1. INLEIDING

In de diverse deelrapporten die in opdracht van de Parlementaire Enqutecommissie worden vervaardigd om de aard en de omvang van de georganiseerde criminaliteit in Nederland vast te kunnen stellen, staan telkens vier hoofdvragen centraal:

1. Wat voor groepen maken zich in Nederland schuldig aan georganiseerde criminaliteit? 2. Welke vormen van georganiseerde criminaliteit worden door deze groepen bedreven? 3. Op wat voor manieren wordt deze criminaliteit gepleegd? Deze vraag betreft de modus operandi van deze groepen.

4. Op welke wijze worden de winsten besteed die met georganiseerde criminaliteit worden behaald? De onderzoekmethode die is gebruikt om de vier vragen te beantwoorden komt erop neer dat niet alleen op nationaal niveau onderzoek wordt verricht maar evenzeer op lokaal niveau. De onderzoekers stellen zich met de lokale studies ten doel om relif te geven aan het landelijke beeld door te laten zien dat de variteit aan criminele groepen, criminele activiteiten, modus operandi en het besteden van behaalde inkomsten van georganiseerde misdaad groter zou kunnen zijn dan wordt aangenomen. Om dat beeld te krijgen, is een aantal locaties de revue gepasseerd die een interessant object van studie zouden kunnen vormen: de situatie in andere steden in de randstad, in Zuid-Limburg met de steden Venlo, Heerlen en Maastricht, de situatie in Brabant met de stedendriehoek Breda, 's-Hertogenbosch en Eindhoven en de grenssteden in het oosten van het land Enschede, Arnhem en Nijmegen. Elk van de genoemde gebieden en steden hebben hun specifieke problemen die het bestuderen meer dan waard zijn. Als gevolg van het feit dat slechts een zeer beperkte tijd ter beschikking stond, is naast de situatie in Amsterdam, waarvoor de keuze evident is, de lokale situatie van de grenssteden Enschede, Arnhem en Nijmegen als onderwerp van onderzoek genomen. Deze steden zijn van vergelijkbare grootte, hebben geografisch vergelijkbare verbindingen met Nederland en met het achterland in Duitsland, maar zijn tevens erg verschillend van elkaar. Een bijkomend voordeel was dat de beide auteurs van dit deelrapport vaker criminologisch onderzoek in deze drie steden hebben verricht en de korpsen daar redelijk goed kennen.


vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken