2.4. Aantrekkelijk en kwetsbaar voor criminele groepen

De in paragraaf 2.5 te presenteren voorvallen van verwijtbare betrokkenheid maken duidelijk welke diensten advocaten voor criminele organisaties kunnen leveren. Advocaten zijn - kort gezegd - aantrekkelijk, omdat zij relevante know how te bieden hebben en relevante informatie kunnen leveren. Als een rode draad door alle voorvallen heen loopt nog een ander element: de advocaat is een belangrijk scherm. Hij kan dankzij zijn verschoningsrecht en uitstraling van respectabiliteit niet alleen bepaalde activiteiten afschermen, maar door zijn aanwezigheid kan hij bepaalde zaken ook een legitiem aanzien geven. Wanneer een advocaat een clint introduceert bij een bank, gaat daar voor de bank een bepaald vertrouwen van uit. Het beroep van advocaat is maatschappelijk een gerespecteerd beroep en dat maakt het beroep aantrekkelijk voor misbruik voor criminele doeleinden.

Tegelijkertijd is deze gerespecteerde beroepsgroep naar mijn indruk betrekkelijk kwetsbaar wanneer criminele organisaties aansturen op een dergelijk gebruik van de advocatuur. Deze kwetsbaarheid komt voort uit het al eerder aangeduide precaire evenwicht dat een advocaat dient te bewaren tussen partijdigheid en onafhankelijkheid.

De waarde van de partijdigheid wordt binnen de advocatuur sterk beleden. In het volgende citaat wordt concreet verwoord hoe deze partijdigheid de opstelling van de advocaat bepaalt. Mijn stelling is dat je als advocaat de feiten aanneemt zoals een clint je die vertelt (...) Ik ben de mond van mijn clint en ik presenteer de feiten aan de rechter zoals de clint die mij heeft verteld. En de rechter mag en zal nooit van mij verwachten dat ik die feiten heb gecontroleerd (VN, 8 oktober 1994, p. 33). Dat hoge prioriteit aan partijdigheid wordt toegekend, blijkt ook uit een onderzoek van de rechtssociologe De Groot-Van Leeuwen. Wanneer zij haar respondenten (advocaten) spanningen voorhoudt tussen het algemene belang en het belang van de individuele clint, blijken deze vrijwel altijd radicaal voor de clint te kiezen (1995, p. 108). Als gevolg van deze radicale keuze loopt de advocaat het risico dat hij verzeild raakt in een situatie waarin hij slechts de amorele uitvoerder is van de wensen van zijn clint. Hiervan is sprake wanneer hij zijn onafhankelijkheid jegens zijn clint heeft verloren. Een belangrijke waarborg voor het behoud van deze onafhankelijkheid en tegen een dergelijk afglijden vormde (of: vormt) het professionele karakter van het beroep. Voor de advocaat als beoefenaar van een professie zou het verdedigen van rechtzoekenden een morele missie (Jacobs, 1995) moeten zijn. Het verlenen van juridische dienstverlening zou een erezaak (Jacobs, 1995) zijn, waaraan morele eisen inherent zijn. Dit betekent naar onze mening onder meer dat de advocaat zijn gevoel voor rechtvaardigheid en zijn gevoel van verantwoordelijkheid voor de rechtsstaat bij het verdedigen van zijn clint niet uitschakelt.

Een norm die deze onafhankelijkheid beschermt, is dat de advocaat zich van een zaak dient los te maken indien hij deze in gemoede niet rechtvaardig acht. Concreet zou dit betekenen dat de advocaat bij het aanvaarden van diensten steeds kritisch dient te toetsen wie de clint is, wat hij wil en waarom hij juist hem deze dienst vraagt. Deze professionele norm van de onafhankelijke beroepsuitoefening lijkt aan geldingskracht in te boeten. De advocatuur raakt in toenemende mate in de ban van de commercialisering. Op het terrein van bijvoorbeeld reclame en publiciteit wordt steeds meer toegestaan Noot . Bovendien is er sprake geweest van een grote toename van het aantal advocaten. Deze omstandigheden hebben ertoe geleid dat het professionele karakter van het beroep van advocaat is afgenomen. Het beroep krijgt meer en meer het karakter van een gewoon, commercieel beroep.

Deze evolutie wordt nog eens treffend gellustreerd door de veranderingen die in de afgelopen decennia in de gedragsregels hebben plaatsgevonden. Behoorde aanvankelijk het levensgedrag van advocaten tot de vaste kern van de gedragsregels, sedert 1992 is het priv-gedrag van de advocaat buiten het bereik van de code geplaatst. Tegenwoordig is alleen het beroepsmatig handelen van de advocaat aan de code en aan het tuchtrecht onderworpen, waarbij vooral de nadruk is komen te liggen op de bescherming van de goede relatie tussen de advocaat en zijn clint (De Groot-Van Leeuwen, 1995, p. 113).

Hoewel de oorspronkelijke professie meer en meer normale business is geworden, vindt de regulering van het beroep nog steeds plaats alsof de advocatuur louter een professie is. De samenleving is namelijk nog steeds bijzonder terughoudend in het controleren van de kwaliteit en de wijze van de beroepsuitoefening; het zwaartepunt ligt op de professionele controle (tuchtrecht). De NOVA poogt het gedrag van zijn leden te benvloeden via gedragsregels en ethische codes, die een beroep doen op het geweten van de individuele beroepsbeoefenaar. Verschoningsrecht, geheimhouding en meer in het algemeen de prioritering van de vertrouwensrelatie met de clint zijn de parafernalia van een professie. Maar wat te doen als de professie steeds meer de trekken krijgt van een commercieel beroep? Is het verschoningsrecht dan slechts een concurrentievoordeel op andere commercile dienstverleners? Juist op het moment dat de professionele norm van onafhankelijkheid aan kracht inboet, is de noodzaak voor controle en integriteitsbewaking sterk aanwezig. Immers, nog nooit is de verleiding van het grote misdaadgeld zo aanwezig geweest. In de volgende paragraaf wordt ingegaan op de vraag welke concrete vormen van verwijtbare betrokkenheid bekend zijn geworden.


vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken