1. INLEIDING

Van oudsher heeft de georganiseerde misdaad in de Verenigde Staten geprobeerd te infiltreren in legale economische sectoren. Een van de belangrijkste branches is de bouwnijverheid, omdat daar veel geld in omgaat en zij enkele, door de aard van de werkzaamheden onvermijdelijke, kwetsbare plekken kent. Het racketeeren van de bouwnijverheid is een van de al weer bijna traditionele activiteiten van criminele groepen. Racketeeren gebeurt door zwakke bedrijven in de macht te krijgen, aannemersbedrijven af te persen en/of protectie te laten betalen. De eventuele concurrentie wordt door hun eigen malafide aannemersbedrijven uit te markt gewerkt en anders wel met hulp van corrupte vakbonden die zij onder controle hebben. Er komen uit het buiten- en binnenland diverse signalen dat een en ander aan de hand is in de bouwnijverheid . In New York bijvoorbeeld is door diverse overheidscommissies onderzoek verricht naar de sinds 1920 bestaande relatie tussen de georganiseerde misdaad en de bouwnijverheid. Daarin is vastgesteld dat criminele groepen van voornamelijk Italiaanse origine bijna alle private en publieke bouwcontracten boven de 2 miljoen dollar controleren. Daarmee voegen zij jaarlijks honderden miljoenen dollars aan hun toch al omvangrijke banksaldo's toe (New York State Organized Crime Task Force, 1988). De vakbonden zijn voor de innesteling in de bouwnijverheid in de USA van cruciaal belang omdat via de bonden de factor arbeid in de bouwnijverheid onder controle kan worden gebracht. En met de manipulatie van arbeid kan juist in de bouw veel geld worden verdiend (Men denke hierbij aan het fenomeen koppelbaas). Het meest bekend (ook in boekvorm en in films) is de zaak Jimmy Hoffa waarin (de kwalijke gevolgen van) een monsterverbond tussen criminele groepen en de vakbonden in de USA naar boven kwam. (Moldea, 1978; Abadinsky, 1991, p. 364). In Itali is veel gepubliceerd in de media en in wetenschappelijke geschriften over de invloed van de mafia op de aanbestedingen, de bouwcontracten en de aannemers (Arlacchi, 1993; Falcone en Padovani, 1993). Het is algemeen bekend dat de grote sommen geld om Napels na de aardbeving weer op te bouwen, grotendeels zijn verdwenen in de zakken van corrupte politici en lokale en regionale criminele groepen. Allerlei geplande infrastructurele werken zijn nimmer uitgevoerd of staan onafgemaakt ergens in de stad. In Frankrijk zijn er berichten dat de Italiaanse mafia is ingenesteld in de bouwnijverheid, met name in het zuiden en in het gebied rond Grenoble (Fijnaut, 1993). Een parlementair onderzoek is aldaar gestart om te achterhalen wat de aard en de omvang van deze infiltratie is. Er zijn ook signalen afkomstig uit Duitsland en Belgi dat daar
criminele groepen pogingen ondernemen, al dan niet via geweld, afpersingen of de levering van illegale arbeid, de bouwnijverheid te misbruiken voor hun eigen, criminele doeleinden. In Nederland zijn in verband met de bouw van grote infrastructurele werken zoals de metro-aanleg in Amsterdam, vragen gesteld of de mafia niet via malafide (onder)aannemers greep op de bouwwereld heeft. Vervolgens is een speciale recherchegroep aan de slag gegaan om dat uit te zoeken. Er is een rapport geschreven (Wietink, e.a., 1994) maar daarna is publicitair een grote stilte gevallen (zie verder het rapport van Fijnaut en Bovenkerk over de situatie in Amsterdam).

Al deze signalen rechtvaardigen een nadere inspectie van de bouwnijverheid in Nederland op de aanwezigheid van georganiseerde criminaliteit. Een wetenschappelijk onderzoek daarnaar heeft, voor zover bekend, tot dusverre in Nederland niet plaats gevonden. Enerzijds kan dat te maken hebben met naviteit dat zo iets alleen in andere landen en hier niet zou kunnen gebeuren, anderzijds omdat wetenschappelijk criminologisch onderzoek naar legale branches in Nederland pas in de kinderschoenen staat. Zo'n studie kan grote maatschappelijke betekenis hebben. Als zou blijken dat criminele groepen actief zijn in deze economische sector dan zijn de gevolgen ernstig. Niet alleen omdat zo'n belangrijke economische bedrijfstak wordt vertroebeld door het optreden van criminele groepen, maar ook omdat door de onvermijdelijke corruptie openbare aanbestedingen tot een farce worden, het evenwicht tussen werkgevers en werknemers wordt verstoord en de vrije economische mededinging vrijwel wordt uitgeschakeld. De schade kan in de honderden miljoenen lopen wanneer criminelen ongestoord hun gang kunnen gaan. Het politieke belang van zo'n studie is gelegen in het feit dat, mocht van een ernstige situatie in Nederland sprake zijn, zo snel mogelijk allerlei maatregelen moeten worden genomen om de schade zo veel mogelijk te beperken en om te voorkomen dat ook andere voor het land belangrijke economische sectoren in handen vallen van deze groepen. Uit buitenlandse studies is bekend dat de bouwnijverheid voor infiltratie van criminele groepen een kwetsbare economische sector is en na de horeca en het transport als eerste valt. Voorts brengt de aanwezigheid van criminele groepen in de bouwnijverheid vrijwel altijd collusie met zich mee: voor criminele groepen is een corrumperende samenwerking tussen politici en ambtelijke gezagsdragers een noodzaak. Behalve de aanwezigheid van criminele groepen in de bouwnijverheid (aannemerij) te onderzoeken is het ook van belang de eventuele invloed van deze groepen op de vakbonden in Nederland na te gaan. Onderzoek van diverse commissies in de USA heeft aangetoond dat de georganiseerde misdaad daar de vakbonden in de bouwnijverheid onder controle heeft. Criminele groepen hebben eerst de vakbonden van het havenpersoneel met geweld in hun greep genomen en daarna andere vakbonden. Vakbonden werden daardoor in maatschappelijk opzicht uitgeschakeld. Daarnaast vormden ook hun pensioenfondsen een aantrekkelijk doelwit voor begerige criminele groepen (Abadinsky, 1993).

Een derde thema van deze deelstudie is na te gaan of in Nederland sprake is van koppelbazerij in de bouwnijverheid. In de jaren zestig en zeventig stak dit verschijnsel de kop op in het oosten en het zuiden van Nederland en niet te vergeten in de havens Rotterdam en Amsterdam. Per dag werden duizenden bouwvakkers via koppelbazen aan het werk gezet waarbij enorme winsten ten koste van de sociale premies en de belastingen werden behaald. Na de invoering van de Wet ketenaansprakelijkheid verdwenen koppelbazen, maar de laatste jaren steekt het verschijnsel volgens diverse publikaties in de media (televisie, diverse krantenberichten) weer de kop op. Er zijn zelfs over koppelbazerij schriftelijk Kamervragen gesteld aan de minister(s).

Bovenstaande overwegingen hebben geleid tot verschillende vraagstellingen in dit deelrapport. In deze deelstudie zal in ieder geval worden nagegaan:
1. of, en zo ja, op welke wijze criminele groepen in Nederland in de bouwnijverheid actief zijn; 2. of, en zo ja, op welke wijze de vakbonden in Nederland te maken hebben met (activiteiten van) criminele groepen;

3. of er in de bouwnijverheid gebruik wordt gemaakt van koppelbazen die goedkope en illegale arbeidskrachten aanbieden.
Om deze vragen zo goed mogelijk te beantwoorden is de volgende onderzoekstrategie gebruikt. Op grond van de buitenlandse literatuur (zie hoofdstuk 2) worden verschillende indicatoren uitgewerkt waarmee de aanwezigheid van criminele groepen in de bouwnijverheid empirisch kan worden vastgesteld. Deze aanwijzingen hebben betrekking op verschillende deelterreinen (bouwproces, aannemers, vakbonden en koppelbazerij). Zij worden vervolgens gebruikt om gegevens uit diverse bronnen te analyseren. De gegevens van deze studie zijn afkomstig van interviews, documenten, politiedossiers en ambtelijk statistisch materiaal. Er zijn gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van algemene werkgeversorganisaties, met bestuursleden van de werkgevers in de bouwnijverheid, met een bestuurslid en een districtsvertegenwoordiger van de Bouw- en Houtbond van het FNV, de voorzitter van de Dienstenbond van het FNV, met ambtenaren van de Inspectiedienst van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, met de recherche van het ministerie
van VROM Noot , met het hoofd en teamleider van de afdeling Opsporing van het Sociaal Fonds Bouwnijverheid (SFB), met diverse politiefunctionarissen van meerdere regiokorpsen en met enkele lokale experts van het GAK, FIOD en SFB.

Daarnaast hebben wij gegevens gebruikt die afkomstig zijn van dossiers van het Sociaal Fonds Bouwnijverheid, van de Vereniging Onderaannemers, van het systeem Vennoot van het ministerie van Justitie, van de vakbonden, van de Sociale Verzekeringsraad, van de FIOD en van de ECD. Voorts zijn alle aanwezige dossiers van de regiokorpsen systematisch doorgewerkt om de betrokkenheid van criminele groepen in de bouwnijverheid vast te stellen. Daarnaast hebben wij uiteraard de ambtelijke literatuur geraadpleegd. De opbouw van het rapport is als volgt. Om de gestelde vragen te beantwoorden zal eerst worden uiteengezet waarom de bouwnijverheid als legale branche zo aantrekkelijk is voor de georganiseerde misdaad. Op grond van voornamelijk Amerikaanse literatuur worden daar indicatoren uitgewerkt waarmee de eventuele aanwezigheid van criminele groepen in de bouwnijverheid kan worden vastgesteld. Deze indicatoren of aanwijzingen vormen de leidraad voor de verdere analyses in dit deelrapport. In hoofdstuk drie zal worden beschreven hoe de bouwwereld (produktie, structuur en proces) er in Nederland globaal uitziet en wat haar belangrijkste kenmerken zijn. Aan het slot zal worden beoordeeld of, en zo ja in hoeverre, de Nederlandse bouwnijverheid op vergelijkbare wijze is georganiseerd en gestructureerd als die in andere landen. Daarna worden de vakbonden beschreven en de rol die zij spelen in de bouwnijverheid. In het vierde hoofdstuk zal het slachtofferschap van de bouwnijverheid als gevolg van criminaliteit kort worden besproken. Naast diefstal van bouwmateriaal zal het aantal officieel bekend geworden brandstichtingen, geweldplegingen, ontvoeringen en liquidaties worden nagegaan. Slachtofferonderzoek in de bouwnijverheid levert aanvullende informatie op.

In het vijfde hoofdstuk zal aandacht worden geschonken aan vormen van organisatiecriminaliteit die typerend zijn voor de bouwsector. Door middel van diverse fraudes (met faillissementen, met G-gelden, het ontduiken van premie-afdracht en belastingen en het gebruik maken van het zwart werkers) proberen hoofdaannemers en onderaannemers het hoofd boven water te houden of extra inkomsten te verwerven (buiten de fiscus om). Aan de hand van dossiers van de SFB zal worden nagegaan hoe dat gebeurt en wie de daders zijn. Voorts zullen enkele andere vormen van organisatiecriminaliteit worden beschreven waaronder de benvloeding van opdrachtgevers en ambtelijk en politiek verantwoordelijken.

In hoofdstuk zes wordt het fenomeen koppelbazerij besproken dat ondanks de invoering van de Wet ketenaansprakelijkheid, in Nederland volgens berichten weer de kop op steekt. Er zal worden aangegeven waar en hoe zij in de afgelopen vijf- en twintig jaar actief zijn en zijn geweest in Nederland. Op grond van het onderzoeksmateriaal kunnen drie typen koppelbazen worden onderscheiden en de daarbij passende modi operandi.

Mede op grond van gesprekken met sleutelfiguren uit de bouwwereld en vakbonden en gecombineerd met gegevens van politie en justitie zal het beeld worden gecompleteerd. De indicatoren met betrekking tot afpersing, protectie en infiltratie zullen, met grote voorzichtigheid, worden besproken. Op grond van de in het tweede hoofdstuk aangegeven indicatoren wordt in het voorlaatste hoofdstuk stap voor stap nagegaan in hoeverre de bouwnijverheid en de vakbonden in Nederland te maken hebben met activiteiten van criminele groepen.

De studie wordt afgesloten met een samenvatting en met de belangrijkste conclusies. Een opgave van de literatuur en een appendix sluiten het rapport af.


vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken