HOOFDSTUK 4 HET ONDERZOEK

Bij het inrichten van haar onderzoek koos de commissie voor twee - parallel lopende - onderzoekstrajecten: de interne en externe onderzoeken. De interne onderzoeken werden door de commissie en haar staf uitgevoerd; de externe onderzoeken werd uitbesteed aan wetenschappers.

4.1 Interne onderzoeken

4.1.1 Opzet

Ten aanzien van de interne onderzoeken werd voor een tweesporige benadering gekozen. Enerzijds werden organisaties en organen onderzocht die betrokken zijn bij de opsporing (organisatie-onderzoeken). Anderzijds is onderzoek verricht naar de gehanteerde opsporingsmethoden en enkele thema's die daaraan zijn gerelateerd (methoden- en thema-onderzoeken). De commissie meende dat met deze benadering op een verantwoorde wijze inzicht zou kunnen worden verkregen in de praktijk van de opsporing. Hierdoor kon een complementair beeld van de organisatie en opsporingsmethoden ontstaan.

Organisaties

Naar de navolgende organisaties/organen is onderzoek gedaan:
A. Criminele inlichtingendiensten
B. Tactische recherche
C. Ondersteunende eenheden: - Dienst technisch operationele ondersteuning - Secties technische ondersteuning - Observatieteams - Arrestatieteams - Politile infiltratieteams - Bureaus financile ondersteuning

D. Kernteams (inclusief het landelijk rechercheteam)
E. Inlichtingendiensten (Binnenlandse veiligheidsdienst, regionale inlichtingendiensten) F. Bijzondere opsporingsdiensten (Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst, Douanerecherche, Economische controledienst, Algemene inspectiedienst)

G. Openbaar ministerie
H. Rechters-commissarissen
I. Ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken
J. Korpsbeheerders
De commissie koos in eerste instantie voor een geografische verdeling van de verschillende onderzoeksobjecten. Daartoe werden de volgende selectiecriteria gehanteerd: de personele omvang van de politieregio's en arrondissementen, ingedeeld in de categorien groot, middel en klein; een verdeling van de verschillende onderzoeken over Nederland; alle kernteams zouden worden onderzocht; de relevante landelijke eenheden zouden worden onderzocht. Uiteindelijk is informatie verzameld over alle criminele inlichtingendiensten, tactische recherche-eenheden, kernteams, ondersteunende eenheden en parketten.

Thema's en methoden

Daarnaast deden de commissie en haar staf onderzoek naar de volgende thema's en methoden: K. Aard, ernst en omvang van de zware, georganiseerde criminaliteit
L. Wettelijke en jurisprudentile kaders opsporingsmethoden
M. Bestuurlijke rechtshandhaving
N. Privacyregelingen opsporingsgegevens
O. Corruptiegevoeligheid methoden en organisatie
P. Opleiding recherche
Q. Internationale aspecten opsporingsmethoden en informatie-uitwisseling
R. Rechtsvergelijkend perspectief opsporingsmethoden
S. Rol commissie voor de inlichtingen- en veiligheidsdiensten
T. Financieel rechercheren
U. Methoden:

Ten behoeve van de uitvoering van elk van de deelonderzoeken werden onderzoeksgroepen gevormd, bestaande uit stafleden en een commissielid. Het betreffende commissielid gaf in samenspraak met de projectleider leiding aan het onderzoek, met dien verstande dat de dagelijke uitvoering aan de projectleider en de andere stafleden was toevertrouwd. Het commissielid was intensief betrokken bij alle facetten van het onderzoek, zonder zelf daadwerkelijk onderzoeker te worden.

Belangrijkste leidraad voor alle onderzoeken en andere activiteiten van de commissie en haar staf was het draaiboek, opgesteld door de griffier en de inhoudelijk secretaris. Daarin werd de planning van de activiteiten van de commissie en haar staf weergegeven. Met het draaiboek werd niet alleen beoogd alle betrokkenen op de hoogte te brengen en te houden van alle onderzoeksactiviteiten, maar bovenal een structuur aan te bieden, waarbinnen de inhoud en het proces van de enqute tot stand konden komen. Het was dan ook niet de bedoeling de inhoud en het proces van het onderzoek volledig vast te leggen. Het draaiboek werd, naarmate het onderzoek vorderde, verschillende keren aangepast.

4.1.2 Onderzoeksvragen

Bij de verschillende stafonderzoeken was het van belang dat dezelfde inhoudelijke, methodische en procedurele uitgangspunten werden gehanteerd. De verschillende onderzoeksvoorstellen gingen deels over dezelfde thematiek. Daartoe was het noodzakelijk dat iedereen dezelfde uitgangspunten hanteerde. In een onderzoeksprotocol werden deze uitgangspunten weergegeven. Tijdens het onderzoek werden verschillende termen en begrippen gehanteerd. Vanaf het begin werd gewerkt met een uniforme lijst van definities. In de bijlagen 5 en 6 worden de definities gegeven.

De vragen in een aantal deelonderzoeken waren vergelijkbaar. Er is een checklist ontwikkeld van thema's waaraan in de deelonderzoeken aandacht zou worden besteed. Hieronder zijn de centrale vragen van de deelonderzoeken weergegeven.

A. Inzet en gebruik methoden

1. Welke regels zijn er voor de inzet en het gebruik van opsporingsmethoden door de betrokken organisatie? 2. Welke opsporingsmethoden worden in de praktijk gehanteerd? Met welke frequentie worden opsporingsmethoden ingezet?

3. Wie dient volgens de regels te beslissen over de inzet van deze methoden? Wie beslist in de praktijk over de inzet van deze methoden?
4. In hoeverre vindt overleg plaats over de inzet van methoden? Met wie vindt dat overleg plaats? Wat is de inhoud van dat overleg?
5. Wanneer mogen volgens de regels de opsporingsmethoden worden ingezet? Wanneer worden opsporingsmethoden in de praktijk ingezet? Welke inhoudelijke en procedurele voorwaarden worden daarbij gehanteerd?

6. Hoe worden de opsporingsmethoden in de praktijk gehanteerd?
7. Welke controle bestaat er volgens de regels op de inzet en het gebruik van methoden? Welke controle vindt in de praktijk plaats op het gebruik van methoden doet zich voor?
8. Waarom worden deze methoden gehanteerd? Welke redenen worden gegeven voor de inzet van opsporingsmethoden? Welk oordeel hebben de leden van de organisatie over de effectiviteit van de opsporingsmethoden?

B. Gebruik van informatie

1. Welke regels bestaan er bij betrokken organisatie over de verwerking, opslag, inzage, uitwisseling en vernietiging van gegevens en informatie?
2. Hoe worden gegevens en informatie in de praktijk verwerkt en opgeslagen? 3. Wie heeft op welke wijze inzage in de gegevens en informatie?
4. Met wie worden gegevens en informatie uitgewisseld? Welke procedure wordt daarvoor gehanteerd? Welke informatie wordt uitgewisseld en welke niet?
5. Hoe wordt feitelijk besloten over de vernietiging van gegevens en informatie?

C. Interne en externe organisatie

1. Hoe ziet het organisatieschema (organogram) van betrokken organisatie er uit? 2. Welke doelstellingen met betrekking tot opsporing streeft de organisatie na? Welke prioriteitstelling wordt daarbij gehanteerd?

3. Hoe zijn de taken wat betreft opsporing verdeeld binnen de organisatie? 4. Welke budgetten zijn beschikbaar voor het gebruik van opsporingsmethoden? Hoe wordt in de praktijk omgegaan met deze budgetten?

5. Hoeveel personen zijn werkzaam bij de betreffende organisatie wat betreft de opsporing? Hoe is de verdeling van de functionarissen over de verschillende organisatie-onderdelen? Wat is het opleidingsniveau, de rang en het salarisniveau van de functionarissen? Zijn er minimum- en maximumtermijnen van aanstelling binnen de organisatie?

6. Hoe zijn de onderlinge verhoudingen binnen en tussen de verschillende organisatie-onderdelen? Hoe is de verhouding tussen leiding en uitvoering?
7. Wat is het imago van de organisatie volgens de leden van de organisatie? 8. Welke externe organisaties hebben volgens de regels en in de praktijk invloed op het functioneren van de betrokken organisatie wat betreft de opsporing?

9. Welke overlegvormen bestaan tussen de betrokken organisatie en organisaties in haar omgeving? Wat is de frequentie en inhoud van dit overleg? Wie nemen deel aan dit overleg?

4.1.3 Onderzoeksmethoden

Tijdens de onderzoeken werden verschillende methoden gehanteerd. De commissie en haar staf hebben zeer veel documenten bestudeerd en verwerkt. In de bijlage bij dit deel zijn lijsten opgenomen van boeken, artikelen, rapporten, officile publikaties en opgevraagde documenten.

Veel informatie is verzameld door middel van interviews. In totaal hebben de commissie en haar staf ruim 300 interviews gehouden. In de bijlage bij dit deel is een lijst opgenomen van personen waarmee leden van de commissie en haar staf gesprekken hebben gevoerd. Voor de controleerbaarheid was het noodzakelijk dat de voorbereiding en verwerking van de interviews op een gestandaardiseerde manier plaatsvonden.A. Elk interview werd voorbereid door de leden van de onderzoeksgroep aan de hand van een vragenlijst. Deze vragenlijst bevatte niet alleen concrete vragen, maar ook en vooral de thema's waarover met betrokkene zou worden gesproken. Naast vragen en thema's die in elk interview aan de orde kwamen, dienden per interview specifieke vraagpunten en thema's te worden opgesteld. De vragen- en themalijst werd besproken in de onderzoeksgroep, waarbij het commissielid aanwezig was.

B. Doorgaans werden de interviews gehouden door twee stafleden of een staflid en een commissielid. C. Elk interview werd opgenomen op een cassettebandje.
D. Van elk interview werd een verslag gemaakt.


volgende         inhoudsopgave en zoeken