisteren en geen of nauwelijks bewijsrechtelijk interessante informatie wisselen over de afgetapte lijn. Bedacht dient te worden dat de tap in een dergelijk geval desondanks wel nuttig kan zijn.

In 1991 concludeerde de Werkgroep justitieel aftappen van de Recherche adviescommissie: De telefoontap is in veel onderzoeken van doorslaggevend belang, terwijl in andere zaken de tap een belangrijke ondersteunende functie heeft. De tap maakt onlosmakelijk deel uit van een keten van onderzoeksmiddelen die de overheid ter beschikking heeft.

Veelal bevatten de gesprekken namelijk sturingsinformatie. Met name afspraken met andere (potentile) verdachten geven zicht op de handelwijze van de verdachte. De tap kan ook het optreden van een observatieteam ondersteunen.

De voorzitter:
Twintig jaar geleden bestonden er nog geen Kolibries.
De heer Jansen:
Nee, maar toen had je wel een tap. Je had een indicatie. Het is maar heel kort in zwang geweest om open over de telefoon te praten, want na de eerste rechtszaken was dat mooi afgelopen. Je had dus wel indicaties. Je kon aan een stemverheffing, aan het nerveus worden van mensen die over de telefoon praatten, merken dat er met een bepaalde lading iets niet goed moest zitten. Men was alerter, nerveuzer. Men belde elkaar vaker. Een ogenschijnlijk onbelangrijke lading bleek ineens ontzettend belangrijk te zijn. Het ging een keer om 20 ton elastiekjes waar niemand in Nederland op zat te wachten, maar men had daar geweldig veel haast mee. Dan is daar iets fout. Dan ga je daarnaar kijken. Noot
Als er uit de tap blijkt van betrokkenheid bij andere feiten dan die waarvoor het gerechtelijk vooronderzoek loopt, mag deze informatie worden gebruikt. Noot Dat ligt niet anders als het om feiten gaat waarvan ten tijde van het geven van de tapmachtiging in het geheel nog geen sprake was. De tap kan dus mede gebruikt worden voor toekomstige, nog niet-gepleegde feiten en in zoverre kan de tap ook aangeduid worden met de term proactief. Noot Het tappen louter met het oog op nog te plegen feiten is niet toegelaten. Het onderscheid is echter in de praktijk soms erg subtiel en gezocht. Als de tap informatie over andere personen oplevert, kan de tap tegen hen gebruikt worden en kunnen zij bijvoorbeeld eventueel op grond van de tap als verdachte worden aangemerkt. Noot In geval bij het tappen in strijd met de wet is gehandeld lijdt dit nog niet zonder meer tot bewijsuitsluiting. Zo komt aan de verdachte die niet heeft deelgenomen aan het afgetapte verkeer in het geheel geen beroep op onrechtmatigheid toe, omdat er jegens hem niet onrechtmatig is gehandeld. Noot Aan het gebruik van tapgegevens (in de vorm van informatie van de Criminele inlichtingendienst) in andere onderzoeken wordt in het hoofdstuk over de uitwisseling van gegevens aandacht besteed. Hier wordt er slechts op gewezen dat schriftelijke weergaven van afgetapt verkeer geen register vormen in de zin van de Wet Politieregisters. Noot

Technische ontwikkelingen zijn sterk bepalend voor de effectiviteit van de tap. Gebleken is bijvoorbeeld dat een nieuwe vorm van telefonie, zoals GSM waarvan bekend is dat het tappen daarvan (tot voor kort) onmogelijk was een aanzienlijke aantrekkingskracht voor wetsovertreders heeft.

Ondermeer uit de pers komt naar voren dat er technische middelen voorhanden zijn of komen waarmee een gespreksdeelnemer kan voorkomen dat gesprekken worden afgeluisterd. Gesprekken zouden via een computermodem kunnen worden gecodeerd: de techniek zou eenvoudig te bedienen zijn en de investeringskosten bedragen rond de duizend gulden. Noot Een Werkgroep justitieel aftappen van de Recherche

adviescommissie concludeerde in 1991 : Het toenemend gebruik van crypto-apparatuur baart grote zorgen, aangezien inspanningen om het onderzoeksmiddel telefoontap in de toekomst te waarborgen daardoor gefrustreerd worden. In een vergadering van het zogenaamde Landelijk contact observatie van 6 december 1994 is meegedeeld dat er een bedrijf is dat telefoonscramblers levert.

Tijdens het onderzoek van de commissie is slechts in een geval gebleken dat het afluisteren door de politie door de inzet van technische contra-middelen wordt bemoeilijkt.
In de toekomst valt zulks vaker te verwachten. In de begroting van het ministerie van Binnenlandse Zaken wordt reeds opgemerkt dat het toenemend gebruik van cryptografie bijzondere inspanning van de BVD eist. Noot Printgegevens leveren eigenlijk alleen sturingsinformatie op. Op die manier tracht de politie in kaart te brengen wie met wie contact legt. Het gaat daarbij niet om de inhoud van het gesprek, maar om de vaststelling van het contact.

De voorzitter:
Hebt u ooit met de CID-officier met wie u het printen besprak, discussie gehad over de vraag wat u met de gegevens kon doen?
De heer Van Teijlingen:
Wij hebben, zeker anderhalf jaar geleden, een zeer uitgebreide discussie gehad met justitie over de vraag wat wij eventueel zouden doen met de informatie die daarmee gegenereerd werd. Er hebben zich situaties voorgedaan waarin er het voornemen was om de informatie in het CID-bestand op te nemen en wij hebben toen in overleg met justitie gesteld: dat nemen wij niet in het CID-bestand op. De belangrijkste reden daarvoor heeft mijn collega al aangehaald: in een printeractie krijg je op papier dat twee telefoonnummers met een bepaalde naam erbij contact hebben, maar daarmee weet je nog niet of daar ook bepaalde personen bij betrokken zijn. De waarde van de informatie vinden wij dan ook niet zodanig dat wij de informatie in het bestand moeten opnemen. Noot

Gevallen

Volgens artikel 125g Sv is het tappen van gegevensverkeer mogelijk als het vermoeden bestaat dat de verdachte eraan deelneemt. Zoals reeds vermeld komt deze eis te vervallen volgens het wetsontwerp Herziening gerechtelijk vooronderzoek.

Ter motivering van de vordering wordt als regel een proces-verbaal van de politie aan de vordering gehecht. De rechter-commissaris doet zich desgewenst nader mondeling (telefonisch) inlichten. Daaraan zal in het algemeen behoefte bestaan als de vordering tot het instellen van een gerechtelijk vooronderzoek slechts gemotiveerd wordt met informatie van de criminele inlichtingendienst. Daarbij lijkt er in de praktijk de ongeschreven regel te zijn dat informatie uit slechts n bron van de CID in beginsel onvoldoende is om een gerechtelijk vooronderzoek te openen. Er is geen duidelijk beeld ontstaan op grond van welke criteria over het afgeven van een tapmachtiging wordt beslist. Algemene (en enigszins vage) rechtsbeginselen als proportionaliteit en subsidiariteit spelen een vooraanstaande rol. Het komt wel eens voor dat een vordering wordt afgewezen. Vaker is het geval dat er door aanvullende informatie alsnog voldoende grond aanwezig wordt geoordeeld om over te gaan tot het aftappen.

In de media en tijdens zittingen is oneigenlijk gebruik gesuggereerd in verband met de afgeluisterde gesprekken, terwijl de hoorn van de haak lag. Noot
Als na het verbreken van de verbinding met de gesprekspartner de hoorn niet of niet goed wordt teruggelegd, blijft de lijn openstaan en is het mogelijk dat gesprekken die vervolgens in de betreffende ruimte worden gevoerd, afgeluisterd kunnen worden. Naar het oordeel van de Hoge Raad is er geen sprake van onrechtmatig afluisteren in geval in een kamer gevoerde gesprekken via een open lijn worden meegeluisterd. Noot Soms worden publieke telefooncellen (alsmede telefoons in cafs en dergelijke) getapt. In de meeste gevallen wordt door middel van stemherkenning vervolgens uitgemaakt of de verdachte al dan niet aan het gesprek heeft deelgenomen. Alleen die gesprekken worden in het tapverslag uitgewerkt. Een belangrijk probleem rijst hier: kunnen in dergelijke gevallen de afgeluisterde gesprekken van derden aangaande volledig andere strafbare feiten gebruikt worden als CID informatie.

Soms geschiedt de selectie met behulp van camera-observatie. De rechter-commissaris eist namelijk soms een voortdurende camera-observatie van de telefooncel met tijdregistratie. Via een videoband met tijdregistratie kan vervolgens bezien worden welk deel van de geluidsband dient te worden uitgeluisterd. Het spreekt voor zich dat alleen die gesprekken worden uitgeluisterd waaraan volgens de videoband de verdachte deelneemt. Het opvragen van printgegevens behoeft niet alleen op telefoonnummer te geschieden. Het is mogelijk bij de PTT historische printgegevens te vragen van alle mobiele telefoonverbindingen die op een bepaalde tijd in een bepaald gebied zijn gelegd. Met name wanneer een overval in het holst van de nacht in een landelijk
omgeving plaatsvindt kan dit een uiterst effectief recherchemiddel zijn. De wettelijke grondslag is echter twijfelachtig. Het komt voor dat in het hier geschetste geval een rechterlijke machtiging wordt afgegeven.

Termijnen

Een machtiging tot tappen wordt ten hoogste voor een termijn van vier weken gegeven. Kortere termijnen komen in de praktijk eveneens voor. Na de eerste termijn is (telkens) verlenging met ten hoogste vier weken mogelijk. Daarvoor wordt geen vordering ingediend, maar een verlengingsrapport van de politie. De rechter-commissaris stelt de verlenging van de machtiging op schrift. Het is niet ongebruikelijk dat er bij gelegenheid van een verlenging een bespreking plaatsvindt tussen officier van justitie, teamleider en rechter-commissaris.

3.4.3 Inzage in computerbestanden

Over de feitelijke toepassing van dit dwangmiddel valt gelet op de recente invoering (1 maart 1993) weinig te zeggen. Er is nog nauwelijks ervaring mee opgedaan. In de doorlichting en in de meldingen aan de Centrale toetsingscommisie komt het middel niet voor. Van enige nadere normering aan de hand van rechtspraak is geen sprake. Het lijkt er op dat het dwangmiddel slechts zelden wordt toegepast. Voor zover het middel wordt toegepast geschiedt zulks met name in fraudezaken. Over de vraag of het middel voldoende ruimte aan de praktijk biedt is weinig met zekerheid te zeggen. Klachten daaromtrent zijn overigens niet naar voren gekomen. Binnen elk regiokorps zijn doorgaans enkele specialisten aanwezig in verband met het toegankelijk maken van de geautomatiseerde informatie. Deze opsporingsambtenaren zijn doorgaans ook belast met het opsporen van computercriminaliteit. Expertise wordt ook geleverd door het Gerechtelijk Laboratorium. Het dwangmiddel van artikel 125i en verder Sv wordt bij gelegenheid van een huiszoeking toegepast. Het onderzoek ter plaatse is niet zelden tijdrovend. Te denken valt bijvoorbeeld aan het maken van een kopie van de harde schijf van een geautomatiseerd werk. Het voordeel van de procedure van artikel 125i en verder Sv is dat de onderzochte persoon slechts overlast ondervindt ten tijde van de zoeking. Niet zelden wordt in de praktijk eerst nagegaan of het mogelijk is om het geautomatiseerde werk in zijn geheel in beslag te nemen en het onderzoek te doen plaatsvinden op het politiebureau. Men moet dan nagaan of een en ander technisch realiseerbaar is en voorts of de beslagene niet te zeer wordt belemmerd in de normale voortgang van werkzaamheden met als gevolg mogelijke schadeclaims. In een dergelijk geval is dus geen sprake van een computerzoeking als bedoeld in artikel 125i Sv, maar gewoon van een klassiek beslag als bedoeld in artikel 94 en verder Sv.

Van centrale registratie van inzage in computerbestanden is geen sprake. De Centrale toetsingscommissie vervult geen rol bij de toepassing van dit dwangmiddel.

3.4.4 Scannen van mobiele telefoons en semafoons

Toepassingsfrequentie

Zeker in de wat grotere onderzoeken wordt vrijwel altijd gebruik gemaakt van de scanner. Dit geschiedt zowel in de informatieve als in de tactische fase. Bij de inzet van een OT hoorde in ieder geval tot voor kort de inzet van een scanner tot de gebruikelijke werkwijze. De scanner is voor het OT standaarduitrusting. Het scannen is daarmee een frequent ingezet opsporingsmiddel.

De Arnhemse procureur-generaal is niet in staat te melden in welke onderzoeken sprake is geweest van de inzet van een semascan of kolibrie. Noot Door de regiopolitie Gelderland-Zuid wordt te kennen gegeven dat het OT in veel gevallen standaard gebruik maakt van de kolibrie en van fotoen videoregistratie. Dit korps meldt driemaal de inzet van een kolibrie of semascan met machtiging van de rechter-commissaris; in dezelfde regio zou eenmaal een kolibrie zijn gebruikt met toestemming van het openbaar ministerie om vast te stellen of de verdachte gebruik maakte van een mobiele telefoon. Voorts wordt een inzet van een ATF-scan gemeld waarvoor geen toestemming van het OM bestond teneinde na te gaan of er vanuit een woning telefonisch verkeer was.

In Gelderland-Midden is elf keer een semascan ingezet telkens met machtiging van de rechter-commissaris. In twee gevallen is de scan al gebruikt voor de aanvang van het gerechtelijk vooronderzoek met toestemming van het openbaar ministerie. Dit korps heeft driemaal een kolibrie ingezet zonder toestemming van het openbaar ministerie.

Door de regiopolitie Twente wordt tweemaal een semascript (parallel schakelen van een semafoon) gemeld met machtiging van de rechter-commissaris en de inzet van een semascanner of kolibrie in vier gevallen,
zonder betrokkenheid van de rechter-commissaris (trouwens ook zonder dat proces-verbaal van de inzet in het dossier is opgenomen en in drie van vier gevallen ontbrak toestemming van het openbaar ministerie. Het kernteam Noord- en Oost-Nederland verantwoordt enkele malen het gebruik van een scanner voor het afluisteren van ATF-gesprekken met machtiging van de rechter-commissaris. In de politieregio Noord-Holland-Noord zou in vijf gevallen sprake zijn van het scannen van ATF of semafoon telkens met toestemming van het openbaar ministerie. Uit Amsterdam-Amstelland komen zeven grotere onderzoeken waarin ATF en/of semafoon gescand zijn. Er zou telkens toestemming van het openbaar ministerie zijn geweest.

Naast de kosten van de aanschaf van de apparatuur brengt de inzet van de scanner geen bijzondere kosten met zich mee.

Functionarissen

Er wordt gescand, zowel op eigen gezag van het OT, als na toestemming van het openbaar ministerie alsook met machtiging van de rechter-commissaris. Uit het onderzoek van de commissie, noch uit de doorlichting van het ministerie van Justitie, wordt duidelijk welke functionaris onder welke omstandigheden beslist. Volgens een CID-officier hebben gegevens uit de scan geen bewijskracht en kan de scan door de politie niet operationeel worden ingezet dan na machtiging van de rechter-commissaris. Er dient in ieder geval achteraf schriftelijke rapportage plaats te vinden aan het hoofd van de RCID en aan de CID officier van justitie. Ten behoeve van parallelle schakelingen wordt een semascan gebruikt doch slechts met machtiging van de rechter-commissaris. De semascan is in beheer bij de afdeling STO van de RCID. De hoofdofficier van justitie te Arnhem geeft evenwel te kennen dat een beperkt gebruik van de semascan tot de opsporingstaak van de politie behoort. Noot Bij de normale inzet van het OT behoort zijns inziens de inzet van semascan en plaatsbepalingsapparatuur.

Omdat niet van de vaste kabels van de PTT werd gebruik gemaakt en omdat sprake was van vrij etherverkeer werd tot in het recente verleden een machtiging van de rechter-commissaris niet noodzakelijk geacht. De beslissing tot de inzet geschiedde op het niveau van de politie. Ook achtte men het tot voor kort niet altijd noodzakelijk om de officier van justitie zelfs maar op de hoogte te brengen. Beide standpunten lagen ook niet erg voor de hand aangezien elk OT standaard met scanners is uitgerust. De beslissing tot inzet van een scanner werd dus niet schriftelijk geregistreerd en er werd geen proces-verbaal van bevindingen opgemaakt omtrent hetgeen tijdens het scannen was gehoord. In het zittingsdossier was niet terug te vinden dat van een scanner gebruik was gemaakt.

Doel en effectiviteit

Voor de effectiviteit van het scannen van gesprekken kan worden verwezen naar hetgeen omtrent het afluisteren van gesprekken bij het tappen is gezegd. Het doel is enerzijds het afluisteren van gesprekken en anderzijds het ondersteunen van de observatie. Voor zover het om het laatste gaat is de scan te vergelijken met plaatsbepalingsapparatuur.

Een observatieteam was - zeker tot voor kort - niet zelden standaard uitgerust met scanapparatuur. De observatie werd op deze wijze vergemakkelijkt. Immers de geobserveerde persoon deed via een autotelefoon wel mededelingen over het door hem af te leggen traject of maakte op een bepaalde plaats een afspraak. Door het opvangen van dergelijke berichten kon de observatie onopvallender geschieden, zeker indien geen baken is of kon worden geplaatst aan een voertuig van de te volgen persoon. Op deze wijze kan op enige afstand worden gevolgd en is het gevaar van stukrijden van een OT minder groot. Het was immers beter mogelijk enige afstand te houden van het te volgen voertuig, omdat de politie al op de hoogte was van de bestemmingsplaats.

Het scannen op de wijze als hier vermeld vond zowel plaats in het kader van het tactische onderzoek als in het kader van geheime CID-matig al dan niet proactief onderzoek.
Voor wat betreft het afluisteren van telefoongesprekken verdient opmerking dat van de mobiele telefonie aanvankelijk hoofdzakelijk gebruik werd gemaakt vanuit de auto. Steeds meer wordt echter de mobiele telefoon gebruikt ongeacht de plaats waar wordt verbleven. Binnen het criminele milieu werd en wordt ook van de mobiele telefoon gebruik gemaakt, wanneer vermoed wordt dat de gewone telefoonaansluiting wordt afgeluisterd. Deze ontwikkeling bracht met zich mee dat scanners ook in een vaste opstelling werden geplaatst om zodoende mobiele telefoons af luisteren. Het scannen van GSM-telefonie is niet mogelijk. Aannemelijk is
dat hierom veel consumenten - onder wie criminelen - op GSM zijn overgeschakeld. De effectiviteit van het scannen is daarom behoorlijk teruggelopen. Op soortgelijke wijze werd eveneens semafoonverkeer afgetapt. Intussen lijkt mede gelet op het gewijzigde artikel 125g Sv, niet meer vol te houden dat voor het tappen van gegevensverkeer door middel van een scanner geen rechterlijke machtiging noodzakelijk is. Mobiele telefoons en semafoons maken immers gebruik van de telecommunicatie-infrastructuur. De indruk bestaat dat thans niet zonder machtiging met een scanner gegevensverkeer wordt afgetapt. Daarop wijst ook de omstandigheid dat de scanner niet langer zonder meer tot de standaarduitrusting van het observatieteam behoort. Voor zover het niet gaat om het gegevensverkeer zelf, maar om inlichtingen over het verkeer dat is of wordt gevoerd is artikel 125f Sv van toepassing. Dat betekent dat in geval actuele printgegevens met behulp van een scanner worden verkregen, de officier van justitie beslist en tijdens het gerechtelijk vooronderzoek de rechter-commissaris.

Blijft er nu nog ruimte voor scannen door de politie? Valt het geval dat met een scanner wordt vastgesteld of van een mobiele telefoon gebruik wordt gemaakt wel of niet onder het bereik van de artikelen 125f en 125g Sv? Met een beroep op een hierboven genoemd arrest van de Hoge Raad zou kunnen worden volgehouden dat het hier geen verkeer betreft (HR 8 november 1994, DD 95.085). Dit gaat nogal ver.

Gevallen

Tot voor kort werd in grote onderzoeken naar georganiseerde criminaliteit zeer veel gescand. Het kon dan zowel gaan om verdovende middelen als om bedrijfsinbraken/kluiskraken, overvallen of autodiefstallen. Nu naar het geldend recht een machtiging van de rechter-commissaris is vereist - tenminste voor het afluisteren van gesprekken - is daarbij een verdenking noodzakelijk. Vaststaat dat een verdenking tot voor kort niet nodig werd geacht - zeker niet voor de ondersteuning van observatie.

Termijnen en vormvoorschriften

Geenszins is gebleken dat het scannen aan enige termijn is gebonden. Voor zover de scan wordt gebruikt om het observatiewerk te ondersteunen verdient dit geen verdere aandacht. Dat is wellicht anders waar de scan in feite neerkwam op het afluisteren van telecommunicatie.

De Centrale toetsingscommissie heeft volgens het Instellingsbesluit onder meer als taak zich een beeld te vormen van de bijzondere opsporing. In dat kader moeten operaties waarbij gebruik wordt gemaakt van hoogwaardige technologie (zoals peilzenders- en bakens) ter registratie worden gemeld. De scan hoeft echter niet te worden geregistreerd.

3.4.5 Direct afluisteren

Frequentie

In de praktijk blijken verschillende varianten van direct afluisteren (en daarmee meestal ook opnemen) voor te komen: het afluisteren van gesprekken met medeweten van n van de gespreksdeelnemers; het afluisteren van gesprekken zonder medeweten van gespreksdeelnemers; afluisteren teneinde aanwezigheid van activiteiten of personen vast te stellen en afluisteren bij gelegenheid van een verhoor van een verdachte of een getuige. Vanuit de gedachte dat de politie datgene mag wat niet verboden is, is in het recente verleden ruim gebruik gemaakt van afluisterapparatuur in gevallen die niet vallen onder de strafbaarstellingen van de artikelen 139a, 139b en 139d Sr en sommigen vatten dat ruim op.

De heer Vos:
Heeft direct afluisteren enige malen plaatsgevonden?
De heer Koers:
Dat heeft een paar keer plaatsgevonden. Wij hebben een keer geprobeerd op een terras met geluidsboxen een gesprek af te luisteren. Daarbij is de redenering toegepast, dat de wet verbiedt in een gesloten ruimte met technische hulpmiddelen een gesprek op te nemen; dit is niet een gesloten ruimte; wij kunnen eens kijken of het lukt. Dat was voordat het nieuwe wetsvoorstel direct afluisteren in de Kamer aanhangig is gemaakt.
De heer Vos:
Hoe hebt u de legitimatie toen gewaarborgd?
De heer Koers:
Het criterium was, dat het niet expliciet verboden was. Ik heb in dat specifieke geval voor mezelf de afweging gemaakt, of ik dat in een grote drugzaak voor mijn verantwoording kon nemen. Ik heb dat gedaan omdat het niet strafbaar was. Het is echter geen in de strafvordering opgenomen bevoegdheid. Noot
Toestemming van n van de gespreksdeelnemers wordt voldoende geacht om gesprekken af te luisteren en op
te nemen. Afluisterapparatuur werd op deze wijze frequent ingezet bij pseudokoopacties, ontmoetingen met informanten en andere ontmoetingen op van tevoren bekende en daarmee te prepareren plaatsen.

De heer Koers:
(...) ik wilde absoluut voorkomen dat er een verhoorsituatie zou ontstaan waardoor die politie-infiltrant op dat moment ongecontroleerd als het ware de cautie zou moeten geven. Dat mocht never gebeuren. En dat wisten ze ook.
De heer Vos:
U spreekt er in objectieve zin over, maar is het niet heel subjectief? Iemand kan iets ervaren als een verhoorsituatie: ik was met iemand aan het praten en hij stelde mij vragen, hij stimuleerde met mij in gesprek te komen. Dat kan toch snel als een verhoorsituatie uitgelegd worden?
De heer Koers:
Ja. Van alle bezoeken in de caravan, waar onze infiltrant toen woonde, en in het appartement waar hij later woonde, zijn video-opnames met geluidopnames gemaakt om dit risico, deze discussie uit te sluiten. Noot
Het gebruik van audio-apparatuur door de verschillende regio's varieert, maar in de Doorlichting van het ministerie van Justitie noemt slechts een regio een hogere frequentie dan 20 keer. De Dienst technische operationele ondersteuning (DTOO) zette in 1994 in 32 gevallen af- of meeluisterapparatuur in. Het komt voor dat een getuige zelf opnamen maakt van de gesprekken die hij met anderen (waaronder de verdachte) voert en daarmee naar de politie stapt.

Er wordt ook afgeluisterd zonder dat n van de gespreksdeelnemers daartoe opdracht heeft gegeven (of daarvan op de hoogte is). Het is onmogelijk vast te stellen hoe vaak dit gebeurt, als het gesprekken betreft die (min of meer) in het openbaar plaatsvinden.

Het komt voor dat een agent in burger onopvallend op een terrasje gaat zitten in de onmiddellijke omgeving van subjecten die in gesprek zijn. Soms wordt daarbij getracht het gesprek tussen de subjecten op te nemen. Hoewel het OM dit in n geval achteraf ontoelaatbaar achtte, wordt het soms gerechtvaardigd geacht met de overweging dat wanneer een gesprek door omstanders gewoon is te horen het ook mag worden opgenomen. De indruk bestaat dat slechts bij hoge uitzondering gesprekken worden afgeluisterd die niet in het openbaar geschieden.

In een loods is een microfoon geplaatst teneinde vast te stellen of er bepaalde handelingen werden verricht en zo ja welke. Het afluisteren was hier niet (primair) gericht op het afluisteren van gesprekken, maar strekte ertoe vast te stellen welke werkzaamheden in de loods werden verricht. Tijdens een andere observatie-actie is afgeluisterd door een gecamoufleerde recorder in een telefooncel te leggen, terwijl bekend was dat het subject van die telefooncel gebruik zou maken.

Doorgaans blijft het dan bij plannen, waarvan de verwezenlijking door het OM ontoelaatbaatbaar wordt geacht of waarvan de verwezenlijking onmogelijk blijkt.
Zo is in n van de onderzoeken van een kernteam de plaatsing van een meeluisterapparaat bij een telefoon voorbereid. Voorts is in een onderzoek van datzelfde kernteam het plan gemaakt en voorbereiding getroffen voor het plaatsen van afluisterapparatuur in een in aanbouw zijnde gebouw. Na uitvoerige afweging is door het openbaar ministerie daartoe geen toestemming verleend. Tenslotte is in een onderzoek van het kernteam voorbereiding getroffen voor de plaatsing van afluisterapparatuur aan de buitenmuur van een bar. Een ander kernteam heeft geprobeerd een telefooncel van een bug te voorzien, maar dit bleek technisch onmogelijk. Voorts is in een regio in het oosten van het land getracht in een woning van een verdachte van moord (deze persoon bleek achteraf niet de dader te zijn) af te luisteren. Het OM heeft daartoe vooraf toestemming gegeven, maar achteraf achtte de hoofdofficier deze actie ontoelaatbaar.

In een strafrechtelijke context vindt het opnemen van gesprekken iets vaker plaats. De audio en video-registratie van verhoren van verdachten en getuigen is een regelmatig voorkomend verschijnsel. In Zutphen wordt het verhoor van een getuige in een doodslag/moord-zaak opgenomen met medeweten van de getuige. Dit zou plaatsvinden binnen de met het openbaar ministerie afgesproken kaders en dus geen uitdrukkelijke toestemming van het OM behoeven. Iets soortgelijks gebeurt bij een bankoverval. In een andere Zutphense zaak vindt een audio-opname van een verhoor van een verdachte plaats. Een tweede verhoorkoppel kan meeluisteren. Dit zou CID-matig binnen een tactisch onderzoek geschieden. Met deze in dit kader vrij onbegrijpelijke toevoeging wordt waarschijnlijk vooral bedoeld dat het niet de bedoeling is dat de verdachte op de hoogte geraakt van de omstandigheid dat het verhoor wordt opgenomen. Vanuit de regiopolitie Gelderland-Zuid wordt eveneens melding gemaakt van het maken van geluids-en video-opnamen van het verhoor van verdachten. In een brief van 6 januari 1995 aan het OM wordt opgemerkt dat de opnamen niet gebruikt worden als opsporingsmiddel, maar enkel als middel om de verhorende ambtenaren te coachen en te
begeleiden. Een aantal Regionale Bijstand Teams werkt standaard met audio- en video-opnamen van verhoren (van de verdachte).
Ook in detentiesituaties wordt soms getracht om gesprekken tussen gedetineerden af te luisteren en op te nemen.

De heer Koers:
(..) Ik herinner mij nog een zaak waarin het in overleg met een gevangenisdirecteur gebeurd is, omdat de dreiging bestond dat iemand zou ontsnappen. Dat heeft echter absoluut niets opgeleverd.
De voorzitter:
Er wordt vaker in de gevangenis afgeluisterd. Wat is daarvoor volgens u de rechtsbasis?
De heer Koers:
Ik denk dat het de bevoegdheden van de directeur zijn voor de interne veiligheid van zijn inrichting.
De voorzitter:
U weet dat er bij de CRI een meldpunt is. Mag vanuit penitentiaire inrichtingen een directeur ook direct afluisteren, niet alleen voor het beveiligen van zijn inrichting maar ook voor het opsporen van strafbare feiten?
De heer Koers:
Ik denk niet in algemene zin, maar ik heb dat niet gecontroleerd.
De voorzitter:
Ziet u dat het kan of niet?
De heer Koers:
Mijn gevoel zegt dat het niet kan. Hij heeft een andere taak.
De voorzitter:
Het zou alleen rechtens zijn indien het zou gaan om te verhinderen dat er een uitbraakpoging wordt gedaan?
De heer Koers:
Ja, en hier liep het door elkaar heen. Noot

Functionarissen

In het basispakket van de regionale sectie technische ondersteuning was - in elk geval in 1988 - audio-apparatuur voor het opnemen van gesprekken aanwezig. Dat betekent dat geen beroep op het Korps landelijke politiediensten (KLPD) behoeft te worden gedaan.

De beslissingstructuur is ondoorzichtig. De wet biedt geen expliciet aanknopingspunt om een bepaalde functionaris bevoegd te doen zijn. Voor zover het gaat om direct afluisteren buiten het kader van een verhoor al dan niet met medeweten van een deelnemer aan een gesprek is er in de praktijk steeds toestemming gevraagd aan het OM. Dit type zaken is eveneens ter registratie gemeld aan de Centrale toetsingscommissie. Bij de opnamen van verhoren wordt het openbaar ministerie niet steeds van te voren betrokken.

Doel en effectiviteit

Het middel om af te luisteren zonder medeweten van n van de gespreksdeelnemers lijkt eerder te worden ingezet om sturingsinformatie ten behoeve van het verdere tactische onderzoek te verkrijgen dan om bewijs te vergaren. Dat hangt samen met de omstandigheid dat met zekerheid te verwachten valt dat de rechtmatigheid van direct afluisteren tijdens het onderzoek ter terechtzitting zeker onderwerp van onderzoek zal zijn als van het afluisteren een mogelijk voor het bewijs te gebruiken proces-verbaal wordt opgemaakt. Opmerkelijk is dat in de gevallen waarin direct afluisteren buiten medeweten van gespreksdeelnemers is gesignaleerd vrijwel steeds naar voren komt dat het afluisteren en opnemen niet (goed) is gelukt. Het gebruik van richtmicrofoons in openbare ruimten levert thans geen of onvoldoende rendement. Bij verborgen microfoons is het omgevingsgeluid een belangrijke belemmerende factor.

De voorzitter: Wij willen het met u nog hebben over twee kleine puntjes. In de doorlichting van uw regio komt ook nog voor dat u wel eens ging afluisteren met, geloof ik, uw eigen koffer.

De heer Paulissen:
Ja. Wij zagen dat criminelen niet meer via de telefoon met elkaar praatten, maar stad en land afreden om ontmoetingen met elkaar te hebben. Wij hebben zelfs een geval gehad waarin iemand naar Luxemburg reed om daar tien minuten op de hoek met iemand te praten en vervolgens terugging. Wij hebben gezegd: we kunnen achter ze aan blijven rijden tot we een ons wegen, maar wij zullen toch een beetje zicht moeten krijgen op datgene wat daar gebeurt. Wij hebben toen gezegd: in openbare ruimten vangt iedereen gesprekken op. Als je daar bent, vang je flarden van een gesprek op van een naastliggend tafeltje. Waarom zou je als politie ook niet mogen proberen, die flarden op te vangen? Misschien vang je flarden op die je in het totaal van de onderzoeksgegevens uiteindelijk weer wat wijzer maken.
De heer Paulissen:
Wij hebben toen gezegd dat datgene wat een normale burger in de openbare ruimte doet, ook voor de politie toelaatbaar is. Zij kan dus flarden van gesprekken en mededelingen oppakken. Nogmaals, Daarvan kan achteraf worden gezegd: dat is heel stout, dat had je niet moeten doen. Daar heb ik ook wel vrede mee. Maar ik wil maar aangeven dat wij dit soort afwegingen gemaakt hebben. Uiteindelijk hebben wij in

die afweging gezegd:
wij vinden dit te verantwoorden.
De voorzitter:
Heeft het overigens gewerkt?
De heer Paulissen:
Neen, op dat punt schaam ik mij nog het meest. Als je daarop terugkijkt, ziet het er allemaal wel amateuristisch uit. Het heeft dus niet gewerkt. Wij zijn er op een gegeven moment ook mee gestopt. Noot
De heer Kloosterman:
Ik heb nog nooit gezien dat zoiets werkt. Ze hebben mij nog nooit kunnen bewijzen dat dit te doen is voor ons soort werk. Het is mooi in het bos, als het heel stil is, voor de vogeltjes, maar ik denk niet dat je in een stad als Amsterdam een richtmicrofoon kan gebruiken. Noot
Toch spreken sommige leden van het OM zich nog positief uit over deze methode.

De heer Koers:
Als wij gebruik hadden kunnen maken van het middel direct afluisteren, had deze infiltratie-operatie niet zo lang geduurd. Dan was zij zeker met misschien een jaar of anderhalf jaar bekort.
De heer Vos:
Waarom?
De heer Koers:
Omdat je dan in bepaalde locaties afluisterapparatuur kunt plaatsen en direct hoort wat besproken wordt. Nu blijf je van de buitenkant naar binnen kijken. Noot
Ook het afluisteren van gesprekken met medeweten van een gespreksdeelnemer is niet altijd op het verkrijgen van bewijs gericht, ook al wordt het middel eigenlijk alleen tijdens een tactisch onderzoek (zij het doorgaans onder supervisie van de CID) ingezet. Het wordt dan gebruikt ter ondersteuning. Door het uiteenlopend gebruik is er weinig over de effectiviteit te zeggen. Ook hierbij kunnen problemen bij de opnamen ontstaan, tenzij er gelegenheid is om de gespreksruimte tevoren te prepareren. Daarbij moet zowel aan het voorbeeld van de hotelkamer als aan het voorbeeld van de verhoorkamer worden gedacht.

Gevallen

Het direct afluisteren met behulp van technische apparatuur geschiedt, zoals gezegd, doorgaans in het kader van een tactisch onderzoek.

De heer Koekkoek:
Werkt u met afluisterapparatuur?
De heer Broere:
Ja.
De heer Koekkoek:
Bij welke gelegenheden?
De heer Broere:
Gijzelingen, ontvoeringen. Wij maken daarbij ook gebruik van camera's om zicht te krijgen op wat zich binnen afspeelt. Noot
De indruk bestaat dat inzet van deze methoden alleen wordt overwogen in zaken die OM en politie zeer ernstig vinden. Dit valt ook te concluderen uit de doorlichting. Daarin wordt 15 maal melding gemaakt van direct afluisteren, waarvan in zes gevallen met medeweten van n der gespreksdeelnemers. Het afluisteren vond plaats in gevallen van moord/doodslag, gijzeling, een schietpartij, kinderporno, een zedenzaak, fraude en handel in verdovende middelen. Een paar uitgewerkte voorbeelden:

Moordzaak
Tijdens het onderzoek naar de gewelddadige moord op een bejaarde vrouw is direct afgeluisterd. Dit gebeurde door de plaatsing van afluisterapparatuur in een woning teneinde de gesprekken van de vermoedelijke dader in de aangrenzende woning af te luisteren. Dit betrof een zwaar verslaafde jongen die bij zijn moeder woonde. Uit de bandjes die gedurende twee dagen van gesprekken tussen moeder en zoon zijn opgenomen bleek dat de jongen niet betrokken was bij de moord. Deze afluisteroperatie gebeurde onder de regie van de CID en met toestemming van de officier van justitie.

Gijzelingszaak
In het geval van een gijzelingszaak is direct afgeluisterd door het aanbrengen van afluisterapparatuur in een hotelkamer. Het ging om de gijzeling van een uit Duitsland afkomstige Turk. Het zag ernaar uit dat de onderhandelingen tussen de familie en de gijzelnemers in een nader bepaalde lokatie zouden plaatsvinden. Op voorhand heeft de politie toen een hotelkamer gehuurd waarin video- en geluidsapparatuur is geplaatst. Naderhand liep de zaak anders en is deze afluisteractie niet nodig gebleken. Hiervoor was toestemming gegeven door de officier.

Afluisteren in het huis van bewaring
In het huis van bewaring zat een verdachte die vermoedelijk betrokken was bij de invoer van verdovende middelen van Frankrijk naar Nederland. Een medeverdachte kwam op bezoek en er zou wellicht over de handel
gepraat worden. Besloten werd om direct af te luisteren, hetgeen echter geen succes had. Doorgaans zal een verdenking bestaan. Voor zover het gaat om afluisteren zonder medeweten van n van de partijen is de inschatting van de commissie dat dit alleen gebeurt in gevallen die als uitzonderlijk worden beschouwd vanwege hetzij levensgevaar dan wel grote problemen om anderszins door te dringen tot een bepaald subject.

De heer Vos:
Mag in een woning ook direct afgeluisterd worden of gelden daar weer andere normen voor?
De heer Koers:
Ik vind dat er in een woning niet direct afgeluisterd mag worden.
De heer Vos:
Is dat ooit gebeurd?
De heer Koers:
In n zaak weet ik dat een collega dat gedaan heeft om - ook daar liep het onderzoek vast - uit te sluiten dat bepaalde mensen wel of niet bij een moord betrokken waren. Daar is het gebeurd.
De heer Vos:
Is daar verslag van gedaan?
De heer Koers:
Daar is verslag van gedaan. Noot Opmerkelijk was dat een politiefunctionaris, Van der Putten, door hem zelfgevoerde telefoongesprekken, met de officier van justitie op een recorder opnam. In strijd met het strafrecht of het strafprocesrecht is dat overigens niet, aangezien hij zelf aan de gesprekken deelnam.
De voorzitter:
Indertijd heeft u bandopnamen gemaakt van de gesprekken die u voerde met uw officieren?
De heer Van der Putten:
Ja.
De voorzitter:
U vertrouwde ze blijkbaar zo weinig?
De heer Van der Putten:
Nee.
De voorzitter:
Of was het uw manier van vastleggen?
De heer Van der Putten:
Ik neem normaliter alle gesprekken in een actie op. Maar ik moet wel heel eerlijk zeggen dat ik niet gestimuleerd ben om de recorder af te zetten.
De heer De Graaf:
En dat wist de officier, dat u het opnam?
De heer Van der Putten:
Nee, dat wist de officier van justitie niet.
De heer De Graaf:
U vertelt dat niet aan die officier van justitie?
De heer Van der Putten:
Dat heb ik aan niemand verteld. Het was bij mij zo dat op de werkkamer de taperecorders zichtbaar aanwezig waren en dat iedereen die binnenliep, dat kon zien.
De heer De Graaf:
De heer Valente kon ook zien dat de band draaide? De banden draaiden zichtbaar?
De heer Van der Putten:
Dat ze er stonden, was duidelijk.
De heer De Graaf:
Op mijn kamer staat ook van alles en nog wat.
De heer Van der Putten:
Ik heb het ze niet medegedeeld. Normaliter gebeurt er verder helemaal niets meer mee.
De heer De Graaf:
Mijnheer Van der Putten, is het niet uiterst raar dat u een gesprek met degene die gezag over u uitoefent, van het openbaar ministerie, opneemt zonder dat de ander dat weet? Dat is toch niet de normale verhouding?
De heer Van der Putten:
Ik heb dat al jaren gedaan. Ze hebben nu tegen mij gezegd dat dat een soort plichtsverzuim is. Ik zie het eerder als plichtsbesef. Ik heb alles heel nauwkeurig vastgelegd. Normaliter is er verder niets mee aan de hand, want dan worden alle banden gedemagnetiseerd. Maar nu is er wel iets aan de hand. Noot

3.4.6 Plaatsbepalingsapparatuur

Frequentie

Onder plaatsbepalingsapparatuur wordt hier verstaan een zender die permanent of met tussenpozen, een signaal uitzendt, waardoor de beweging van het object waarin of waaraan de zender is aangebracht, kan worden gevolgd en/of de plaats van het object kan worden vastgesteld. Ook wordt als zodanig aangemerkt de geotach, die als een soort tachograaf de bewegingen registreert van het object waarin of waaraan het apparaat is aangebracht, waarna achteraf de bewegingen kunnen worden uitgelezen.

Men zou onder de plaatsbepalingsapparatuur ook het gebruik van lokradio's, lokauto's en lokfietsen kunnen begrijpen. Van dergelijke middelen wordt in sommige regio's melding gemaakt, maar hoge frequenties in het gehele land zijn ten dezen niet vastgesteld. Het gebruik van deze middelen blijft dan ook verder buiten beschouwing.
Er zijn twee toepassingswijzen te onderscheiden: het gebruik ter ondersteuning van de dynamische observatie en het zelfstandig gebruik. In het laatste geval kunnen via satellietverbindingen de bewegingen van een object over grote afstand en gedurende langere tijd permanent worden gevolgd.

Het gebruik van plaatsbepalingsapparatuur geschiedt bepaald niet incidenteel. Als ondersteuning van de dynamische observatie wordt het door het OT tamelijk frequent ingezet. De frequentie verschilt sterk per regio: in sommige regio's gebeurt het slechts enkele malen, in andere regio's circa 30 keer per jaar. De zelfstandige toepassing vindt veelvuldig plaats. In alle grote onderzoeken, waarbij sprake is van transport wordt het middel herhaaldelijk ingezet.

Volgens de doorlichting van het ministerie wordt in Amsterdam/Amstelland in een tweetal tactische onderzoeken melding gemaakt van de inzet van door de DTOO geplaatste peilzender/-baken. In het hele land plaatste de DTOO 370 peilzenders/-bakens.

De heer De Graaf:
Mij is opgevallen dat, terwijl uw korps een zeer zuinige koers vaart ten aanzien van het gebruik van buitenwettelijke opsporingsmethoden, n van die methoden in omvang wel enorm is toegenomen bij het Amsterdamse korps. Ik doel dan op het plakken van peilbakens. Wij hebben een brief gezien die u hebt gekregen van de DTOO van het landelijke korps in Driebergen, waarin wordt aangegeven dat in 1994 ten behoeve van Amsterdam maar twee peilbakens zijn geplaatst en nu reeds 13, oplopend naar 20 dit jaar. Kunt u daar een verklaring voor geven?
De heer Van Riessen:
Ik zal dat proberen. De centrale recherche is vanaf april tot op heden een nogal actieve club.
De heer De Graaf:
Dat was ze vorig jaar ook, mag ik aannemen.
De heer Van Riessen:
Ik praat vanaf 1992 tot 1995. Dat wil niet zeggen dat het daarvoor niet zo was, maar wij hebben in 1992 wel een fundamentele stap moeten zetten door tot op de bodem de centrale recherche aan te pakken en te reorganiseren. Daarna is een werkproces ontstaan waarin de CID, zoals ik zojuist al heb gezegd, onderdeel is van een bureau recherche-informatie en waarin daarnaast heel sterk genvesteerd wordt in de tactische teams. De body van het bedrijf van Bernard Welten bestaat volgens mij uit tactische teams, selfsupporting...
De heer De Graaf:
Dat geloof ik graag. Mijn vraag is, ervan uitgaande dat de centrale recherche in 1994 ook al aardig op orde was, waarom het hanteren van deze ene methode nu zo explosief is toegenomen.
De heer Van Riessen:
Kennelijk hebben tegelijkertijd een aantal zaken gespeeld die het gebruik van deze opsporingsmethode noodzakelijk maakten. Noot

Functionarissen

Peilzenders ter ondersteuning van de observatie, die eenvoudig zijn aan te brengen worden meestal geplaatst door leden van het observatieteam. Indien het te prepareren object moeilijk te benaderen is - bijvoorbeeld omdat het in een afgesloten loods staat - wordt voor de plaatsing soms een arrestatieteam ingeschakeld, of wordt een beroep gedaan op de DTOO. Dit laatste is ook het geval als technische kennis noodzakelijk is. De desbetreffende (low cost) peilzenders en de bijbehorende mobiele ontvanger zijn doorgaans ondergebracht bij het observatieteam en/of de sectie technische ondersteuning. Bij het gebruik van deze apparatuur kan een observatieteam een beroep doen op ondersteuning door de Onderafdeling politie luchtwaarneming van de Divisie mobiliteit van het KLPD, die eveneens over peil-ontvangstapparatuur beschikt. De plaatsing van peilapparatuur voor de zelfstandige toepassing is een zaak voor de sectie Technische Ondersteuning of de DTOO, die daarbij soms wordt geassisteerd door personeel van een arrestatieteam (AT). Bij de inzet van een zender voor satelietontvangst door de DTOO van het KLPD worden schriftelijk de voorwaarden en de kosten afgesproken. De kosten van inzet van een Argoszender bedragen f.75,- per dag, te rekenen vanaf het tijdstip dat de zender de eerste positie heeft gegenereerd, tot het tijdstip dat de zender van een object is verwijderd.

Tot voor kort was niet voor elke inzet van plaatsbepalingsapparatuur tussenkomst van een officier van justitie vereist. Thans gaat de KLPD uitsluitend tot actie over wanneer een schriftelijke beslissing van de officier van justitie voorhanden is. Zulks laat onverlet de inzet van eenvoudige apparatuur in het kader van observatie op eigen gezag van de politie.

De voorzitter:
Nu is er begin 1993 een peilbaken aangebracht op een voertuig dat gebruikt werd door de dienst Driebergen. Waarom is daar geen goedkeuring bij van een officier van justitie?
De heer Lith:
Daar is wel goedkeuring bij.
De voorzitter:
Volgens het proces-verbaal dat wij hebben, is er geen sprake van toestemming van de officier van justitie: bij ons niet bekend. Noot


De indruk bestaat dat tegenwoordig in de meeste regio's de plaatsbepalingsapparatuur uitsluitend wordt geplaatst met toestemming van het OM. Dat betekent overigens niet dat het opgemaakte proces-verbaal steeds in het zaaksdossier wordt opgenomen. Het tegendeel lijkt het geval: de inzet van het middel zal zelden blijken. Indien de plaatsbepalingsapparatuur wordt ingezet in de fase die voorafgaat aan een verdenking, wordt bijvoorbeeld in Flevoland zelfs in het geheel geen proces-verbaal opgemaakt. Opmerkelijk is dat ook de Algemene inspectiedienst (AID) bij de handel in amfetaminen een CID-matige inzet van de geotach heeft gemeld, terwijl deze dienst geen CID-status heeft.

Het is de bedoeling dat bakens worden aangemeld bij het Landelijk Informatiepunt Observatie. In de praktijk stuit de DTOO tijdens een peilaktie wel eens op een niet aangemeld baken. Soms bestaat er onduidelijkheid wie een peilbaken heeft geplaatst.

De heer Koekkoek:
Is er in het XTC-onderzoek onder uw verantwoordelijkheid bij uw weten meermalen geplakt en een peilzender aangebracht?
De heer Lith:
In dit specifieke Delta-onderzoek?
De heer Koekkoek:
Ja.
De heer Lith:
Het zou kunnen dat er elders ook zenders zijn aangeplakt. Noot Blijkens het Instellingsbesluit heeft de Centrale toetsingscommissie een taak bij de inzet van hoogwaardige technologie, zoals peilzenders en bakens in het kader van observatie. De inzet van deze middelen moet ter registratie aan de toetsingscommissie worden gemeld. Dat is inmiddels in een aanzienlijk aantal gevallen gebeurd.

Doel en effectiviteit

Het volgen en observeren door een observatieteam is slechts bij hoge uitzondering van belang voor het bewijs in de strafzaak. De observaties worden slechts in de vorm van een proces-verbaal van bevindingen voor het bewijs gebruikt als er echte bewijsnood is. In de praktijk wordt dan ook gezegd dat het OT primair een opsporingsmiddel is en slechts onder stringente voorwaarden als bewijsmiddel kan worden gezien. Plaatsbepalingsapparatuur ter ondersteuning van de observatie wordt vooral ingezet in geval van moeilijk te volgen personen en ladingen. De kans dat betrokkene ontdekt dat hij wordt gevolgd, wordt daardoor aanzienlijk verminderd, doordat het OT op grotere afstand kan volgen of doordat het OT zelfs niet eens hoeft te worden ingezet. Voor wat betreft de effectiviteit van dit gebruik van deze apparatuur worden verschillende geluiden vernomen.

Zo wordt vanuit de politie wel gezegd dat criminelen de peilapparatuur ontdekken met apparatuur afkomstig uit de winkel om de hoek.

De heer Kloosterman:
Ik denk dat peilapparatuur heel eenvoudig te detecteren is met de huidige spullen die je zo in de winkel kunt kopen. Ik denk dat je een ontoelaatbaar risico neemt door dat in te zetten.
De voorzitter:
Dus door die peilzender eronder te plakken?
De heer Kloosterman:
Ja.
De heer Koekkoek:
Je verraadt jezelf als het ware.
De heer Kloosterman:
Ja. Dan kun je beter gewoon je ogen gebruiken. Wat dat betreft zijn wij een heel ouderwets observatieteam.
De heer De Graaf:
U maakt ook geen gebruik van de diensten van een andere politie-organisatie die daarin is gespecialiseerd?
De heer Kloosterman:
Nee. Ik weet wat u bedoelt, maar dat hebben wij niet gedaan. Het hoofd van de DTOO, Hellemons, betwist dit en deelt mee dat personen die een dergelijke opvatting uiten,
onvoldoende zicht hebben op de mogelijkheden van het KLPD.

De voorzitter:
Gisteren heeft onze laatste getuige gezegd dat hetgeen voorhanden is, eigenlijk niet goed werkt.
De heer Hellemons:
Dat heb ik gehoord, maar ik ben het in het geheel niet met hem eens.
De voorzitter:
Maar hij rijdt ermee rond; u stuurt de mensen eruit.
De heer Hellemons:
De vraag is waar hij mee rondrijdt. Ik wil hier graag bij aantekenen dat er, zoals ik al aangegeven heb, een enorme variteit aan plaatsbepalingssystemen is. Ik neem aan dat de getuige van gisteren doelt op een standaardmethodiek van een observatieteam.
De voorzitter:
Het plakken van een...

De heer Hellemons:
Van een peilbaken, zoals u waarschijnlijk wilde opmerken. Ik teken hierbij aan dat er op dit moment heel andere systemen bij onze dienst in gebruik zijn. Ongetwijfeld zullen er vanavond rijen deskundigen op de televisie komen en in de krant staan, die allemaal laten zien dat een peilbaken piept en dat je met een apparaat, waarvan zij driftig verkondigen dat het echt maar f.120 ex BTW kost, die peilzender onmiddellijk te pakken hebt aan de andere kant van de kamer. Ik durf hier echter absoluut te beweren dat wij goede systemen in gebruik hebben. Ik daag elke crimineel uit om die te vinden. Ik denk dat dat niet lukt.
Plaatselijke omstandigheden zijn bij de inzet van een peilzender soms van invloed. Zo komt in n van de vergadering van het Landelijk contact observatie (LCO) naar voren dat de interferenties op Schiphol met name na 20.00/21.00 uur groot zijn. Daardoor kon men in een concreet geval het peilsignaal niet meer traceren en is men een zender met bewegingsmelder kwijtgeraakt. Het zelfstandig gebruik vindt vooral plaats om de bewegingen van een transport(middel) te kunnen waarnemen, zonder dat fysieke observatie nodig is. Daardoor heeft men een grote mate van zekerheid over de plaats waar het transport(middel) zich bevindt en kan de inzet van personeel zeer gericht plaatsvinden. De gegevens worden alleen voor de bewijsvoering gebruikt als dit beslist nodig is. Het doel is echter vooral het verkrijgen van sturingsinformatie ten behoeve van het onderzoek.

Doordat een hoge mate van heimelijke plaatsing kan worden bereikt, wordt het op deze wijze ingezette middel als zeer effectief aangemerkt.

Gevallen

De soorten delicten waartegen met behulp van plaatsbepalingsapparatuur wordt opgetreden zijn divers. In een onderzoek in Gelderland-Midden naar gewelddadige overvallen is met toestemming van het OM een peilzender gebruikt, omdat volgen zonder de inzet van dergelijke apparatuur onmogelijk bleek. Een gelijksoortige inzet met dezelfde redengeving geschiedt eveneens in onderzoek naar bedrijfsinbraken en kluiskraken. Ook in verdovende middelenonderzoeken is een geotach aan een auto gemonteerd, nu eens om een XTC-laboratorium op te sporen, dan weer om een groot transport te kunnen volgen.

Duur

Voor zover plaatsbepalingsapparatuur met behulp van batterijen werkt, is met enige regelmaat een feitelijk nieuwe beslissing nodig of het middel zal worden voortgezet of niet. Sommige peilapparatuur is maanden achtereen in werking geweest. Dat was onder meer het geval toen een peilzender zich aan boord van een schip bevond. Herinnerd zij hier aan het feit dat sommige observatie-acties jaren kunnen duren (zie het citaat van de heer Kloosterman in 3.1).

3.4.7 Foto en video

Frequentie

Video-observatie is een veelvuldig toegepast bijzondere opsporingsmiddel. In de grote onderzoeken naar zware, georganiseerde criminaliteit wordt het vrijwel standaard gebruikt. De inzet geschiedt niet zelden reeds in de proactieve fase. Opmerking verdient dat het middel ook wordt ingezet bij allerlei vormen van veel voorkomende zogenaamde kleine criminaliteit, zoals in gevallen van pesterijen en vernielingen. Men dient bij het gebruik van video-camera's overigens niet alleen te denken aan de gewone apparatuur door een politie-ambtenaar die ze handmatig gebruikt. Veel video-apparatuur wordt op een vaste plaats neergezet en automatisch in werking gezet. In 1994 plaatste de DTOO in 206 gevallen een videocamera en er werd in 362 gevallen van het video-laboratorium van de DTOO gebruik gemaakt.

Er zijn video-camera's die opnamen kunnen maken via een radio-antenne van een auto. De opnamen kunnen eventueel via een, op een (auto)telefoon aangesloten, modem worden doorgestuurd. Er is zelfs al melding gemaakt in de pers van opleiding van politiehonden waardoor het mogelijk wordt op moeilijk toegankelijke of gevaarlijke plaatsen opnamen te maken. Noot Video-camera's behoren tot het normale straatbeeld in winkelcentra. Onlangs heeft het KLPD een opdracht gegeven tot het ontwikkelen van een systeem waardoor de snelwegen voorzien worden van video-camera's. Noot

De inzet lijkt met name gestoeld op overwegingen van doelmatigheid. Er wordt immers personele inzet van observatie-rechercheurs gespaard. Voorts maakt het middel het mogelijk te observeren op plaatsen waar dat
door personen niet kan worden gedaan.
In Noord- en Oost-Gelderland is in de periode 1991-1994 achtereenvolgens 25, 46, 29 en 50 keer de inzet van een video-camera gemeld. Het meest werd het middel daar ingezet in verband met vermogensdelicten. In Twente werd in 1994 tenminste 52 keer gebruik gemaakt van de video-camera. Fotoregistraties worden in de doorlichting van het ministerie veel minder genoemd en ook tijdens het onderzoek van de commissie is er slechts zelden aan gerefereerd. De inzet daarvan wordt kennelijk niet meer als bijzonder gezien, aangezien vaststaat dat van het gebruik van fotografie in de praktijk wel degelijk sprake is. Zo worden door een observatieteam ontmoetingen op foto vastgelegd en dienen foto's er ook toe helderheid te scheppen over de identiteit van de te volgen personen.

Meer nog dan bij de audio-opnamen komt het voor dat gebruik is gemaakt van door derden gemaakte registraties (dankzij video-apparatuur in voetbalstadions, tankstations, bankgebouwen, postkantoren e.d.). In andere gevallen bieden slachtoffers soms nuttige medewerking.

Functionarissen

De meeste foto- en video-observaties vinden plaats door de observatieteams. De sectie technische ondersteuning houdt doorgaans bij wie over een video-apparaat beschikten. Bij het inbouwen van complexere video-apparatuur wordt de DTOO van het KLPD ingeschakeld.

De organisatie van de inzet levert een chaotisch beeld op. Van de concrete inzet van een camera is het openbaar ministerie lang niet altijd op de hoogte. De inzet geschiedt dus als regel op beslissing van de politie, in het bijzonder als het gaat om camera-observaties in de open, publieke ruimte. Soms wordt gezegd dat de inzet moet passen in het algemene kader van afspraken tussen politie en openbaar ministerie. Dat was bijvoorbeeld het geval bij videoregistratie en -opname van een telefooncel op momenten dat een verdachte er telefoneert.

In andere gevallen acht men het voldoende het openbaar ministerie achteraf op de hoogte te stellen. Daarbij gaat het zowel om de zaaksofficier van justitie als om de CID-officier van justitie. Voorafgaande toestemming van het openbaar ministerie komt in de praktijk eveneens voor, vooral indien het gaat om observatie van een woning.

Toestemming werd bijvoorbeeld gegeven bij video-observatie van een brievenbus, van (de buitenzijde van) een wooncaravan, van een portiek en van de ontmoeting tussen een infiltrant en verdachte. En tevens voor een video-observatie van bezoekers van een crematorium na een moord en die van de bruiloft van een verdachte. Dat er sprake is van een verfijnd stelsel van afspraken is niet gebleken. Zo wordt in hetzelfde arrondissement soms voor de observatie van de buitenzijde van een woning voorafgaand toestemming aan het OM gevraagd en soms wordt dergelijke observatie geacht binnen de bestaande kaders te vallen. Van de inzet wordt vrijwel nooit een proces-verbaal opgemaakt. In ieder geval tot voor kort bleek uit het dossier niet (of slechts bij hoge uitzondering) dat er sprake was geweest van de inzet van een video-camera. Het is daarom des te opmerkelijker dat het Kernteam Noord-Oost-Nederland van een video-observatie elke twee dagen proces-verbaal opmaakte en aan de rechter-commissaris zond.

Het is de vraag of de Centrale toetsingscommissie volgens het Instellingsbesluit een bijzondere taak heeft in het kader van de inzet van video- en fotocamera's. Uit een brief van 2 mei 1995 valt evenwel af te leiden dat de inzet van foto-en videoapparatuur ook onder de meldingsplicht valt.Doel en effectiviteit Videoregistraties worden slechts bij hoge uitzondering voor het bewijs gebruikt. De videoregistratie levert vooral sturingsinformatie ten behoeve van de voortzetting van het strafrechtelijk onderzoek op. Het valt moeilijk vast te stellen of en in hoeverre de registraties doelmatig zijn. Uit de veelvuldige toepassing zou een indicatie kunnen voortvloeien dat de politie er ook werkelijk wat aan heeft.

Voor wat betreft de inzet van video-camera's is een algemeen antwoord op de vraag naar effectiviteit nauwelijks te geven. Er moet nader onderscheid gemaakt worden. Zo kan een camera op een kassa waaruit regelmatig geld wordt ontvreemd indirecte betekenis voor het bewijs hebben. Als de verdachte wordt geconfronteerd met de omstandigheid dat er min of meer sprake is van een heterdaad, omdat de wegnemingshandeling op band staat ligt een bekentenis nogal voor de hand. In dit soort gevallen is de inzet van het middel lang niet altijd omhuld met geheimzinnigheid. Dat wordt anders als de camera is opgesteld bij een derde die om redenen van veiligheid buiten het onderzoek wordt gehouden. In een dergelijk geval valt de effectiviteit nauwelijks te meten. Naar de vraag of de inzet van een camera in verhoorsituaties doelmatig is, is geen onderzoek gedaan.


De heer Mosterd:
In het begin hebben wij het zodanig op papier geformuleerd dat het niet duidelijk werd of het via een videocamera was geregistreerd of rechtstreeks met de ogen van de betrokkenen. Ook daarin zie je een ontwikkeling. Wij geven nu gewoon aan of er wel of niet gebruik is gemaakt van een videocamera.
De heer Koekkoek:
Sinds wanneer doet u dat zo? Na het arrest van het Amsterdamse hof in de zaak R.?
De heer Mosterd:
Ik weet niet hoelang dat geleden is. In mijn beleving doen wij het nu ongeveer anderhalf jaar op deze manier.
De voorzitter:
Is er in zaken waarbij u betrokken bent geweest, wel eens een rechter over gevallen?
De heer Mosterd:
Nee. Noot

Gevallen

Eerder is reeds opgemerkt dat de camera niet alleen wordt ingezet in het kader van de georganiseerde criminaliteit. De meeste gevallen betreffen vermogensdelicten en drugdelicten, maar ook kleine criminaliteit (pesten, vernielingen) en openbare ordehandhaving leiden soms tot de inzet van dit middel. De AID gebruikt het middel onder meer in verband met het illegaal lossen van vis.

De heer Vos:
Is observatie door middel van videocamera's in uw optie onbeperkt mogelijk?
De heer Koers:
Technisch is het onbeperkt mogelijk. Als een rechercheur ergens staat te kijken, ziet hij wat er gebeurt. Het is geaccepteerd dat hij een bril op zijn neus zet als zijn ogen wat kippig zijn. Als er op afstand iets gebeurt, wordt het geaccepteerd dat hij een verrekijker op zijn ogen zet. Ik denk dat in het verlengde daarvan technisch gezien ook een videocamera zit. Daaraan zitten wel grenzen. Als er inbreuk gemaakt wordt op de privacy van woonhuizen van mensen, zijn wij van mening dat het niet mag. Die grenzen brengen wij heel nadrukkelijk aan. (..)
De heer De Graaf:
En permanent een camera plaatsen op het raam van een woning?
De heer Koers:
Dat zou ik niet doen.
De heer De Graaf:
Een camera op het raam, is dat in uw arrondissement wel of niet gebeurd?
De heer Koers:
Ik weet dat er in n zaak een video geplaatst is op een woning waarmee door de woning heen gekeken kon worden. Het betrof een zaak waarin een moord gepleegd werd. Noot

Duur

De Twentse regiopolitie heeft in het kader van de Doorlichting aangegeven voor welke duur een camera is ingezet. In ongeveer een vijfde van het totaal aantal gevallen ging het om een of twee dagen. Voor het overige ligt de inzet doorgaans tussen twee en vier weken. Het hoogste aantal dagen was 97 voor enkele inbraken. Een totaalcijfer biedt het jaarverslag van de Divisie Zware Criminaliteit van de regiopolitie IJsselland over 1994: daar is in 1994.2249 dagen video-observatie ingezet. De kernteams verrichten soms nog langduriger video-observaties. Vanuit een postpand is jarenlang met behulp van de video geobserveerd.

3.4.8 Postvang

De gegevens over postvang zijn uiterst summier. Het is gelet daarop niet goed mogelijk afzonderlijke aandacht te besteden aan de verschillende aspecten, zoals tot dusver met de besproken middelen is gedaan. Wat betreft de frequentie is op te merken dat het middel in de doorlichting weinig wordt gemeld. In de politieregio Gelderland-Zuid wordt viermaal melding gemaakt van bevelen van de rechter-commissaris (artikel 110 en 114 Sv). Het gaat daarbij onder meer om post die wordt verzonden naar het adres van het slachtoffer van een strafbaar feit en om post in openbare postbussen. De politieregio Gelderland-Midden meldt drie gevallen.

De postvang is een klassiek dwangmiddel en geen bijzonder opsporingsmiddel. In alle gevallen is proces-verbaal opgemaakt. Soms wordt dit echter niet gevoegd in het zaaksdossier, namelijk als de postvang plaatsvindt conform artikel 100 Sv.

Er zijn summiere aanwijzingen dat de postvang wel eens op minder traditionele wijze plaatsvindt. In enkele onderzoeken van het kernteam Noord-Oost-Nederland wordt melding gemaakt van postmonitoring. Dit geschiedt CID-matig met toestemming van de officier van justitie. Aan de PTT is verzocht aan te geven of er voor bepaalde adressen post binnen komt uit een vreemd land. Hoe ver deze methode gaat is niet geheel duidelijk. Het kan zijn dat volstaan wordt met de registratie van gegevens die op de enveloppe staan (adressering en afzender). In het wettelijk systeem is tussenkomst van de rechter-commissaris noodzakelijk om kennis te nemen van de inhoud van de brief of het postpakket.
In dit kader is voorts te wijzen op een vorm van gecontroleerde aflevering. Tijdelijke onderschepping en het openmaken van postpakketten geschiedt met het oog op de plaatsing van bakens in het postpakket. Een rechter-commissaris heeft aangegeven daarvoor toestemming te hebben gegeven. Door de plaatsing van het baken hoopt men na te kunnen gaan voor wie het pakket (met verdovende middelen) uiteindelijk is bestemd.

3.4.9 Vuilnissnuffel

Het onderzoek van huisvuil (vuilnissnuffel) wordt door sommige regio's gemeld. Evenals over de postvang is in het algemeen weinig te zeggen over de frequentie, de functionarissen, de doelen, de gevallen en de vormvoorschriften die terzake bestaan.

Vanuit de regiopolitie Gelderland-Zuid wordt in een brief van 6 januari 1995 aan het openbaar ministerie geschreven dat het meenemen van huisvuil regelmatig voorkomt. Daaraan wordt toegevoegd dat het niet in alle gevallen met toestemming van de rechthebbende geschiedt. Uit Noord-Holland-Noord wordt een CID-matige vuilnissnuffel met toestemming van het OM gemeld. Ook in een onderzoek in Amsterdam/Amstelland en een onderzoek in Zeeland wordt aangegeven dat onderzoek van een vuilniszak heeft plaatsgevonden.

Er is geen duidelijkheid in de praktijk of men voor het onderzoek van een vuilniszak de officier van justitie al dan niet nodig heeft.

3.4.10 Inkijkoperaties

Frequentie

De inkijkoperatie is geen zelden voorkomend of marginaal verschijnsel, al varieert de toepassing ervan sterk per politieregio. Voor zover inkijkoperaties plaatsvinden door de arrestatieteams kan op grond van de bij de arrestatieteams aanwezige registrde frequentie, de functionarissen, de doelen, de gevallen en de vormvoorschriften die terzake bestaan.

Vanuit de regiopolitie Gelderland-Zuid wordt in een brief van 6 januari 1995 aan het openbaar ministerie geschreven dat het meenemen van huisvuil regelmatig voorkomt. Daaraan wordt toegevoegd dat het niet in alle gevallen met toestemming van de rechthebbende geschiedt. Uit Noord-Holland-Noord wordt een CID-matige vuilnissnuffel met toestemming van het OM gemeld. Ook in een onderzoek in Amsterdam/Amstelland en een onderzoek in Zeeland wordt aangegeven dat onderzoek van een vuilniszak heeft plaatsgevonden.

Er is geen duidelijkheid in de praktijk of men voor het onderzoek van een vuilniszak de officier van justitie al dan niet nodig heeft.

3.4.10 Inkijkoperaties

Frequentie

De inkijkoperatie is geen zelden voorkomend of marginaal verschijnsel, al varieert de toepassing ervan sterk per politieregio. Voor zover inkijkoperaties plaatsvinden door de arrestatieteams kan op grond van de bij de arrestatieteams aanwezige registratie en gesprekken met AT-medewerkers worden gesteld dat jaarlijks gemiddeld in tien gevallen per AT - oftewel tezamen 80 - inkijkoperaties worden verricht. Aan de CTC zijn in 1995 4 inkijkoperaties ter toetsing voorgelegd.

Het vaststellen van de frequentie van de inkijkoperaties wordt bemoeilijkt door het feit dat in sommige regio's ook bijvoorbeeld het boren van een gat in de muur van een schutting als inkijkoperatie wordt aangeduid en in andere regio's niet.

De variatie van het aantal in de doorlichting gemelde inkijkoperaties is groot, maar de indruk bestaat dat na 1993 het aantal inkijkoperaties is afgenomen.
Die suggestie rees in de gesprekken (interviews) die in het gehele land zijn gevoerd en ook bijvoorbeeld de cijfers van het nauwkeurig registrerende korps van Noord en Oost Gelderland: in 1992-1994 zouden daar achtereenvolgens 13, 22 en 7 inkijkoperaties hebben plaatsgevonden. Dat korps lijkt in verhouding tot andere korpsen aan de ruime kant te zitten wat betreft het aantal gemelde inkijkoperaties. Van inkijkoperaties in bewoonde woningen is niet gebleken, of het moest het ene geval zijn waarin een naar het zich aanvankelijk liet aanzien leeg kraakpand bijna was betreden; deze operatie is afgebroken toen van bewoning bleek.

De heer Koekkoek:
Kijkt u wel eens in woningen?
De heer Broere:
Alleen van buiten naar binnen door de ramen. Dat komt voor. Inkijken in de zin van betreden gebeurt niet bij woningen. Noot
Wel zou men kunnen spreken van enkele - eveneens zeer zeldzame - semi-inkijkoperaties in woningen/kantoren, waarbij een opsporingsambtenaar andere ambtenaren tijdens een reguliere controle begeleidde.

Functionarissen

Verschillende personen binnen de politie, waaronder de CID-chef, achtten zich bevoegd een inkijkoperatie te entameren. Deze methode wordt op verzoek van de tactische recherche, de CID of het OT uitgevoerd door medewerkers van het AT, de STO en/of de DTOO.

De heer Koekkoek:
Bij die neventaken denk ik bijvoorbeeld aan inkijkoperaties. Doet u die nog steeds in Rotterdam?
De heer Broere:
Als wij een verzoek daartoe krijgen, doen wij dat nog steeds. (...) Afgesproken is dat al deze verzoeken via de RCID lopen en dat men daar de afweging maakt, of dit bij uitstek het middel is om de informatie te verzamelen. Zij sluiten dat ook kort met de CID-officier van justitie. Als mij een dergelijk verzoek bereikt, beperk ik mij tot het stellen van de controlevraag: heeft u overleg gehad met de CID-officier. Als die vraag bevestigend wordt beantwoord, wordt door ons de naam van de officier genoteerd in de aanvraag. Wordt die vraag ontkennend beantwoord, dan zijn wij niet in voor deze operatie. (...) Het opbellen naar mij was voldoende. Ik stelde de controlevraag: weet de officier daarvan. Die vraag werd dan wel of niet bevestigend beantwoord. Ik toets niet - dat doe ik nu ook niet - het traject naar het OM. Daar ga ik van uit. Noot
De heer Dros:
De drie inkijkoperaties in de zaak-R - de enige drie vanuit de CID onder mijn verantwoordelijkheid - zijn op voorhand aan mij voorgelegd. Het is mijn inschatting geweest dat het juridisch verantwoord was en dat er ruimte was vanuit het openbaar ministerie om dat op politieverantwoordelijkheid te doen. Noot
In ieder geval tot 1993-1994 was het niet voor zich zelf sprekend dat het openbaar ministerie op de hoogte was van een inkijkoperatie.
Zo heeft bijvoorbeeld zonder medeweten van het OM een onderzoeksteam van de Rotterdamse en Haagse politie en de FIOD in 1990 en 1991 zes keer ingebroken in een loods, een bedrijfspand en een garage onder een woning. Een CID-chef die daaromtrent door het Amsterdamse hof als getuige wordt gehoord, geeft te kennen dat hij het niet efficint achtte het openbaar ministerie in kennis te stellen. De korpsleiding had evenmin wetenschap van dergelijke operaties. De indruk bestaat dat niet alleen de kennis over de concrete operatie ontbrak, maar dat de korpschefs ook niet op de hoogte waren van het bestaan van een dergelijke methodiek. Zo wist Wiarda niet van de vier inkijkoperaties in de zaak Henk R.

De heer Koekkoek:
Ik wilde nog enkele zaken die in uw korps gespeeld hebben en nog spelen, bespreken. In de eerste plaats is dat de zaak-R, waarover wij al een paar keer uitvoerig hebben gesproken. In hoeverre was u nu als korpschef op de hoogte van zo'n project en de methodes die daarbij werden gebruikt? Ik noem bijvoorbeeld het inkijken.
De heer Wiarda:
Ik was daar niet van op de hoogte.(...) Van schriftelijke beslissingen of verslaglegging was niet of nauwelijks sprake. Deze benadering vloeide voort uit het geheime karakter van de inkijkoperatie. Toch zijn er bijvoorbeeld in Twente en Gelderland-Zuid ook inkijkoperaties gemeld waarbij wel een proces-verbaal werd gemaakt. Van een eenduidige toepassing van de inzet van een inkijkoperatie was en is nog steeds geen sprake. Het openbaar ministerie eist voorafgaande aan een inkijkoperatie tegenwoordig tenminste vooroverleg. Over de wijze van verslaglegging bestaat geen eenduidigheid.
De heer De Graaf:
Heeft u toestemming gegeven voor een inkijkoperatie?
Mevrouw Gonzales:
Ja, dat heb ik gedaan.
De heer De Graaf:
Op grond van 9 Opiumwet?
Mevrouw Gonzales:
Ja.
De heer De Graaf:
Volgens de richtlijnen Gonsalves?
Mevrouw Gonzales:
Exact. Klopt.
De heer De Graaf:
En keer?
Mevrouw Gonzales:
Dat is n keer gebeurd en ik moet erbij zeggen dat het nog mislukt is ook, dus het had niet veel resultaat.
De heer De Graaf:
Het is dus bij een poging gebleven?
Mevrouw Gonzales:
Ja, en het is geverbaliseerd, inderdaad op basis van 9 Opiumwet. Noot Inkijkoperaties behoeven volgens de geldende regeling niet te worden getoetst door of gemeld aan de Centrale toetsingscommissie. Desalniettemin heeft de Centrale toetsingscommissie zeer onlangs een inkijkoperatie toelaatbaar verklaard.Doel en effectiviteit Inkijkoperaties hebben verschillende doelen. De twee meest genoemde redenen om een inkijkoperatie te verrichten zijn het vergaren van aanwijzingen (in opiumwetzaken eventueel bewijsmateriaal) en het aanbrengen van plaatsbepalingsapparatuur of camera's. Wat betreft het vergaren van aanwijzingen zal het er bijvoorbeeld om draaien vast te stellen of er zoals vermoed inderdaad drugs in de schuur liggen. De inkijkoperatie kan dan als achterliggende reden hebben na te gaan of de informatie van een informant juist is; de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van informant en informatie wordt aldus getoetst. Voorts is naar voren gekomen dat de operatie er toe strekt na te gaan of een gerechtelijk vooronderzoek ter fine van huiszoeking gendiceerd is.
De voorzitter: Met andere woorden:
u gaat kijken in die loods; de drugs liggen er...
De heer Mosterd:
Het gaf ons een zekerheidje. En als ze er liggen en er in feite al voldoende feiten en omstandigheden zijn om die loods binnen te gaan, dan wordt dat met toestemming van de RC gedaan.
De voorzitter:
Dan komt er gewoon een huiszoeking achteraan.
De heer Mosterd:
Precies, maar expliciet niet op grond van de informatie waarvan wij ons overtuigd hebben.
De voorzitter:
Wat vertelde u dan de rechter-commissaris?
De heer Mosterd:
Wij vertellen niets aan de rechter-commissaris. Het was meer naar het team toe, van: Joh, je moet het nu, morgenochtend, doen. Noot
Ook in dit opzicht vormt de effectiviteit geen probleem. De rechter-commissaris die van de inkijkoperatie niet op de hoogte is, zal tot de conclusie komen dat zoekingen (louter) op grond van CID-informatie nogal eens succesvol zijn. Opmerkelijk is dat slechts enkele gevallen zijn geconstateerd waarbij de inkijkoperatie daadwerkelijk geschiedde ten behoeve van het aanbrengen van plaatsbepalingsapparatuur.
In Haaglanden werd een inkijkoperatie ten behoeve van het plaatsen van een camera in een loods achteraf door de hoofdofficier van justitie onrechtmatig geacht.
Aan de inkijkoperatie gaat doorgaans een voorverkenning vooraf. Dit om zich een beeld te kunnen vormen van het object en de te verwachten problemen en om te voorkomen dat men voor onaangename verrassingen komt te staan tijdens de uitvoering.

Duidelijk moet worden wie beslist over een dergelijke voorverkenning en hoever die kan gaan. Een voorbeeld deed zich voor in Gelderland-Midden, waar in een onderzoek in verband met het omkatten van auto's eerst alleen door een kier naar binnen is gekeken (zonder toestemming van het openbaar ministerie). Vervolgens is er in datzelfde onderzoek met toestemming van het openbaar ministerie binnen getreden in een loods om aldaar rond te kijken. Naar het (latere) oordeel van de hoofdofficier van justitie was dit ontoelaatbaar. In Flevoland was sprake van een schouw in een vrachtwagen en een voorverkenning ten behoeve van (niet uitgevoerde) inkijkoperaties in een verdovende middelenzaak met toestemming van het OM maar zonder dat proces-verbaal is opgemaakt.

Er zijn niet of nauwelijks gegevens beschikbaar over mislukte of bijna mislukte inkijkoperaties waarbij degenen die de operatie uitvoerden groot risico liepen. Er is melding gemaakt van een methode om panden tegen een inkijkoperatie te beschermen. Dit zou gebeuren door los zand rond de te bezichtigen plaatsen te strooien zodat elke voetstap zichtbaar wordt.

Gevallen

Volgens artikel 9 Opiumwet vergt een inkijkoperatie het vermoeden dat sprake is van overtreding van de Opiumwet. In de praktijk bleek dat criterium niet altijd te worden gehanteerd.

De heer Van Amerongen:
Ik heb n keer toestemming gegeven - dat was in de eerste fase dat ik er zat - om een inkijkoperatie te doen onder de CID-vlag, zoals wij dat dan noemen. Ik denk dat dat ook de gebruikelijke wijze was waarop wij dat drie vier jaar terug deden. Wij hebben pas de ommezwaai gemaakt na de notitie van de twee heren Revis en Pieters van het Bossche parket, omdat zij hem onder 9 Opiumwet en dan onder 150 Wetboek van Strafvordering lieten vallen. Wij hebben achteraf gemeend, die zaak alsnog te moeten melden en daarvan 9 Opiumwet te maken. Maar voorheen - ik heb dat gisteren nog een keer nagevraagd omdat ik het verhoor van de heer Welten heb gehoord - vond dat naar mijn mening gewoon plaats onder de CID-vlag. Ik denk dat dit als reden had dat men eigenlijk vond dat wel de zorgvuldigheid er was, dat dus de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit werden ingevuld, maar dat het wat de wetmatigheid betreft, niet kon. Noot
De inkijkoperatie wordt niet alleen toegepast in onderzoeken betreffende de handel in verdovende middelen. Opvallend is juist dat ook bij min of meer georganiseerde vormen van vermogenscriminaliteit (autodiefstallen en omkatten van auto's) alsmede bij de gewone vermogenscriminaliteit wordt ingekeken. Toestemming van het openbaar ministerie ontbreekt dan vrijwel altijd. Slechts in een geval wordt gerept van voorafgaande mondelinge toestemming van het openbaar ministerie. In dat geval gaat het om een partij gestolen sportschoenen in een kelderbox. Er is wel sprake van interne rapportage. Als wettelijke grondslag wordt verwezen naar artikel 150 jo 158 Sv (bevoegdheid tot schouwen).

Het feit dat een loods is afgesloten lijkt geen beletsel te zijn, al wordt het soms uitdrukkelijk vermeld als de betreden plaats juist niet was afgesloten.


vorige         volgende         Inhoudsopgave en zoeken