In dit hoofdstuk zijn enkele bijzondere opsporingsmethoden onderzocht en is met name aandacht besteed aan de vraag welke mogelijke corruptie-risico's aan het gebruik van deze methoden verbonden kunnen zijn. In Figuur 1 worden deze risico's gellustreerd aan de hand van een aantal voorbeelden uit de bestudeerde casus.
Figuur 1 Mogelijke corruptie-risico's bij enkele bijzondere opsporingsmethoden
informanten
1. Naggennormafwijkend gedrag             - vaak langdurige en vertrouwelijke band
runner/info. (vakantiekaartjes)
infiltratie
1. Naggennormafwijkend gedrag             - contact criminelen na werk voortzetten
tijdens acties, priv gebruiken
- misbruik werkprivileges; informatie opgedaan
2.Lekken politie-informatie             - raadplegen HKS voor kennis met criminele
achtergrond
3.Voordeel aan criminele activiteit             - beveiligings- werk
- verkopen van informatie
4.Omkoping (Sr.)             - veel gevoelige informatie beschikbaar
- delen in criminele winst
5.Andere strafbare feiten             - heling gestolen goederen
- criminele omgeving
gecon. aflevering
- afglijden (normen milieu overnemen)
1. Naggennormafwijkend gedrag             - persoonlijke contacten informant (vakantie)
2.Lekken politie-informatie
3.Voordeel aan criminele activiteit             - delen in criminele winst
4.Omkoping (Sr.)             - politie koopt zelf verboden goederen, om ze
later te kunnen leveren
5.Andere strafbare feiten
- priv-verkoop deklading
Opleiding
Gezien de complexiteit en de risico's van enkele bijzondere opsporingsmethoden wordt veel aandacht besteed aan het voorbereiden en het opleiden van politieambtenaren die deze methoden zullen gaan gebruiken. Het corruptie-risico van een methode lijkt toe te nemen, wanneer deze wordt ingezet door opsporingsambtenaren die hiervoor onvoldoende gekwalificeerd zijn. In twee van de bestudeerde casus waarbij sprake is van een corruptie-risico bij het runnen van een informant, wordt de informant niet gerund door een daarvoor opgeleide (CID) informatie-rechercheur. In n geval gaat het om een tactisch districtsrechercheur, die ook na de overdracht van de informant aan de CID intensief contact blijft onderhouden (casus 1). In een ander geval gaat het om een wachtmeester van de Rijkspolitie die op verzoek van de CID zijn eigen informant blijft runnen (casus 2). In paragraaf 3 kwam bovendien een geval van (vermeende) corruptie aan de orde waarin een politieman een aantal jaren heeft gefunctioneerd als pseudokoper/infiltrant, zonder de benodigde opleiding en het bijbehorende A-nummer (casus 8).
Preventie
Op verschillende terreinen wordt er inmiddels voor gepleit om politile corruptie niet uitsluitend repressief aan
te pakken, maar ook nadrukkelijk aandacht te besteden aan het zoveel mogelijk voorkomen van mogelijke
misstappen. Noot Ook hier wordt de noodzaak voor een preventieve aanpak op verschillende manieren
onderstreept. Zo blijkt in een tweetal gevallen waarin mogelijk sprake is van corruptie bij (politile) infiltratie,
dat de betrokken politieambtenaren voorafgaand aan hun aanstelling als respectievelijk begeleider van een
pseudokoop-team (casus 7) en als lid van een politieel infiltratieteam (casus 8) niet zijn gescreend. In het eerste
geval blijkt dat de desbetreffende ambtenaar een aantal jaren geleden is overgeplaatst omdat hij ook toen
werd verdacht van ongeoorloofde contacten met priv-personen. In het tweede geval blijkt de noodzaak voor
preventie ook op een andere manier. Het desbetreffende team is inmiddels ontbonden. Toen in het verleden
een teamlid bij de leiding aan de bel trok over de volgens haar verwerpelijke groepscultuur, werd haar kritiek
niet herkend als structureel. De Rijksrecherche sprak in dat geval van het door de teamleiding in onvoldoende
mate onderkennen van signalen met betrekking tot een afglijdend normbesef.
Aard van de risico's
Veel van de bekeken zaken waarin sprake was van een (vermeende) vorm van politile corruptie spelen tegen de achtergrond van nauwe persoonlijke contacten tussen een politie-ambtenaar en iemand uit het criminele milieu (casus 1, 2, 5, 6 en 7). De meeste van de besproken casus hebben bovendien betrekking op het op een of andere manier lekken van informatie (casus 1, 2, 6, 7, 8). De combinatie van beide factoren leidt ertoe dat wat misschien begint als een op het eerste gezicht onschuldige vorm van naggen langzaam steeds grotere vormen aanneemt en kan uitmonden in omkoping (casus 6).
Hier kunnen een aantal algemene conclusies worden geformuleerd. De in dit hoofdstuk besproken opsporingsmethoden zijn mogelijk om de volgende redenen gevoeliger voor politile corruptie, dan andere typen opsporing: 1. Bij bijna elk type opsporing wordt de politieambtenaar in meer of minder mate blootgesteld aan het criminele milieu en daarmee aan het risico van corruptie. Anders dan bij het gewone politiewerk echter, is de positie van het opsporingsapparaat ten opzichte van het milieu bij de onderzochte opsporingsmethoden niet langer passief maar actief. Bij het runnen van informanten, bij infiltratie en bij gecontroleerde aflevering mengt de politie zich doelbewust en vaak intensief in het milieu. 2. De omstandigheden die in de gewone opsporing een risico voor politile corruptie met zich meebrengen, worden bij de georganiseerde criminaliteit (waartegen de
opsporingsmethoden worden ingezet) dramatisch uitvergroot. Het gaat om meer (hard)drugs, om meer geld en vaak om veel grotere criminele belangen. Criminelen zullen meer moeite doen om bijvoorbeeld een politieambtenaar om te kopen en de politieambtenaar wordt bloot gesteld aan grotere verlokkingen. Noot 3. De bestrijding van de georganiseerde criminaliteit staat in zekere zin nog in de kinderschoenen en vergt van opsporingsambtenaren een hoge mate van creativiteit. Nieuwe opsporingstechnieken zijn vaak gevoeliger voor corruptie dan oude beproefde methoden. 4. Een belangrijke factor voor het ontstaan van politile corruptie in het algemeen, is een grote eigen beslissingsmacht van politieambtenaren. Noot Bij de onderzochte opsporingsmethoden is deze beslissingsmacht groter dan bij andere politiewerkzaamheden. Voor veel van deze methoden bestaat bijvoorbeeld geen of een gebrekkig normatief kader. 5. Opsporingsactiviteiten in het algemeen zijn door hun aard vaak moeilijk te controleren. Dit geldt in versterkte mate voor de onderzochte opsporingsmethoden. Deze opsporing is bovendien vaak het werk van een kleine groep specialisten. De leiding, die hun specialisme niet altijd deelt, is op die manier in hoge mate van hen afhankelijk, bijvoorbeeld voor het aanleveren van relevante informatie.