5.3 Juridische grondslag

Het Wetboek van Strafvordering noch enige andere Nederlandse wet in formele zin kent de opsporingsmethode infiltratie. Hoewel art. 1 Sv bepaalt dat strafvordering alleen plaats heeft op de wijze bij de wet voorzien, heeft deze bepaling tot nu toe in de rechtspraak niet in de weg gestaan aan de toepassing van infiltratie. In de jurisprudentie is sedert het Tallonarrest (HR 4 december 1979, NJ 1980, 356 m.nt ThWvV) infiltratie als opsporingsmethode erkend. Reeds in dit arrest kwam de mogelijkheid aan de orde dat de infiltrant strafbare feiten (mede)pleegt.

In enkele internationale verdragen waar Nederland zich aan heeft gebonden, komt een van de vooromschreven varianten van infiltratie wel voor. Zowel art. 11 van het VN-verdrag tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen als art. 73 van de Schengen-uitvoeringsovereenkomst 1990 verplicht de lidstaten ertoe dat gecontroleerde aflevering bij illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen kan worden toegepast. Het VN-verdrag clausuleert dit met de woorden indien zulks geoorloofd is volgens de grondbeginselen van hun nationale rechtsstelsel; de Schengen-uitvoeringsovereenkomst stipuleert dat de overeenkomstsluitende partijen deze verbintenis op zich nemen overeenkomstig hun Grondwet en hun nationale rechtsorde. Art. 11, derde lid VN-verdrag luidt: Illegale zendingen waarvoor gecontroleerde aflevering is overeengekomen, kunnen, wanneer de betrokken partijen hiermee instemmen, worden onderschept en vervolgens worden doorgelaten, waarbij de verdovende middelen of psychotrope stoffen onaangeroerd blijven dan wel geheel of gedeeltelijk worden verwijderd of vervangen. Tot andere vormen van infiltratie dan gecontroleerde aflevering heeft Nederland zich niet verplicht. De internationale regelgeving roept reeds de vraag op of infiltratie geoorloofd is volgens de grondbeginselen van ons nationale rechtsstelsel. In de rechtspraak is de in dit licht relevante vraag aan de orde gesteld of en zo ja in hoeverre infiltratie een inbreuk kan betekenen op de grondrechten van de betrokken burgers/verdachten, in het bijzonder het recht op privacy en het recht op een eerlijk proces.

Wat betreft het recht op privacy stelde het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) dat in de zaak Ldi het gebruik van een undercover agent did not, either alone or in combination with the telephone interception, affect private life within the meaning of art. 8. Noot Uit dit Ldi-arrest blijkt dat van schending van de mensenrechten door infiltratie volgens de Europese jurisprudentie zeker niet steeds sprake is. Toch houden sommige auteurs (bijvoorbeeld advocaat-generaal Myer) rekening met de mogelijkheid dat infiltratie onder
omstandigheden wel in strijd met het recht op privacy zal komen. Daarbij valt ook te denken aan de betekenis van art. 10 lid 1 Grondwet waarin gesteld wordt dat ieder recht heeft op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen.

Denkbaar is dat zulks het geval is wanneer een politie-infiltrant onder aangenomen identiteit zich mengt in een geloofsgemeenschap - hetgeen vanwege die aangenomen identiteit als infiltratie is aan te merken. Daar immers zal de betrokkene geacht kunnen worden ondanks het dikwijls publieke karakter van geloofsbijeenkomst toch onbevangen zichzelf te kunnen zijn.

De heer Koers:
(.....) Het bijzondere in deze situatie was dat de hoofdverdachte in die zaak, die het middelpunt was van, zeg maar, zo'n zestig kennissen, vrienden om hem heen, slechts op n publiek toegankelijke plaats echt kwam. Dat was in die geloofsgemeenschap. (...) En gelijk de eerste keer dat onze politieman zich daar vertoonde, gebeurde wat wij gehoopt hadden: de hoofdverdachte zelf nam contact met onze man op. (..) Toen hebben wij gezegd: het is mooi dat dat contact er is, maar er mag in die gemeenschap absoluut niets gebeuren.
De heer De Graaf:
Wat bedoelt u met niets gebeuren?
De heer Koers:
Al te uitgebreide gesprekken. Want het is een geloofsgemeenschap. Maar je kunt wel misschien zo ver komen dat de hoofdverdachte onze man een keer wou bezoeken. Dat is gebeurd. Keer op keer heb ik erop aangedrongen en hebben de begeleiders erop aangedrongen: je mag absoluut geen sturende vragen stellen, er mag never een verhoorsituatie ontstaan. Dat is een absolute eis die ik gesteld heb. Dat is keer op keer gezegd. Je mag alln proberen vertrouwen te wekken in de hoop dat er spontaan een verhaal zou komen (..) Van alle bezoeken in de caravan, waar onze infiltrant toen woonde, en in het appartement waar hij later woonde, zijn video-opnames met geluidopnames gemaakt om dit risico, deze discussie uit te sluiten. En van het begin af aan is gezegd: alles moet vastgelegd worden; dit moet heel clean, heel zuiver aan de rechter voorgelegd kunnen worden. Het onderzoek liep niet goed; deze dadergroep kwam op basis van een heel goede analyse in beeld, eigenlijk het allerlaatste wat wij konden doen. Er was veel te weinig technisch bewijs om ooit via technisch bewijs bij die daders te komen. En toen hebben wij gezegd: in deze zaak, afwegend wat er gebeurd is, welke schending van privacy of privleven van iemand, dus dat tegen elkaar afwegend, is het verantwoord onder de voorwaarden die ik net aangaf.
De heer Rouvoet:
Vindt u infiltratie in geloofsgemeenschappen acceptabel?
De heer Koers:
In zijn algemeenheid niet. Noot Wat betreft het recht op een eerlijk proces verdienen in verband met de infiltratie twee aspecten nadere aandacht. Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens stelde in de zaak Edwards dat the prosecuting authorities disclose to the defense all material evidence for or against the accused and that the failure to do so in the present case gave rise to a defect in the trial proceedings. Noot Dit roept de - nog niet definitief beantwoorde - vraag op of het toelaatbaar is met het oog op een eerlijk proces dat het openbaar ministerie ten tijde van de terechtzitting beschikt over verslaglegging van infiltranten waarover de verdediging niet beschikt; aangenomen wordt dat voorafgaand aan de zitting wel bepaalde politietactieken en methodes geheim kunnen blijven. Het is ten tweede zinvol erop te wijzen dat de infiltrant - en zeker de burgerinfiltrant - doorgaans niet bereid is ter zitting of bij de rechter-commissaris te worden gehoord. Infiltratie zal dan ook in veel gevallen gepaard gaan met anonieme getuigenverklaringen, waarop in hoofdstuk 4 Informanten reeds is ingegaan vanuit mensenrechtelijk oogpunt.
Met betrekking tot de vraag of infiltratie geoorloofd is volgens de grondbeginselen van ons nationale recht, dient met het oog op mogelijke wetgeving ook onder ogen te worden gezien of het gerechtvaardigd is dat de overheid personen - al dan niet met een criminele achtergrond - (onrechtmatige) handelingen laat verrichten. Het Wetboek van Strafvordering kent ten dezen geen algemene bepalingen. Wanneer de overheid anderen van hun vrijheid berooft, inbreuk maakt op hun recht op huisvrede, of goederen afneemt, worden deze potentieel strafbare gedragingen (vergelijk artt. 282, 138 en 310 Sr) gerechtvaardigd indien de overheid bijvoorbeeld op grond van wettelijke strafprocessuele bevoegdheden tot deze handelingen besluit. Dergelijke rechtvaardigende artikelen bestaan niet ten aanzien van bijvoorbeeld het kopen van drugs (in het kader van een pseudo-koop), het rijden van een drugstransport (in het kader van koerierswerk bij een gecontroleerde aflevering) of zelfs maar de levering van een loods (in het kader van de medeplichtigheid aan de deelnemers van een criminele organisatie).

