HOOFDSTUK 2 DE COMMISSIE EN HAAR STAF

2.1 Benoeming en constitutie van de commissie

Op 6 december 1994 deed de voorzitter van de Kamer mededeling aan de Kamer van de samenstelling van de commissie, de Enqutecommissie Opsporingsmethoden genaamd. De voorzitter benoemde tot lid:

Tot plaatsvervangend lid werden benoemd de leden:
N.J.P. Coenen werd door de griffier van de Kamer als griffier aangewezen. De commissie koos M. van Traa tot voorzitter en Th.C. de Graaf tot ondervoorzitter. Het instellingsbesluit en de samenstelling van de commissie werden, conform artikel 2 van de Wet op de Parlementaire Enqute juncto artikel 143, tweede lid, Reglement van Orde van de Tweede Kamer, in de Staatscourant van 8 december 1994, nr. 237, gepubliceerd. Noot Op 7 december 1994 vond de constituerende vergadering van de enqutecommissie plaats. Aansluitend hield de commissie haar eerste procedurevergadering, die overigens niet vlekkeloos verliep. Door een niet opgehelderd misverstand werd deze eerste vergadering door de draadomroep van de Kamer/de NOB-studio uitgezonden. Dit incident benadrukte de noodzaak van een veiligheidsplan. In de daarop volgende weken werd daaraan hard gewerkt in overleg met de beveiligingsdienst van de Kamer en de Binnenlandse Veiligheidsdienst.

De commissie maakte de afspraak dat de leden naar buiten toe terughoudend zouden zijn bij de behandeling van zaken die verband houden met het werk van de commissie.
In deze vergadering werd ook de positie van de plaatsvervangende leden aan de orde gesteld. Door de leden en de plaatsvervangende leden van de commissie werd besloten dat de plaatsvervangende leden zouden afzien van deelname aan de activiteiten van de commissie, geen stukken zouden ontvangen en dat slechts bij langdurige afwezigheid van een der leden een plaatsvervangend lid de plaats van dat lid zou innemen. Gelet op het feit dat alleen de leden van de vier grote fracties een plaatsvervanger in de commissie hebben, besloot de commissie dat indien een lid van de kleinere fracties vervangen moest worden, het aan deze fractie zou worden overgelaten welk plaatsvervangend lid daarvoor in aanmerking diende te komen. Tijdens de langdurige afwezigheid van het lid Aiking-van Wageningen heeft de commissie geen gebruik gemaakt van deze afspraak, gelet op het vergevorderde stadium van het onderzoek.

In de eerste weken van het onderzoek vergden de volgende zaken de meeste aandacht van de commissie:


volgende         inhoudsopgave en zoeken