HOOFDSTUK 5 DE GESPREKKEN

De enqutecommissie heeft in het kader van haar onderzoek gesprekken gevoerd. De Wet op de Parlementaire Enqute kent geen gesprekken, hetgeen betekent dat de commissie de bevoegdheden die zij in het kader van de openbare verhoren heeft, ontbeert. Het gaat daarbij om de bevoegdheid getuigen en deskundigen op te roepen of te dagvaarden, wat een verschijnings- en antwoordplicht met zich brengt, en de bevoegdheid getuigen en deskundigen onder ede te verhoren. Desalniettemin was de bereidwilligheid van uitgenodigde gesprekpartners voor de commissie te verschijnen uitermate bevredigend te noemen, wat de commissie tot erkentelijkheid stemt.

Het eerste gesprek werd op 1 juni 1995 gehouden, het laatste op 12 januari 1996. In totaal werden 128 gesprekken gevoerd met 139 personen. Sommige gesprekken betroffen meerdere personen. Het leeuwendeel van de gesprekken - 109 - vond plaats tijdens het voorbereidend onderzoek. De gesprekken hadden een besloten, vertrouwelijk karakter. Van een gesprek vervaardigde de Stenografische dienst der Staten-Generaal een woordelijk verslag, dat aan de gesprekspartners ter goedkeuring werd voorgelegd. Vanwege het vertrouwelijke karakter van de gesprekken worden de verslagen niet openbaar gemaakt. Noch in de openbare verhoren, noch in het eindrapport van de commissie wordt hieruit geciteerd, tenzij de betrokkene daar toestemming voor heeft gegeven. De verslagen maakten deel uit van het onderzoeksmateriaal dat de commissie ter beschikking stond.

De commissie streefde met de gesprekken een drietal doelen na. In de eerste plaats wilde zij haar kennis van en inzicht in de materie vergroten. In de tweede plaats zou mede op grond van deze gesprekken de selectie van getuigen en deskundigen, die in het openbaar zouden worden gehoord, geschieden. In de derde plaats dienden de gesprekken voor de commissie en voor de gesprekspartners als voorbereiding van een openbaar verhoor.

Op grond van een lijst van bevindingen, samengesteld op basis van interviews, documentenonderzoek, literatuur en gesprekken met de staf, maakte de commissie een selectie van personen die over een aantal thema's relevante informatie konden verschaffen, te weten personen uit alle geledingen van politie, justitie en bijzondere opsporingsdiensten, rechters, advocaten, wetenschappers, politici en ondernemers. Noot De gesprekspartners werden door de griffier of haar plaatsvervanger telefonisch uitgenodigd, waarna een schriftelijke bevestiging volgde. Noot Bij het maken van afspraken trachtte de commissie zo veel mogelijk vast te houden aan de in haar ogen logische volgorde van de gesprekken, hetgeen niet altijd lukte. Vooral het feit dat de gesprekken grotendeels in de zomervakantieperiode plaatsvonden, was daar de oorzaak van. De gesprekken werden van tevoren over de leden van commissie verdeeld. Het lid dat een bepaald gesprek toebedeeld kreeg, was primair belast met het voeren van dat gesprek. De andere leden waren overigens vrij aanvullende vragen te stellen.

Ten behoeve van (de voorbereiding van) elk gesprek werd door de staf een gespreksnotitie gemaakt, bevattende onder meer enkele gegevens over de gesprekspartner, een lijst van cruciale documenten, waaronder verslagen van interviews, en een lijst van mogelijk te stellen vragen, onderverdeeld naar te behandelen onderwerpen. Deze notitie werd van tevoren in de commissie besproken. De gesprekken werden in de tweede Commissiekamer in het Eerste-Kamergebouw gevoerd. Afgesproken was dat alle leden van de commissie in beginsel aanwezig zouden zijn, wat meestal het geval was. Verder werden de gesprekken bijgewoond door de griffier, de inhoudelijk secretaris, een stenograaf en, in voorkomende gevallen, een onderzoeker of adviseur.

In de regel was de opbouw van het gesprek als volgt. Eerst maakte de voorzitter, of bij diens afwezigheid de ondervoorzitter, enkele inleidende opmerkingen over het onderzoek van de commissie en over het vertrouwelijke karakter van het gesprek. Vervolgens werd het woord gegeven aan het lid dat bij dat gesprek het voortouw had. De afsluiting geschiedde door de voorzitter. De gesprekken duurden doorgaans anderhalf uur. Niet meer dan vier personen werden op n dag gesproken.

De gesprekken die in de zomermaanden waren gevoerd, werden door de verschillende interne onderzoeksgroepen geanalyseerd en in de concept-rapportages, die eind augustus gereed waren, verwerkt. Op basis van deze concept-rapportages werd door de griffier en de inhoudelijke secretaris een lijst van bevindingen opgesteld, die aan de commissie ter bespreking werd voorgelegd. Deze lijst vormde de basis voor de selectie van de te horen personen als ook van de thema's die in de verhoren aan de orde zouden komen. Van de gesprekken die tijdens de openbare verhoren plaatsvonden, negen in totaal, was het merendeel
bedoeld ter voorbereiding van een openbaar verhoor.
Na afloop van de openbare verhoren werden nog tien gesprekken gevoerd. Met een aantal daarvan werd beoogd tegenstrijdigheden die tijdens de openbare verhoren aan het licht waren gekomen, op te helderen. De overige gesprekken hadden als doel een aantal zaken, waarop de commissie tijdens de openbare verhoren was gestuit, aan een nader onderzoek te onderwerpen.

Tevens heeft de commissie nog met enkele informanten en criminelen gesproken. Van enkele van deze gesprekken is geen stenografisch verslag gemaakt. De commissie meende met deze gesprekken nader inzage te kunnen krijgen in de andere kant van de opsporing.


Inhoudsopgave en zoeken