6.6 Conclusies

1. Misdaadanalyse is het opsporen en inzichtelijk maken van verbanden tussen criminaliteitsgegevens onderling en andere mogelijk relevante gegevens met het oog op de praktijk van politie en justitie. Enerzijds kan misdaadanalyse gericht zijn op direct toepasbare resultaten voor de opsporings- en vervolgingspraktijk (operationele analyse), anderzijds kan de analyse een rol spelen in de bepaling van het beleid (strategische analyse).

2. Fenomeenonderzoek is het doorlichten van een geografisch gebied/bevolkingsgroep, een misdaadveld/criminele markt en/of een sector/verschijnsel in de samenleving. 3. Financieel rechercheren is het proces van verzamelen, veredelen, bewerken en analyseren van financile gegevens, met het doel deze gegevens te gebruiken in een strafrechtelijk onderzoek naar personen, groepen of zaken.

4. Voor de houder van een register, aan wie de politie informatie vraagt over derden uit dat register, is het feitelijk vrijwel onmogelijk om bij de beslissing tot verstrekking van gegevens uit dat register de - wettelijk voorgeschreven afweging te maken tussen de dringende en gewichtige reden van opsporing en de mate waarin de persoonlijke levenssfeer van de geregistreerde door verstrekking wordt geschaad. 5. Er bestaan geen duidelijke criteria of regels ten aanzien van de gevallen waarin de politie instellingen kan vragen om informatie over derden. Volgens sommige leden van het OM moet deze derde een verdachte zijn en moet er toestemming door het OM worden gegeven, maar betwijfeld kan worden of de politie deze criteria ook hanteert.

6. Inhoudelijke beperkingen aan de politie om al dan niet tot koppeling van bestanden over te gaan zijn niet aangetroffen: ook grijze veld-registers en registers van contacten kunnen onbeperkt worden gekoppeld. 7. De opslag van gegevens voor fenomeenonderzoek is niet helder geregeld. Het is twijfelachtig of de regeling die nu wordt gehanteerd (opslag in tijdelijke registers) wordt nageleefd. 8. Misdaadanalisten gebruiken open bronnen, private en (semi)publieke registers, politieregisters, informatie uit het buitenland en materiaal uit concrete onderzoeken. Feitelijk vinden vooral operationele analyses - in het bijzonder dader(groep)analyses - veel plaats. De resultaten van de strategische criminaliteitsbeeldanalyses dienen mede ter vaststelling van de prioritering van aan te vatten zaken; aan de totstandkoming van deze analyses kleven beperkingen.

9. Fenomeenonderzoek vindt feitelijk nog niet in alle kernteams plaats. Wel hebben alle kernteams onderwerpen voor fenomeenonderzoek toegekend gekregen. Ook vindt fenomeenonderzoek bij de regionale politie plaats. De bijzondere opsporingsdiensten spelen bij de fenomeenonderzoeken een belangrijke (ondersteunende) rol. Omwille van de conceptuele helderheid is het duidelijker om (in afwijking van het huidige woordgebruik) niet van fenomeenonderzoek te spreken, maar van strategische misdaadanalyse,
wanneer potentile verdachten in beeld komen en/of van operationeel materiaal gebruik wordt gemaakt. Er zijn onderwerpen ten aanzien waarvan het begrijpelijk is dat er meer fenomeenonderzoeken gelijktijdig lopen; bij andere onderwerpen ligt dat minder voor de hand. Het praktisch effect van het fenomeenonderzoek lijkt feitelijk gezien vooralsnog gering (zie bijlage 6 Organisaties hoofdstuk 6 Kernteams). 10. Financieel rechercheren vergt expertise van de rechercheurs en daar ontbreekt het nog in hoge mate aan; bovendien hebben de reguliere rechercheurs niet allen evenveel oog voor het belang van financieel rechercheren. De toelaatbaarheid van inschakeling van externe deskundigen is vanwege de daarmee gepaard gaande doorbreking van het gesloten verstrekkingsregime van de Wet politieregisters omstreden. Ook anderszins lijken op dit moment wettelijke belemmeringen te bestaan voor het financieel rechercheren. 11. Het optreden naar aanleiding van verdacht gebleken MOT-meldingen verdient meer aandacht. 12. Er bestaat geen controle op de activiteiten die plaatsvinden met betrekking tot misdaadanalyse, fenomeenonderzoek en financieel rechercheren.

13. De rechtmatigheid van de informele informatieverschaffing aan de politie door derden, in het bijzonder banken, is op zijn minst dubieus. Er wordt veel belang gehecht aan deze vorm van informatieverschaffing. Nadere regeling lijkt dan ook geboden.


vorige         inhoudsopgave en zoeken