• Buro Jansen & Janssen is een onderzoeksburo dat politie, justitie, inlichtingendiensten, de overheid in Nederland en Europa kritisch volgt. Een grond-rechten kollektief dat al 30 jaar publiceert over uitbreiding van repressieve wetgeving, publiek-private samenwerking, bevoegdheden, overheids-optreden en andere staatsaangelegenheden.
    Buro Jansen & Janssen Postbus 10591, 1001EN Amsterdam, 020-6123202, 06-34339533, signal +31684065516, info@burojansen.nl (pgp)
    Steun Buro Jansen & Janssen. Word donateur, NL43 ASNB 0856 9868 52 of NL56 INGB 0000 6039 04 ten name van Stichting Res Publica, Postbus 11556, 1001 GN Amsterdam.
  • Publicaties

  • Migratie

  • Politieklachten

  • De zaak Bosio de doofpot in

    Uit: Konfrontatie, 11 november 1992, buro Jansen & Janssen.

    door Eveline Lubbers

    “Wat mij ook verbaasd heeft – maar je moet daar, geloof ik, voor zijn – is dat de Rijksrechercheverslagen openbaar zijn op grond van de Wet openbaarheid van bestuur. Zo hebben wij allen een rapport gekregen, waarin voluit geciteerd wordt uit verslagen van de Rijksrecherche. Het zal allemaal in juridische zin wel kloppen, maar ik vind het merkwaardig dat zoiets kan, ook met het oog op de privacy van de mensen waarvan de namen in de stukken worden genoemd.”

    Aan het woord is de heer Zijlstra, PvdA woordvoerder in het Bosio-debat. Het rapport dat hij heeft gekregen komt van de Schaduwonderzoeksgroep Bosio-affaire. Die bestudeerde de – openbare – Rijksrechercherapporten en maakte daaruit op dat de parlementaire onderzoekscommissie willens en wetens belangrijke informatie achterhield. De onderzoekscommissie verzweeg dat een informant van de amerikaanse Drugs Enforcement Administration, de DEA, een belangrijke rol speelde in de Bosio-affaire. De franse journalist Silvain Ephimenco concludeerde op de dag van het debat hetzelfde in NRC Handelsblad, aan de hand van een tot dan toe vertrouwelijk Justitie-stuk.
    Deze onthullende aanvullende informatie werd in het debat over het verslag van de commissie als ‘niet relevant’ terzijde geschoven. Sterker nog, diverse Kamerleden tonen zich behoorlijk geïrriteerd over het feit dat de Schaduwonderzoekers en de journalist hen op de vingers keken. Afgevaardigde Zijlstra spant daarbij de kroon, als het aan hem lag waren de onderzoeksrapporten met de Rijksrechercherapporten helemaal geheim gebleven.

    Hoe Bosio de doofpot in moest

    Een parlementaire onderzoekscommissie is een zwaar middel, het is nog net geen parlementaire enquête. Er moet heel wat gebeuren voor het zo ver komt. In de Bosio-zaak was het bijna uitsluitend door onderzoek van buitenaf dat er in de Kamer steeds opnieuw vragen werden gesteld. Het is vooral dankzij de niet aflatende vasthoudendheid van Libération correspondent Silvain Ephimenco dat met name Peter Lankhorst van Groen Links op de zaak bleef terugkomen.
    Bosio probeert al jaren aan te tonen dat zijn bedrijf in airconditioning voor auto’s onder leiding van de inmiddels overleden regeringscommissaris Belderbos vanaf 1983 is misbruikt voor doorvoer van wapens, diamanten en drugs. Centraal in dat verhaal staat een container met drugs die door een ‘zakenrelatie’ van Bosio op zijn naam werd besteld. Bosio vermoedt betrokkenheid van amerikaanse geheime diensten.
    Economische Zaken heeft jarenlang subsidie in dit bedrijf gepompt, zonder dat er ook maar iets was geproduceerd. Bosio werd na de eerste 650.000 gulden in 1983 ontslagen, maar daarna verleende staatssecretaris Van Zeil nogmaals kredieten tot er in totaal twee miljoen gulden aan subsidies doorheen gejaagd was.
    Een verbazende gang van zaken op het Ministerie van Economische Zaken, zou later als “een keten van unieke beslissingen en gebeurtenissen” weggezet worden.
    De bewijzen voor wapenhandel zijn niet altijd even overtuigend, maar dat er iets stinkt is duidelijk. Drie jaar geleden benaderde Bosio op advies van zijn toenmalige advocaat de kamercommissie voor de verzoekschriften. Deze commissie had aanzienlijk meer tijd nodig dan gewoonlijk en mocht zich -op aandringen van Lankhorst- verantwoorden in de Kamer. Door het boek van Ephimenco over de Bosio-affaire, Façades, werd de zaak ook in de media serieuzer genomen. Uiteindelijk kwam het tot de instelling van een parlementaire Onderzoekscommissie, die eind 1991 aan de slag ging.
    De vraagstelling van deze commissie echter nogal beperkt. Hoewel het de bedoeling was dekmanteltheorieën te onderzoeken, werd de periode dat het bedrijf zonder Bosio doorging niet meegenomen. Juist uit die tijd stammen de getuigenissen van werknemers dat ze niets mochten produceren van de bedrijfsleiding. ‘s Nachts gebeurden er dingen in het bedrijf die het daglicht niet konden verdragen, werknemers die daarover wilden praten werden bedreigd. Ook buiten het onderzoek viel een vergelijkbare zaak van 6 jaar daarvoor. Bij de friese metaalonderneming, de firma Luyt, waren precies dezelfde regeringswaarnemers betrokken op die er op identieke wijze tonnen subsidie van Economische Zaken laten verdwijnen. Ook deze firma ging failliet, met zwijgplicht voor de betrokkenen vanwege geruchten over wapenhandel.
    De nadruk lag voor de parlementaire onderzoekscommissie op de tot nu toe meest tastbare zaak, de affaire met de drugscontainer. Een paar jaar nadat hij ontslagen was werd een andere onderneming van Bosio – een lege BV – door een ex-werknemer gebruikt voor een transactie met verdovende middelen uit Ghana. De lading werd onderschept door de douane van Antwerpen, maar Bosio kreeg geen last met de politie. Volgens Bosio stond de ex-werknemer die het handeltje had georganiseerd, Herbert Jan Parisius, op de loonlijst van de Drugs Enforcement Administration, de DEA.
    De commissie voor de verzoekschriften kwam tot de ontdekking dat de minister van Justitie de Kamer hierover verkeerd had voorgelicht. Hirsch Ballin had verklaard het Bosio zelf was geweest die de politie attendeerde op de drugs. Via vragen in het belgische parlement kwam Groen Links erachter dat de informant de tip voor de inbeslagname gaf. Dit leidde tot een scherp debat in de Kamer, de minister dreigde zelfs met aftreden.
    Dat speelt ongetwijfeld mee in de afperking die de parlementaire commissie samen met de Rijksrecherche maakte.
    De opdracht van de Commissie was: “Het instellen van een fact-finding onderzoek naar de betrokkenheid van de Nederlandse overheid met het bedrijf van Bosio in het algemeen en de relatie Bosio – Container met marihuana – Overheid in het bijzonder.”

    Een half jaar later is de conclusie dat er geen aanwijzingen zijn voor een relatie tussen het inbeslagnemen van een container drugs in Antwerpen en het bedrijf van Bosio: “De relatie tussen Bosio en de drugscontainer ligt uitsluitend in het feit dat een voormalige zakenrelatie hem heeft gevraagd het adres van Russel Inc. in Kleve te gebruiken.”

    Uit het Commissierappport blijkt dat de informant die de tip gaf werkte voor de DEA, maar voor Nederlandse zaken werd gerund door Nederlandse politiemensen. De Rijksrecherche stelt desalniettemin dat “niet gebleken is dat de DEA sturing heeft gegeven aan de wijze waarop deze zaak werd behandeld.”
    De bescherming van de identiteit van deze informant was van doorslaggevend belang voor de afwikkeling van de container-affaire. In haar Eindoordeel wijdt de commissie een aparte passage aan de ‘beperkende omstandigheden’ die deze gedwongen geheimhouding opleverde.
    Hoewel de rol van de informant dus niet tot in detail kon worden onderzocht, eindigt het Rapport vrij onverwacht met een aantal aanbevelingen buiten de direkte taakopdracht. De Commissie verzoekt de regering nader te informeren omtrent:
    “a. de relatie tussen Nederlandse justitiële en politiële instanties en de DEA, de terzake gemaakte afspraken en de wijze waarop hierop toezicht wordt uitgeoefend; b. de positie van informanten, de reikwijdte van hun bescherming, de gevolgen van de mogelijke betrokkenheid bij criminele activiteiten.”

    Hoe komt de DEA opeens in de aanbevelingen terecht? Er was toch niets gebleken van sturing door de Amerikaanse drugsbestrijdingsdienst?
    Dat roept meer vragen op dan er beantwoord worden. Bij de presentatie van het eindverslag eind juni laten de Commissieleden voor Groen Links en de PvdA, Rosenmöller en Van Heemst merken dat als het aan hun gelegen had, het onderzoek veel verder was gegaan: “We hebben onszelf echt moeten dwingen om ons aan de opdracht te houden.” Toch lieten ze hun minderheidsstandpunt varen om te komen tot een unaniem oordeel, kennelijk met de DEA-beleidsaanbevelingen als wisselgeld.
    Rosenmöller in de Volkskrant: “Ik kan iedereen recht in de ogen kijken. We hebben een goed document afgeleverd, dat een heldere uitspraak doet op het hoofdpunt van de beschuldigingen. Daarnaast zijn er een paar bijzaken die de Kamer ruimte bieden voor nadere uitwerking.”

    De Schaduwonderzoeksgroep Bosio-affaire, een samenwerkingsverband tussen AMOK, Jansen & Janssen, het Documentatiecentrum Arnhem en nog een aantal anderen was al eerder opgericht. Omdat deze zaak van het begin af aan fascinerend was vanwege de mogelijke betrokkenheid van hooggeplaatste Nederlanders bij drugs en/of wapenhandel, de activiteiten van buitenlandse geheime diensten op neerlands grondgebied en wie weet eindelijk een eigen schakeltje in de Iran/Contra-affaire. En natuurlijk omdat de Kamer wel eens wat zou kunnen laten liggen.
    Omdat de Bosio-zaak meteen na het zomerreces op de agenda van de Tweede Kamer stond was er weinig tijd. De Schaduwonderzoeksgroep besluit zich vooralsnog te beperken tot de Container-affaire. Uitgaand van de conclusies en aanbevelingen in de rapportages aan de Tweede Kamer gaat het om de volgende vragen: Wat was de rol van de ‘zakenrelatie van Bosio’, de heer Parisius? Waarom was de DEA-informant zo belangrijk? Wat was de rol van de informant in de container-affaire? Uitmondend in de centrale vraag: Wie was de DEA-informant? Eerste stap is het vergelijken van de verhalen die er al waren met informatie die het werk van de parlementaire commissie had opgeleverd. Die onderzoeksverslagen zijn openbaar. Dat betekent niet dat de stukken vrij beschikbaar zijn. Ze zijn op twee plekken vrij ter inzage. In de Tweede Kamer, maar daar alleen voor parlementariërs, en op het Ministerie van Justitie voor de rest van Nederland, alleen op afspraak. Maar als je eenmaal zover bent mag je, zij het onder toezicht, urenlang bladeren in meer dan een halve meter dossier.

    Op basis van de daar verzamelde informatie ontstond een uitgebreide reconstructie. Een precieze chronologie, het vergelijken van uitspraken van de sleutelfiguren in de verhoren met elkaar vergeleken, aangevuld door materiaal dat de journalist Ephimenco de Commissie deed toekomen bevestigde eerdere vermoedens: Parisius, de ‘ex-zakenrelatie’ en de (DEA)informant zijn één en dezelfde persoon. Hoe kon de Commissie dan concluderen dat er geen verband was tussen de drugshandel, Bosio en de overheidssubsidies? Immers Parisius was enkele jaren eerder door Belderbos bij Bosio geïntroduceerd. Belderbos was regeringswaarnemer bij het bedrijf van Bosio, hij moest toezicht houden op de door Economische Zaken verstrekte subsidies. Parisius reisde op kosten van de zaak naar verschillende West-Afrikaanse landen, waaronder Ghana, om de markt voor airconditioners te verkennen. De vraag is wat hij daar nog meer deed. En hoe lang hij al voor de DEA werkte. Hoe hij Belderbos kende. En wat de andere functies van Belderbos waren, naast die van regeringswaarnemer voor een dag per week.

    De parlementaire onderzoekscommissie heeft dit alles laten liggen. Zou vice-voorzitter Rosenmöller hierop hebben gedoeld toen hij zei dat zijn handen jeukten om de zaak uit te spitten? Tijd om hem op te zoeken, NRC Handelsblad wil mee voor een interview. Ruim een week voor het geplande Kamerdebat krijgt Groen Links het rapport van de Schaduwonderzoeksgroep aangeboden. Rosenmöller blijft dagenlang onbereikbaar voor kommentaar. Via woordvoerder Hans Siepel laat hij uiteindelijk weten dat hij geen behoefte heeft aan een gesprek. Omdat het Groen Links er niet om gaat koste wat kost haar gelijk te halen. “Bovendien”, zegt Hans Siepel, “bevat het Reconstructierapport weinig nieuws. Parisius is de DEA-informant, dat klopt. Dat wist de Kamerkommissie allang, uit rapporten die niet openbaar zijn.”

    In dat geval is er maar één conclusie mogelijk: de parlementaire onderzoekscommissie heeft willens en wetens gefunctioneerd als een doofpot. Essentiële informatie is uit het Eindrapport weggelaten, waardoor een wezenlijke schakel uit zicht blijft.

    Alle zeilen bij. Het Reconstructierapport gaat, aangevuld met de uitspraken van Hans Siepel in een persbericht naar de pers, naar de woordvoerders van alle partijen, naar de minister en naar de Kamercommissie. Een dag later vraagt de PvdA-er Zijlstra uitstel van het debat om de materie nog eens goed te bestuderen. Drie weken later, na de Algemene Beschouwingen, Bosio staat weer op de agenda. Maandagochtend vroeg, de dag voor het debat, is diezelfde Zijlstra aan de telefoon:
    “U werkt dus voor Buro Jansen & Janssen.
    Door wie wordt u eigenlijk betaald?”
    Hij belt in verband met het hem toegestuurde Reconstructierapport van de Schaduwonderzoeksgroep Bosio-affaire.
    “Een gedegen rapport. Maar waarom doet u dit werk überhaupt, als ik vragen mag?” Tussen twee haakjes komt dan een vraag die later cruciaal blijkt: waar of wij al die citaten vandaan hadden van betrokken politiemensen. Uit openbare rapporten dus.
    Vlak voor aanvang van het debat onthult Silvain Ephimenco in de NRC de nota waarin Justitie-ambtenaren Hirsch Ballin adviseren hoe hij zich op moest stellen in het Bosio-debat van een jaar geleden.
    In deze nota staat niet alleen dat toen – oktober 1991, dus vóór de onderzoekscommissie aan het werk ging – al bekend was dat Parisius de DEA-informant was. De ambtenaren van Hirsch Ballin voegen daar aan toe: “overigens is Parisius kort daarna door de Rijkspolitie niet verder als informant gebruikt omdat hij niet altijd even betrouwbaar bleek te zijn, zo gebruikte hij de politie door als informant te fungeren bij drugstransporten die hij zelf had opgezet.”

    De parlementaire onderzoekscommissie had deze nota in haar bezit. Alle betrokken Kamerleden hadden het Reconstructierapport van de Schaduwonderzoeksgroep gekregen. En wat gebeurt er? Geen enkel Kamerlid gaat inhoudelijk in op de nieuw aangeleverde informatie. De Kamer toont zich enigszins verstoord omdat haar onderzoeksresultaten in nota bene de NRC ‘karig en misleidend’ zijn genoemd. Verder is men vol lof over de verrichtingen van de commissie. Inhoudelijke vragen worden -voor zover gesteld- niet beantwoord.
    De woede richt zich op Bosio-zelf omdat hij iedereen zoveel last heeft bezorgd. De uitspraken van PvdA-Kamerlid van Heemst bijvoorbeeld in de Volkskrant van 26 juni bij worden met grote instemming aangehaald: “Het type Bosio wordt eens in de vijftig jaar geboren. Hij beschikt over een combinatie van eigenschappen die deze zaak in hoge mate hebben bepaald. Hij is charmant, overtuigend, beschikt over een enorme geldingsdrang en is zeer bedreven in het vermengen van hele, halve en onwaarheden. Daarmee is het hem gelukt, de bureaucratie in de luren te leggen.”

    Geen woord over de mogelijke consequenties van de discutabele positie van Parisius c.q. de informant. Geen enkele kritiek op de commissie die een toch op zijn minst onvolledig product heeft afgeleverd. Zijlstra neemt zijn toevlucht tot één van de meest klassieke afweermechanismen: hij doet een aanval op Groen Links omdat ze zich niet aan de geheimhouding binnenskamers hebben gehouden. Hij bakt ze zelfs nog bruiner. Zonder een greintje van waardering voor de betrokkenheid van bezorgde burgers, maakt hij zijn bocht van 180° compleet. Niet de commissie krijgt kritiek dat ze probeert het Parlement voor de gek te houden, het zijn de buitenparlementaire onderzoekers die het de Kamerleden onmogelijk maken:

    “Wij hebben nu dit onderzoek gehad en de naam van de informant is over de tafel gegaan. Dat zal toch een houding wekken bij justitie en politie in de zin van: in voorkomende gevallen moeten wij ons afvragen hoe open wij kunnen zijn naar de Kamer toe. Het betekent dat de Kamer minder goed haar werk zal kunnen doen in voorkomende gevallen. Dat gaat ten koste van de kwaliteit van dit soort onderzoeken hetgeen een probleem van de Kamer zelf is.”

    Dat is de wereld op zijn kop. Niet de Commissie wordt aangesproken op haar wel erg onvolledige verslag, maar de schuld komt te liggen bij journalisten en onafhankelijke onderzoekers die echt proberen de waarheid boven tafel te krijgen.

    Groen Links woordvoerder Lankhorst moet zich in rare bochten manoeuvreren om zich tegen de aanvallen van Zijlstra te verweren. Onder druk van de Schaduwonderzoeksgroep die wereldkundig maakte dat Groen Links uit de school was geklapt over de rol van Parisius, moest Lankhorst een grotere openbaarheid verdedigen dan hij misschien zelf gewild had. Het Oog om Morgen weet hem aan de vooravond van het debat al de naam van de informant te ontlokken, Lankhorst noemt hem met tegenzin.
    Als hij daar in de Kamer op aangesproken wordt, verantwoordt hij zich als volgt: “Parlementair onderzoek moet niet alleen voor parlementariërs, maar ook voor andere geïnteresseerden te volgen en te begrijpen zijn. De handicap van vertrouwelijkheid moet ons niet verlammen, maar uitdagen tot prudentie en precisie.” Om de indruk te vermijden dat hij door buitenparlementariërs gedwongen is een radikaler positie in te nemen benadrukt Lankhorst dat hij een jaar eerder al in vragende vorm het verband gelegd had tussen Parisius en de informant, hij kreeg daar toen geen antwoord op. Zonder het werk van Silvain Ephimenco en de Schaduwonderzoeksgroep had Groen Links zich behaaglijk neer kunnen leggen bij het meerderheidsstandpunt van de Onderzoekscommissie: niks aan de hand.
    De switch is gemaakt door Paul Rosenmöller. Om de één of andere reden veranderde hij van ‘jonge hond’ die enthousiast alleen maar méér wou, in een Realo die zich voegt naar de grootste gemene deler en dat niet eens verder wil verantwoorden. Als Zijlstra het voor het zeggen had werken parlementaire onderzoekscommissies in de toekomst onder volstrekte geheimhouding. Dan kunnen de Kamerleden tenminste zonder journalistieke en publieke belangstelling democratietje spelen. Zelfs van Groen Links valt geen weerwerk meer te verwachten: de tijd dat de partij doorging omdat ze wist dat ze gelijk had is kennelijk voorbij.