8.3 De BVD en criminaliteitsbestrijding

8.3.1 Het gebruik van BVD-informatie in een strafproces

Het gebruik van BVD-informatie ten behoeve van strafvordering doet zich in de praktijk voor, bijvoorbeeld na de aanhouding van actievoerders bij de ontruiming van het Wolters-Noordhoff-complex te Groningen op 27 mei 1990. De BVD zou met name informatie hebben verschaft ten behoeve van de identificatie van de aangehouden personen.

De voorzitter :
Als hoofd van de BVD heeft u bij het toepassen van opsporingsmethoden ook samengewerkt met de politie?
De heer Docters van Leeuwen:
Er zijn diverse manieren waarop de BVD zich verhoudt tot de politie. Dus uw vraag is wat ruim.
De voorzitter:
In het kader van opsporingsonderzoek, in het kader van justitieel onderzoek.
De heer Docters van Leeuwen:
Wij hebben twee dingen gedaan en voor zover ik weet doet de BVD die nog. In ieder geval deed de BVD dat nog tot 1 januari 1995. Als wij informatie hadden die relevant was voor de politie, met name in haar strafrechtelijke taak, hebben wij die informatie vaak overgedragen aan de politie. Meestal deden wij dat op twee manieren. Ofwel doordat wij een liaison vormden met het betrokken opsporingsteam. Dat wil zeggen dat wij niet in verbanden waarbij er executief opgespoord werd, gingen zitten, maar dat wij deelnamen aan het beleidsoverleg aan de top van zo'n team. Dat was de ene methode. De andere methode was die van het ambtsbericht van het hoofd van de BVD aan de hoofdofficier.
De voorzitter:
Hoeveel van die ambtsberichten gingen er in die tijd ongeveer uit?
De heer Docters van Leeuwen:
Ik heb dat vanochtend nagevraagd. Dat blijken er een stuk of 90 geweest te zijn, waarvan tweederde aan de justitile autoriteiten. Noot


Ook krijgt de Centrale inlichtingen- en analysedienst van de Economische controledienst informatie van de BVD. In 1992 hebben de toenmalige ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken zich in een brief aan de Kamer op het standpunt gesteld dat informatie en materiaal verzameld door de BVD in het kader van zijn taakuitoefening:

a. aanleiding kunnen vormen tot het instellen van een strafrechtelijk onderzoek door de daartoe bevoegde opsporingsinstanties;
b feiten en omstandigheden in de zin van artikel 27 Sv en dus een rechtmatige verdenking op kunnen leveren en
c wettig bewijs kunnen vormen in de zin van het Wetboek van Strafvordering.
Noot Het staat de rechter vrij om van de BVD afkomstige informatie al dan niet voor het bewijs te gebruiken. De enkele omstandigheid dat de informatie afkomstig is van de BVD maakt nog niet dat die informatie onrechtmatig is verkregen.

Als regel zal hier een ambtsbericht van het hoofd van de BVD aan de officier van justitie uitgaan. In spoedeisende situaties wordt het niet uitgesloten geacht dat de informatie eerst mondeling wordt verstrekt en dat er achteraf alsnog een (schriftelijk) ambtsbericht komt. Zo is het in beginsel mogelijk dat de BVD door middel van een ambtsbericht informatie uit een BVD-telefoontap verstrekt aan de politie.

De voorzitter:
Maar welke wettelijke basis is er om op deze manier te werken?
Mevrouw Van der Molen-Maesen:
Voor de BVD is de wettelijke basis te vinden in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
De voorzitter:
Op grond van die wet kan men inlichtingen verzamelen, maar die dienst kan op grond daarvan toch geen inlichtingen verzamelen voor een strafproces? De ambtenaren van de BVD zijn namelijk geen opsporingsambtenaren.
Mevrouw Van der Molen-Maesen:
Nee, zij verzamelen inlichtingen op grond van hun bevoegdheid en als zij mij iets vertellen dat mogelijk van belang kan zijn, kunnen wij dat ook gebruiken in een strafproces.
De voorzitter:
Maar het is toch niet genoeg dat u dat zegt. Voor zoiets moet toch een wettelijke basis zijn. Is die er in voldoende mate?
Mevrouw Van der Molen-Maesen:
Ik meen dat uiteindelijk de rechter zal toetsen en dat hij zal zeggen of hij er genoegen mee neemt. Maar als een informant iets zegt en wij brengen die informatie in een strafproces, dan toetst de rechter toch ook.
De voorzitter:
Dan wordt een proces-verbaal gemaakt door opsporingsambtenaren.
Mevrouw Van der Molen-Maesen:
Maar hiervan wordt ook proces-verbaal opgemaakt.
De voorzitter:
Door wie dan?
Mevrouw Van der Molen-Maesen:
Door de afdeling DBRZ. Noot Ik krijg het ambtsbericht en geef dat in handen van die afdeling en daar maakt men er een proces-verbaal van.
De voorzitter:
Dus dan is de BVD eigenlijk een grote informant.
Mevrouw Van der Molen-Maesen:
Maar wel een superinformant. Noot Het is de vraag of de artikelen 11 en 12 WIV voldoende basis bieden voor de verstrekking van informatie door
de BVD aan opsporingsinstanties.

De voorzitter:
De vraag is of het niet dienstig is dat beter te regelen, vooral waar het gaat om de verantwoordelijkheid die een officier van justitie op zich neemt als hij of zij van die informatie verder gebruik maakt voor opsporingsdoeleinden.
De heer Docters van Leeuwen:
Dat lijkt mij op zichzelf niet nodig, in ieder geval niet om deze specifieke reden. Iets anders is dat ook de BVD deel uitmaakt van de rechtsstaat en zich dus ook moet houden aan de jurisprudentie van de Europese Commissie voor de rechten van de mensen en van het hof. Het hof stelt nu, dat is ook laatst naar voren gekomen in een uitspraak van de Raad van State die overigens ging over openbaarheid, dat ook de BVD duidelijk moet voldoen aan het kenbaarheidsvereiste en het voorzienbaarheidsvereiste. Dat slaat ook terug op deze situatie. De burger moet weten wanneer de BVD zich met iets bemoeit en wat er dan kan gebeuren. In dat kader lijkt het mij dat wij zeer goed moeten kijken of die procedure niet toch een wettelijke grondslag moet krijgen. Noot

8.3.2 Samenwerking tussen BVD en politie

Binnen elk korps van de regiopolitie fungeert een regionale inlichtingendienst (RID). Vr de reorganisatie van de politie werd gesproken van plaatselijke inlichtingen dienst (PID; ook aangeduid als politieke
inlichtingendienst). De RID heeft enerzijds een taak ten behoeve van de openbare orde onder verantwoordelijkheid van de burgemeester en anderzijds een taak ten behoeve van de BVD onder verantwoordelijkheid van de korpschef en het hoofd van de BVD. De regionale korpschef fungeert als schakel tussen RID en BVD.

De samenwerking tussen BVD en de politie is onderwerp van verschillende commissies geweest. In dit verband valt te wijzen op het rapport van de werkgroep Relatie politie BVD. Noot Deze werkgroep heeft in 1991 enkele aanbevelingen gedaan ten behoeve van de rol van de BVD in de nieuwe politie-organisatie. Tussen de korpschef en de BVD dient bilateraal overleg plaats te vinden. Ook wordt gepleit voor overleg tussen het hoofd van de BVD (of de directeur Democratische rechtsorde) en de Raad van hoofdcommissarissen. De werkgroep geeft in overweging om te komen tot een platform voor overleg tussen BVD en RID teneinde op functionele wijze ervaringen uit te wisselen. In het rapport van de werkgroep wordt voorts aanbevolen om de werkzaamheden van de RID en de Criminele inlichtingendienst (CID) binnen de regio op elkaar af te stemmen. Observatiemiddelen moeten voor de RID beschikbaar komen en van analysemogelijkheden moet gebruik kunnen worden gemaakt. Opleidingen van personen werkzaam binnen RID en BVD dienen op elkaar te worden afgestemd. Het hoofd van de BVD zou verantwoordelijk moeten zijn voor de werkzaamheden van de RID in het kader van een BVD-taak.

De informatie van de RID is niet toegankelijk voor de CID. De medewerkers van de RID voelen zich vrij om informatie die in het kader van de openbare orde-taak is vergaard zonder meer door te geven aan de CID. In Amsterdam heeft men ten behoeve daarvan een CID-tipformulier ontwikkeld. Daarin wordt ook de bron van de informatie aan de CID kenbaar gemaakt. Het is niet uitgesloten dat de bron wordt overgenomen door de CID. Informatie uit het BVD-traject wordt uitsluitend gexploiteerd via ambtsberichten dan wel met toestemming van de BVD. Als een BVD-agent Noot vrijwel uitsluitend criminele informatie zou produceren, zal de BVD voorkeur hebben die bron over te dragen aan de CID.

Het project Hermandad betreft de samenwerking tussen de BVD enerzijds en de politie en bijzondere opsporingsdiensten anderzijds. Noot Inmiddels zijn met de korpsen afspraken gemaakt dat de BVD bepaalt ten behoeve waarvan mensen van de RID die voor de BVD werken, kunnen worden ingezet. Zij kunnen werkzaamheden verrichten ten behoeve van een projectteam en vallen dan onder de leiding van de teamleider van de BVD.

In het kader van het project Hermandad is aandacht voor de overdracht van informatie van de politie (met name van de CID) aan de BVD. Artikel 22 van de Wet op de inlichtingen en veiligheidsdiensten biedt hiervoor, zoals vermeld, de basis. Om voor de BVD onduidelijke redenen betracht de CID grote terughoudendheid bij de overdracht van informatie aan de BVD. Het principe voor wat, hoort wat zou hierbij opgaan. De politie stoort zich aan de eenzijdigheid van de relatie met de BVD. De BVD geeft zelf namelijk spontaan nooit informatie aan de CID. In gevallen waarin informatie aan de BVD is gegeven, wordt van de kant van de BVD daaromtrent nooit meer enig bericht vernomen.

De BVD streeft ernaar uiterlijk 1 april 1997 met de RID-en een goede werkverhouding te hebben, die zich ook in de praktijk bewijst. Deze werkverhouding zal te zijner tijd onderwerp zijn van een evaluatie.

8.3.3 Samenwerking BVD - politie/justitie in concrete strafrechtelijke onderzoeken

De BVD neemt niet deel aan strafrechtelijke onderzoeken. Wel treden BVD-medewerkers soms op als liaison naar de politieteams. Dit is bijvoorbeeld het geval in het COPA-team.

De heer Rabbae:
Ik kom nu bij de samenwerking met de politie in de criminaliteitsbestrijding. U werkt samen met een aantal kernteams inzake de zware criminaliteit?
De heer Van Helten:
Wij werken samen met de politie. Wij hebben niet een concrete samenwerkingsvorm met de kernteams van de politie. Wij hebben wel contacten met de politie en dat geldt voor de politie in totaliteit.
De heer Rabbae:
Wilt u zeggen dat u geen liaisons hebt? Dat u geen mensen geparkeerd hebt bij kernteams?
De heer Van Helten:
Nee, niet bij alle kernteams. In sommige gevallen zullen wij een liaison hebben omdat de overlapping van de raakvlakken zodanig is, dat het nuttig is. Maar dat is meer om ervoor te zorgen dat wij een analysebijdrage kunnen geven aan het totaal dan dat wij ons mede bezighouden met het bestrijden van criminaliteit. Noot
De liaisons hebben tot taak na te gaan welke informatie van de BVD mogelijk relevant is voor strafrechtelijk onderzoek. Indien de BVD over bruikbare informatie beschikt, wordt deze uitsluitend via een ambtsbericht van het hoofd van de BVD aan een team ter beschikking gesteld. Met het ter beschikking stellen van gegevens uit onderzoek van de BVD ten behoeve van strafrechtelijk onderzoek is de BVD zeer voorzichtig. Ook is het mogelijk dat het team beschikt over voor de BVD relevante informatie die aan de BVD wordt overgedragen.
Mogelijke raakvlakken tussen BVD- en justitieel onderzoek worden niet structureel genventariseerd. Van aanmelding van de onderzoeken over en weer is geen sprake. De CRI beschikt overigens wel over een overzicht van alle lopende en afgeronde strafrechtelijke onderzoeken. Daar kan de BVD vrijelijk - zonder tussenkomst van de landelijke officier van justitie - over beschikken.

8.3.4 De landelijke officier van justitie

Bij het landelijk bureau OM is een drietal landelijke officieren van justitie werkzaam. En daarvan heeft terreur, spionage en de BVD in de portefeuille. Sinds kort is mensensmokkel hieraan toegevoegd. Deze landelijk officier speelt een rol bij de informatieverschaffing van de BVD aan het OM in het kader van artikel 12 WIV. Zo kreeg de commissie een ambtsbericht onder ogen, waarin aan een officier van justitie werd meegedeeld dat bij een huiszoeking niet alle aanwezige verdovende middelen waren gevonden en in beslag genomen. Dit ambtsbericht werd opgesteld twee dagen nadat de informatie reeds mondeling aan de officier van justitie was doorgegeven. In het ambtsbericht werd aangegeven dat de informatie afkomstig was uit een kwetsbare bron. Ook werd aan de onderzoekers inzage verschaft in de onderliggende stukken. Daaruit bleek dat een agent van de BVD bij toeval informatie over deze zaak ter ore was gekomen en dat hij hierover op eigen initiatief telefonisch contact met de BVD had opgenomen.

Bij dergelijke ambtsberichten zou het als regel gaan om bijvangst: nevenproducten van de BVD. Het komt vaker voor dat in ernstige, spoedeisende gevallen een telefonische melding aan de officier van justitie in het arrondissement voorafgaat aan het ambtsbericht. Alvorens een ambtsbericht uitgaat, vindt overleg plaats met de landelijke officier van justitie. Hierbij wordt wel extra informatie gegeven die niet is bestemd voor de officier van justitie in het arrondissement, bijvoorbeeld informatie afkomstig van een zusterdienst van de BVD. Het overleg wordt door de landelijke officier van justitie gebruikt om de hardheid van de aangeboden informatie na te gaan. Het komt voor dat in dat kader ook inzage in onderliggende stukken plaatsvindt. Het overleg vindt plaats met de voor de operatie verantwoordelijke teamleider. Daarbij kan ook de inzet van de inlichtingenmiddelen aan de orde zijn. In de periode van half november 1994 tot begin april 1995 zijn er vier vijf ambtsberichten uitgegaan.

De voorzitter:
Door de politiek is altijd gezegd: er moet een sterke scheiding zijn tussen wat de BVD doet en wat justitie doet. Nu wordt materiaal van de BVD door justitie gebruikt. In de Tweede Kamer is altijd gezegd: de
BVD is geen opsporingsinstantie. Maar helpt de BVD toch niet gewoon de opsporing?

Mevrouw Van der Molen-Maesen:
Nee, zij helpen niet, maar zij doen iets. Vervolgens help ik of het OM de politie.
De voorzitter:
Zoiets moet juridisch toch beter geregeld worden. Nu is er sprake van een truc en lijkt het erop dat u de informatie heeft ingezameld.
Mevrouw Van der Molen-Maesen:
Ik vind dit helemaal geen truc. De gang van zaken is heel zuiver en die houden wij ook heel zuiver. Zodra er sprake is van strafbare feiten bij de opsporing, zeg ik: ho, ho, niet de BVD
doet dit. Ik zorg er dan wel voor, dat er een gerechtelijk vooronderzoek komt en dat de politie eraan begint. Zodra er sprake is van criminaliteit gaat BVD niet met het werk verder. Dan wordt gezegd: ho, stop, kom met mij praten. Vervolgens gaat het andere traject beginnen. Het een is heel zuiver gescheiden van het ander. Noot De informatie van de BVD wordt opgenomen in een door de landelijke officier van justitie opgesteld proces-verbaal. Dat proces-verbaal begint dan als volgt: Op ... is door de BVD een ambtsbericht opgesteld dat is gezonden aan de landelijke officier van justitie. De integrale tekst van het ambtsbericht wordt opgenomen en zo mogelijk nog aangevuld met eigen informatie.

De voorzitter:
En als de BVD informatie krijgt doordat zij direct afluistert. Dat mag de BVD doen, maar justitie niet. Is het bewijs dan toch rechtmatig verkregen?
Mevrouw Van der Molen-Maesen:
Ja, als de BVD dat direct afluisteren maar doet in zaken waarin hij bevoegd is af te luisteren op grond van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Dat is mijn visie. Dus het moet gaan om informatievergaring in zaken waarbij de democratische rechtsorde of de staatsveiligheid in het geding is. De BVD moet niet afluisteren als men daar de georganiseerde criminaliteit of iets dergelijks wil bekijken. Als de ambtenaren van de BVD echter op grond van hun bevoegdheid direct afluisteren mag ik, omdat zij de informatie rechtmatig hebben verkregen, die in strafzaken gebruiken. Dat vind ik. Noot
De BVD bepaalt welke informatie aan de landelijke officier van justitie wordt verstrekt; deze heeft niet de mogelijkheid gerichte verzoeken om informatie te doen. Wel kan de BVD als expert op bepaalde terreinen
optreden. Onlangs is dat gebeurd ten behoeve van het kernteam dat zich bezighoudt met de criminaliteit door Oosteuropeanen.

vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken