5.7 Conclusies

1. Infiltratie is het met het oog op opsporing en vervolging onder regie en gezag van politie en openbaar ministerie binnendringen in een criminele organisatie of groep, het ervan deel uitmaken, het gebruik maken van personen die er reeds deel van uitmaken en het (desgevraagd) ondersteunen ervan, indien dit optreden gepaard gaat met I) het aannemen van een valse identiteit en/of II) het plegen van strafbare feiten en/of III) bieden van steun aan de criminele organisatie of groep.

2. Gecontroleerde aflevering is de methode waarbij wordt toegelaten dat clandestiene of verdachte zendingen met medeweten en onder toezicht van de bevoegde autoriteiten worden verplaatst, teneinde personen te identificeren die betrokken zijn bij het begaan van strafbare feiten, dan wel bewijs tegen die personen te verzamelen. De gecontroleerde aflevering vergt inbeslagneming van het clandestiene waar; de inbeslagneming kan ook eerst in de tweede of derde hand plaatsvinden. In die gevallen waarbij ook als de aflevering zijn plaats van bestemming heeft bereikt er bewust van wordt afgezien de clandestiene zending in beslag te nemen is sprake van doorlating.

3. De rechter beoordeelt infiltratie-acties hoofdzakelijk aan de hand van proportionaliteit, subsidiariteit en het Tallon-criterium - die ook in de Richtlijn infiltratie als voorwaarden zijn opgenomen. De rechter betrekt slechts in dit verband door de overheid gepleegde strafbare feiten in zijn beoordeling; de veiligheid van de infiltrant en de belangen van derden spelen bij de strafrechtelijke beoordeling geen rol. Nederland heeft zich
internationaal verplicht aan gecontroleerde afleveringen medewerking te verlenen. 4. Politile infiltratie geschiedt doorgaans in de vorm van kort lopende acties. Daarbij zijn dikwijls het buitenland en/of buitenlandse infiltranten betrokken. Diepte-infiltraties komen zelden of nooit voor. Projectmatige infiltratie door politie-ambtenaren komt naar schatting niet vaker dan 10 keer per jaar voor. De politie-infiltranten worden strak geregisseerd. Politie-infiltratie vindt uitsluitend, althans voornamelijk plaats door Politie infiltratie teams, daarbij gecordineerd en ondersteund door de Afdeling nationale cordinatie politile infiltratie.

5. Op dit moment zijn wat politie-infiltratie betreft alleen de Politie infiltratie teams in het zuiden en oosten op volle sterkte. In het noorden functioneert een half PIT. Een landelijk team is in oprichting. Het team zal zich vooral bezighouden met internationale verzoeken. Er bestaan plannen om tot oprichting van een Haags en een Rotterdams PIT te komen. Er is op dit moment volgens velen een gebrek aan politie-infiltranten, maar de indruk is niet dat er in de praktijk erg veel tijdrovend werk is voor de teams. 6. Politile infiltratie betekent dat politiemensen (voor een soms erg lange tijd) nauwe relaties onderhouden met het criminele milieu. Hierdoor ontstaat een risico van afglijdend normbesef. Daarnaast vergt infiltratie op psycho-sociaal gebied veel van de politiefunctionarissen. Vooral politie-infiltranten die in de jaren tachtig actief waren, kampen met problemen op dit gebied. Thans wordt door de politie-organisatie meer gedaan aan (verplichte) psycho-sociale begeleiding en de kans op afglijden wordt nu tamelijk klein geacht. Wel verdient de terugkeer in het korps na het beindigen van de functie van infiltrant nog nadere aandacht. 7. Buitenlandse infiltratie doet zich frequent voor. Daarvoor bestaan diverse redenen: soms verzoekt de Nederlandse politie de inzet van een buitenlandse infiltrant, soms verplaatst een buitenlandse actie zich naar Nederland en soms verzoekt de buitenlandse politie de inzet van een Nederlands team. Het gaat hierbij doorgaans om kortlopende contacten. De landelijke officier van justitie draagt hierbij de verantwoordelijkheid. Soms vinden communicatieproblemen plaats bij het optreden van buitenlandse infiltranten (waar ook steeds meer aandacht voor komt); door de bank genomen hebben de Nederlandse justitie en politie in dezen meer greep op de situatie dan vroeger.

8. Door het tot voor kort onheldere onderscheid tussen informanten en burgerinfiltranten is het moeilijk zicht te krijgen op het aantal burgerinfiltraties. Dikwijls is er een vloeiende overgang, doordat hetzij de vraagstelling van de politie dan wel de organisatie zelf de informant ertoe brengt dingen te doen die als steun aan de organisatie of als strafbaar feit zijn aan te merken (bijvoorbeeld het bieden van opslagruimte, transport of financile dienstverlening). Burgerinfiltranten worden doorgaans gerund door de regionale CID. 9. Burgerinfiltranten zijn te onderscheiden in materie-deskundigen, andere niet-criminele burgers en criminele burger-infiltranten. Het onderscheid tussen burgerinfiltranten en informanten is in de praktijk problematisch. 10. Op het plegen van strafbare feiten door deze infiltranten bestaat slechts controle via mogelijke observatie door de politie en voor zover de infiltrant daarover inzicht wil geven aan de runner. Een - welhaast als aparte categorie te noemen groep - criminele superburgerinfiltranten, die zeer grote bedragen (tonnen, een enkeling zelfs miljoenen) overhoudt aan de werkzaamheden, is moeilijk te runnen. Deze (vermoedelijk zeer kleine) groep heeft in het gehele land, in het bijzonder in de randstad geopereerd. 11. Redenen voor terughoudendheid met de inzet van criminele burgerinfiltranten zijn: a) de gevaren voor hun veiligheid en b) het feit dat deze gelet op hun achtergrond niet goed te vertrouwen, noch goed te sturen zijn. Dat laatste geldt in het bijzonder voor de kleine groep super-infiltranten die hoge verdiensten hebben overgehouden aan hun dubbelrol. Redenen om toch met burgerinfiltranten in zee te gaan zijn: a) het beperkte aantal politie-infiltranten en b) de onmogelijkheid om in sommige organisaties door te dringen met een politie-infiltrant.

12. Frontstores worden zeer weinig opgezet, voor zover het gaat om actieve bedrijven. Er zijn (anders dan dekmantel-bedrijven) er minder dan 10. Dekmantel-bedrijven om een identiteit aannemelijk te maken of een plaats van bestemming te bieden worden daarentegen met tamelijk grote regelmaat opgezet. Ook buitenlandse frontstores zijn in Nederland actief.

13. Jaarlijks vinden honderden gecontroleerde afleveringen plaats. Soms komen daarbij onbedoeld partijen op de markt, naar schatting raakt in een derde van de gevallen raakt een deel van de illegale goederen buiten het
zicht van de politie.
14. Tenminste door de politie in Dordrecht, Kennemerland, Gooi en Vechtstreek, Den Haag, Rotterdam en Twente zijn doorlatingen verricht. Het gaat daarbij zelden om hard drugs, maar dat komt wel voor. Het doel van de doorlating kan tweerlei zijn. Volgens de Prisma-methode worden partijen doorgelaten, omdat men hoopt dat de organisatie langs dezelfde weg een partij zwaardere drugs, of een grotere partij zal importeren. Volgens de Delta-methode streeft men ernaar de betrouwbaarheid van de criminele informant in de ogen van de organisatie te vergroten, waardoor de informant hoogwaardiger informatie kan leveren. Daarnaast speelt het zicht verschaffen op de organisatie (de structuur, de opslagplaatsen, de werkwijze en dergelijke) een rol. 15. Het doel van infiltratie is de vergaring van bewijsmateriaal, zoals vooral het geval is bij pseudo-koop en soms bij gecontroleerde aflevering, als ook het verkrijgen van inzicht in de organisatie en het identificeren van personen.

16. Infiltratie vindt voornamelijk plaats in het kader van drugcriminaliteit, maar komt ook in ander verband voor. Niet kortlopende politie-infiltratie geschiedt doorgaans in gevallen waarbij een of meer personen als verdachte kunnen worden aangemerkt. Waar het doel identificatie van personen is, kan dikwijls nog niet van een verdenking worden gesproken.

17. Projectmatige infiltratie heeft een feitelijke termijn van zo'n twee drie jaar. Hoe lang een gecontroleerde aflevering kan doorgaan of hoeveel doorlatingen (met welk aantal kilo's) worden toegestaan verschilt. 18. De vastlegging van infiltratie-acties is bij politile en buitenlandse infiltratie redelijk uitvoerig, maar de processen-verbaal komen niet altijd onder ogen van de zittende magistratuur. Dat is anders met de andere verschijningsvormen. Verslaglegging met betrekking tot burgerinfiltratie is wisselend, maar door de bank genomen gering. Dit geldt nog sterker voor gecontroleerde aflevering. Doorlatingen werden alleen door FIOD en Douane systematisch bijgehouden, alsmede door enkele individuele functionarissen. 19. De korpsbeheerder is niet van infiltratietrajecten op de hoogte. Ook de korpschef is doorgaans niet op de hoogte van infiltratietrajecten.

20. Het optreden van de infiltrant dient plaats te vinden na goedkeuring van het openbaar ministerie. Er is evenwel geen volledige duidelijkheid welke de aangewezen officier is voor infiltratie-acties en evenmin in welke gevallen hogere echelons (en welke) binnen het openbaar ministerie moeten worden geadieerd. Het lijkt twijfelachtig of de politie in gevallen van burgerinfiltratie het openbaar ministerie steeds even goed informeert. De Vergadering van procureurs-generaal heeft zich voor 1995 niet in specifieke gevallen met infiltratie en doorlating beziggehouden. Wel heeft de vergadering de Richtlijn infiltratie (1991) vastgesteld en enkele adviezen gegeven.

21. De positie van de Centrale toetsingscommissie, de status van haar oordeel en de vertrouwelijkheid van haar stukken ten overstaan van de rechter ter zitting zijn onvoldoende duidelijk. Uit de genomen toetsingsbeslissingen zijn inmiddels wel een aantal uitgangspunten en aandachtspunten af te leiden. 22. Beoordeling door de rechter-commissaris of een raadkamer van infiltratie-acties vindt nauwelijks plaats. Het is een punt van discussie of deze rol zou moeten worden uitgebreid, in het bijzonder gezien in het licht van de mogelijkheid dat de zittingsrechter de methode zelfstandig wil toetsen.


vorige         inhoudsopgave en zoeken