VI.3. Het wegsluizen van misdaadgeld in de legale economie

Misdaad loont. De winsten die met georganiseerde criminaliteit worden behaald, zijn soms buitensporig hoog. Toch is de aandacht in Nederland voor het confisceren van deze winsten pas van recente datum. Meer in het algemeen is er, zoals reeds in hoofdstuk IV naar voren kwam, betrekkelijk weinig kennis over de omvang en de aard van de bestedingen van misdaadgeld. In de jaren zeventig en tachtig groeide weliswaar de aandacht voor de omvang van zwart geld, het voor de fiscus verzwegen inkomen, maar deze problematiek werd niet in verband gebracht met de opbrengsten uit misdaad. Overigens is het in de legale economie sluizen van winsten van georganiseerde criminaliteit in internationaal verband onder het trefwoord money laundering eerder wel hoog op de politieke agenda terechtgekomen (Van Zoest, 1995). Witwassen is de verbindende schakel tussen de illegaliteit en de legale sectoren van de economie; het vereist de (al dan niet verwijtbare) betrokkenheid van integer geachte personen (onder wie advocaten en accountants) en systemen, zoals het bankwezen en de beurs. Niet zozeer door de criminele grondfeiten maar door het wegsluizen van crimineel geld in het legale circuit kan de zo gevreesde innesteling of infiltratie plaatsvinden. Vanwege de enorme geldbedragen, die in de criminele wereld in omloop zijn, is witwassen geen symptoom van het eigenlijke probleem (georganiseerde criminaliteit), maar is het een probleem op zichzelf geworden.

Wat betekent witwassen eigenlijk? In de literatuur wordt de term witwassen uiteenlopend gedefinieerd, maar in de kern komen alle definities toch op hetzelfde neer: witwassen is het omzetten van de verborgen, niet te verantwoorden herkomst van inkomsten in een wel te verantwoorden herkomst. De definities lopen uiteen in de wijze waarop niet te verantwoorden herkomst (wel/niet synoniem met illegaal?) en vermogen (geld of ook onroerend goed?) worden geoperationaliseerd. Ook in het bereik van de definitie treden verschillen op; in sommige definities wordt witwassen expliciet in verband gebracht met de georganiseerde criminaliteit; daarnaast wordt door sommigen het gebruik van financile instellingen als een kenmerkend onderdeel van de witwastransactie gezien (Mul, 1995, p. 83-88). In het kader van dit onderzoek is witwassen gedefinieerd als het geheel van handelingen dat nodig is om gelden die afkomstig zijn van criminaliteit een ogenschijnlijk legale herkomst te geven. De handelingen die hiervoor nodig zijn, kunnen onderscheiden worden naar de verschillende fasen die zich, afhankelijk van de methodiek van witwassen, in een bepaalde volgorde voor doen.

Wij willen ons niet wagen aan schattingen over de omvang van het witwassen. Schattingen die gebaseerd zijn op bijvoorbeeld de uitstroom en terugkeer van guldensbiljetten of de opbrengsten uit misdaad, zijn op teveel onzekerheden gebaseerd (zie ook Van Duyne, 1993). Uit de landelijke CBO-inventarisatie 1995 komt naar voren dat 251 van de 450 door de politie geregistreerde criminele groepen op enigerlei wijze witwassen. De CBO-definitie van witwassen is overigens breed; de definitie omvat de verschillende onderdelen van een witwasconstructie, zoals regelmatig wisselen en investeringen in de legale economie (CBO-inventarisatie, p. 12).

Dankzij het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties zijn wel enkele harde gegevens beschikbaar over de omvang van witwasconstructies waarmee financile instellingen zijn geconfronteerd. Blijkens het jaarverslag over 1994 van het Meldpunt zijn in de periode 1 februari 1994 tot en met 31 januari 1995 bijna 23.000 transacties gemeld. Het merendeel van deze meldingen is verricht op basis van objectieve indicatoren: wissel- of effectentransacties boven 25.000 gulden. De door het Meldpunt uitgefilterde ongebruikelijke transacties zijn in dit kader met name van belang. Het Meldpunt sluist verdachte transacties door naar Finpol. In een periode van 12 maanden (1 februari 1994 tot 1 februari 1995) zijn ruim 2.200 meldingen als verdachte transacties bij Finpol binnengekomen (Jaarverslag Finpol 1994). Het totaalbedrag dat met de meldingen is gemoeid, bedraagt ruim 3 miljard gulden, waarbij de Amerikaanse dollar onder de valutasoorten veruit het hoogste scoort.

Weten wij over de omvang van het witwassen en de daarop volgende bestedingen van het misdaadgeld in de legale economie weinig, over de verschijningsvormen van het witwassen is veel meer bekend. In paragraaf VI.3.1 wordt duidelijk gemaakt dat het grootste deel van de criminele winsten van buitenlandse of allochtone misdaadgroepen niet wordt witgewassen maar slechts wordt verplaatst naar het land van herkomst. Overigens worden bij dit verplaatsen ook gewone bankinstellingen ingeschakeld.

In VI.3.2 zal aan de hand van praktijkvoorbeelden worden beschreven hoe het witwassen in zijn werk gaat. Dit witwassen vindt niet in het luchtledige plaats maar via de inschakeling en medewerking van banken, adviseurs, legale markten, en dergelijke. Als voorbeeld zal de effectenhandel worden beschreven om te illustreren dat intermediaire personen (bijvoorbeeld commissionairs) en rechtsfiguren (economische eigendom, buitenlandse rechtspersonen) instrumenteel zijn bij het wegsluizen van misdaadgeld in de legale economie.

VI.3.1. Verplaatsen van misdaadgeld

Criminele groepen zijn er op uit om misdaadgeld vrij te kunnen besteden. Witwassen, dat wil zeggen het geven van een ogenschijnlijk legale herkomst aan misdaadgeld, is voor dit doel niet altijd nodig. Voor het besteden van misdaadgeld in Marokko, Turkije of landen in het Carabisch gebied volstaat eigenlijk al de verplaatsing van het contante geld naar deze landen. Het ontbreekt deze landen aan een adequate wetgeving tegen het misbruik van het bankstelsel en het investeren van criminele gelden in de economie. Naarmate er meer maatregelen worden genomen om misdaadgeld uit de financile sector te weren, dient er dus in zekere zin meer te worden witgewassen.

De methodiek van verplaatsing wordt niet alleen door de noodzaak bepaald om controles te ontwijken; ook praktische omstandigheden, zoals de aard, de omvang en het gewicht van het illegaal verdiende geld zijn bepalend voor de wijze waarop de verplaatsing van het geld geschiedt. Indien er bijvoorbeeld sprake is van misdrijven waarmee veel chartaal geld in kleine coupures wordt verdiend, zal het traject ongetwijfeld beginnen bij een wisselkantoor of een bank. Er ontstaat dan voor de criminele groep een precair moment waarop veel contant geld aan een loket moet worden aangeboden. De keuze voor wisselkantoren of banken in landen waar de controle minder stringent is, zal tot gevolg hebben dat veel contant geld allereerst fysiek naar deze gebieden wordt verplaatst.

Drie methodieken van verplaatsing zullen worden beschreven, achtereenvolgens het fysieke verplaatsen van chartaal geld of waardepapieren door personen of per post; het verplaatsen via ondergrondse banken, rep-offices, pseudobanken en gewone banken; de rol van wisselkantoren. Hun beschrijving is mede gebaseerd op recente Nederlandse voorbeelden.

Fysieke verplaatsingen

Het fysiek verplaatsen van geld door middel van weekendtassen of per post komt, blijkens de informatie die wij uit opsporingsonderzoeken verkregen, geregeld voor. Deze wijze van transport kan plaatsvinden in het kader van betalingen binnen de drugshandel. Herone en cocane die vanuit Nederland wordt uitgevoerd naar het Verenigd Koninkrijk, blijkt bijvoorbeeld veelal te worden betaald met het geld dat in de straathandel is verdiend. Dit straatgeld, merendeels bestaande uit kleine coupures, wordt in tassen gepropt en door geldkoeriers naar Nederland gebracht (Van Duyne, 1995, p. 167).

Met het fysieke verplaatsen kan soms worden volstaan om het geld vrij aan te kunnen wenden in de economie. Het geld wordt eenvoudigweg getransporteerd naar een land waar geen vragen worden gesteld over de herkomst. Fysiek verplaatsen kan ten slotte ook, zo is uit tal van opsporingsonderzoeken gebleken, een eerste stap zijn in een witwastraject. Het geld wordt vanuit Nederland gebracht naar een land waar de controle op placement (het brengen van geld binnen het bancaire verkeer) geringer is en minder uitzonderingen op het bankgeheim bestaan dan in Nederland. Concreter: de opmaat voor witwassen van veel misdaadgeld is contante storting bij een Luxemburgse bank.

Het evidente voordeel van fysiek verplaatsen is dat het geldtransport, anders dan bijvoorbeeld een girale overboeking, geen enkel papieren spoor achterlaat en bovendien weinig deskundigheid verlangt. Bovendien kan de eigenaar van het geld de regie volledig in handen houden. Hij hoeft zijn geld niet toe te vertrouwen aan ondergrondse banken (hierover direct meer) en hij behoeft niet voor het loket van een bonafide bankinstelling te verschijnen die onderworpen is aan controlemaatregelen.

Aan fysieke verplaatsingen zijn ook nadelen verbonden. De kans bestaat dat het geld wordt gestolen of in beslag wordt genomen. Ook de praktische problemen bij het transporteren van grote hoeveelheden geld moeten niet worden onderschat. Grote hoeveelheden papiergeld zijn zwaar. Een dollarbiljet weegt ongeveer 1 gram, hetgeen betekent dat grote sommen geld al gauw ettelijke tientallen kilo's wegen. Het geldvolume kan zulke problemen opleveren, dat transport met weekendtassen niet meer volstaat. Wisselkantoren kunnen de hier geschetste transportproblemen deels verlichten door kleine coupures in grotere om te wisselen. Zo bestaat het vermoeden dat de vraag naar het Nederlandse 1.000 guldenbiljet en het Zwitserse 1.000 francbiljet voortvloeit uit de wenselijkheid om het contante geld in grote coupures voorhanden te hebben. Deze twee biljetten vertegenwoordigen de hoogste waarden ter wereld en zijn tevens waardevast.

De meest radicale oplossing voor al deze verplaatsingsproblemen is het omzetten van valuta in andere waarden, bijvoorbeeld in diamanten. Deze waardevaste belegging levert aanzienlijk minder verplaatsingsproblemen op. Uit een onderzoek van enkele jaren geleden bleek dat op deze wijze voor miljoenen guldens aan waarde getransporteerd is over de lijn Nederland-Canada-Singapore.

Verplaatsen via banken en pseudobanken

Een van de mogelijkheden om geld over te maken zonder een papieren spoor achter te laten, wordt geboden door ondergrondse banken (onder andere Robinson, 1994, p. 16-18). Sinds de officile banken gehouden zijn betere controle uit te oefenen op financile transacties, hebben deze banken de wind mee gekregen. Ondergronds bankieren is een systeem waarbij een persoon in het ene land geld of geldwaarde overbrengt naar een begunstigde in een ander land zonder dat de autoriteiten daarvan in beide landen ook maar enige kennis of bewijsmateriaal bezitten. Ondergronds bankieren trekt een zware wissel op het onderlinge vertrouwen. Vermoedelijk om deze reden vindt ondergronds bankieren meestal plaats binnen familiale of langs etnische lijnen samengestelde netwerken. Maar hieraan moet worden toegevoegd dat deze centrale pijler van vertrouwen ook geschraagd wordt door angst voor represailles (Squires, 1987, p. 4).

Het systeem van ondergronds bankieren vereist een uitgebreid, soms wereldomspannend, netwerk van contacten tussen de bankiers. Tussen de bankiers is het vaak passen en meten, waarbij onderlinge verrekeningen maanden kunnen worden uitgesteld. Dit om zo min mogelijk fysieke verplaatsingen van het geld te laten plaatsvinden. De commissie van beide bankiers tezamen kan variren van een gering percentage van bijvoorbeeld 2% tot het aanzienlijke deel van 20% van het gestorte geld; de risico's en wensen van de clint zijn hierbij uiteraard bepalend.

Ondergronds bankieren is een te verwachten reactie op de toegenomen controle in het officile bankwezen. In de VS, waar de controle langer bestaat dan in ons land, bloeit het fenomeen dan ook welig. Grote sommen drugsgeld zouden via dit mechanisme naar onder meer Hong Kong worden overgebracht (Gaylord, 1990, p. 26 e.v.).

Rep-offices (Representative offices) zijn van oorsprong een soort filialen van buitenlandse banken die hier geen officile vestiging hebben. Rep-offices zijn als het ware vooruitgeschoven posten van de moederbank die op deze wijze service kan verlenen aan in Nederland woonachtige clinten van de bank. Vijfentwintig buitenlandse banken hebben in ons land een of meer rep-offices. Rep-offices mogen geen bancaire activiteiten verrichten. In meerdere gevallen is geconstateerd dat groepen gebruik maakten van de verzamelrekening van het rep-office bij een in Nederland gevestigde bank. Deze rekening leent zich gemakkelijk voor misbruik (de namen van degenen die inleggen op de rekening kunnen afgeschermd worden). Uit enkele opsporingsonderzoeken is gebleken dat drugshandelaren van Marokkaanse en Turkse afkomst via de rep-offices geld naar Marokko en Turkije hebben overgemaakt. Tot voor kort boden ook de officile banken betrekkelijk veilige manieren om spoorloos geld over te boeken. Alle grote banken bieden (of boden) goede mogelijkheden aan clinten om cash to cash transacties uit te voeren. De clint koopt in Nederland een cheque aan toonder en de naamloze begunstigde verzilvert deze vervolgens in een ander land. Noch de koper noch de begunstigde behoeven als clint bij de beide banken te boek te staan. Er kan worden volstaan met een kort eenmalig contact tussen clint en financile instelling. De transactie laat (of liet) bovendien niet veel sporen na in de administratie van de bank.

Een bijzondere bancaire instelling die een belangrijke rol in het verplaatsen heeft gespeeld, was de Femisbank. De Femisbank kan worden gezien als een offshore bank die als een B-licensed bank gevestigd was op het eiland Anguilla. Het Femisfiliaal in Nederland bood zijn ongeveer 500 clinten de mogelijkheid geld op nummerrekeningen en een telefooncode te plaatsen. De Femisbank had een vast contact met een plaatselijke bank die bancaire activiteiten verzorgde voor Femis. In een onderzoek tegen enkele grote Nederlandse hashhandelaren is komen vast te staan dat via de Femisbank grote geldbedragen zijn overgeschreven naar een op Jersey gevestigde trust en een persoon in Singapore. Femis ging failliet omdat de beide aandeelhouders in strijd met de statuten ongeveer 60 miljoen gulden van de rekening van Femis op priv-rekeningen in Duitsland bijschreven.

Het gebruik van wisselkantoren

Wisselkantoren konden tot voor kort gemakkelijk worden opgericht. Men behoefde er geen speciale opleiding voor te hebben genoten. Het was dus ook mogelijk dat criminele groepen hun eigen wisselkantoortjes stichtten. Wisselkantoren mogen - uiteraard - geen bancaire activiteiten verrichten; ze mogen bijvoorbeeld geen kredieten verstrekken en rekeningen aanhouden. In het kader van witwassen van misdaadgeld blijken wisselkantoortjes een belangrijke rol te spelen. Het is, zoals eerder gesteld, voor criminele groepen van groot belang dat zij de kleine coupures die met straathandel in drugs worden verdiend, in grotere coupures kunnen omzetten of in vreemde valuta kunnen omwisselen. De bijdrage van wisselkantoren wordt ook wel eens de voorwas genoemd: de noodzakelijke eerste schoning van soms letterlijk vuil straatgeld, alvorens de hoofdwas begint.

Overigens fungeren ook gewone banken als wisselplaatsen. In een recent onderzoek tegen een Marokkaanse organisatie die zich met de handel in hash bezighield, kwam naar voren dat door gewone bankinstellingen voor enkele tientallen miljoenen buitenlandse valuta (francs, dollars, ponden) in guldens werden omgewisseld.

Twee jaar geleden is door de Amsterdamse politie onder de naam het Gouden Kalf een onderzoek gestart naar het functioneren van wisselkantoren in het centrum van Amsterdam. Dit onderzoek heeft enig licht geworpen op de omzet en de werking van dergelijke kantoren. Op basis van enkele eerdere verdenkingen spitste het opsporingsonderzoek zich toe op vijf wisselkantoren die in handen waren van een uit Isral afkomstige familie. De huiszoekingen en de aanhoudingen van een twintigtal verdachten, die met veel publicitair vertoon gepaard gingen, gaven goed zicht op de omvang van de illegale transacties die in hun wisselkantoren plaatsvonden. Buitenlands geld (Engelse en Schotse ponden vertegenwoordigden bijna 50% van het totale valutaaanbod) dat ter omwisseling werd aangeboden, werd via een waarde-transportbedrijf naar Belgi vervoerd, waar het in Nederlands geld en US dollars werd omgewisseld en weer naar Amsterdam werd getransporteerd. Het ging hierbij doorgaans om circa 3 miljoen gulden per week. De totale omzet bedroeg in de onderzoekperiode (10 maanden) bijna 170 miljoen gulden. Ongeveer 10% van deze omzet zou zijn verkregen door wisseltransacties met toeristen. De overige 90% bestond uit grote valutatransacties die vermoedelijk werden aangegaan met drugshandelaren. Aangezien hierover geen gegevens werden geregistreerd door de wisselkantoren, is het bij het ernstige vermoeden gebleven dat het meeste geld afkomstig was van misdaad. Uit het ingestelde strafrechtelijk-financile onderzoek valt op te maken dat met deze grote transacties 3,5 miljoen gulden werd verdiend door de wisselkantoren in kwestie.

VI.3.2. Witwassen

Het is, zoals gesteld, bijzonder moeilijk om een goed beeld te krijgen van de omvang van het witwassen van misdaadgeld en van de omvang van investeringen in de legale economie. In veel opsporingsonderzoeken richt men zich op de grondfeiten en legt men de financile nasleep terzijde. Hierdoor is geen verantwoord kwantitatief beeld van witwassen te geven. Wanneer allerlei concrete onderzoekservaringen bij elkaar worden gesprokkeld, ontstaat evenwel een goed zicht op de verschillende vormen van witwassen. Alle voorbeelden komen altijd neer op - populair gezegd - de twee volgende basispatronen lenen van jezelf en fingeren van winst. Op deze wijze kan misdaadgeld gelegitimeerd worden als normaal vermogen ten opzichte van politie en fiscus. Je hebt het aanwezige misdaadgeld eerlijk geleend of eerlijk verdiend. In de legale economie kan op drie manieren geld worden verworven, namelijk inkomsten uit arbeid, vermogensstijging en vermogensoverdracht. De technieken van het witwassen sluiten aan bij deze normale manieren waarop geld kan worden verkregen. Het gaat hierbij dan vooral om het voorwenden van inkomsten, vermogensstijging of vermogensoverdracht.

De methodiek van het voorwenden van vermogensstijging kan worden toegepast in de gevallen dat men de beschikking heeft over activa die moeilijk objectief waardeerbaar zijn, zoals onroerend goed, antiek en kunst. Door een lucratieve verkoop van dit soort activa voor te wenden aan een schijnbaar onafhankelijke derde, kan de betrokken misdrijfpleger op schijnbaar legale wijze in het bezit komen van zijn misdaadgeld.

Het schijnbaar overdragen van vermogen van de ene naar de andere persoon kan onder verschillende titels plaats vinden, zoals schenkingen of leningen. Vooral dit laatste komt vaak voor; degene die zijn misdaadgeld wil witten stelt het zo voor dat het bij hem aanwezige geld geleend is van een ander. Deze methode staat bekend als de loan back methode. Tenslotte kan een aantal van de witwasmethodieken onder de noemer worden gebracht van het (kunstmatig) creren van inkomsten door onder andere het fingeren van een hoge omzet of lucratieve transacties. Doorslaggevend is dat de winst ten overstaan van fiscus of politie aannemelijk gemaakt (ergo: witgewassen) kan worden. Branches waarin een grote, maar moeilijk controleerbare hoeveelheid contant geld omgaat, zoals de horeca en de speelautomatenbranche, lenen zich goed voor deze witwasmethode. Het omzetten van misdaadgeld in winst betekent in beginsel wel dat over de winst belasting moet worden afgedragen.

Bij wijze van voorbeeld worden hieronder twee witwascasus besproken die zich afspeelden in de effectenhandel en de onroerend-goedsector. Voor beide zaken dient het voorbehoud gemaakt te worden dat wij hier geen harde of ondubbelzinnige feiten kunnen presenteren, alleen mogelijke interpretaties van de feiten.

Veelbelovende onderneming of opgepoetst beursfonds?

Midden jaren tachtig wordt een nieuw fonds gentroduceerd op de Amsterdamse effectenbeurs. Na een vliegende start op de beurs, gaat het snel bergafwaarts met de onderneming. Er volgt reeds na enkele jaren een faillissement, waarbij een schuld van enige tientallen miljoenen guldens wordt achtergelaten. Onduidelijk is gebleven van wie het startkapitaal van de onderneming was. Gesuggereerd wordt dat de bekende drugshandelaar Bruinsma miljoenen guldens als startkapitaal heeft geleverd. Maar duidelijke aanwijzingen die deze suggesties kunnen schragen, zijn er niet. Met meer zekerheid kan worden gezegd dat een aantal personen die rond de oprichting van de onderneming een rol speelden relaties hadden met de drugshandel.

Veelbelovende onderneming of opgepoetst beursfonds? Anders geformuleerd: gesteld dat drugsgeld in de onderneming was genvesteerd, was dit dan bedoeld als een serieuze investering in een bonafide bedrijf of als opmaat voor illegale handelingen met het bonafide ogende bedrijf? Een feit is dat er bij de beursgang geen nieuwe aandelen worden uitgegeven, maar de oude aandelen die in het bezit zijn van enkele oprichters worden verkocht. Hiermee komt de agio derhalve niet ten goede aan de onderneming maar aan de oprichters. Opgepoetst? De bij de emissie uitgebrachte prospectus voorspelt een ongebreidelde groei en winst, wat reeds in 1986 wordt gelogenstraft als de winst aanzienlijk lager uitvalt dan verwacht en er een verlies van enkele miljoenen guldens wordt geleden. In de daaropvolgende jaren nemen de verliezen in omvang toe tot aan het faillissement. Het staat vast dat de balans wordt opgepoetst om de verliezen deels nog te maskeren.

De leiding van de onderneming heeft op een gegeven moment besloten om op grote schaal personeelsopties uit te geven. Op de uitgifte van deze personeelsopties gaan wij dieper in. Personeelsopties - toegekend aan personeel of bestuurders van een onderneming - geven het recht om aandelen tegen een van tevoren vastgestelde prijs te kopen. Indien deze prijs lager ligt dan de beurskoers of wanneer de aandelen later in prijs stijgen, kan men door het uitoefenen van het optierecht de verkregen aandelen direct met winst verkopen. In deze winst zit het beloningsaspect van personeelsopties. Het bedrijf kon personeelsopties verlenen nadat de Raad van Commissarissen aantallen en uitoefenprijzen, dat wil zeggen de prijs waartegen op grond van het optierecht aandelen gekocht kunnen worden, had vastgesteld. Bij uitgifte van nieuwe aandelen is het gebruikelijk dat oude aandeelhouders een voorkeursrecht krijgen, omdat aan een nieuwe uitgifte nadelen verbonden zijn; onder andere gaat er een prijsdrukkend effect van uit. Bij personeelsopties geldt dit voorkeursrecht echter niet. Van de mogelijkheid om personeelsopties uit te brengen heeft de bedrijfsleiding op zeer grote schaal gebruik gemaakt. Van alle nieuwe aandelen die na de beursgang zijn uitgebracht (per saldo een verdubbeling ten opzichte van de aandelen bij de beursgang), is 80% in het kader van de personeelsopties uitgebracht. De overige aandelen zijn bij een onderhandse emissie uitgebracht.

Vast is komen te staan dat de aandelen beneden de door de Raad van Commissarissen geautoriseerde koers werden verkocht, waardoor het bedrijf ruim vier miljoen gulden misliep. Indien de aandelen tegen de op het moment van optieverlening geldende beurskoersen gewoon op de beurs zouden zijn verkocht, zou het bedrijf ongeveer zes miljoen gulden meer hebben kunnen incasseren.

Het is ook vast komen te staan dat de overgrote meerderheid van de personeelsopties niet door bestuurders of door het personeel is uitgeoefend. De bestuurders verkochten hun opties namelijk door aan enkele derden, waaronder een beleggingsmaatschappij die ogenschijnlijk voor ettelijke miljoenen guldens profijt trok uit de opties. Deze beleggingsmaatschappij heeft een dubieuze reputatie en wordt ook met drugshandel in verband gebracht.

Waarom werden door de leiding van de onderneming personeelsopties aan derden verstrekt? Hier komen wij op een punt waarop de feiten geen feiten meer zijn en uiteenlopende interpretaties en gissingen de ronde doen. Een naar onze mening mogelijke interpretatie is dat de personeelsopties zijn misbruikt om geld wit te wassen. De constructie zou er in hoofdlijnen als volgt hebben uitgezien. Het bestuur van de onderneming verkoopt in de vorm van personeelsopties officieel onder de prijs (beurskoers) aan een derde. Deze derde zuivert het verschil tussen aankoopprijs en beurskoers aan, door onder de tafel door te betalen aan de leiding van de onderneming. In schema (de bedragen zijn fictief):

Het nettoresultaat: De bestuurders van het bedrijf incasseren persoonlijk de winst van de opties, zij het dat deze winst zwart is, dus vooralsnog beperkt besteedbaar. De derde maakt niet feitelijk, maar wel gefingeerd winst. Deze winst (in casu ettelijke miljoenen guldens) geeft een legale herkomst aan misdaadgeld.

Deze interpretatie is om twee redenen plausibel. In de eerste plaats maakt het begrijpelijk
Place text describing image 1 here!
waarom de leiding van het bedrijf tegen het bedrijfsbelang in personeelsopties aan een derde verstrekte. Waarom zou een bestuurder anders die derde hebben laten profiteren van personeelsopties? In de tweede plaats blijken de actoren in het spel onderdeel van een zelfde relatienetwerk te zijn: zij hebben uit andere hoofde contact met elkaar. De beleggingsmaatschappij zou later worden genoemd bij een groot strafrechtelijk onderzoek. Hoe hachelijk het wellicht ook is hieraan al te veel conclusies te verbinden, het netwerk schiep in elk geval de gelegenheid om uit te wassen.

Witwassen en investeren in onroerend goed

Meer dan bij de handel in effecten is de handel in onroerend goed niet alleen een middel maar ook een doel. Het is een eindbestemming van misdaadgeld. Van alle strafzaken die bij ons bekend zijn geraakt tijdens het onderzoek, is de Amsterdamse XTC-zaak verreweg het belangrijkste voorbeeld van investeringen met misdaadgeld in onroerend goed. De XTC-zaak verschaft goed inzicht in de loan-back-methode.

Volgens het rapport van de forensische accountant heeft de XTC-groep in tien maanden tijd een omzet van bijna 300 miljoen gulden gehad. Na de aftrek van allerhande kosten bleef minimaal 72 miljoen gulden over voor investeringen. Aangetoond (en geconfisceerd) is een bedrag van 15 miljoen gulden, dat in onroerende goederen was genvesteerd. De omvang van de totale investeringen was veel hoger, omdat banken in veel gevallen 80% tot 90% van het te investeren bedrag financierden.

Een van de belangrijkste voorbeelden hiervan is de investering in de bouw van een aantal bedrijfsloodsen in Amsterdam. In totaal is met deze bouw een bedrag van 26 miljoen gulden gemoeid. De financiering van het project werd georganiseerd door BV 1, waarvan een grote vastgoedhandelaar eigenaar is. De investering vergde 2,5 miljoen gulden eigen financiering, terwijl de rest met hypotheken gefinancierd zou worden. Dit bedrag kwam langs verschillende trajecten bij het bouwbedrijf terecht. Vanuit de kas van de groep werd het bedrag gesplitst; een deel werd gewisseld in Belgi (Engelse ponden in Belgische franken) en bij een Belgisch wisselkantoor op rekening gestort van een buitenlandse rechtspersoon, Incorporated (Inc.) 1. Vervolgens vonden met behulp van het wisselkantoor enige manoeuvres plaats (het geld werd van de rekening gehaald door een uitgeschreven cheque, ten gunste van een andere buitenlandse rechtspersoon gestort en uiteindelijk weer geboekt op rekening van Inc. 1). De buitenlandse rechtspersoon werd opgericht in Panama door enkele advocaten aldaar die ook als bestuurders optraden. De volmacht om gebruik te maken van de bankrekening was aan een van de leden van de XTC-groep gegeven. Op deze wijze bleef de betrokkenheid van de groep formeel perfect buiten beeld, terwijl in feite via de volmacht volledige handelingsbevoegdheid werd gecreerd inzake het vermogen van de rechtspersoon.

Een ander deel van het geld werd bij een gewone bank in Belgi gewisseld (ponden in franken) en enkele dagen later wederom gewisseld (franken in guldens) en via een bank gestort op rekening van een Limited (Ltd.) 1 bij een andere bank in Belgie.

Een derde deel van het geld werd direct gestort op rekening van deze Ltd. 1. De Ltd. maakte beide bedragen over op een rekening van de centrale schakel Inc. 1 bij een Luxemburgse bank. Inc. 1 werd opgericht op de Westerse Samoa. Formeel had de XTC-groep geen betrokkenheid bij deze rechtspersoon. Er bestaan evenwel duidelijke aanwijzingen dat een van de leden van de XTC-groep achter deze rechtspersoon schuil ging, aangezien hij de bevoegdheid had te beschikken over de bankrekening. Deze Inc. sluisde het geld in de legale markt, althans op rekening van de BV 1 (van de grote vastgoedhandelaar) die de financiering van het project organiseerde. Indien wij aannemen dat de vastgoedhandelaar deel uitmaakte van het complot (hij wordt vooralsnog niet vervolgd voor betrokkenheid bij de XTC-groep), is er sprake van een loan-back-constructie: men doet een aanbetaling aan zichzelf. Onduidelijk blijft overigens in deze casus waarop door de betrokkenen uiteindelijk is aangestuurd; het strafrechtelijke onderzoek maakte een eind aan het bestaan van de XTC-groep.

Dankzij de juridische en economische eigendomsconstructies konden de betrokkenen in het midden laten wie nu eigenlijk de financier van de loodsen was of zou worden; werd de betaling van de 2,5 miljoen gedaan als lening aan BV 1 die de economische en juridische eigenaar is/zou zijn? Of was de 2,5 miljoen een betaling aan de aannemer ter verwerving van het eigendom door de Samoase Inc.? Hoe het ook zij, wanneer wij door alle chicanes en constructies heen kijken zien wij dat de juridisch eigenaar van de loodsen BV 1 is die het eigendom financiert met misdaadgeld.


vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken