7.7 Betrokkenheid FIOD/douanerecherche
7.7.1 Doorlaten van containers
De douane en de douanerecherche waren van wezenlijk belang voor de uitvoering van deze methode. De
douane diende op verzoek van de politie controle van bepaalde containers achterwege te laten, ook al waren
er signalen dat zich in de containers drugs bevonden. Het Douane Informatie Centrum (DIC) selecteerde de
containers waarmee mogelijk iets aan de hand was. Ongeveer 30 tot 40 % van de geselecteerde containers
werd op verzoek van de politie doorgelaten.
- De heer Rabbae
:
- Wat is de normale procedure?
- De heer
Huisman:
- Als een zending door moet gaan, moet er normaal aangifte bij de douane worden gedaan.
- De heer
Rabbae:
- Door wie?
- De heer
Huisman:
- Meestal door een agent, een expediteur of een cargadoor. Zodra er aangifte gedaan wordt,
bestaat er altijd nog het risico dat een douanier op een post de aangifte wil controleren. Bij doorlevering werd
er ook voor gezorgd dat er geen controle plaatsvond.
- De heer
Rabbae:
- En wie gaf de opdracht om niet te controleren?
- De heer
Huisman:
- Die opdracht kwam van de
FIOD. Wij stelden dan uiteraard wel de vraag of er contact over
was geweest met een officier van justitie. Dat is in alle gevallen bevestigd en vanaf begin 1994 hebben wij
van de teamleider van de FIOD ook steeds een getekende verklaring gekregen met de naam van de
betreffende officier.
- De heer
Rabbae:
- Maar u krijgt ook de verklaring van de officier zelf te zien?
- De heer
Huisman:
- Nee, wij krijgen alleen de verklaring van de teamleider van de
FIOD, waarbij de naam van
de behandelende officier wordt vermeld, dus geen verklaring van de officier zelf.
- De
voorzitter:
- En geeft u dan het seintje aan de douane dat men een container ongemoeid moet laten?
- De heer
Huisman:
- Dat is wat wisselend geweest; in een aantal gevallen ging het via onze dienst, in andere
gevallen via surveillanceposten, maar dan wisten wij er wel van.
- De heer
Rabbae:
- Maar waarom ging het via uw dienst? U heeft geen directe gezagsrelatie tot de
FIOD.
- De heer
Huisman:
- Ik heb wel contacten binnen de douanewereld.
- De heer
Rabbae:
- Informele contacten.
- De heer
Huisman:
- Nee, ook heel formele.
- De heer
Rabbae:
- Maar de formele lijn loopt dus...
- De heer
Huisman:
- Er loopt geen gezagslijn direct van de
FIOD naar de douane.
- De heer
Rabbae:
- Dus u krijgt een signaal van de
FIOD dat u een bepaalde lading ongemoeid moet laten, maar
het gaat niet via de directeur van de FIOD naar uw directeur en via u naar de uitvoerende mensen?
- De heer
Huisman:
- Nee, maar zoiets heeft ook een bepaalde historie. Het begint met een rechtstreeks contact
tussen de
FIOD en mij of mijn mensen. Dan wordt er gevraagd of de zaak afgedekt is door de justitie en dan is
het antwoord positief. Op een bepaald moment denk je: dit worden er toch wel wat veel. Daar praat je dan over
met je eigen dienstleiding en dat heeft ertoe geleid dat wij in het begin van dit jaar een bespreking op het
ministerie hebben gehad om te bekijken of dit nu de lijn was: als een officier van justitie het in het belang van
een onderzoek vindt dat een container zijn normale weg vervolgt, werken wij daar dan aan mee? Het beleid
dat in de praktijk ontwikkeld was, is toen herbevestigd en het is dus staand beleid. Noot
De verzoeken van CID-en tot doorlating van containers werden door de FIOD sinds 1993 in een formulier
vastgelegd. De beslissing daarover werd genomen door een teamleider van de FIOD. Het formulier werd
vervolgens doorgestuurd naar de regionale douane waar de feitelijke controle moest plaatsvinden. De
container werd vervolgens zonder controle overgedragen aan de chauffeur, veelal een informant.Op verzoek
van de RCID kunnen wij de inhoud van een bepaalde container voordat deze wordt afgehaald, onderzoeken op
verdovende middelen. Soms is het verzoek van de RCID zo opgesteld dat er door de douane niet in de
container wordt gekeken. Noot
De CID, die een verzoek deed voor het doorlaten van een container, diende volgens de afspraken naar de FIOD
terug te koppelen wat er vervolgens met de container was gebeurd en of de drugs in beslag waren genomen.
De commissie constateert dat deze terugkoppeling in veel gevallen niet heeft plaatsgevonden.
7.7.2 CID-activiteiten FIOD
De FIOD, en meer specifiek de douanerecherche, heeft in de afgelopen jaren verschillende informanten
gerund, waaronder chauffeur M. Volgens toenmalig teamleider Teeven werden door de FIOD tien informanten
gerund, zonder dat de FIOD beschikte over de CID-status. Noot
FIOD-medewerker De Jongh werkte ten behoeve van verschillende CID-en om de methode van het doorlaten
van containers te kunnen verwezenlijken.
- De heer Teeven:
- Ik heb uiteraard doorgevraagd wat de taak van De Jongh zou zijn in Dordrecht en in Haarlem.
Zijn taak zou zijn, ervoor te zorgen dat de containers die binnenkwamen de haven konden verlaten. Daarbij
moest de douanerecherche, mijn medewerker, ervoor zorgen dat die containers niet werden gecontroleerd door
de douane. Voor die taak moest ik toestemming geven. Ik moest zeggen: kijk niet naar die container. Daarnaast
heeft hij, in combinatie met politiepersoneel, bepaalde
informanten gerund die ofwel van oudsher van de
douanerecherche ofwel van de politie waren.
- (...) De heer
De Graaf:
- Waarom runde mijnheer De Jongh dan eigenlijk de
informant? Hij was toch geen CID'er?
- De heer
Teeven:
- De Jongh had een bepaalde know-how op een bepaald vlak terwijl het CID-personeel dat
niet had. Bij het runnen van bepaalde
informanten was het gewenst dat die kennis beschikbaar was. Noot
De verantwoordelijkheid voor de handelingen van De Jongh blijkt onduidelijk:
- De heer De Graaf:
- U bent toch verantwoordelijk voor datgene wat uw medewerker in zo'n traject doet?
- De heer
Teeven:
- Terecht vraagt u daarover door. Uiteraard ben ik verantwoordelijk voor wat hij doet. Maar als
hij in een ander politieteam opereert, dan is het niet vreemd dat de formeel verantwoordelijke chef niet van alle
ins en outs op de hoogte is, zeker in die jaren niet als het om CID-trajecten ging.
Noot
In Kennemerland heeft de samenwerking tussen de FIOD en de CID plaatsgevonden zonder dat afspraken over
informatie-uitwisseling zijn vastgelegd. De FIOD en de korpsleiding Haarlem betwisten elkaars
verantwoordelijkheid voor de specifieke activiteiten van De Jongh die ertoe leidden dat de containers
ongemoeid werden gelaten. Volgens de korpsleiding Haarlem was de FIOD verantwoordelijk, volgens de FIOD
was de CID Kennemerland verantwoordelijk. FIOD teamleider Bakker ging tot maart 1995 ervan uit dat alle
bewust niet gecontroleerde containers op een later moment in beslag genomen zouden worden.
- De voorzitter:
- Toen u de opheffing van het
IRT zag, hebt u toen nooit het idee gekregen dat daartussen
containers hadden kunnen zitten die via deze methode binnen waren gekomen?
- De heer
Bakker:
- Natuurlijk, ik heb ook de IRT-zaak gevolgd. Ik heb het rapport-Wierenga diverse keren
gelezen. Ik heb de publikaties van meneer Middelburg gevolgd. Mijn les uit de
IRT was om gewoon precies te
weten te komen wat er gebeurt. Ik mag graag precies weten, wat er gebeurt in mijn omgeving. Daarom heb ik de
procedure zoals die was, vastgelegd op papier. Ik wilde gewoon precies weten, wat er gebeurde. Ik moet u
zeggen dat, toen ik er in maart 1995 kennis van kreeg dat ik eigenlijk gewoon belazerd was in het jaar
daarvoor - excuses voor het woord - was ik daar goed ziek van. Ik heb mij ook afgevraagd, hoe dat kwam. Waar
het eigenlijk op neerkomt, is het volgende. Ik sta achter de duinen, meneer Van Traa, en wat er gebeurt,
gebeurt op de vloedlijn, en ik kan niet zien wat er op die vloedlijn gebeurt. Er is sprake van
politieonderzoeken. Wil ik goed weten wat daar gebeurt, dan moet ik de aanvangsprocessen-verbaal kennen,
ik moet de zaaksprocessen-verbaal kennen, ik moet de OT-rapportages kennen, ik moet de inbeslagnemingen
kennen, en dat past gewoon niet in de wijze, waarop die informatie tot mij zou kunnen komen. Er is sprake van
embargo-onderzoeken, van onderzoeken waarin ik gewoon geen inzicht heb. Ik kon dat inzicht niet hebben in
die onderzoeken.
- De voorzitter:
- Maar de heer...
- De heer
Bakker:
- Het enige wat ik kon doen, was de waarnemingen in de haven goed te registreren. Het
alternatief is om, als je dat zicht niet hebt, die man terug te trekken en dus geen intermediair tussen de politie
en de douane te zetten. Wat er dan gebeurt, is dat douane-ambtenaren in containers onderzoekingen gaan
doen die passen in opsporingsonderzoeken. Douane en politie gaan dan containers in, en er komt een
stammenstrijd in het havengebied. Op deze wijze, door de intermediair-rol te vervullen tussen de politie en de
douane, wilde ik dat voorkomen. Door een goede administratie en vastlegging wilde ik zicht krijgen op wat er
daadwerkelijk gebeurde. (...)
- De heer
De Graaf:
- Een tijdje geleden zei u tijdens dit verhoor dat u zich belazerd voelde. U werd er ook goed
ziek van. Door wie bent u eigenlijk belazerd, althans voelde u zich belazerd?
- De heer
Bakker:
- Ik voelde mij belazerd door de dienst die de informatie aangeleverd heeft dat in alle gevallen
in beslag werd genomen.
- De heer
De Graaf:
- En dat was de
RCID?
- De heer
Bakker:
- Ja. De RCID-Kennemerland.
Noot
In december 1994 hebben de nieuwe CID-chef Woest en FIOD teamleider Bakker in een convenant vastgelegd
hoe de samenwerking vorm zal krijgen. Afgesproken is dat alle CID-activiteiten en -registraties plaatsvinden bij
de CID Kennemerland en onder de verantwoordelijkheid van de CID-chef Kennemerland. Noot
DIC-chef Huisman kreeg in de loop van 1994 het vermoeden dat containers met drugs in het milieu verdwenen.
Vanuit de douane in Amsterdam kwamen ook signalen dat er eventueel iets mis zou kunnen zijn met de
gecontroleerde afleveringen. De leiding van de douane in Amsterdam en de directeur van de FIOD, Van
Blijswijk, hadden over deze vermoedens een bespreking op het ministerie van Financin op 10 januari 1995.
- De heer Van Blijswijk:
- Uit dat gesprek is naar voren gekomen dat de aanwezigen geen enkele aanwijzing
hadden dat er iets anders gebeurde dan
gecontroleerde aflevering. We hebben verder geconstateerd dat de
methode, die wij al jaren kenden, correct was en dat wij medewerking zouden blijven verlenenals onder
verantwoordelijkheid en op verzoek van het OM onze bijstand werd gevraagd. Noot
In maart 1995 komt Van Blijswijk tot een andere conclusie.
- De heer Van Blijswijk:
- Ik moet constateren dat velen met mij binnen de
FIOD en Financien ergens in maart
jongstleden tot de schokkende ontdekking kwamen, terwijl wij altijd dachten dat er gecontroleerd was
afgeleverd en spullen in beslag waren genomen, dit in een aantal gevallen niet juist bleek te zijn. Noot
7.7.3 Sigarettensmokkel
Bij de doorlating van criminele goederen ging het niet alleen om drugs. Ook met sigaretten werden
vergelijkbare doorlatingstrajecten met hulp van een criminele burgerinfiltrant door politie en justitie
verwezenlijkt.
Zoals al eerder aan de orde is gekomen had de medewerker van de FIOD, De Jongh, vanaf 1988 contact met
chauffeur M. Volgens De Jongh is hij vanaf 31 januari 1993 ingeschreven als informant bij de FIOD. Noot
Volgens teamleider Bakker is deze informant overgedragen aan de RCID Kennemerland in 1992. De RCID
ontkent dit. Volgens CID-chef Langendoen is chauffeur M. slechts gebruikt als chauffeur voor transporten
verdovende middelen en niet als informant. Chauffeur M. zou zijn gerund door FIOD-medewerker De Jongh en
RCID Kennemerland medewerker Van Vondel. De afspraak zou zijn dat de informatie via de RCID Haarlem als
CID informatie naar de FIOD zou gaan. Chauffeur M. heeft een intensieve rol gespeeld tijdens de hierboven
beschreven transporten.
Chauffeur M. is daarnaast betrokken geweest bij het vervoeren van niet gebanderolleerde sigaretten. Chauffeur
M. nam steeds contact op met De Jongh als een sigarettentransport werd voorbereid. De Jongh gaf dan de
opdracht aan M. de transporten in de gaten te blijven houden. Samen met een Duitse douane-ambtenaar
wilde De Jongh in de gaten blijven houden hoe de sigarettentransporten feitelijk verliepen. In totaal zou
chauffeur M. in de periode eind 1992 tot en met januari 1994 bij 85 transporten met sigaretten betrokken zijn.
Deze transporten gingen volgens de bescheiden over de buitengrenzen van de Europese Unie, terwijl zij in
feite binnen de Europese Unie werden afgezet. Op die manier werd per zending anderhalf miljoen aan
accijnzen ontdoken. In totaal is 150 miljoen aan accijnzen ontdoken. Op 24 januari 1994 verongelukte een
transportwagen van chauffeur M. in Duitsland. De lading bestond uit niet gebanderolleerde sigaretten.
Chauffeur M. verklaarde toen dat de Duitse en Nederlandse autoriteiten op de hoogte waren van de
transporten.
- De heer Koekkoek:
- Ik wil nog een vraag stellen over de
sigarettensmokkel. Is mijn indruk juist dat de informant
betrokken was bij die smokkel en dat hij heeft geprobeerd, die smokkel voort te zetten onder de dekmantel van
de RCID?
- De heer
Teeven:
- Achteraf kon ik constateren - ik heb het van Bakker begrepen; het is dus niet uit eigen
wetenschap - dat dat inderdaad het geval was. Uw zienswijze is dus juist.
Noot
In augustus 1993 heeft zowel binnen de FIOD als de politieregio Kennemerland overleg plaatsgehad over
proeftransporten sigaretten die inzicht moesten verschaffen in de sigarettenfraude. De FIOD had hiervoor
belangstelling, de tactische recherche van Haarlem niet. Volgens FIOD-medewerker De Jongh kreeg hij
toestemming van het hoofd van de douanerecherche Tjalkes voor enkele proeftransporten, die vervolgens ook
werden uitgevoerd. Noot Het is niet gebleken dat hierover enig overleg met het OM heeft plaatsgevonden of dat
daarvoor toestemming is gegeven.
Het heeft er alle schijn van dat chauffeur M. illegale sigarettentransporten heeft uitgevoerd en dat hij die
nadien heeft trachten te legitimeren door te stellen dat hij voor de CID werkte. De eventuele afspraken met
chauffeur M. zijn niet vastgelegd. Het is onduidelijk wat chauffeur M. mocht doen met de criminele
opbrengsten. Het blijft onduidelijk onder wiens of wier verantwoordelijkheid de proeftransporten hebben
plaatsgevonden. De verklaringen van Langendoen, Van Vondel en De Jongh spreken elkaar hier tegen.
Aangezien M. in Duitsland verblijft en geen prijs stelde op contact met de commissie heeft geen gesprek met
hem kunnen plaatsvinden. Wel is duidelijk dat hij vele jaren een belangrijke schakel is geweest binnen de
illegale transporten en daarvan zonder twijfel heeft geprofiteerd.
vorige        
volgende        
inhoudsopgave en zoeken