• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • Bijlage X – 2.1. Kerngegevens

    2. DE ADVOCATUUR

    2.1. Kerngegevens

    2.1.1. Vertrouwensman

    De advocaat is een rechtshulpverlener, die zijn clinten met raad
    en daad terzijde staat. Iedere burger dient, wanneer hij rechtshulp
    nodig heeft, een onbelemmerde toegang tot een advocaat te hebben.
    De hulpzoeker moet er zeker van kunnen zijn dat de geheimhouding
    van de informatie die aan de hulpverlener wordt verstrekt,
    gewaarborgd is. De relatie tussen de advocaat en zijn clint is een
    vertrouwensrelatie, die door de geheimhoudingsplicht en het
    verschoningsrecht ten opzichte van derden (onder wie de rechter)
    wordt afgeschermd. Het beroep van advocaat is wettelijk beschermd.
    De advocaat is bovendien als enige gerechtigd rechtsbijstand te
    verlenen (procesmonopolie). Noot

    Ten behoeve van een goede rechtspleging is een onafhankelijke
    vervulling van de rechtshulpverlenende taak essentieel. Daarom
    wordt aan de beroepsgroep zelf zo veel mogelijk
    verantwoordelijkheid en vrijheid gegeven. De beroepsgroep dient
    zelf te waken voor een goede beroepsuitoefening van zijn
    individuele leden. Een belangrijk instrument hiervoor is de
    tuchtrechtspraak.

    2.1.2. Taak en werkzaamheden

    Het stereotiepe beeld van de advocaat als iemand die voor de
    rechtbank pleit ten gunste van de verdachte, ligt ver bezijden de
    werkelijkheid. Het werkdomein van de advocaat is bijzonder
    uitgebreid, terwijl de aard van de dienstverlening ook zeer divers
    is. Naast procesbijstand verricht de advocaat vele dienstverlenende
    werkzaamheden die ertoe strekken dat, als het even kan, de rechter
    gemeden wordt (Klijn, e.a., 1992, p. 31).

    Individuele rechtzoekenden gaan pas in een vrij laat stadium
    naar een advocaat. Het werk van de kleinere kantoren wordt
    hoofdzakelijk door deze individuele rechtzoekenden bepaald. Zij
    beschouwen de advocaat vooral als achterhand; de advocaat is
    daardoor in zijn handelingsmogelijkheden in grote mate afhankelijk
    van hetgeen voordien door partijen of instanties is gedaan of
    nagelaten. In haar gedetailleerde schets van de dagelijkse gang van
    zaken op een klein kantoor, maakt Berends (1992) duidelijk hoezeer
    de dagindeling en de juridische manoeuvreerruimte van de advocaten
    door de (late komst van de) clinten wordt bepaald.

    Vooral bij de grotere bedrijven liggen de aard en het tijdstip
    van inzet van de advocaat volstrekt anders. Steevast wordt de
    advocaat ingeschakeld als een juridische adviseur, die mede vorm
    geeft aan de rechtsverhoudingen tussen de partijen. De advocaat
    heeft in deze advieswerkzaamheden derhalve een belangrijke
    preventieve rol in het vermijden van juridische conflicten
    (Bruinsma en Huls, 1990).

    Het is overigens opmerkelijk dat de wet geen specifieke
    omschrijving geeft van de werkzaamheden van de advocaat, behoudens
    de algemene omschrijving in artikel 10 van de Advocatenwet. In de
    Gedragsregels voor advocaten 1992 wordt de volgende algemene
    omschrijving gegeven. De hoofdtaak van de advocaat is het verlenen
    van advies en bijstand aan individuele clinten of aan groepen
    clinten wier belangen parallel lopen. Naast de zojuist omschreven
    werkzaamheden van processuele bijstand en juridische
    advieswerkzaamheden, houden advocaten zich bezig met activiteiten
    die de eigenlijke werkzaamheden te boven gaan. Zo kan een advocaat
    een vennootschap oprichten of beheren, als trusthouder optreden,
    Noot bankrekeningen openen op naam van een ander of
    financile transacties verrichten voor derden. Het is echter de
    vraag of dergelijke activiteiten nog wel tot de beroepsspecifieke
    werkzaamheden van de advocaat behoren, hoe ruim en rekbaar de
    beroepsomschrijving ook is.

    Volgens De Roos schuilt hierin een gevaar van mogelijke
    betrokkenheid van advocaten bij de georganiseerde criminaliteit. De
    bonafide advocaat kan door dit soort van clinten worden gebruikt.
    Hij moet zich daarom telkens (en meer dan vroeger) afvragen, wat
    des advocaten is, waarbij strikte beperking tot puur juridische
    hulpverlening (in adviserende zin en als procesbijstand) richtsnoer
    moet zijn (De Roos, 1994, p. 184).

    2.1.3. De organisatie

    De advocaten die in Nederland zijn ingeschreven, vormen samen de
    Nederlandse Orde van Advocaten (NOVA). Aan het hoofd staat een
    algemene raad en daarnaast zijn er raden van toezicht per
    arrondissement. Deze raden hebben als wettelijke taak de
    bevordering van een behoorlijke uitoefening van de
    advocatenpraktijk en zijn bevoegd maatregelen te nemen die daartoe
    kunnen bijdragen. De verplichte advocatenstage en permanente
    opleiding zijn hier voorbeelden van. Daarnaast behartigt de orde in
    algemene zin de belangen van de beroepsgroep. Zo houdt zij zich
    bezig met tarieven, geeft adviezen bij wetgeving en houdt de
    rechtspolitieke ontwikkelingen in het oog. Eind 1988 heeft de orde
    het reclameverbod voor de advocatuur opgeheven en in het verlengde
    hiervan adviseert zij haar leden om te komen tot een meer
    marktgerichte benadering van potentile clinten.

    In de naoorlogse periode is het aantal advocaten in ons land
    verviervoudigd. In 1950 waren er ongeveer 2.000 advocaten;
    momenteel is het aantal gestegen tot ruim 8.000. Opvallend hierbij
    is dat de groei plaatsvond na twee decennia van krimp (1950 tot
    1970). Ook de schaalgrootte van de kantoren is veranderd. In 1960
    was bijna 70% van de kantoren een eenmansbedrijf en daarin was 40%
    van de advocaten werkzaam. Thans vormen de solokantoren 46% van het
    totaal. Nog slechts 15% van de advocaten is werkzaam op een
    dergelijk kantoor (Klijn e.a., 1992, pp. 25-26).

    Het is overigens niet zo dat het beeld wordt bepaald door de
    mega-law kantoren. Nog altijd werken op ongeveer 90% van de
    kantoren niet meer dan vijf advocaten. In toenemende mate is er
    sprake van een samengaan van advocaten, notarissen en
    belastingadviseurs binnen een kantoor. De voorgestelde verruiming
    van toetreding tot het advocatenberoep van bedrijfsjuristen en
    juristen in overheidsdienst zal ongetwijfeld grote gevolgen hebben
    voor de wijze waarop de beroepsuitoefening is gestructureerd.


    vorige        
    volgende        
    inhoudsopgave en zoeken