Het Wetboek van Strafrecht kent ook geen afzonderlijke strafuitsluitingsgrond, met betrekking tot door de overheid gepleegde strafbare feiten (zie hoofdstuk 2 Juridisch kader). Dit impliceert dat het geldende materile strafrecht geen afdoende regeling kent met betrekking tot strafbare feiten die door infiltranten worden
gepleegd.
Deze lacune staat er niet aan in de weg dat het opportuniteitsbeginsel (art. 167 Sv) aan het openbaar ministerie de ruimte laat om van vervolging af te zien op gronden aan het algemeen belang ontleend - of, naar de heersende interpretatie van genoemd artikel, dat het openbaar ministerie slechts tot vervolging zal overgaan indien zulks in het algemeen belang is. Het openbaar ministerie kan de infiltrant een zogenaamde vrijwaring van vervolging geven. In dit verband wordt eraan herinnerd dat de vervolgingsbeslissing wordt geleid door de beginselen van een goede procesorde. Dat heeft als consequentie dat de infiltrant die optreedt onder regie van politie en openbaar ministerie naar alle waarschijnlijkheid met succes een beroep kan doen op het bij hem gewekte vertrouwen dat hij niet zal worden vervolgd.

Uiteraard zal de beslissing van het openbaar ministerie in hoge mate afhangen van de vraag of respectievelijk in welke mate de infiltrant zich heeft gehouden aan de door het openbaar ministerie terzake infiltratie gestelde regels. In de Richtlijnen infiltratie, vastgesteld in de vergadering van procureurs-generaal d.d. 20 februari 1991 worden voorwaarden, werkmethoden, de rechtspositie van de infiltrant, het centraal voorwaardenscheppend orgaan, de gecontroleerde aflevering en de internationale samenwerking geregeld. De richtlijn noemt vier voorwaarden:

1. De infiltrant mag door zijn optreden de verdachte niet brengen tot ander handelen dan waarop zijn opzet te voren reeds was gericht. Dit verbod van uitlokking wordt aangeduid als het Tallon-criterium, naar de naam van het arrest waarin het werd geformuleerd.

De heer Corstens:
De Hoge Raad heeft gezegd dat het middel gehanteerd mag worden, als het maar niet zo is dat de verdachte wordt gebracht tot iets waarop zijn opzet niet gericht was. Opzet moet je hier verstaan als algemene intentie, algemene bereidheid. Het mag niet zo zijn dat je iemand die, bijvoorbeeld, in financile moeilijkheden verkeert over de streep trekt. Iemand die in het geheel nog niet was ingevoerd in het criminele drugsmilieu houdt de politie voor dat hij, als infiltrant, in korte tijd veel geld kan verdienen door aan een drugstransport mee te werken. Dat is door de Hoge Raad verboden. Als je dat doet, mag het aldus verkregen bewijsmateriaal niet tot bewijs meewerken. Dat is een voorwaarde (...). Noot
2. Het optreden van de infiltrant dient plaats te vinden na goedkeuring door het openbaar ministerie, onder regie van de recherchechef en in nauw overleg met de betrokken officier van justitie. Volgens het Amsterdamse Hof 4 februari 1993, NJ 1994, 113 brengt geen rechtsregel met zich mee dat de officier van justitie belast is met de dagelijkse leiding van een pseudo-koop-actie en dat hij bij voortduring en ononderbroken op de hoogte zou moeten worden gebracht, indien die activiteiten haar normale en voorziene gang gaan. Inmiddels heeft de Vergadering van procureurs-generaal in december 1994 besloten dat de meeste infiltratie-acties ter toetsing moeten worden voorgelegd aan de Centrale toetsingscommissie (zie hierna).

3. De toepassing van infiltratie moet voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit en zorgvuldigheid. De aard van de op te sporen feiten moet de toepassing rechtvaardigen en andere meer gebruikelijke opsporingstechnieken moeten onvoldoende effectief geacht kunnen worden. De HR 4 januari 1994, NJ 1994, 294 stelde dat bij beoordeling of voldaan is aan de eisen van proportionaliteit (..) niet alleen de ernst van de feiten van belang is maar ook de wijze waarop en de mate waarin ten behoeve van opsporing en vervolging van die feiten wordt opgetreden in het criminele milieu.

Wat de subsidiariteit betreft: infiltratie wordt beschouwd als ultimum remedium, maar dit punt is in de rechtspraak nog weinig aan de orde geweest. Er wordt - zoals gebruikelijk - in dezen van rechtmatig politie-optreden uitgegaan en het is uiteraard voor de verdediging heel moeilijk aan te voeren welke andere methoden gebruikt hadden kunnen worden. Het Hof Den Bosch heeft eenmaal het openbaar ministerie niet ontvankelijk verklaard omdat het een infiltratie niet vond voldoen aan de eis van subsidiariteit. Noot 4. Als infiltrant dient bij voorkeur alleen een speciaal daarvoor opgeleide politiefunctionaris te worden ingezet. Reeds in het arrest van HR 1 november 1983, NJ 1984, 586 mn GEM werd de burger-infiltrant toelaatbaar geacht; zie ook Hof Amsterdam 27 november 1984, NJ 1985, 256 en HR 17 januari 1989, NJ 1989, 575 m.nt 'tH.

In de rechtspraak ligt de meeste nadruk op het eerste en derde criterium. De Hoge Raad achtte het niet van belang of de verdachte op het moment van de inzet van een infiltrant reeds tot de kring der verdachten behoort (HR 4 december 1990, NJ 1991, 327) en of de verdachte naar het buitenland is gelokt (HR (civiele kamer) 9 september 1994, NJ 1995, 44) Noot. Zoals reeds opgemerkt, staat het verbod op uitlokking doorgaans in de weg aan een eventuele pseudo-verkoop.

Met de doorlating van partijen drugs, zodat deze bewust op de markt zouden komen, is de Vergadering van procureurs-generaal zich pas actief gaan bemoeien na de IRT-affaire. Spraakverwarring met betrekking tot de termen gecontroleerd af- en doorlevering en doorlating leverde de volgende situatie op:

De voorzitter:
Heeft u in het verleden methodes als gecontroleerde aflevering en doorlevering in detail in de vergadering van procureurs-generaal besproken, met name waar het gaat om de operationele kanten van die kwesties?
De heer Gonsalves:
Het plegen van strafbare feiten door in te zetten infiltranten staat in de infiltratierichtlijnen. Die kwestie is dus ook uitgebreid aan de orde gekomen. Er is ook gesproken over gecontroleerde aflevering, maar dat is een veel beperkter begrip. Het begrip gecontroleerde doorlevering is van heel recente tijd. In onze ogen gaat het bij gecontroleerde aflevering om een heel duidelijke zaak, want dan volg je een partij tot de plaats van bestemming. Dan ga je tot aanhouding en inbeslagneming over. Dan laat je zo'n partij een tijdje volgen, totdat die van de plaats van invoer de plaats van bestemming bereikt, zodat je ook het afnemersnetwerk kunt aanpakken. Mits dat goed is georganiseerd en van voldoende veiligheidsgaranties is voorzien, zitten daar naar mijn mening weinig risico's aan. Dat is iets wat regelmatig is gebeurd en nog steeds gebeurt. De gecontroleerde doorlevering...
De voorzitter:
Zoals wij het doorlaten nu noemen.
De heer Gonsalves:
...houdt in het doorlaten met het risico dat niet op de plaats van bestemming tot inbeslagneming wordt overgegaan. Dat doe je, omdat je hoopt daardoor op den duur informatie te krijgen die leidt tot de aanhouding van de gehele groep. Dat is naar mijn mening de definitie van gecontroleerde doorlevering. Daarvan hebben wij gezegd dat dit alleen in uitzonderlijke omstandigheden mag. Daarbij doet zich weer die afweging van proportionaliteit voor. Het mag alleen met toestemming van het College van
procureurs-generaal.

De voorzitter:
Heeft u in de afgelopen jaren die speciale casus besproken waarbij dat is toegepast? Heeft u daar toestemming voor gegeven?
De heer Gonsalves:
Neen, want dat wisten wij niet.
De voorzitter:
Dat wist u niet?
De heer Gonsalves:
Neen. Noot
De heer Corstens:
Ik heb het misschien verkeerd verstaan, dat zou kunnen. Wij weten dat waarnemen moeilijk is. Toen mijnheer Gonsalves hier gisteren zat, zei hij dat er geen sprake zou zijn van gecontroleerd doorleveren, althans dat het op het PG-niveau niet aan de orde zou zijn geweest. Ik heb mij verbaasd afgevraagd of de procureur-generaal, mijnheer Gonsalves, niet de circulaire van 20 februari 1991 kent, die dit impliceert naar mijn gevoel. Maar ik kan het verkeerd begrepen hebben. Noot
De Vergadering van procureurs-generaal heeft op 6 december 1994 besloten dat infiltratie-acties vooraf ter toetsing aan de Centrale toetsingscommissie (CTC) (zie ook 5.5) moeten worden voorgelegd, te weten: zoals pseudo-koop en de gecontroleerde aflevering gericht op inbeslagneming (welke laatste moet worden - alle (inter-)nationale (projectmatige) infiltratiezaken met uitzondering van eenmalige of kortlopende acties aangemeld ter registratie aan de CTC);

van criminele infiltranten, die onder regie en gezag van het openbaar ministerie en politie strafbare feiten - alle vormen van - al dan niet langdurige - infiltratieoperaties waarbij gebruik wordt gemaakt van informatie (blijven) plegen;

coverbedrijf of een structuur van coverbedrijven, door middel waarvan desgevraagd facilitaire ondersteuning in - alle zogenaamde frontstore-operaties waarmee bedoeld wordt het opzetten en/of exploiteren van een de vorm van goederen of diensten aan criminele groeperingen of organisaties wordt aangeboden; De CTC houdt zich dus eigenlijk bezig met alle in dit hoofdstuk behandelde methoden, behoudens de - alle infiltratie-operaties, waarbij gebruik gemaakt wordt van niet criminele burgerinfiltranten. Noot eenvoudige gevallen van pseudo-koop en gecontroleerde aflevering. Tot 28 november 1995 zijn door de CTC 72 acties getoetst, waarvan 50 in verband met infiltratie (zie ook 5.5.4). Niet alle 72 aangemelde zaken leidden tot daadwerkelijke toetsing, dit als gevolg van bijvoorbeeld het feit dat het hier geen zaak voor de CTC betrof of dat gesproken moest worden van een informant en nog niet van een infiltrant.

Tabel 1:
Politie-infiltratie aangemeld bij de CTC Zaak             1. Handel in verdovende middelen Toetsingsverzoek             Inzet Nederlandse en buitenlandse politie-infiltranten en plegen
strafbare feiten (pseudo-koop, vervoer van en investering in drugs). Duur             anderhalf jaar Voorleggen aan rechter             ja Toestemming en oordeel CTC             Ja. Goede psychosociale begeleiding van een medewerker van het PIT en handelen conform de Nederlandse richtlijnen infiltratie . Schriftelijke afspraken met buitenlandse autoriteiten voor vrijwaring en via rogatoire commissie. Investering conform Tip-, toon- en voorkoop, aansturen op maximaal aantal kilo's in transport. Voorleggen aan minister. Zaak             2. Handel in XTC en organiseren house party's. Toetsingsverzoek             Politie-infiltratie met pseudo-koop. Duur             twee maanden Voorleggen aan rechter             nee Toestemming en oordeel CTC             Ja, als niet wordt afgeweken van aard en duur inzet. Zaak             3. Handel in verdovende middelen. Toetsingsverzoek Inzet Duitse pseudokoper in Nederland. Duur Voorleggen aan rechter             ja, operatie is vooraf getoetst door Duitse RC. Toestemming en oordeel CTC             Ja, als niet wordt afgeweken van aard en duur inzet Zaak             4. Criminele organisatie: o.a. verdovende middelen, moord, fraude, corruptie. Toetsingsverzoek             Inzet politie-infiltrant Duur             ongeveer half jaar Voorleggen aan rechter             ja, per proces-verbaal in zaaksdossier. Toestemming en oordeel CTC             Nee, eerst meer informatie. Zaak             5. Handel in verdovende middelen en fraude. Toetsingsverzoek             Inzet politie-infiltrant Duur             ongeveer half jaar Voorleggen aan rechter             Ja, in procesverbaal. Toestemming en oordeel CTC             Ja, als tot daadwerkelijke infiltratie wordt overgegaan dan terugkoppeling. Zaak             6. Handel in wapens en springstof. Toetsingsverzoek             Duitse politie-infiltrant die eventueel vooraankopen moet doen. Duur             Nog niet bekend of opsporingsmethode tot vervolgbare zaak zal leiden.
Voorleggen aan rechter             Ja, het traject kan worden opgestart. Toestemming en oordeel CTC             Wanneer strafbare handelingen gaan worden verricht moet nieuwe toetsing plaatsvinden. Zaak             7. Criminele organisatie: o.a. handel in verdovende middelen en vuurwapens, fraude, geweld. Toetsingsverzoek             Inzet politie-infiltrant. In dit kader opzetten frontstore en direct afluisteren in combinatie met video. Duur             vijf maanden Voorleggen aan rechter             In principe via infiltratie-proces-verbaal naar rechter. Toestemming en oordeel CTC             Toetsing achteraf van een niet succesvolle aktie. Inzet PIT is goed bevonden. Echter het voornemen tot direct afluisteren had de CTC afgekeurd. Geen gevolgen omdat aktie zonder resultaat gestopt is. Zaak             8. Criminele organisatie: o.a. handel in verdovende middelen, fraude en corruptie. Toetsingsverzoek             Inzet politie-infiltranten caf-infiltratie met een frontstore. Duur Voorleggen aan rechter             Ja Toestemming en oordeel CTC             Toetsing achteraf. PIT-actie is, hoewel onsuccesvol, wel terecht geweest. Zaak             9. Criminele organisatie o.a. gericht op verspreiding kinderporno. Toetsingsverzoek             Politie-ambtenaar wordt onder pseudoniem donateur van een Bulletin Board System (porno). Duur             zes tot acht weken Voorleggen aan rechter             Indien nodig Toestemming en oordeel CTC             Ja,maar gelet moet worden op risico van uitlokking en aantasting privacy, indien besloten wordt externe bestanden aan te bieden. Zaak             10. Criminele organisatie: o.a. handel verdovende middelen en vuurwapens, geweld, corruptie en prostitutie. Toetsingsverzoek             Politie-infiltrant Duur             voorlopig drie maanden Voorleggen aan rechter             Ja Toestemming en oordeel CTC             Ja inzake de orinterende informatiefase. Wanneer contact ontstaat, dan opnieuw ter toetsing voorleggen. Zaak             11. Handel verdovende middelen. Toetsingsverzoek             Inzet Nederlandse en buitenlandse
politie-infiltranten. Twee doorlatingen. Duur             bijna een jaar Voorleggen aan rechter             nee Toestemming en oordeel CTC             Toetsing achteraf. Gunstig oordeel over doorlatingen, gezien het grote belang van de zaak uit maatschappelijk en crimineel-politiek oogpunt, voorgelegd aan PG-vergadering. Zaak             12. Grootscheepse handel in gestolen goederen Toetsingsverzoek             Inzet politie-infiltrant en bewijsaankopen. Duur             ongeveer zes weken Voorleggen aan rechter             ja Toestemming en oordeel CTC             Ja. Zaak             13. Handel in verdovende middelen Toetsingsverzoek             Inzet politie-infiltrant Duur             anderhalf jaar Voorleggen aan rechter             ja Toestemming en oordeel CTC             Voorlopige toestemming tot een concreet scenario voor de werkzaamheden van de infiltrant beschikbaar is. Zaak             14. Handel in verdovende middelen, diefstal en geweld. Toetsingsverzoek             Politie-infiltratie en frontstore(transport) Duur Voorleggen aan rechter             ja Toestemming en oordeel CTC             Toetsing achteraf. Zaak             15. Handel in verdovende middelen, smokkel van grondstoffen voor vervaardiging, witwassen en geweld. Toetsingsverzoek             Politie-infiltranten en frontstore. Strafbare feiten denkbaar i.d.v.v aankopen harddrugs of transport. Duur             een jaar Voorleggen aan rechter             ja Toestemming en oordeel CTC             Nee, zaak opnieuw voorleggen met concreter scenario. Zaak             16. Criminele organisatie: handel in verdovende middelen. Toetsingsverzoek             Politie-infiltrant Duur             9 maanden Voorleggen aan rechter             ja Toestemming en oordeel CTC             Nee, er is vooralsnog geen duidelijk scenario en de onderliggende CID-info is verouderd. Tevens is vastgesteld dat zowel de zaaksofficier als de tactische chefs onvoldoende op de hoogte zijn. Dit
wordt als klassiek en achterhaald beschouwd door de CTC. Zaak             17. Handel in XTC. Toetsingsverzoek             Politie-infiltrant en vooraankopen Duur             2 maanden Voorleggen aan rechter             Beslissing hangt af van wel/niet vervolgbare zaak. Toestemming en oordeel CTC             Ja, maar denk aan uitlokking en goede vastlegging. Zaak             18. Handel in verdovende middelen en witwassen. Toetsingsverzoek             Inzet politie-infiltrant met (financile) frontstore. Duur             3 maanden Voorleggen aan rechter             ja Toestemming en oordeel CTC             Nee, afbreukrisico zowel voor de infiltrant als politiek te groot. Zaak             19. Criminele organisatie in de handel synthetische drugs in GB en NL. Toetsingsverzoek             Inzet Nederlandse en Britse politie-infiltranten in NL (transport) en gecontroleerde aflevering. Duur             4 maanden Voorleggen aan rechter             ja Toestemming en oordeel CTC             Ja, als alle afspraken met de Engelse autoriteiten schriftelijk worden vastgelegd.
Tabel 2:
Burgerinfiltratie aangemeld ter toetsing aan de CTC Zaak             1. Handel in verdovende middelen Toetsingsverzoek             Burgerinfiltratie met een gecontroleerde aflevering Duur             een maand Voorleggen aan rechter             In beginsel niet Toestemming en oordeel CTC Ja, als niet wordt afgeweken van aard en duur inzet. Zaak             2. Handel in verdovende middelen Toetsingsverzoek             Burgerinfiltratie en het plegen van strafbare feiten (vervoer drugs). Duur             een dag Voorleggen aan rechter             Bij zaaksdossier wordt CID-proces-verbaal over de aard van de gebruikte methode gevoegd. Toestemming en oordeel CTC Ja. Melden als omvang en/of gedeelte van transport dat niet kan worden onderschept bekend is. Zaak             3. Handel in verdovende middelen Toetsingsverzoek             Inzet niet criminele burgerinfiltrant en het plegen van strafbare feiten. Duur             drie maanden
Voorleggen aan rechter             Een operationeel CID-proces-verbaal wordt bij zaaksdossier gevoegd. Toestemming en oordeel CTC Ja. Activiteiten infiltrant mogen niet in het buitenland. Afspraken schriftelijk vastleggen en informant waarschuwen voor consequenties als afspraken worden geschonden. Zaak             4. Platte politieambtenaar met nevenactiviteit drugshandel. Burgerinfiltratie en plegen strafbare feiten. Duur             zes weken Voorleggen aan rechter             Indien noodzakelijk Toestemming en oordeel CTC Ja, als niet wordt afgeweken van aard en duur inzet. Zaak             5. Handel in verdovende middelen. Toetsingsverzoek             Burgerinfiltratie met doorlaten. Duur Voorleggen aan rechter             nee Toestemming en oordeel CTC Nee. Observatie van deze partij is niet verzekerd. Tevens is niet zeker of de volgende partij wel komt. Zaak             6. Handel in verdovende middelen. Toetsingsverzoek             Inzet buitenlandse burgerinfiltrant met doorlaten. Duur Voorleggen aan rechter             Ja. Toestemming en oordeel CTC Test door gesprekken betrouwbaarheid en stel plan van aanpak op. Zaak             7. Handel in verdovende middelen. Toetsingsverzoek             Inzet buitenlandse burgerinfiltrant met doorlaten. Duur Voorleggen aan rechter             ja Toestemming en oordeel CTC Ja. Goede afspraken maken met buitenlandse autoriteiten en deze vastleggen. Zaak             8. Handel in verdovende middelen. Toetsingsverzoek             Burgerinfiltratie met doorlaten. Duur Voorleggen aan rechter             nee Toestemming en oordeel CTC Ja, als omvang transport niet groter wordt dan gemeld.
Zaak             9. Handel in verdovende middelen. Toetsingsverzoek             Burgerinfiltratie met doorlaten in kader frontstore. Duur Voorleggen aan rechter Toestemming en oordeel CTC Oordeel opgeschort. Zaak             10. Ontmantelen XTC-laboratoria. Toetsingsverzoek             Burgerinfiltratie met strafbare feiten. Duur             twee maanden Voorleggen aan rechter             nee Toestemming en oordeel CTC Ja, als aard en duur operatie niet veranderen. Zaak             11. Handel in XTC-pillen. Toetsingsverzoek             Burgerinfiltrant en een strafbare feit (chauffeur) Duur             een paar dagen Voorleggen aan rechter             nee Toestemming en oordeel CTC Ja, als aard en duur operatie niet veranderen. Afspraken schriftelijk vastleggen en op consequenties wijzen bij schending. Zaak             12. Grote criminele organisatie: o.a. handel drugs, fraude, corruptie. Toetsingsverzoek             Burgerinfiltratie en plegen strafbare feiten (transport) Duur             drie maanden Voorleggen aan rechter             nee Toestemming en oordeel CTC Ja, als gelet wordt op afbreukrisico infiltrant en politiek. Alle afspraken schriftelijk vastleggen en wijzen op consequenties bij schending. Verdiensten afdragen. Zaak             13. Handel in harddrugs Burgerinfiltrant Toetsingsverzoek Duur Voorleggen aan rechter             nee Toestemming en oordeel CTC Ja, terugkoppeling als meer bekend wordt over omvang partij en het Nederlandse traject. Zaak             14. Criminele organisatie: o.a. XTC-laboratorium, geweld en vuurwapens. Toetsingsverzoek             Burgerinfiltrant en strafbare feiten Duur             drie maanden Voorleggen aan rechter             nee Toestemming en oordeel CTC
Oordeel opgeschort. Later niet meer nodig. Zaak             15. Handel in verdovende middelen Toetsingsverzoek             Inzet burgerinfiltrant Duur             twee en een halve maand Voorleggen aan rechter Toestemming en oordeel CTC Ja, afspraken schriftelijk vastleggen en wijzen op consequenties bij schending. Zaak             16. Criminele organisatie: o.a. verdovende middelen, vuurwapens, geweld. Toetsingsverzoek             Inzet burgerinfiltrant en plegen strafbare feiten. Duur Voorleggen aan rechter             nee Toestemming en oordeel CTC Ja, schriftelijke vastlegging afspraken en gewezen moet worden op consequenties bij schending. Zaak             17. Criminele organisatie: verdovende middelen, fraude, geweld, corruptie. Toetsingsverzoek             Inzet burgerinfiltrant en gecontroleerde aflevering. Duur             een jaar Voorleggen aan rechter             nee Toestemming en oordeel CTC Toetsing achteraf Zaak             18. Handel in verdovende middelen. Toetsingsverzoek             Inzet niet criminele burgerinfiltrant. Duur Voorleggen aan rechter             nee Toestemming en oordeel CTC Ja. Zaak             19. Criminele organisatie: o.a. mensenhandel en verdovende middelen. Toetsingsverzoek             Inzet burgerinfiltrant en strafbare feiten. Duur             een jaar Voorleggen aan rechter             nee Toestemming en oordeel CTC Toetsing achteraf. CTC is van mening dat infiltrant verdiensten had moeten afstaan. Afbreukrisico is ook erg groot. Advies om zaak niet voor de rechter te brengen. Zaak             20. Handel verdovende middelen. Toetsingsverzoek             Inzet burgerinfiltrant en strafbare feiten (financier en bewaker
drugshandel) Duur Voorleggen aan rechter             nee Toestemming en oordeel CTC Ja, gezien de relatief korte duur en lichte vorm van de aktie, de betrouwbaarheid van de infiltrant, het feit dat in detentie dit transport is voorbereid en de partij gepakt zal worden. Wel moet aandacht besteed worden aan het afbreukrisico. Zaak             21. Handel in verdovende middelen. Toetsingsverzoek             Aktie niet criminele burgerinfiltrant van de DEA, leidt waarschijnlijk tot gecontroleerd aflevering in transito. Duur             twee maanden Voorleggen aan rechter             ja, indien buitenlands onderzoek tot bewijzen tegen Nederlandse verdachten leidt. Toestemming en oordeel CTC Ja, omstotelijk moet vaststaan dat er geen sprake was van uitlokking, DEA contact op NL bodem onder Nederlandse pol./just.-regie en primair gericht op bewijsvergaring van NL verdachten, partij moet in VS in beslag worden genomen en landelijk officier inlichten. Zaak             22. Handel in verdovende middelen, geweld, corruptie en zedendelicten. Toetsingsverzoek             Burgerinfiltrant en doorlaten. Duur Voorleggen aan rechter             nee Toestemming en oordeel CTC Toetsing achteraf. Gunstig oordeel over hoeveelheden doorgelaten harddrugs voorgelegd aan PG-college. Zaak             23. Handel in verdovende middelen. Toetsingsverzoek             DEA burgerinfiltrant en doorlaten Duur             een jaar Voorleggen aan rechter             nee Toestemming en oordeel CTC Toetsing achteraf. Gunstig oordeel over hoeveelheden doorgelaten drugs voorgelegd aan PG-vergadering. Zaak             24. Produceren van synthetische hardrugs. Toetsingsverzoek             Burgerinfiltrant die reparatiewerkzaamheden verricht
aan amfetaminelaboratorium. Duur Voorleggen aan rechter             nee Toestemming en oordeel CTC Zaak is ingetrokken door meningsverschil politie en hoofdofficier. Zaak             25. Handel in verdovende middelen en diefstal en export van auto's. Toetsingsverzoek             Burgerinfiltrant en doorlaten (vervoer gestolen auto's) Duur Voorleggen aan rechter             nee Toestemming en oordeel CTC Ja. Zaak             26. Handel in verdovende middelen en geweldsdelicten. Toetsingsverzoek             Niet-criminele burgerinfiltrant en strafbare feiten. Duur             een maand Voorleggen aan rechter             ja Toestemming en oordeel CTC Geen toestemming. Er moet een ander scenario bedacht worden. Zaak             27. Handel in verdovende middelen en corruptie. Toetsingsverzoek             Niet-criminele burgerinfiltrant en strafbare feiten(transport) Duur             een twee maanden Voorleggen aan rechter             nee Toestemming en oordeel CTC Ja, criminele verdiensten afdragen in ruil voor justitile beloning. Zaak             28. Handel in verdovende middelen en witwassen. Toetsingsverzoek             Inzet burgerinformant (!) voor aankoop monsters. Duur             anderhalf jaar Voorleggen aan rechter             in principe niet Toestemming en oordeel CTC Toetsing achteraf. Geen oordeel bekend. Zaak             29. Handel in verdovende middelen. Toetsingsverzoek             Inzet gestuurde burgerinformant die geen strafbare handelingen verricht. Duur             drie maanden Voorleggen aan rechter             nee Toestemming en oordeel CTC Toetsing wanneer informant burgerinfiltrant wordt. Zaak             30. Handel in verdovende middelen, fraude en corruptie.
Toetsingsverzoek             Inzet niet-criminele burgerinfiltrant en plegen strafbare feiten en deals met criminelen. Duur Voorleggen aan rechter             nee Toestemming en oordeel CTC Eerste toetsing geen toestemming. Getwijfeld wordt over de stuurbaarheid van de burgerinfiltrant . Tweede toetsing nog geen toestemming. Kwetsbaarheid infiltrant te groot. Derde keer wel toestemming onder voorwaarden: schriftelijke vastlegging afspraken informant, runners moeten hem wijzen op eigen verantwoordelijkheid. Zaak             31. Handel in verdovende middelen Toetsingsverzoek             Informant adviseert voor opzetten frontstore: legaal im- en exportbedrijf Duur             drie maanden Voorleggen aan rechter             nee Toestemming en oordeel CTC Nog geen toestemming nodig. Pas als strafbare feiten worden verricht. Verder snel een OvJ betrekken. Op grond van de toetsingen kan een interpretatie worden gegeven van de wijze van inhoudelijke beoordeling door de CTC van infiltratie-activiteiten.
De heer Vos:
Welke criteria legt u aan? Er is geen wettelijke basis en dus moeten die criteria ergens vandaag worden gehaald. Waaraan ontleent u uw criteria?
De heer Jansen:
U bedoelt toetsingscriteria?
De heer Vos:
Ja.
De heer Jansen:
Voor een aantal zaken zijn er geen wettelijke regelingen. Wel zijn er zaken zoals infiltratie, waarvoor er een richtlijn bestaat. Die richtlijn geeft een aantal criteria aan. Dat zijn ook de criteria die in de rechtspraak hun weg hebben gevonden. Ik noem de uitgangspunten van proportionaliteit en subsidiariteit. Is wat je wil in verhouding met de zaak? Kan het beoogde resultaat niet met andere, minder vrstrekkende middelen worden bereikt? Erg belangrijk is ook het principe dat voorkomen wordt dat men in uitlokkingssituaties terechtkomt. Dit criterium gaat ook wel door voor het Tallon-criterium, genoemd naar een zaak die door de Hoge Raad is behandeld. Men mag de verdachte niet brengen tot handelingen die hij niet uit zichzelf zou willen plegen. Voorts kijken wij ook naar de behoorlijkheid en de controleerbaarheid van het traject, de regie die wordt gevoerd en de risico's die men een infiltrant laat lopen. Daarbij kan het gaan om zijn veiligheid maar ook om de vraag of niet te gemakkelijk tegen een infiltrant is gezegd: je gaat wel onder onze regie strafbare feiten plegen maar maak je geen zorgen want we houden je straks wel buiten de zaak. Dat wordt soms wat t gemakkelijk gezegd en het is onze taak om te toetsen of dit inderdaad zonder kleerscheuren kan. Een ander punt waaraan wij absoluut stringent toetsen, is de kwestie van de verdiensten van de infiltrant. Daarin zijn wij zeer rigoureus. Wij vinden het niet acceptabel dat een infiltrant criminele verdiensten uit zijn activiteiten krijgt. Het is een duidelijke eis onzerzijds dat dit niet gebeurt en dat er wordt gezorgd voor een passende beloning in het kader van de tipgeldregeling. Met betrekking tot het maken van afspraken met infiltranten hameren wij op het vastleggen van die afspraken. Daar gaan wij vrij ver mee. Wij verlangen ook wel dat die afspraken niet alleen schriftelijk worden vastgelegd maar ook worden getoond aan de CTC. Noot
In het afgelopen jaar is de meeste melding gemaakt van de (voorgenomen) inzet van burgerinfiltratie, te weten 31 keer. Hierbij zitten zowel Nederlandse als buitenlandse burgerinfiltranten, meestal gepaard gaande met het
plegen van strafbare feiten zoals het doen van vooraankopen en transport van verdovende middelen. De duur van de inzet varieert van een dag tot anderhalf jaar. Er zijn vier niet criminele burgerinfiltranten aangemeld. De voorwaarden die aan de inzet van burgerinfiltranten gesteld worden zijn onder meer: stellen;

- er mag niet worden afgeweken van de aard en de duur van de inzet zonder de CTC hiervan op de hoogte te (o.a. aanhouding) bij schending hiervan;
- afspraken moeten schriftelijk worden vastgelegd en de infiltrant moet gewezen worden op de consequenties

middelen gemeld worden, inclusief het deel wat eventueel uiteindelijk het milieu ingaat; - bij gecontroleerde aflevering of doorlating moet de uiteindelijke omvang van een transport verdovende Naast burgerinfiltranten wordt ook de inzet van politie-infiltranten gemeld ter toetsing, te weten 19 zaken. Nederlandse infiltranten behoren tot een Politieel infiltratie team (PIT). In vijf zaken zijn buitenlandse politie-infiltranten gemeld, al dan niet in combinatie met Nederlandse infiltranten. Incidenteel is er sprake van een combinatie met een frontstore of direct afluisteren. De duur van inzet varieert van zes weken tot anderhalf jaar. De voorwaarden aan de inzet van politie-infiltranten wijken niet veel af van die voor burgerinfiltratie. Een tweetal afwijkende voorwaarden zijn:

In het merendeel van de gevallen wordt er toestemming gegeven, waarbij de CTC specifieke voorwaarden stelt. In een enkel geval worden deze voorwaarden niet nagekomen.

De voorzitter:
Ik stel u deze vraag omdat wij enkele gevallen kennen waarin u voorwaardelijk toestemming heeft gegeven. In een bepaald traject zegt u: misschien is doorlevering mogelijk maar daar moet even mee worden gewacht omdat wij nadere informatie willen hebben. Vervolgens komt men zes maanden later bij u terug en dan is het al gebeurd. Ik doel nu op een zaak waarin het weer gaat om het doorlaten van enkele duizenden kilo's softdrugs, met de bedoeling een eventuele harddrugslijn uit te testen. Zo is het gegaan en ik vraag mij af, wat nu die toestemming waard is.
De heer Jansen:
Het geval waarover u nu spreekt, is bijzonder specifiek. Het betrof de methodiek die wel vaker voorkomt. Er komt een proefzending van een organisatie die wil nagaan of de afzetlijn naar Nederland betrouwbaar is. Men stuurt een partij softdrugs - geen grote hoeveelheid; enkele duizenden kilo's - met de bedoeling om, als dat traject goed blijkt te functioneren, later een grotere zending harddrugs langs dezelfde lijn binnen te brengen. In het geval waarover u nu spreekt, vonden wij de beoogde lijntest niet verantwoord.
De voorzitter:
Maar het gebeurde tch. Later komt men bij u terug met de mededeling: we konden niet anders. Wat is nu het gevolg van het feit dat u het (nog) niet verantwoord vond?
De heer Jansen:
Het is nadien niet gebeurd onder de regie van politie en OM.
De voorzitter:
Dan is er toch sprake van onstuurbaarheid? U zegt dat het niet moet gebeuren maar het gebeurt toch. Later komt men bij u terug met de vraag of men nog verder kan gaan met de informant.
De heer Jansen:
Wij hebben gezegd dat die lijntest niet verantwoord was. Wij hadden problemen met het Tallon-criterium. Wij vonden niet dat het OM daaraan kon meewerken. Vervolgens hebben politie en OM hun handen van dat proefzendingstraject afgetrokken.
De voorzitter:
Maar dan weten OM en politie later toch niet dat het tch is gebeurd? Dan doen ze er verder niets meer mee.
De heer Koekkoek:
Bovendien hadden ze de partij dan in beslag moeten nemen.
De heer Jansen:
Maar men wist bij benadering niet wanneer de partij zou binnenkomen.
De voorzitter:
Later komt men bij u terug met de mededeling dat men met die figuur wil verder werken en dat de proefzending al heeft plaatsgevonden. Dan blijkt toch dat er nietaan uw voorwaarden is voldaan? De vraag is nu niet of u de hele casus wilt doorlopen. De vraag is wat voor effect dit heeft.
De heer Jansen:
Het is een wat ongelukkige casus. Het OM heeft zich bij onze beslissing neergelegd maar de proefzending kwam er toch, zij het niet onder regie van politie en OM. Noot

De CTC is tevens gevraagd enkele methoden achteraf te toetsen. De methoden waren dan al toegepast.

De voorzitter:
In een paar gevallen wordt u gevraagd om achteraf te toetsen. Welke zin heeft dat eigenlijk?
De heer Jansen:
Ik heb zoven al gezegd dat ik het toetsen achteraf problematisch vind. Het ligt ook duidelijk anders dan het toetsen vooraf. Enkele trajecten waarin wij achteraf hebben getoetst, waren trajecten waarin in de OM-lijn, hoofdofficier en PG, was ingestemd met het te lopen traject. Het belang van de toetsing achteraf door ons zou kunnen zijn dat wij in een bepaald traject zulke grote risico's zien - dat heeft zich niet voorgedaan - of vinden dat men zo volstrekt ernaast heeft gezeten dat wij de mensen die nog met de zaak bezig zijn ontraden om dat voort te zetten. Dat is ook in een geval gebeurd.
De voorzitter:
In een geval is dat gebeurd. In welk geval is dat gebeurd?
De heer Jansen:
Dat was een geval waarin het probleem zat - het is al even aan de orde geweest - van de vrijwaring van de infiltrant. Men had gezegd: natuurlijk, wij moeten jou op een bepaald ogenblik ook wel aanhouden samen met de andere verdachten, want je speelt een rol in die zaak, maar wij halen je er wel uit. Men kwam daarmee in de problemen en stuurde toen aan op het maken van een vormfout.
De voorzitter:
Een welbewuste vormfout?
De heer Jansen:
Ja. Wij hebben gezegd dat wij dat volstrekt onaanvaardbaar vinden.
De voorzitter:
Heeft men toen naar u geluisterd?
De heer Jansen:
Toen heeft men naar ons geluisterd in die zin dat men zei: wij zijn het niet met je eens. Maar dat is ook de zaak waarin het beroep op de portefeuillehouder heeft plaatsgevonden.
De voorzitter:
Toen heeft de portefeuillehouder wie gelijk gegeven?
De heer Jansen:
De portefeuillehouder heeft gezegd: ik vind het buitenproportioneel om de hele zaak af te blazen nu je zover bent, maar leg je probleem aan de rechter voor; laat de rechter uitmaken wat hij ervan vindt en wat hij eventueel...
De voorzitter:
Uiteindelijk is die weg van de vormfout dus niet gekozen?
De heer Jansen:
Dat klopt. Noot Een vraagpunt is overigens nog of in geval er een lange termijn infiltratie reeds door het CTC is goedgekeurd, ook een in dat kader verrichte gecontroleerde aflevering, doorlevering of doorlating opnieuw moet worden voorgelegd (om toestemming of ter registratie). Dit punt geldt overigens mutatis mutandis eveneens in gevallen waarin de officier van justitie toestemming voor bijvoorbeeld een pseudo-koop heeft gegeven: men kan zich afvragen hoe vaak de politie in zo'n geval mag blijven proberen voordat opnieuw toestemming van de officier moet worden gevraagd. Wat betreft de mogelijkheden tot toetsing achteraf moet nog gewezen worden op art. 152 Sv. Volgens dit artikel maken opsporingsambtenaren ten spoedigste proces-verbaal op van een door hen opgespoord strafbaar feit of van hetgeen door hen tot opsporing is verricht of bevonden. Het relaas van infiltratie in een proces-verbaal is in de jurisprudentie diverse malen aan de orde geweest. Volgens Hof Den Bosch 26 juli 1990, NJ 1990, 787 droeg de afwezigheid van een proces-verbaal inzake pseudo-koop in geval van valsemunterij bij aan de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Dat neemt niet weg dat het Hof Amsterdam 4 februari 1993, NJ 1994, 113 in verband met pseudo-koop stelde: In zijn algemeenheid vindt in het recht geen steun het standpunt dat opsporingsambtenaren gehouden zijn tot het opmaken van een proces-verbaal van iedere verrichting of bevinding in het kader van de opsporing van - mogelijk gepleegde - strafbare feiten op straffe van niet ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. (...) Weliswaar is het uiteindelijk niet aan de opsporingsambtenaren bedoeld om de bedoelde relevantie te bepalen, doch dat neemt niet weg dat dezen zich in de eerste plaats daarover een oordeel hebben te vormen.
De voorzitter:
Maar vindt u dat pseudo-koop ook kan worden toegepast als het niet in het proces-verbaal komt, als er niet vervolgd wordt?
De heer De Wit:
Als pseudo-koop wordt toegepast, vind ik dat die actie in het proces-verbaal moet worden opgenomen en ter toetsing beschikbaar moet zijn bij de behandeling van een zaak op de zitting. Deze vraagstelling wordt wat bemoeilijkt door het wat geforceerde onderscheid dat langzamerhand ontstaan is tussen wat als de pro-actieve, uitgebouwde CID-fase wordt aangeduid en het tactisch onderzoek.
De voorzitter:
Het is toch heel simpel? Het betekent dat het in het proces-verbaal moet komen en niet zomaar in het CID-traject mag worden gestopt.
De heer De Wit:
Ja. Noot In het voorgaande is enige relevante rechtspraak naar voren gebracht. Het is op deze plaats wellicht goed nog eens te benadrukken, dat de rechterlijke toetsing noodzakelijkerwijs een beperkte is. Bij afwezigheid van nadere
wettelijke bepalingen is de rechter slechts in staat te toetsen aan grondrechten en aan ongeschreven beginselen van een goede procesorde. Wat de laatste betreft zal daarbij in aanmerking moeten worden genomen of en in hoeverre de verdediging door het gelaakte overheidsoptreden in haar belangen is geschaad. Factoren zoals de veiligheid van de infiltrant, de risico's voor de integriteit van het politie-optreden en - meer algemeen - de belangen van derden, kunnen door de strafrechter niet of nauwelijks in diens beoordeling van een concrete strafzaak worden betrokken. Uit de rechtspraak blijkt voorts dat de strafrechter het feit dat door infiltranten strafbare feiten zijn gepleegd niet pers (dat wil zeggen anders dan in verband met het onder 1-3 van de Richtlijn gestelde) van doorslaggevend gewicht acht bij de beoordeling van een concrete strafzaak.

vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken