11.5 Inventarisatie van opsporingsmethoden in de Verenigde Staten van Amerika

11.5.1 De georganiseerde misdaad in de Verenigde Staten

Het Amerikaanse ministerie van Justitie (US Department of Justice) definieert de georganiseerde misdaad als een langdurig gestructureerd en gedisciplineerd samenwerkingsverband van individun of groepen die financieel winstbejag beogen en dit geheel of gedeeltelijk bereiken met behulp van illegale middelen en hun
activiteiten beschermen door middel van corruptie en omkoping.
Het ministerie gaat daarbij uit van de veel voorkomende, maar niet noodzakelijke kenmerken: samenzwering, gebruik van geweld en bedreiging daarmee, systematische of hoog gedisciplineerde uitvoering van activiteiten, een hirarchische structuur van de organisatie waardoor de leiders vaak zelf niet feitelijk de strafbare handelingen verrichten, invloed in de handel, de politiek en de overheid met behulp van corruptie en omkoping, alsmede winstbejag door middel van illegale activiteiten zoals de drughandel, gokautomaten, kredietverlening met verhoogde rente en het witwassen van geld en investering of deelname in legale bedrijven. Noot

De drughandel is nog steeds het domein waar de grootste winsten worden behaald. Noot Vele andere vormen van criminaliteit hangen samen met druggebruik en drughandel. In de Verenigde Staten wordt de georganiseerde misdaad veelal geassocieerd met etnische of immigranten-groepen. Vooral de Siciliaanse mafia heeft haar activiteiten door middel van familie-banden kunnen uitbreiden binnen de V.S. Noot Ook bestaan sterke indicaties dat legale sectoren van de economie, zoals de bouwsector, zijn gepenetreerd door de georganiseerde misdaad. Noot

Voor de aanpak van corruptie en verwijtbare betrokkenheid zijn remedies ontwikkeld. En daarvan is wederzijdse controle: vanwege het pluralistische systeem in de V.S. zijn de uitvoerende, wetgevende en juridische instanties in staat elkaar te controleren en in te binden. Professionele en openbare controle wordt uitgevoerd door instanties zoals de American Bar Association en de International Association of Chiefs of Police, de massa-media en belangenbehartigingsgroeperingen. Zelf-regulering, hetgeen centraal staat in de professionalisering van de politie, is een derde remedie. Enerzijds ligt zelf-regulering besloten in selectie, opleiding, beleid en supervisie en anderzijds in de dagelijkse controle van werkzaamheden. Tegen corruptie is op federaal niveau een aantal maatregelen genomen, zoals de instelling van een publieke integriteitseenheid bij het Justice Department, het Federal Witness Relocation Program, het Federal Law Enforcement Training Center en de oprichting van kantoren voor Inspectors General. Van groot belang is ook de Racketeer Influence and Corrupt Organizations Act 1970 (RICO) waarin strafbaar is gesteld betrokkenheid bij activiteiten in het kader van een criminele onderneming. RICO leidde tot een sterke toename in het aantal vervolgingen van zogenaamde white collar crime. In het kader van RICO is ook de voordeelsontneming (Pluk ze-wetgeving) tot stand gebracht. Noot Dit omvat ontneming van wederrechtelijk verkregen vermogen zonder compensatie, onttrekking aan het verkeer en verbeurdverklaring. In de V.S. is ontneming gebaseerd op de regel dat de overheid eigenaar is van een voorwerp vanaf het moment dat een strafbaar feit wordt gepleegd. Ten aanzien van het witwassen van geld bestaat een wettelijke meldingsplicht voor financile instellingen inzake transacties van $ 10.000 of meer. Gegevens die zijn verkregen van deze instanties kunnen ook voor strafrechtelijke doeleinden worden gebruikt. Noot

11.5.2. Het Amerikaanse strafproces

In het hier te geven zeer schetsmatige beeld van het Amerikaanse strafproces zijn de talloze, vaak essentile afwijkingen per staat onbesproken gelaten. Het betreft derhalve slechts een globaal beeld. In de V.S. wordt geen onderscheid gemaakt tussen reactief en proactief rechercheren. Noot Het zogeheten informatieve vooronderzoek maakt in de Verenigde Staten deel uit van het opsporingsonderzoek in meer algemene zin. Noot Voor het gebruik van bijzondere opsporingsmethoden moet een verdenking bestaan, die wordt gent op de eis van een reasonable suspicion (vergelijkbaar met ons redelijk vermoeden), maar meestal op de zwaardere eis van probable cause (vergelijkbaar met onze ernstige bezwaren). In de Bill of Rights (1791) is een aantal grondrechten vastgelegd, dat een belangrijk uitgangspunt is voor de normering van undercover policing. Noot In de Amerikaanse grondwet ligt een permissieve regel besloten: alles mag, tenzij het in strijd is met de wet. In principe is de politie vrij in de keuze van de opsporingsmethoden. Bij het gebruik van bijzondere opsporingsmethoden geldt het vermoeden van rechtmatigheid, totdat het tegendeel blijkt. Noot

Van belang is onder meer de due process clausule in het Veertiende amendement in, hetgeen de verdachte recht op een eerlijk proces garandeert. Het Vierde amendement, dat het priv-domein van de burger beschermt, biedt onder meer bescherming tegen ongerechtvaardigde huiszoeking en inbeslagneming op priv-plaatsen. Noot In de jurisprudentie van het Hooggerechtshof is deze rechtsbescherming verder ontwikkeld. Noot Schending kan tot bewijsuitsluiting (exclusionary rule) leiden.

Indien voldoende bewijs voorhanden is, kan de verdachte worden gearresteerd. In deze fase speelt de beslissing van de politie een aanzienlijke rol. Iemand kan voor een felony (zwaar misdrijf) worden gearresteerd
en vervolgens worden vrijgelaten zonder dat het openbaar ministerie hiervan in kennis wordt gesteld. Indien hij niet wordt vrijgelaten, dient de verdachte onverwijld voor de rechter te worden geleid (initial appearance). Bij deze eerste verschijning stelt de rechter een voorlopige aanklacht (complaint) vast. De rechter instrueert de verdachte over het aan hem tenlastegelegde feit, zijn recht op toegang tot een advocaat en zijn recht om te zwijgen. Ook wordt de hoogte van de borg (bail) vastgesteld.

Vervolgens wordt de zaak getoetst door het openbaar ministerie. Als de zaak niet haalbaar blijkt te zijn, kan het openbaar ministerie afzien van vervolging. In de afweging of een verdachte wel of niet moet worden vervolgd kunnen ook politie en rechters worden betrokken. Het openbaar ministerie kan de politie niet tot nader onderzoek verplichten. De jurisprudentie van het Hooggerechtshof (Supreme Court) over de bewijsuitsluitingsregel heeft ertoe bijgedragen dat tijdens het opsporingsonderzoek vaak tot een feitelijke samenwerking wordt overgegaan tussen openbaar ministerie en politie, vooral met betrekking tot gecompliceerde juridische vragen. Noot

Indien het OM van mening is dat de verdachte moet worden vervolgd, moet deze verschijnen in een eerste zitting (preliminary hearing). Deze zitting is van korte duur en adversair van karakter, en heeft tot doel te bepalen of tegen de verdachte een probable cause bestaat. Tijdens deze zitting moet de verdachte zijn procespositie (omtrent hetgeen ten laste is gelegd) bepalen.

Het kan zijn dan het openbaar ministerie en verdachte al tot overeenstemming zijn gekomen over de (zwaarte van de) tenlastelegging en veelal ook de strafmaat (plea bargaining). In dat geval zal de verdachte bekennen (guilty plea) en zal de zitting zich beperken tot de vraag van de straftoemeting. Bij een ontkennende verdachte of het ontbreken van overeenstemming tussen partijen zal een volwaardig onderzoek op de terechtzitting plaatsvinden, al dan niet met lekenjury. De overeenkomst tussen openbaar ministerie en verdachte leidt meestal tot erkenning van een minder ernstig delict, dan waarop in geval van tegenspraak vervolgd wordt. In 90% van de strafzaken bekent de verdachte schuld. Ongeveer 20 tot 25% van de verdachten die ontkennen en dus voor een rechtszitting kiezen worden vrijgesproken. Noot Rechters hebben geen rol in het opsporingsonderzoek, behalve bij de machtiging voor toepassing van een aantal dwangmiddelen, zoals voor het afluisteren van de telefoon, het plaatsen van afluisterapparatuur en video-apparatuur in privruimten. Deze dwangmiddelen zijn (nader) gereglementeerd in de Omnibus Crime Control and Safe Streets Act 1968, welke wet ook bindende voorschriften geeft voor de statelijke wetgever. De rechter hoeft niet bij alle huiszoekingen en inbeslagnemingen een beschikking uit te vaardigen, maar in ieder geval wel als betrokkene zich beroept op de bescherming van het Vierde amendement, bij routinehuiszoekingen bij niet-verdachten, en in de zogeheten stop and frisk gevallen. Het Amerikaanse strafproces kent een veel directere toepassing van het onmiddellijkheidsbeginsel dan Nederland. Er geldt een verbod op hearsay (bewijs afkomstig van derden). Dit betekent dat belastend bewijs ter zitting naar voren moet worden gebracht. De verdachte heeft het recht op confrontatie met alle getuigen die belastende verklaringen afleggen. Indien het openbaar ministerie de waarnemingen en bevindingen van een informant of infiltrant ter sprake wil brengen tijdens de zitting, dienen deze personen altijd te getuigen zodat zij hun anonimiteit verliezen. Noot

11.5.3 De organisatie van de politie

De Amerikaanse politie heeft een zeer gedecentraliseerde structuur. Noot Op federaal niveau bestaat geen eenheidspolitie, wel een federale politie in de vorm van het Federal Bureau of Investigation (FBI), welke tegen de wil van de meerderheid van het Congres werd opgericht door Theodore Roosevelt in 1908. De FBI heeft competentie op het gebied van alle feiten die op federaal niveau strafbaar zijn gesteld en die niet op het werkterrein van andere federale opsporingsinstanties liggen. Noot Op federaal niveau kunnen alleen die feiten worden vervolgd waarvoor krachtens federale wetgeving strafbepalingen gelden. De opsporingsbevoegdheid van de FBI is daaraan gekoppeld. De invloed van de federatie wordt groter vanwege een bredere uitleg van de Grondwet, in het bijzonder met het oog op de regeling van de handel tussen de staten onderling, de opsporing en vervolging van drugcriminaliteit en financile delicten. Steeds vaker wordt de bestrijding van deze vormen van criminaliteit uitbesteed aan de beter uitgeruste federale opsporingsambtenaren. Een voorbeeld is de werking van de eerdergenoemde RICO, welke door de opname van de door de staten gecreerde strafbaarstellingen de opsporingsbevoegdheden van federale agenten tot deze strafbare feiten uitbreidt. Noot

Aanvankelijk zette de FBI bijzondere opsporingsmethoden niet in tegen zogeheten vormen van georganiseerde misdaad, maar tegen ernstige strafbare feiten zoals ontvoering, afpersing en sabotage.
Het gebruik van bijzondere opsporingsmethoden werd gaandeweg meer populair in de politiek getinte (straf)zaken, zoals tegen protestbewegingen. Sinds de zeventiger jaren heeft het gebruik van undercover methoden door de FBI een explosieve groei doorgemaakt: in 1973 waren er drie FBI-operaties, en tien jaar later lag dit aantal al op 400. Sindsdien is dit aantal gestabiliseerd. Noot Ambtenaren van de zelfstandige opsporingsdienst Drug Enforcement Administration (DEA) hebben het mandaat binnen de gehele federatie personen aan te houden die worden verdacht van overtreding van de federale opiumwet. Van de DEA wordt verwacht dat het zijn activiteiten cordineert met de andere politiediensten. Deze cordinatie is niet bij wet vastgesteld.

Vaak hebben federale overheden afdelingen die bevoegd zijn voor de vervolging van strafbare feiten op hun terrein. Het U.S. Treasury Department heeft in 1990 het Financial Crimes Enforcement Network (FinCEN) opgericht, dat reguliere opsporingsdiensten ondersteuning geeft door middel van analyse van gegevens over financile transacties. De opkomst van federale politie-eenheden heeft het undercover politie-werk verder gestimuleerd. Noot Van grote betekenis voor de opsporing zijn ook de samenwerkingsverbanden, bijvoorbeeld tussen lokale, statelijke en federale ambtenaren met afgevaardigden van het openbaar ministerie op staatsniveau of federaal niveau. Deze verbanden zijn meestal informeel en krijgen vaak de naam task force.

11.5.4. Opsporingsmethoden

De omvang en kwaliteit van bijzondere opsporingsmethoden zijn drastisch gewijzigd sinds het begin van de tachtiger jaren. Noot
De meest ingezette methoden betreffen voornamelijk de electronische observatie (telefoon en direct afluisteren ), financieel rechercheren op basis van RICO, het getuigebeschermingsprogramma, het gebruik van infiltranten, de mogelijkheid het zwijgrecht (Vijfde amendement) op te heffen voor getuigen voor het gerecht of de Grand Jury en de toenemende samenwerking van spijtoptanten van de Cosa Nostra met infiltranten, hetzij als informant, hetzij als kroongetuige. Noot

Opsporingsambtenaren zijn veel meer in teams gaan opereren, zij zijn gebruik gaan maken van complexe technologie en dekmantel-bedrijven en -instellingen.
Zij zijn gaan streven naar de aanhouding van meer personen tegelijk. In plaats van het aanbieden van smokkelwaar aan de koper (buy bust) zijn de opsporingsambtenaren steeds vaker smokkelwaar gaan verkopen (sell bust). Bijzondere opsporingsmethoden werden na verloop van tijd ook ingezet tegen de gebruikers van illegale diensten, terwijl vroeger steeds de aanbieders het doelwit waren. De aandacht van de opsporingsdiensten richt zich nu meer op netwerken, organisaties en individuen waarvan wordt vermoed dat zij betrokken zijn bij de misdaad. Met de toepassing van bijzondere opsporingsmethoden ten aanzien van de georganiseerde misdaad werd in de tachtiger jaren de enterprise theory of investigation populair, die het accent van de opsporing legt bij het georganiseerde verband waarbinnen de crimineel te werk gaat. Noot Het inwinnen van inlichtingen richt zich tegenwoordig meer op het opsporen van omstandigheden die faciliterend zijn voor de georganiseerde misdaad en corruptie: de vraag is hij corrupt? wordt meer en meer vervangen door is hij corrumpeerbaar? Noot

Instellingen die zich specifiek bezighouden met criminaliteitsbestrijding en opsporing worden in het gebruik van bijzondere opsporingsmethoden steeds vaker vergezeld van instellingen die zich bezighouden met landbouw, huisvesting, douane, immigratie, auto's, bossen en de vrije natuur. Tenslotte is ook de relatief duidelijke scheidslijn tussen publieke en private criminaliteitsbestrijding verdwenen vanwege toenemende samenwerking en uitwisselingen. Noot Ook is er een tendens informanten te gebruiken die zich niet bewust zijn van het feit dat zij gebruikt worden als informanten. Noot

Observeren en volgen

Het Amerikaanse recht maakt geen onderscheid tussen korte-termijn en lange-termijn observatie. Noot De toetsing van visuele observatie wordt vaak afgeleid van de regels die zijn neergelegd in de afluisterwet voor auditieve observatie. Leidraad voor de juridische toetsing vormt vooral het Vierde amendement van de Amerikaanse grondwet, dat het priv-domein van de burger beschermt. Valt de situatie of handeling buiten het bereik van het Vierde amendement dan zijn de opsporingsdiensten vrij om observaties uit te voeren. Bij inbreuk op het privdomein dient de politie voor observatie al dan niet met betreding van een woning of erf, een rechterlijke machtiging te hebben. Noot

Uit de jurisprudentie van het Hooggerechtshof blijkt dat gedragingen van burgers in het openbaar, algemeen
waarneembaar zijn, niet onder de bescherming van het Vierde amendement vallen en dus zonder beperking mogen worden waargenomen (geobserveerd) door de politie (plain view doctrine). Noot Sinds de uitspraak inzake Katz v. U.S. geldt een dubbele maatstaf, te weten of de persoon in kwestie heeft laten blijken dat hij een bepaalde gebeurtenis kennelijk als priv beschouwt, alsmede of het een naar het rechtsgevoel privacybeschermingswaardige situatie betreft. Noot De consequentie is dat de opsporingsambtenaar, die rechtmatig op een bepaalde plaats aanwezig is, zonder rechterlijke beschikking daar alles mag observeren wat een nieuwsgierige persoon ook had kunnen waarnemen. Bij de beoordeling is de plaats van observatie van belang, maar niet doorslaggevend.

Aftappen van telecommunicatie

Title III van de Omnibus Crime Control and Safe Streets Act (1968) voorziet in het afluisteren (eavesdropping) van telefoongesprekken (wiretapping) en rechtstreeks mondeling gevoerde gesprekken (direct afluisteren, ofwel bugging). Noot Bij wetswijziging in 1986 is ook het aftappen van andere vormen van telecommunicatie mogelijk geworden. Noot Onder federaal recht en het recht van 37 staten kan telefoon, fax- en dataverkeer worden afgetapt en afluisterapparatuur worden geplaatst. De rechter moet daarvoor voorafgaand een machtiging geven. Noot Title III legt een minimale standaard op aan de wetgevers in de staten en schrijft oplegging van strafrechtelijke sancties en civielrechtelijke schadevergoeding voor bij niet-naleving van de regels. Teneinde schending van het Vierde amendement te voorkomen moet de rechter bij zijn machtiging bepaalde beperkingen opleggen.

De rechter moet het verzoek toetsen aan een redelijk vermoeden van schuld (probable cause) ter zake van het hebben begaan, het begaan, op het punt staan te begaan van n van de strafbare feiten die zijn opgesomd in .2516. De machtiging heeft een geldingsduur van ten hoogste 30 dagen en kan met gelijke termijn worden verlengd, doch de termijn mag niet langer zijn dan de periode die noodzakelijk is voor het bereiken van het doel. De rechter beslist verder bij afzonderlijke beschikking over de bewaring en de vernietiging van de gespreksbanden. Over elke tapbeschikking rapporteert de rechter aan het Administrative Office of the United States Courts. Elk jaar wordt op basis van deze rapportages een openbaar verslag gemaakt voor het Congress. Noot Per jaar zouden in de V.S. zo'n 750 rechterlijke machtigingen worden gegeven. Noot Een belangrijk verschil in de uitvoering van de telefoontap tussen Nederland en de V.S. is dat bij niet-relevante gesprekken in Amerika de tap afgesloten moet worden, terwijl in Nederland de opnamen van de niet-relevante gesprekken achteraf worden vernietigd.

Observatie met behulp van technische middelen

Observatie, zeker in het openbaar, is doorgaans toelaatbaar zonder rechterlijke machtiging. Met de uitspraak van het Hooggerechtshof in de zaak Katz (zie hierboven) is observatie met behulp van verrekijkers en (video-)camera's in het openbaar en in de woning onder bepaalde voorwaarden toegestaan. Noot Lagere federale rechters hebben herhaaldelijk geoordeeld dat politiemensen die van buitenaf met een verrekijker in iemands huis kijken en dingen zien die niet met het blote oog waarneembaar zouden zijn, de verwachting van privacy (expectation of privacy) schenden. Noot De andere vormen van observatie zijn op federaal niveau eveneens geregeld in Title IIIvan de Omnibus Crime Control and Safe Streets Act van 1968. De voorwaarden zijn in grote lijnen gelijk aan die van het aftappen van telecommunicatie. Ook hier dient de rechter voorschriften te geven om voor schending van het Vierde amendement te waken. Zo moet hij voorschrijven dat de technische observatie slechts op bepaalde momenten of binnen een beperkte tijdsduur dient plaats te vinden. Ook kan de rechter eisen regelmatig te worden ingelicht over de resultaten van het afluisteren. De belangrijkste beperking is het minimaliseringsgebod, waarbij opsporingsinstanties ertoe worden verplicht het afluisteren van relevante gesprekken tot een minimum te beperken. Noot Opname van gesprekken met wetenschap van n van de gespreksdeelnemers valt onder het begrip consensual monitoring en is zonder meer toegestaan.

Observatie met behulp van video-apparatuur

Hiervoor is al gezegd dat onder omstandigheden het gebruik van videocamera's toelaatbaar is, zeker als niet meer wordt waargenomen dan wat elke burger met het blote oog kan zien. Video-apparatuur worden veelal gebruikt in combinatie met de inzet van infiltranten en informanten. Deze nemen deel aan de geobserveerde handeling(en) en hun toestemming voor de video-opname is toereikend voor consensual monitoring. Zo kunnen infiltranten een winkel of ruimte inrichten, die dan weer gebruikt kan worden voor opslag van gestolen of illegale waren of voor verkoop van deze goederen. Deze ruimten worden dan van microfoons en
video-camera's voorzien om de transacties van de infiltrant met de verdachte vast te leggen. Noot Een rechterlijke beschikking is nodig wanneer de video-observatie plaatsvindt in een privruimte zonder de deelname van een politile infiltrant of informant. Er is dan immers geen sprake van consensual monitoring. Om bij een ex post toetsing te kunnen beoordelen of een video-observatie rechtmatig is uitgevoerd wordt door de meeste federale gerechten de wet op het afluisteren als richtlijn gehanteerd. Aan deze wet worden met name de voorwaarden ontleend waaronder een observatie tegemoetkomt aan de bescherming van het Vierde amendement. Dit is gebaseerd op de idee dat vormen van visuele observatie onder omstandigheden net zo schadelijk kunnen zijn voor de privacy van mensen als auditieve observatie. In de staat New York is het gebruik van video-camera's geregeld in artikel 700 Wetboek van Strafvordering tezamen met het afluisteren van (telefoon-)gesprekken. Noot

Een verzoek tot machtiging van een video-observatie dient de volgende informatie te bevatten: wel waarom zij achterwege zijn gebleven (subsidiariteit);

- of reeds andere opsporingsmethoden gebruikt zijn, en zo ja, waarom deze niet tot succes hebben geleid dan video-observatie uitsluitsel zal moeten geven;
- beschrijving van het feit waarop de video-observatie betrekking heeft en de strafbare feiten waarover de noodzakelijk zijn teneinde het opsporingsdoel te bereiken en mag in ieder geval de 30 dagen niet - de termijn waarover de video-observatie zich zou moeten uitstrekken (deze termijn mag niet langer dan overschrijden);

dat opnamen worden gemaakt waartoe geen machtiging is verstrekt. Noot In de praktijk komt deze regel erop - binding aan het minimimaliseringsbeginsel, hetgeen betekent dat zoveel mogelijk moet worden vermeden neer dat in het verzoek wordt aangegeven, welke te observeren handelingen relevant zijn voor de opsporing.

Observatie met behulp van plaatsbepalingsapparatuur

Voor het gebruik van peilzenders bestaat geen wettelijke regeling. In de jurisprudentie inzake het Vierde amendement wordt een onderscheid gemaakt tussen het gebruik van een peilzender ter vergemakkelijking van de observatie van handelingen die ook zonder apparatuur waargenomen kunnen worden en de inzet van apparatuur als noodzakelijke voorwaarde voor de observatie. Peilzenders worden hoofdzakelijk gebruikt voor doelgerichte, korte operaties, zoals het traceren van een transport.

Het Hooggerechtshof oordeelde in U.S. v. Karo dat het Vierde amendement was overtreden. Noot In deze zaak werd een peilzender bevestigd aan een vat zodat de aanwezigheid van het voorwerp in een huis en garage kon worden vastgesteld. Het feit dat de zender werd beluisterd in een privruimte werd beschouwd als een schending van privacy. In de zaak U.S. v. Knotts keurde het Hooggerechtshof een operatie met een peilzender echter goed, omdat de peilzender op een ton met chemicalin werd uitgeschakeld nadat het transport over de openbare weg was gevolgd en voordat het transport werd voortgezet richting een eenzaam huis in een bos. Noot Het gebruik van peilapparatuur op openbare wegen en open terreinen kan onder omstandigheden schending van privacy opleveren. Peilzenders kunnen immers zichtbaar maken wat voor het blote oog van het publiek niet te zien is. Noot

Observatie met behulp van afluisterapparatuur

Het afluisteren van gesprekken is alleen mogelijk bij bepaalde delicten: de catalogus bevat meer dan honderd als gevaarlijk gekwalificeerde delicten, waaronder strafbepalingen betreffende de staatsveiligheid en die kenmerkend zijn voor de georganiseerde misdaad. Onder deze laatste categorie vallen de federale drugdelicten, corruptie en de strafbare feiten, die vallen onder de RICO Act. Direct afluisteren wordt het meest toegepast bij de opsporing van drugdelicten.

Auteurs stellen dat Amerikaanse opsporingsambtenaren relatief weinig gebruik maken van verborgen microfoons. Noot Bij een inventarisatie over het jaar 1978 bleek dat in de gehele V.S. (federaal en statelijk) 27 verzoeken voor direct afluisteren werden ingediend. In 1990 bleek dit aantal 127 te zijn en in 1992 weer 58 (waarvan 17 keer in combinatie met de telefoontap). De oorzaak van dit relatief geringe gebruik is vermoedelijk dat de plaats van de incriminerende gesprekken moeilijk is vast te stellen, alsmede de praktische problemen bij de plaatsing. Maar ook gaat de plaatsing van microfoons (directe afluisterapparatuur) gepaard met hoge (personeels-) kosten.

Voor richtmicrofoons is niet altijd een machtiging nodig, voor gewone afluisterappartuur, zoals bugs wel. Noot Aan het direct afluisteren moet een rechterlijke beschikking voorafgaan (ex ante controle), behalve in spoedeisende zaken. Een beschikking van de Attorney Generalof n van zijn plaatsvervangers bij de politie
kan volstaan, indien het direct afluisteren met onmiddellijke ingang moet worden gebruikt. In deze beoordeling vooraf worden onder andere het ingrijpende karakter van de methode en het gevaar voor misbruik van het middel meegewogen.

Verzoeken tot het gebruik van afluisterapparatuur dienen een hoge ambtenaar bij het openbaar ministerie te passeren, alvorens bij een rechter te worden ingediend. Op federaal niveau is dit de Attorney General of zijn directe plaatsvervanger. Op deze wijze wordt op een centrale plaats door een politiek verantwoordelijke persoon de beslissing genomen over directe afluisteroperaties. Noot De rechterlijke beschikking dient het volgende te bevatten: de plaats waar de apparatuur wordt geplaatst, een beschrijving van het soort gesprek en de strafbare feiten waarop het gesprek betrekking zal hebben; de instanties die het afluisteren uitvoeren en de persoon die het verzoek heeft ingediend; de periode waarover het afluisteren zich zal uitstrekken; of het afluisteren na het afluisteren van het gesprek zal worden stopgezet of juist doorgaat; de identiteit van de persoon indien bekend, die het gesprek zal vastleggen. Het komt zelden voor dat een verzoek door de rechter afgewezen wordt. Noot

De machtiging voor het gebruik van directe afluisterapparatuur geldt voor maximaal 30 dagen, maar kan wel een aantal keren worden verlengd. Bij de verlenging moet vermeld worden welke resultaten de voorgaande afluisteroperaties hebben opgeleverd, of waarom resultaten ontbreken.

Na beindiging van de observatie-actie met behulp van direct afluisteren moeten de geluidsbanden onmiddellijk aan de rechter ter beschikking gesteld worden en onder zijn toezicht worden verzegeld. Indien dit zegel ontbreekt of onzorgvuldig is aangebracht, dan dient de opsporingsambtenaar tijdens de zitting een bevredigende verklaring te geven om de inhoud van de afgeluiderde gesprekken toch als bewijs te kunnen laten meetellen. Noot

Alle in de machtiging betrokken partijen dienen op zijn laatst 90 dagen na het afluisteren in kennis gesteld te worden van de operatie.
Deze kennisgeving moet onder andere bevatten de mededeling dat een afluisteroperatie heeft plaatsgevonden, de datum, waarop de machtiging van kracht is geworden en de geldigheidsduur daarvan, alsmede of gesprekken feitelijk werden afgeluisterd. Uitstel van deze kennisgeving is alleen toegestaan wanneer een goede reden bestaat (good cause), zoals staatsgevaar of wanneer lopend opsporingsonderzoek daardoor zal kunnen worden gefrustreerd.

De machtiging verlenende rechter maakt binnen 30 dagen na beindiging van de afluisteroperatie een rapportage, zoals ook voor de telefoontap vereist is. Indien de Attorney General de machtigende autoriteit is geweest, maakt hij een rapport. De onderscheiden griffies gebruiken deze informatie voor hun openbare jaarbericht aan het Congress. Noot

Direct afluisteren werd in het verleden doorgaans niet als een schending van de privacy gezien, zolang de politie niet een door het Vierde amendement beschermde plaats had betreden (trespass)(Goldman v. U.S., 1942). Deze stelregel werd enigszins bijgesteld in Silverman v. United States (1961), toen het Hooggerechtshof oordeelde dat het aanbrengen van een microfoon in de muur van een woning en welke was verbonden met een verwarmingsbuis waardoor de gesprekken in het desbetreffende huis konden worden afgeluisterd, wel een inbreuk vormde op het recht op privacy.

In Katz v. U.S., toen opsporingsambtenaren een telefoongesprek hadden afgeluisterd van iemand in een telefooncel door een opname-apparaat aan de wand van de cel te bevestigen, maakte het Hooggerechtshof een uitzondering op de trespassdoctrine en verklaarde de handelwijze van de ambtenaren in strijd met de grondwet omdat de subjectieve expectation of privacy geschonden was en omdat ook maatschappelijk (objectief) gesproken sprake was van een schending van dat recht. Noot Mede op grond van deze redenering verklaarde het Hooggerechtshof de nieuwe wetgeving van de staat New York op het afluisteren van (telefoon-)gesprekken voor ongrondwettig in de zaak Berger v. New York. Aldus wordt sindsdien ook gesproken van de Katz-Berger doctrine. Noot

Afluisterapparatuur wordt ook vaak in combinatie gebruikt met de inzet van een informant of infiltrant. In beginsel is het niet onrechtmatig indien een gespreksdeelnemer het gesprek opneemt. In de literatuur wordt regelmatig de vraag gesteld of deze bepaling ook geldt ten aanzien van informanten en infiltranten ( consensual monitoring). Het Hooggerechtshof acht dit toelaatbaar. Noot In de jaren 1987 en 1988 kwam het bij de FBI al 1300 keer voor dat direct afluisteren in combinatie met infiltratie werd toegepast. Opnamen via een verborgen cassetterecorder kunnen later als bewijs worden gebruikt. Informanten worden ook van een verborgen microfoon voorzien om het door hen verkregen bewijs geloofwaardiger te maken. Bovendien proberen politie en justitie op deze wijze hun afspraken met de informant te controleren, zeker als de informant een deal met justitie in het vooruitzicht is gesteld. Noot

Inkijkoperaties

De inkijkoperatie (covert entry) met het doel afluisterapparatuur te plaatsen is een enigszins verzwegen kwestie. Het verstoppen van een camera in een woning voor frequente observatie is problematisch, niet alleen omdat de privacy geschonden wordt, maar ook omdat het gepaard gaat met een betreding waaraan geen huiszoekingsbevel ten grondslag ligt. In Dalia v. United States (1979) bepaalde het Hooggerechtshof dat het van een leeg formalisme zou getuigen de rechter bij ieder plaatsing te verplichten tot het afgeven van een aparte machtiging tot binnentreden. Noot

Informanten

Veel jurisprudentie aangaande bijzondere opsporingsmethoden heeft betrekking op de inzet van gestuurde informanten en infiltranten. Deze komen bij de bespreking van de infiltratie aan de orde. Informanten zijn vaak voorzien van afluisterapparatuur. De consensual monitoring is veelal de inzet van de rechtsstrijd en niet de inzet van de informant als zodanig.

In de zaak United States v. White (1971) oordeelde het Hooggerechtshof dat de verwachting van privacy van de verdachte niet in het geding was toen deze met een informant van de politie (in een restaurant, zijn eigen huis of zijn eigen auto) voor zichzelf belastende gesprekken voerde. Deze gesprekken werden door middel van een zendertje bij de informant afgeluisterd. De inhoud van de gesprekken kwam terug in verklaringen, die werden gebruikt voor het bewijs. De verwachting van een persoon dat zijn bondgenoten noch helpers van de politie noch zijn eigen helpers worden, en met name dat zij onderling gevoerde gesprekken niet doorbrieven aan de politie, is niet gerechtvaardigd. Noot

Kroongetuigen

De kroongetuige is in Amerika een bekende figuur. De kern is dat justitie aan deze persoon in ruil voor zijn getuigeverklaring een toezegging doet over de afwikkeling van zijn strafzaak. Als tegenprestatie zal het openbaar ministerie de zaak seponeren, een lichtere aanklacht indienen of de persoon in een gunstiger strafexecutie-regime laten plaatsen. Noot Dit laat zich vrij gemakkelijk voegen naar de Amerikaanse procesvorm. De bescherming van de kroongetuige is gedetailleerd geregeld.

Kroongetuigen worden op een openbare terechtzitting aan een kruisverhoor onderworpen. Anonieme verklaringen worden niet als bewijsmiddel geaccepteerd vanwege het onmiddellijkheidsbeginsel. In de V.S. bestaat al sinds 20 jaar een getuigenbeschermingsprogramma (Witness Protection Program). Het programma is voortgekomen uit de Organized Crime Control Act 1970. Voor die tijd werd door de overheid ad hoc bescherming aan kroongetuigen aangeboden. Noot

Het programma is voornamelijk ontstaan vanuit de behoefte bedreigde getuigen van een nieuwe identiteit te voorzien. Aan het begin van dit programma was de verwachting dat per jaar 25 50 maal identiteitswisseling zou worden toegepast. Inmiddels zijn al meer dan 6250 getuigen en 7750 familieleden in dit programma opgenomen. Elk jaar worden 250 tot 500 nieuwe getuigen in het programma opgenomen. Noot De kosten van het programma zijn hoog: $ 73.000 per identiteitswisseling en ongeveer $ 103.000 per gezin. Op jaarbasis bedragen de kosten van het programma ongeveer 75 miljoen dollar. Noot De huidige wettelijke basis voor het getuigenbeschermingsprogramma ligt nu in de Witness Security Reform Act 1984. Noot Deze wet stelt het programma ook open voor andere delicten dan die in het kader van de georganiseerde misdaad. Het programma wordt voornamelijk gebruikt voor terroristische zaken en drugszaken. Noot

Om te kunnen worden opgenomen in het getuigebeschermingsprogramma moet men aan de volgende voorwaarden voldoen:
vervolging bevinden;
- de zaak moet op z'n minst in handen zijn van de Grand Jury of zich in een vergevorderd stadium van

Naar wordt aangenomen, kan een complete identiteitswisseling, het doorbreken van contacten met het thuisfront en de verandering van levensgeschiedenis traumatische effecten hebben op de getuigen. Ondanks dit aanzienlijke uitsvalspercentage en de eerder beschreven schaduwzijden van het programma zijn Amerikaanse opsporingsambtenaren nog steeds enthousiast over het getuigebeschermingsprogramma, voornamelijk omdat in 75% van de zaken waarin een beschermde getuige een verklaring heeft afgelegd, de verdachte ook daadwerkelijk werd veroordeeld. Noot

Het programma staat ook bloot aan kritiek. De beschermde getuigen ontlopen een straf voor ernstige strafbare feiten, de selectie zou niet altijd even kritisch zijn en voorts zou het programma te aantrekkelijk zijn voor langgestraften en daarmee onjuiste verklaringen stimuleren. De graagte van de overheid leidt mogelijk tot de veroordeling van de verkeerde persoon. Noot

Gecontroleerde aflevering

In de literatuur wordt relatief weinig gewag gemaakt van de opsporingsmethoden gecontroleerde aflevering en doorlating. De opsporingsmethode van de gecontroleerde aflevering staat in opsporingskringen kennelijk zeer hoog aangeschreven. De methode wordt wel als volgt omschreven: to let the drugs walk - that is, allow a consigment of illicit drugs they have detected to go forward under [their] control and surveillance .. in order to secure evidence against the organizers of such illicit drug traffic. Noot De omvang en de aard van de gecontroleerd afgeleverde goederen blijft onduidelijk. Indien de aflevering van drugs gepaard gaat met het plegen van strafbare feiten moet de zaak ter toetsing worden voorgelegd aan de Criminal Undercover Operations Review Committee. Bij de beoordeling geldt dat acts which would be criminal when done by a private citizen are justifiable and not criminal when done by a government agent in the reasonable exercise of law enforcement power. Het legaliteitsprincipe, genterpreteerd als de noodzaak illegale drugs onmiddellijk in beslag te nemen na identificatie van hun locatie en ten aanzien van douaneregels, dat alle gemporteerde goederen worden aangegeven en ingeklaard, wordt verworpen. Noot De DEA is in veel Europese landen actief om gecontroleerde afleveringen te cordineren.

Pseudo-koop

De pseudo-koop of sting operation is een populaire opsporingsmethode. De pseudo-koop wordt wel beschouwd als een conventionele vorm van infiltratie die door elke opsporingsambtenaar op federaal of statelijk niveau kan worden toegepast. Noot Pseudo-kopers zijn volwaardige undercover agents. Zij worden meestal ingezet teneinde slachtofferloze delicten op te sporen, zoals de drughandel, het gebruik van steekpenningen en het illegale gokspel.

Infiltratie

De diepte-infiltratie of lange-termijn infiltratie (duur langer dan 180 dagen) is eerder uitzondering dan regel en wordt daarom als een onconventionele infiltratie beschouwd. Noot Diepte-infiltratie wordt vooral op federaal opsporingsniveau toegepast. Noot Niet alle opsporingsambtenaren mogen een diepte-infiltratie uitvoeren. Het is een misvatting dat DEA-agenten 24 uur per dag bij undercover activiteiten betrokken zijn. Diepte-infiltratie ( deep cover) vindt wel plaats, maar er zijn weinig DEA-operaties waarbij een agent meer dan een paar dagen undercover moet blijven. Noot
Voorbeelden van dit soort infiltraties zijn de fencing stings (speciaal opgezette garages of winkels voor bijvoorbeeld de opsporing van stelers en helers), frontstores (dekmantelbedrijven die met name gericht zijn op het aanbieden van diensten in het kader van onderzoek naar witwaspraktijken) en illicit services (waarbij vooral diensten aan de criminele organisatie worden aangeboden, bijvoorbeeld in de vorm van transportmiddelen). Noot

Voor de uitvoering van infiltratie bestaat in de Verenigde Staten geen uitdrukkelijke wettelijke regeling. Wel bestaan bepalingen die de FBI en de DEA bij de inzet van infiltranten ontslaan van wettelijke verplichtingen aangaande de besteding van overheidsgelden. Noot Wel heeft het ministerie van Justitie de Attorney General's Guidelines on FBI Undercover Policing uitgegeven.

Ingevolge de richtlijnen van de Attorney-General mag geen uitlokking plaatsvinden. Infiltratie als methode wordt in de praktijk alleen ingezet tegen personen die een vooropgezet plan hebben om een strafbaar feit te plegen (predisposition). In de zaak Jacobson v. United States Noot werd het hanteren van de eis van vooropgezetheid van de verdachte iets verfijnd: de predispositie moet rechtstreeks in verband staan met het door tussenkomst van infiltranten te plegen strafbare feit. Hiermee heeft het Hooggerechtshof gesteld dat een redelijk vermoeden met betrekking tot het feit vooraf dient te gaan aan een undercover operatie. Noot In de Verenigde Staten is veel discussie geweest over de vraag hoe hoog de drempel moet zijn vooraleer een agent provocateur wordt ingezet om een persoon in de situatie te stellen een strafbaar feit te plegen. Met andere woorden: hoe zwaar moet de verdenking zijn voordat infiltratie als methode kan worden gebruikt? Volgens de opvatting van de Courts of Appeal hoefde in bepaalde gevallen geen verdenking te bestaan om met hulp van een undercover agent opsporingen te verrichten ten aanzien van een bepaalde persoon. Noot Dit betekende dat niemand gevrijwaard is van dit soort opsporingsmethoden: een redelijk vermoeden van een (gepleegd) strafbaar feit is niet vereist. Noot

De normatieve grenzen van de infiltratie worden getrokken in de rechtspraak op de verweren ertegen, het entrapment defense (uitlokkingsverweer) en het due process defense (behoorlijk proces-verweer). Noot Er is sprake van uitlokking als de verdachte een feit pleegt dat van tevoren door een undercover of informant uitgedacht en gepland werd, en dat de aangeklaagde zonder deze list, aandrang en ondersteuning van de undercover of informant niet gepleegd zou hebben. Noot Dit (subjectieve) criterium werd in 1932 vastgelegd door het Hooggerechtshof in Sorrells v. U.S.. Noot

In de zaak Sherman v. United States was de verdachte door een informant van de politie benaderd die hem na verloop van tijd om drugs vroeg. De informant herhaalde zijn verzoek vele malen en de verdachte weigerde steeds. Uiteindelijk gaf de verdachte na voortdurend aandringen van de informant toe. Noot De rechter oordeelde: Human nature is weak enough and sufficiently beset by temptations without government adding to them and generating crime. Het verweer slaagde.

Enkele andere staten hanteren bij het uitlokkingsverweer de objectieve test, waarbij de focus ligt op het gedrag van de infiltrant.
De verdachte kan zich succesvol op het uitlokkingsverweer beroepen indien de infiltrant met de gebruikte middelen ook andere personen had kunnen uitlokken tot het plegen van een strafbaar feit. Noot In 1973 vernietigde het Hooggerechtshof in United States v. Russell de vrijspraak van het Hof van Beroep. Noot De undercover agent had de verdachte 100 gram van een stof gegeven die nodig is voor de bereiding van speed. De verdediging stelde dat het due process-beginsel (zie hieronder) was geschonden omdat de betrokkenheid van de undercover agent wezenlijk was geweest in de onderneming. Hoewel het Hooggerechtshof vond dat sprake zou kunnen zijn van disproportioneel handelen door het openbaar ministerie was het Hooggerechtshof desondanks van mening dat voldoende bewijs bestond om aan te nemen dat de verdachte vooropgezet (predisposed) was.

De zaak United States v. Russell laat zien hoe de objectieve test van de uitlokking bijna naadloos overloopt in het verweer dat zich op schending van het eerlijk proces of due process-principe beroept. Het Hooggerechtshof heeft in recente uitspraken aangegeven dat er gevallen zijn waarin het uitlokkingsverweer niet opgaat, maar dat er sprake kan zijn van een buitengewoon onbehoorlijk gedrag van de infiltrant (outrageous and shocking to the sense of justice), waardoor de due process-clausule van het vijfde en veertiende Amendement overtreden wordt. Noot

Aanknopingspunten voor het due process-verweer zijn: schending van de rechten van niet-deelnemende derde personen; de vorm van de criminaliteit, en de omvang van de deelname van de infiltrant aan het tenlaste gelegde feit, in het bijzonder of medewerking of planning van het feit doorslaggevend is geweest. Het due process verweer werd in stelling gebracht in de zaak Hampton v. United States. Noot Het Hooggerechtshof verwierp het verweer dat de politie zich schuldig zou hebben gemaakt aan een buitengewoon berispelijk
optreden, omdat de verdachte had toegegeven predisposed te zijn. Het Hooggerechtshof stelt de buitensporigheid van undercover praktijken alleen aan de kaak indien geen sprake is geweest van vooropgezetheid bij de verdachte. Noot In United States v. Twigg Noot werd voor het eerst met succes een beroep gedaan op het due processverweer bij een lagere federale rechter. Noot De undercover agent was te ver gegaan. Noot

De grens van de overschrijding van het behoorlijk proces ligt hoog. Noot Tot slot dient nog te worden opgemerkt dat indien het beroep op de schending van het due process succesvol is, dit leidt tot het niet-ontvankelijk verklaren van het openbaar ministerie. Noot

In de dagelijkse opsporingspraktijk van federale opsporingsinstanties zijn vooral de richtlijnen van het Department of Justice van belang, waarin gedetailleerde regels zijn opgenomen voor alle undercover operaties waaraan FBI-agenten deelnemen (Attorney General's Guidelines). De officile goedkeuring is gelaagd en meerdere instanties van het FBI en het Department of Justice zijn bij de toestemmingsprocedure betrokken: hoe zwaarder de ingreep, hoe breder de consensus dient te zijn; zware ingrepen moeten dan ook terug te voeren zijn op politiek verantwoordelijke personen.

Bij direct gevaar mag een FBI-agent op plaatselijk niveau toestemming verlenen tot een infiltratie-actie. Deze toestemming dient binnen 48 uur te worden bekrachtigd op hoger niveau. De richtlijnen stellen - duidelijker dan in de jurisprudentie - dat deelname aan strafbare feiten door de infiltrant uitsluitend acceptabel is indien deze strafbare feiten noodzakelijk zijn voor de inwinning van informatie of bewijsmiddelen en leiden tot een succesvolle opsporing; wanneer de infiltrant zijn geloofwaardigheid moet opbouwen of in stand moet houden en wanneer dood of zwaar lichamelijk letsel moet worden voorkomen.

Ten aanzien van de controle op infiltratie kan men tenslotte nog een onderscheid maken tussen controle ex ante, tijdens en ex post. Noot Deze controle kan worden uitgevoerd door verschillende autoriteiten, namelijk politie, justitie en de rechterlijke macht. Een controle voorafgaand (ex ante) aan een infiltratie betreft de toestemming en eventueel de voorwaarden waaronder de infiltratie dient plaats te vinden. Deze controle is zowel politieel als rechterlijk. Voor de politile controle die voorafgaat aan de diepte-infiltratie moet toestemming worden verkregen van een hogere politiefunctionaris, die zelf bepaalt of het Criminal Undercover Operations Review Committee in kennis dient te worden gesteld. Noot Dit betekent in feite dat aan de politie een grote discretionaire bevoegdheid is toegekend. Deze commissie dient te allen tijde toestemming te geven voor infiltraties die (gepland) langer dan 180 dagen duren of (onverwacht) langer zijn gaan duren. Zij controleert vooral de procedures, de veiligheidsaspecten, de kosten en dergelijke. Voor de juridische toetsing wordt de officier van justitie bij de concrete zaak betrokken.

De infiltrant of undercover agent in het Amerikaanse strafproces is mede-verbalisant en hij dient na onthulling van zijn eigen identiteit het proces-verbaal met zijn eigen naam te ondertekenen. Hij dient als getuige ter zitting te verschijnen en indien nodig kan hij daartoe gedwongen worden (gijzeling). Niet nakoming van de verplichting tot het afleggen van een verklaring kan leiden tot ontslag. Noot Onduidelijk is in hoeveel gevallen politieambtenaren na onthulling van de identiteit niet meer inzetbaar zijn bij verdere infiltratie- of informantenoperaties.Beide opsporingsinstanties moeten bovendien het Congress in hun jaarverslag uitvoerig berichten over alle uitgevoerde undercover opsporingsoperaties en de resultaten daarvan. Elk jaar vindt een openbare zitting plaats in het parlement over het jaarbudget en de opsporingsactiviteiten van de FBI gedurende het voorgaande jaar alvorens de wet opnieuw wordt aangenomen. De uitvoerende macht kan aldus een redelijke ex post controle uitoefenen op het opsporingswezen, ook al omdat ambtenaren van de FBI verplicht zijn op soms zeer gedetailleerde vragen van de afgevaardigden in te gaan en hun antwoorden zonodig met interne documenten te ondersteunen. Noot Opslag van gegevens De namen van geobserveerde personen worden opgeslagen in de centrale FBI-computer (National Crime Information Center NCIC). Deze computer bevat twaalf soorten gegevens, waaronder auto's, autokentekens, schietwapens, waarde-documenten, pleziervaartuigen, arrestatiebevelen tegen gezochte personen, vermiste personenen en veroordelingen. Noot Ongeveer 64.000 politieambtenaren hebben toegang tot deze computer, evenals andere instanties op federaal, staat en lokaal niveau (rechters, gevangenisbewaarders).

Uitwisseling van gegevens

Opsporingsambtenaren zijn aangewezen op de bereidwilligheid van andere instanties om aan hen gegevens te verstrekken. Gerechtshoven, bepaalde gremia (zoals de onderzoekscommissies van het congres, grand juries, en een aantal in de wet gespecificeerde autoriteiten) hebben ook het recht zulke gegevens op te vragen. Aan een verzoek tot gegevensverstrekking door een niet-opsporingsinstantie moet een strafbepaling ten grondslag liggen, die betrekking heeft op het weigeren te voldoen aan het verzoek om het gevraagde ter inzage geven of
verstrekken van bepaalde documenten danwel op het optreden als getuige. Instanties zoals de Pennsylvania Crime Commission en de New York State Organized Crime Task Force hebben het recht een subpoena te hanteren. Een subpoena is ook noodzakelijk voor een verzoek tot computer matching. Noot

Voor opsporing op basis van dit soort gegevens zijn het het kader van het veertiende Amendement - met het oog op due process - een aantal criteria ontwikkeld voor de bescherming van gegevens. Op de uitwisseling van gegevens tussen overheidsorganen is de Privacy Act (5 U.S.C. 552 a.) van toepassing. De Amerikaanse Privacy Act is onvergelijkbaar met veel Europese wetten op de persoonsregistratie, die meestal overkoepelend en homogeen van aard zijn. Noot De wet bevat algemene bepalingen voor opgeslagen gegevens. Het algemene principe is het finaliteitsprincipe: gegevens mogen niet voor een ander doel worden gebruikt dan waarvoor zij aanvankelijk verkregen zijn. Deze wet schijnt echter weinig effect te sorteren in de praktijk omdat weinig controle wordt uitgeoefend op de naleving. Noot Uitvoerende ambtenaren zouden de regels van de Privacy Act niet in ogenschouw nemen. Noot

Het Vierde Amendement is echter niet van toepassing op de opsporing die plaatsvindt op basis van gegevensanalyse. Als persoonsgegevens eenmaal in de computer zijn opgeslagen staan de betrokkene weinig remedies ter beschikking. In de literatuur is weinig bekend van de wijze waarop gegevens worden samengevoegd en geanalyseerd.

Wel is bekend dat het Financial Crimes Enforcement Network van het U.S. Treasury Department (opgericht in 1990) ondersteuning verleent aan opsporingsdiensten in de vorm van analyse van financile transacties. Dit gebeurt op basis van zowel harde gegevens over concrete verdachten als zachte gegevens over wat wij in Nederland CID-subjecten en grijze veld-subjecten noemen. De gegevens die worden gebruikt door het netwerk worden voornamelijk verkregen van financile instanties die een wettelijke meldingsplicht hebben aangaande transacties ten bedrage van $ 10.000,- of meer. Noot In de overheidssfeer wordt regelmatig gebruik gemaakt van de methode van computer matching. Deze methode houdt in dat geautomatiseerde databanken worden gekoppeld en vergeleken, met het doel personen op te sporen die in meerdere databanken voorkomen. De methode wordt bijvoorbeeld gebruikt om sociale verzekerings-fraudeurs op het spoor te komen. Over het gebruik van deze methode in de strafrechtelijke sfeer zijn weinig gegevens beschikbaar en er bestaat ook weinig rechtspraak op dit gebied. Het Office of Technology Assessment maakt melding van een toename in het gebruik van dit opsporingsmiddel, ondere tegen witwassen. Noot

Een wettelijke basis voor computer matching is gelegen in de Tax Reform Act of 1976, Public Law 94-455 en de Department of Defense Authorization Act of 1983, Public Law 97-252. Deze wettelijk geregelde vormen van computer matching hebben vooral betrekking op gegevens die reeds zijn opgeslagen bij overheidsdiensten. De Social Security Act (42 U.S.C. .1320b-7) heeft een iets uitvoerigere regeling, namelijk dat de staten worden verplicht gegevensvergelijkingen uit te voeren en maatregelen te nemen die de gegevensvergelijking vereenvoudigen (deze vergelijking vindt plaats met behulp van een soort sofi-nummer of sociaal-verzekeringsnummer). Deze wet voorziet verder in controle op de inkomensgegevens van werknemers elke vier jaar, de toegang van federale ambtenaren tot de gegevensbestanden en de toetsing van bruikbare gegevens. Gegevens mogen alleen vergeleken worden als een bepaalde zekerheid bestaat dat er bevindingen uit komen rollen over mensen die geen uitkering horen te ontvangen. De Computer Matching and Privacy Protection Act (Public Law 100-503) is slechts een opsomming van vormvoorschriften en heeft alleen betrekking op de uitwisseling van gegevens tussen de staat en de federatie. Noot

De wet schrijft voor de betrokken autoriteiten een interne controle voor. De betrokken autoriteiten moeten voor de vergelijking van gegevens een overeenkomst sluiten. In deze overeenkomst moet staan wat het doel is van de gegevensvergelijking, het soort gegevens dat worden vergeleken, de modaliteiten van omgang met en teruggave van de gegevens en de wijze waarop de betrokkene wordt ingelicht. Een copie hiervan moet 30 dagen tevoren naar een bijzondere commissie van het congres gestuurd worden. Bij alle autoriteiten die zich bezighouden met computer-matching dient een orgaan te worden ingesteld dat de naleving van de wettelijke regels overziet. Aan het einde van het jaar moeten de betreffende gremia een verslag indienen van de uitgevoerde gegevensvergelijkingen.

De kritiek op computer-matching richt zich met name op het feit dat het op grote schaal wordt toegepast op personen die niet verdacht zijn, en dat daardoor veel onschuldige personen als potentile daders worden aangemerkt. Noot Ingevolge de beslissing U.S. v. Miller is het Vierde Amendement niet van toepassing op het
politile gebruik van gegevensbestanden. Computer-matching valt derhalve niet onder de bescherming van het priv-domein. Noot
Instanties zoals de Pennsylvania Crime Commission en de New York State Organized Crime Task Force hebben het recht een subpoena te hanteren in gevallen van computer matching. De subpoena dient er toe het verband tussen de betreffende bewijsmiddelen en de opsporing aan te tonen: een concrete samenhang hoeft niet te worden bewezen. Geen van beide instanties hebben dit middel gebruikt ter bestrijding van de georganiseerde misdaad. Noot


vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken