8.2 Aanleg registers en opslag gegevens


8.2.1 Juridische grondslag

Wet politieregisters

Een politieregister mag slechts aangelegd worden voor een bepaald doel en alleen voor zover dit noodzakelijk is voor de goede uitvoering van de politietaak. Daarnaast mag een register slechts die gegevens bevatten die rechtmatig zijn verkregen en noodzakelijk zijn voor het doel (artikel 4 WPolR). Opneming van gevoelige gegevens, zoals gegevens betreffende godsdienst of levensovertuiging, ras, politieke gezindheid, seksualiteit, intiem levensgedrag, medische en psychologische kenmerken, is in beginsel niet toegestaan (artikel 5, eerste en tweede lid WPolR). Registratie van personen wegens die gegevens is, zoals gezegd, nooit toelaatbaar. Is echter de betreffende persoon reeds op grond van een niet-gevoelig kenmerk - bijvoorbeeld het aangemerkt zijn als verdachte - geregistreerd dan is het opnemen van gevoelige gegevens toegestaan, mits het reglement uitdrukkelijk de mogelijkheid opent en opneming van het gegeven voor het doel van het register onvermijdelijk is (artikel 5 WPolR. j0 artikel 3 BPolR.). Daarenboven geldt dat gegevens omtrent ras alleen mogen worden opgenomen, indien het onvermijdelijk is met het oog op identificatie van de geregistreerde of voor de juiste beoordeling van een strafbaar feit en het rasgegeven het slachtoffer of de motieven van de dader van dat feit betreft danwel indien het onvermijdelijk is met het oog op de verlening van hulp door de politie (artikel 3, tweede lid BPolR.).

Voor elk register wordt een reglement vastgesteld na overleg met het gezag dat verantwoordelijk is de uitvoering van de politietaak ten dienste waarvan het register is aangelegd. Het register treedt niet inwerking, alvorens een exemplaar van het reglement wordt gedeponeerd bij de Registratiekamer en openbaar wordt gemaakt. Voor de effectuering van wijziging of intrekking van het reglement gelden dezelfde voorwaarden (artikel 9 WPolR.).

Voor een tijdelijk registers gelden deze voorwaarden voor inwerkingtreding niet. Een tijdelijk register kan worden aangelegd voor de uitvoering van de politietaak in een bepaald geval (artikel 13 WPolR). Daarbij valt te denken aan een concreet opsporingsonderzoek of een deel daarvan, zoals een buurtonderzoek, financieel of fenomeenonderzoek. Voor inwerkingtreding is voldoende dat het doel met inbegrip van een nauwkeurige omschrijving van het bepaalde geval wordt vastgelegd evenals de datum waarop met de aanleg begonnen wordt. Binnen een week moet het bestaan van het register ter kennis worden gebracht van het gezag en de Registratiekamer. De overige voorwaarden gelden niet voor een termijn van zes maanden te rekenen vanaf de dag dat met de aanleg van het register is begonnen. Die termijn kan door het bevoegd gezag telkens voor ten hoogste zes maanden worden verlengd als het doel waarvoor het register is aangelegd ernstig in gevaar wordt gebracht door bekendmaking en ter inzagelegging van het reglement. Van elke beslissing tot verlenging van de termijn wordt melding gedaan aan de Registratiekamer. Wel dient in geval van verlenging de beheerder binnen de eerste termijn van zes maanden een regeling te treffen ten aanzien van de zaken, die in het reglement behoren te worden vastgelegd (artikel 8, derde lid BPolR.). Met dit laatste is in materile zin aan de reglementsplicht voldaan. In hoeveel gevallen gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheid tot verlenging is niet bekend. In 1992 en 1993 zijn in totaal 667 tijdelijke registers bij de Registratiekamer gemeld. In 1994 waren dat 438. Van deze aangemelde tijdelijke registers had ruim n vijfde betrekking op onderzoek naar verdovende middelen. Noot In het jaarverslag over de periode 1992-1993 spreekt de Registratiekamer het vermoeden uit dat, ondanks de stijging in het aantal meldingen van tijdelijke registers, nog lang niet alle tijdelijke registers worden gemeld. Noot

In het reglement moet de werking van het register zijn beschreven en de verstrekkingen, waaronder begrepen de rechtstreekse toegang, zijn geregeld. Wordt het register door meer korpsen gevoerd dan wordt de beheerder aangewezen. Voorts bevat het reglement een duidelijke regeling van de volgende onderwerpen:

register;
- de bevoegdheid tot het invoeren en wijzigen van gegevens in, alsmede het verwijderen van gegevens uit het
bevoegdheden;
- aanwijzing van een gemandateerde beheerder met een omschrijving van de daaruit voortvloeiende Voor registraties, die bij veel korpsen voorkomen is het vaststellen van zogenaamde modelregistraties zinvol. - aanwijzing van degene(n) die belast zijn met de dagelijkse leiding.
De Registratiekamer heeft blijkens haar jaarverslag 1994 voor 33 modelreglementen voor politieregisters een verklaring afgegeven dat het model naar haar oordeel in overeenstemming is met het bepaalde bij of krachtens de Wet politieregisters. Na afgifte van de verklaring door de Registratiekamer wordt het model in de Staatscourant gepubliceerd. De beheerder kan aan de Registratiekamer meedelen overeenkomstig welk model het reglement is vastgesteld. In dat geval hoeft hij niet over de afzonderlijke bepalingen in het reglement - bijvoorbeeld het mogelijk maken van koppelingen - vooraf de Registratiekamer te horen en evenmin een exemplaar van het reglement aan de Registratiekamer te zenden. De Registratiekamer heeft zich intensief bemoeid met de vaststelling van de modelreglementen.

Voor de volgende opsporingsregisters zijn modelprivacyreglementen in de Staatscourant geplaatst: CID-register, het frauderegister, beperking besturen motorrijtuigen, graffitiebestrijding, grijze-veld-register, herkenningsdienstsysteem, inbraakbestrijding, internationale rechtshulp politie, jeugd- en zedenzaken, milieudelicten, overvallenbestrijding, opkopers en helingbestrijding, permanent autoteam, processen-verbaal en rapporten, schietwapenincidenten register, vandalismebestrijding, en verdovende middelen. Totaal is voor 34 reglementen de verklaring van modelreglement afgegeven. Blijkens het jaarverslag van de Registratiekamer over 1994 zijn 445 politieregisters bij haar aangemeld. Noot

Ingevolge artikel 4, eerste lid Wet Melding Ongebruikelijke Transacties is het door het meldpunt te houden register een register in de zin van de Wet politieregisters.

CID-regeling 1995

Een bijzondere soort politieregister is het CID-register. De CID-en hebben tot taak het bevorderen van de opsporing en het voorkomen van misdrijven die gezien hun ernst of frequentie, danwel het georganiseerd verband waarin ze worden gepleegd een ernstige inbreuk op de rechtsorde maken (artikel 2, eerste lid CID-regeling 1995). Voorts verzamelt de CID informatie met het oog op de opsporing van natuurlijke en rechtspersonen, die zich aan bovengenoemde misdrijven schuldig maken of hebben gemaakt, danwel over hen van wie redelijkerwijs vermoed kan worden dat zij als verdachten bij dergelijke misdrijven betrokken zullen worden. Ook het inwinnen van gegevens omtrent de financile situatie van bovengenoemde personen behoort tot de taak van de CID (artikel 2, eerste lid CID-regeling 1995). Het doel waarvoor CID-registers worden aangelegd is in deze taakomschrijving gelegen.

Een CID-subject is een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die als verdachte betrokken is, of naar redelijkerwijs kan worden vermoed als verdachte betrokken zal worden bij enig misdrijf met het oog waarop een CID-register is aangelegd (artikel 1 sub c CID-regeling 1995). Deze definitie is meer omvattend dan de definitie gegeven in artikel 1 onder c BPolR, nu hierin tevens de rechtspersoon is betrokken. Overigens noemde de CID-regeling 1986 wel al uitdrukkelijk de rechtspersoon in de definitie van CID-subject (artikel 1 onder c CID-regeling 1986). Blijkens de artikelsgewijze toelichting van de Nota van toelichting bij het Besluit politieregisters is, behoudens een vereenvoudiging ten aanzien van het begrip verdachte, de definitie uit de CID-regeling 1986 overgenomen.

De heer Rouvoet:
Het CID-regime kan toch niet verschillend zijn voor 25 of 26 regio's? Wij hebben ons er toen over verbaasd - nu komt dat weer even boven - dat er uiteindelijk niet tot eenduidige criteria te komen valt. Je kunt je daar nog een zekere locatie-invulling bij voorstellen.
De heer Patijn:
Het criterium van het CID-subject is zacht. Wij hebben hard gewerkt om het dicht te timmeren. Het netto resultaat is dit. Aan de andere kant was er altijd een informatiebehoefte. De politie had het al opgeschreven. Je moest dus criteria hebben. Die hebben wij niet harder gekregen dan wat er nu ligt. Vervolgens is er geen procedure aan toegevoegd voor wie er beslist over de toepassing van een criterium. Die ontbreekt. Het gebeurt onder het gezag van het openbaar ministerie. Ik denk dat het openbaar ministerie daarop zal moeten worden aangesproken. In overleg met mensen van het openbaar ministerie bestond begrip voor de mogelijkheid, dat het openbaar ministerie per nieuw CID-subject, in het midden latend wat je met de 60.000 die er uit het verleden nu zijn doet, zelf per individueel geval de beslissing neemt of iemand als zodanig moet worden aangemerkt, gegeven de rechtsgevolgen die daaruit voortvloeien. Dat zou dus een procedurele waarborg zijn die er in het verleden niet was. Ik denk niet dat je alle 60.000 bestaande
CID-subjecten kunt nalopen. Ik denk wel dat het goed is, dat een officier met de bevoegdheid om inzage in de CID-registers te nemen, eens een steekproef kan doen, waarbij hij vaststelt wat te dol is, wie eruit moet of erin mag. Als hij op die manier voor de bestaande CID-subjecten zijn verantwoording neemt, moet hij daarvoor
kunnen staan. Noot
Regelmatig kwamen en komen tips binnen bij de CID-en over personen, die niet aan het criterium van CID-subject voldeden, of althans van wie dit (nog) niet kon worden vastgesteld. Voor de opslag van dit type informatie is een nieuwe mogelijkheid geopend door middel van een zogenaamde grijze-veld-register. Noot De doelstelling van dit register is het beantwoorden van de vraag of de desbetreffende persoon als CID-subject kan worden aangemerkt. Als niet binnen zes maanden kan worden vastgesteld dat iemand moet worden aangemerkt als CID-subject, moeten de betreffende gegevens uit het register worden verwijderd (artikel 18, eerste lid CID-regeling 1995). De verwijderde gegevens behoren direct te worden vernietigd, tenzij deze in samenhang met andere gegevens voldoende grond vormen om de geregistreerde als CID-subject aan te merken. In dat geval kunnen de gegevens in het CID-registers worden opgenomen. De gegevens uit het CID-register worden verwijderd na verloop van vijf jaar na datum van de laatste opname van een gegeven. Voorts dient het register ten minste eenmaal per jaar te worden gecontroleerd of gegevens niet behoren te worden verwijderd en terstond vernietigd, omdat deze gegevens niet langer noodzakelijk zijn voor het doel van het register (artikel 9, tweede lid CID-regeling 1995 en 7, eerste en tweede lid model-privacyreglement CID).

Voor alle CID-registers en grijze-veld-registers zijn modelprivacyreglementen vastgesteld. Noot Alle CID-eenheden hebben deze modellen overgenomen. Overigens, zo blijkt uit de toelichting bij de CID-regeling 1995, zijn veel bepalingen uit de regeling ontleend aan het model-privacyreglement, om de uniformiteit en zorgvuldigheid in de omgang met de veelal zachte en gevoelige gegevens nog meer dan voorheen te waarborgen. Noot

Wet Persoonsregistraties

De Wet persoonsregistraties heeft betrekking op alle persoonsregistraties die worden gevoerd door het bedrijfsleven en de (semi-)overheid. Dit geldt niet voor gegevensverzamelingen die naar hun aard voor persoonlijk gebruik bestemd zijn, registraties die berusten in een archiefplaats, politieregisters en registers van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, alsmede de registers krachtens de Kieswet en openbare registers die bij de wet zijn ingesteld (artikel 2 WPR juncto artikel 2 WPolR).

Een persoonsregistratie in de zin van de WPR mag slechts aangelegd worden voor een bepaald doel waartoe de houder (degene die zeggenschap heeft over de persoonsregistratie) een belang moet hebben. Het doel van de aan te leggen registraties mag - vanzelfsprekend - niet in strijd zijn met wet, openbare orde of goede zeden (artikel 4 WPR). Daarnaast geldt voor door de overheid aan te leggen registraties de aanvullende voorwaarde dat de aanleg noodzakelijk moet zijn voor een goede vervulling van de taak van de houder (artikel 18, eerste lid WPR).

Zo houdt de Algemene Inspectiedienst (AID) het register Opsporing, waarin opsporingsgegevens worden opgeslagen. De noodzaak voor de aanleg van dit register ligt in de primaire taak van de AID: het ondersteunen van het beleid van de minister van Landbouw, natuur en visserij door middel van controle en opsporing. Een persoonsregistratie in de zin van de WPR mag slechts persoonsgegevens bevatten die rechtmatig zijn verkregen en in overeenstemming zijn met het doel waarvoor de registratie is aangelegd (artikel 5 WPR). Voor de registraties van de publieke en semi-publieke sector wordt de extra eis gesteld dat slechts die gegevens mogen worden vastgelegd die noodzakelijk zijn voor een goede taakvervulling (artikel 18, tweede lid WPR). Gegevens betreffende iemands godsdienst of levensovertuiging, ras, politieke gezindheid, seksualiteit of intiem levensgedrag, alsmede persoonsgegevens van medische, psychologische, strafrechtelijke of tuchtrechtelijke aard, de zogenaamde gevoelige gegevens, mogen slechts in beperkte mate en in overeenstemming met de noodzaak daartoe worden vastgelegd. Zo mogen gegevens betreffende iemands seksualiteit en intiem levensgedrag bijvoorbeeld slechts worden opgenomen ten behoeve van instellingen of voorzieningen voor gezondheidszorg of maatschappelijke dienstverlening, en alleen voor zover deze gegevens patinten of clinten betreffen (artikel 7, eerste lid WPR jo artikel 5 Besluit gevoelige gegevens). Een van de doelstellingen van de WPR is dat houders van persoonsregistraties zelf maatregelen nemen ter waarborging van de persoonlijke levenssfeer van het individu. De houders van registraties op het particuliere terrein worden geacht een gedragscode op te stellen. Hieronder verstaat de wet een besluit van een of meer organisaties, representatief voor de sector waarop het besluit betrekking heeft (artikel 15 jo artikel 1 WPR), welk besluit regels of aanbevelingen moet omvatten die zijn gesteld in het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Noot Persoonsregisters in de private sector behoeven geen reglement. De registraties in de publieke sector behoeven wel een reglement. Het reglement, alsmede iedere wijziging en intrekking daarvan, wordt openbaar gemaakt en ter inzage gelegd. Een exemplaar wordt aan de Registratiekamer
gezonden (artikel 17 WPR).
In het reglement moet de werking van het register zijn beschreven. Het reglement bevat in elk geval een duidelijke regeling van de volgende onderwerpen:

verkrijgen;
- de wijze waarop geregistreerden mededeling van verstrekking van hun betreffende gegevens kunnen ledenbestanden, bestanden ten behoeve van communicatie en dergelijke registraties. - de hoofdlijnen van het beheer van de registratie De reglementsplicht geldt niet voor financile administraties,

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten

Artikel 15 WIV biedt een ruime grondslag voor gegevensverzameling door de cordinatoren en het hoofd van dienst. Ze zijn bevoegd zich voor het verkrijgen van gegevens te wenden tot andere overheidsorganen, overheidsdiensten of ambtenaren, en voorts tot een ieder die geacht wordt gegevens te kunnen verstrekken. Deze bevoegdheidsregeling lijkt niet zonder meer een verplichting te bevatten voor de personen tot wie de BVD zich richt. De bevoegdheid lijkt te zwak geformuleerd om wettelijke regelingen inzake privacybescherming buiten werking te stellen.

Het eerste lid van artikel 16 WIV geeft een grondslag voor verzameling, registratie en verstrekking aan derden van persoonsgegevens. Verzameling, registratie en verstrekking van dergelijke gegevens kan slechts plaatsvinden, voorzover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de in de wet omschreven taken (artikel 8 WIV). Het is overbodig op te merken dat het kader waarbinnen de genoemde activiteiten mogen worden verricht nogal ruim is.

De registraties van en ten behoeve van de BVD kunnen alleen worden aangelegd indien zulks noodzakelijk is voor de goede uitvoering van de aan de dienst opgedragen taken en voor een bepaald doel (artikel 4 Privacyreglement BVD). De registraties kunnen uitsluitend gegevens bevatten die rechtmatig zijn verkregen en die noodzakelijk zijn voor het doel waarvoor het register is aangelegd (artikel 6, eerste lid Privacyreglement BVD). Een registratie kan slechts gegevens bevatten over personen, die aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar vormen voor de democratische rechtsorde, danwel voor de veiligheid of andere gewichtige belangen van de staat, alsmede personen naar wie een veiligheidsonderzoek is ingesteld, of over wie door andere inlichtingen- of veiligheidsdiensten informaties zijn ingewonnen. Voorts kunnen personen worden geregistreerd van wie gegevens in een bepaald geval of soorten van gevallen noodzakelijk zijn ter ondersteuning van een goede taakuitvoering door de BVD en personen in dienst van of in dienst geweest bij de BVD (artikel 5 Privacyreglement BVD).

De BVD registraties kennen geen reglement, maar een geschrift, waarin is vastgelegd:

Het bestaan van het geschrift is voorwaarde voor de inwerkingtreding van de registratie, tenzij dringende redenen van staatsveiligheid onmiddellijke ingebruikneming vereisen (artikel 8 derde lid Privacyreglement BVD ).

8.2.2 Feitelijke toepassing


Politieregisters

De door elke politiefunctionaris te (laten) bevragen registers zijn het Opsporingssysteem (OPS), het Herkenningsdienstsysteem en Centrale verwijzingsindex (HKS/CVI), het Nationaal Schengen informatiesysteem (NSIS), het Kentekenregister (KTR) en het computersysteem Landelijke informatiesystemen (LIST). Deze registers zijn met uitzondering van het kentekenregister politieregisters. Noot Het opsporingssysteem - het opsporingsregister - is een databank waarin signaleringen zijn opgenomen van:

Het opsporingsregister is een database met volledige gegevens, terwijl tevens een bestand van zogenaamde sleutelgegevens is opgebouwd.
Het herkenningsdienstsysteem is een regionaal systeem en heeft een informatiebestand waarin gegevens worden opgeslagen over:
De in het bestand opgenomen gegevens over personen die eerder met politie en justitie in aanraking zijn gekomen zijn:
Personen kunnen gesignaleerd staan ter aanhouding, voor vermissing, alsmede voor onopvallende controle.
Voertuigen kunnen vermeld staan als gestolen of voor onopvallende controle. Het kentekenregister is het direct te bevragen register van de Rijksdienst voor het wegverkeer te Veendam. Hierin zijn opgenomen:

Het computersysteem Landelijke informatiesystemen is geen databank, maar een systeem waarmee de bestanden OPS, CVI, NSIS en KTR afzonderlijk of allen tegelijk kunnen worden bevraagd. De Regionale criminele inlichtingendiensten onderhouden een aantal persoonsregistraties, die allen in n systeem zitten. Deze registraties zijn door het centrale gezag aangewezen in de thans vigerende CID-regeling 1995. Voor het register van de zogenaamde CID-subjecten (natuurlijke en rechtspersonen) en het register van de zogenaamde grijze-veld-subjecten (natuurlijke en rechtspersonen) zijn afzonderlijke (model-)privacyreglementen vastgesteld. In het CID-register zijn eveneens opgenomen de (rechts)personen met wie CID-subjecten contact hebben (gehad).

Omtrent personen die contact hebben met CID-subjecten die zelf niet als zodanig kunnen worden aangemerkt, mogen slechts de volgende gegevens worden opgenomen, mits deze in verband staan met de door deze personen met CID-subjecten onderhouden contacten:

en voorts:
Omtrent CID-subjecten kunnen naast de bovenstaande lijst van gegevens ook gegevens worden opgenomen met betrekking tot:
Daarnaast mogen gegevens met betrekking tot ras, medische en psychologische kenmerken, godsdienst of levensovertuiging, politieke gezindheid, seksualiteit en intiem levensgedrag worden opgenomen voor zover dit onvermijdelijk is voor de juiste beoordeling van een strafbaar feit en die gegevens het slachtoffer of de motieven van de dader betreffen. Gegevens met betrekking tot ras, medische en psychologische kenmerken mogen tevens worden opgenomen voor zover dit onvermijdelijk is met het oog op identificatie. Omtrent grijze-veld-subjecten kunnen de volgende gegevens worden opgenomen:
- verwijzingen naar andere gegevensverzamelingen;
1989: 10.010 natuurlijke personen als CID-subjecten;
1990: 18.266 natuurlijke personen als CID-subjecten;
1991: 22.102 natuurlijke personen als CID-subjecten;
1992: 38.600 natuurlijke personen als CID-subjecten; Noot
1993: 40.000 natuurlijke personen als CID-subjecten; Noot
1994: 55.090 natuurlijke personen als CID-subjecten;
1995: 60.757 natuurlijke personen als CID-subjecten. Noot
Op 29 mei 1995 waren in de CID-subjecten-index (CIDSI) van de Divisie CRI nog 56.993 natuurlijke personen opgenomen. Met dubbeltelling wegens aanmelding door meer CID-en waren dit 54.814 CID-subjecten en 10.371 grijze-veld-subjecten. Noot Uit het cijferoverzicht blijkt - en zo heeft de commissie ook zelf vastgesteld - dat niet alle RCID-en onderscheid maken naar CID-subject en grijze-veld-subject. Dit heeft te maken met het feit dat de definities uit de CID-regeling onvoldoende harde criteria voor het aanwijzen van een bepaalde persoon als CID-subjecten opleveren.

Voorts zijn naast natuurlijke personen ook rechtspersonen in de registers opgenomen. De centrale registratie bij de Divisie CRI houdt slechts bij de natuurlijke personen en rechtspersonen, subjecten en grijze-veld-subjecten. De contacten of niet-subjecten zitten niet in de centrale telling. Ter adstructie van de aantallen geregistreerde de cijfers uit het regiokorps Haaglanden op 3 april 1995: 9.875 natuurlijke personen, waarvan 6.582 CID-subjecten, 1.288 grijze-veld-subjecten, en 2.005 contacten of niet-subjecten. Van de in het register voorkomende 2.135 rechtspersonen of organisaties waren 263 subject, 597 grijze-veld-subjecten en 1.272 overige rechtspersonen (contacten).

In CIDSI stonden op 29 mei 1995 door 14 CID-en gemelde rechtspersonen, te weten 2.874 CID-subjecten en 2.249 grijze-veld-subjecten. Voor verstrekkingen maakt uiteraard de codering van de geregistreerde veel uit, terwijl het ook gevolgen heeft, althans moet hebben, voor de aard en inhoud van de op te nemen persoonsgegevens. Voor de interne zoekfunctie binnen het registratiesysteem maakt de codering niet uit. De informatie in een CID-register wordt voorafgaand aan de opslag gevalueerd. De informatie wordt voorzien van een betrouwbaarheidscodering naar bron en naar de gegevens. Deze evaluatiecodering is besproken in Bijlage 6 organisaties, hoofdstuk 3 Criminele inlichtingen diensten. Daarnaast wordt de informatie voorzien van een codering voor de bruikbaarheid. Deze afhandelingscode wordt behandeld in de paragraaf over de verstrekkingen.

Voor omvangrijke tactische recherche-onderzoek wordt veelal een tijdelijk register aangelegd. In het tijdelijk register kunnen alle gegevens over personen en voorwerpen, die in de loop van het onderzoek naar voren komen, worden opgenomen. Zodra het doel van het register is bereikt moeten de daarin opgenomen gegevens worden vernietigd, tenzij de gegevens betekenis hebben voor een strafrechtelijk vervolgonderzoek of ze worden opgenomen in een CID-register of grijze-veld-register (artikel 8, achtste lid en 12, eerste lid aanhef en onder a BPolR).

Het gebruik van informatie uit telefoontaps in andere tactische onderzoeken dan die waarvoor de tap is bevolen is mogelijk. Het gaat dan steeds om informatie over concrete strafbare feiten. De tap-journaals zijn geen tijdelijke registers in de zin van artikel 13 Wet politieregisters. Noot Voorheen was een gebruikte weg om de informatie uit de tap-journaals aan de CID te door spelen, die deze informatie als CID-informatie kon verstrekken. Deze weg wordt thans niet meer bewandeld. In het Wetsvoorstel Herziening van het gerechtelijk vooronderzoek is voorzien in de opname van gegevens uit tap-journaals in CID-registers met toestemming van de rechter-commissaris. Noot Of dit feitelijk in de weg zal staan aan het doorspelen van informatie uit tapjournaals naar een CID-register is evenwel de vraag. Zo zitten bijvoorbeeld in de observatieverslagen, die bij sommige korpsen in de CID-registers worden opgenomen, ook samenvattende verslagen van tijdens het volgen afgeluisterde gesprekken over de autotelefoon.

Bij de Wet Melding ongebruikelijke transacties (MOT) is een meldpunt ingesteld waar financile diensten transacties, welke als ongebruikelijk kunnen worden aangemerkt moeten worden gemeld. Het meldpunt houdt een register, dat wordt aangemerkt als een politieregister en waarvan de minister van Justitie beheerder is. Het register bevat de gegevens uit de melding van de transactie, waaronder:
- de identiteit van de clint;

Het Algemeen documentatieregister is een onderdeel van de justitile documentatie. Het is een register ten behoeve van de rechterlijke macht. Hierin worden alle bij de parketten ingeschreven processen-verbaal ter zake van misdrijven en enkele overtredingen opgenomen alsmede de wijze van afdoening. Voorts is bij elke politie dienst een eigen boekhouding van opgemaakte processen-verbaal. De verbaliseringsplicht van hetgeen ter opsporing wordt verricht is gegeven in artikel 152 Sv. Veel verbalen zullen in het bedrijfsprocessensysteem worden opgeslagen en daarmee voor andere, geautoriseerde functionarissen toegankelijk zijn gemaakt. De CID-matige onderzoeken, zoals observatie, zullen daarbuiten gehouden worden. In Haaglanden bijvoorbeeld, zijn de observatiejournaals opgeslagen in het CID-bedrijfsprocessensysteem Octopus.

In Amsterdam bestaan de navolgende zoekmogelijkheden, bijvoorbeeld voorafgaand aan aanhouding: 1. HKS op naam (alle afdelingen van HKS worden op naam met n opdracht doorgelopen) 2. Het algemene bedrijfsprocessensysteem (PSS 400) kan niet met n zoekopdracht op naam alle modulen worden doorlopen. Wel wordt op lokatie alle bestanden met n zoekopdracht doorzocht. Zo kan daar uitrollen dat op een bepaald adres, iemand woont met een vuurwapenmachtiging, of dat een verward iemand daar meermalen de buurt op stelten heeft gezet, of dat een schietpartij heeft plaats gevonden. Dit kan dus aanleiding geven om een bepaald register in PSS 400 op naam te controleren. 3. OPS, het nationale opsporingsregister

4. NSIS, het Schengen opsporingsregister
5. Aangemelde recherche projecten, alleen te bevragen via het hoofd Bureau Criminele Informatie 6. CID-registers, alleen te bevragen via de chef CID
7. Sinds een parketmedewerker op de politiebureaus zit voor de snelle afwerking van strafzaken, de zogenaamde HOPPER, bestaat ook de mogelijkheid om op naam in COMPAS te zoeken, alleen te bevragen via de HOPPER

8. VAS, de vreemdelingenregistratie, vooralsnog alleen te bevragen via de het hoofd Vreemdenlingendienst. Daarnaast zijn natuurlijk door de derden bijgehouden bestanden: kentekenregister (direct te bevragen door elke opsporingsambtenaar), GBA, KvK, kadaster.

Uit de opsomming van de registers en hun inhoud blijkt tevens wat voor gegevens in de bestanden worden opgenomen. De tactische gegevens, zoals aangiften en processen-verbaal van tactische recherche onderzoek, worden door middel van de zogeheten HKS-formulieren door rechercheurs of administratieve medewerkers bewerkt voor de nationaal te raadplegen bestanden. De inhoud van de processen-verbaal wordt bewaakt door de teamleider van het onderzoek en de officier van justitie. De inhoud wordt bepaald door de bruikbaarheid in de (eventuele) strafzaak.

In de CID-informatierapporten wordt alle denkbare informatie opgenomen. Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat de hand wordt gehouden aan het bepaalde in artikel 7, eerste lid Model-privacyreglement CID dat de gegevens uit het register dienen te worden verwijderd wanneer zij niet noodzakelijk zijn voor het doel van het register.

Afhandeling aangifte en tips:
1. Indien iemand gewoon een melding doet van een mogelijk strafbaar feit of toekomstig strafbaar feit, wordt daarvan in het bedrijfsprocessensysteem een proces-verbaal (aangifte) opgemaakt. De in ontvangstnemende ambtenaar (uniformdienst) speelt de info door naar de betreffende afdeling, die beslist over actie.
2. Is het een anonieme tip of wil de aangever niet dat zijn naam op papier komt, dan beslist de in ontvangstnemende ambtenaar (uniformdienst) of het wordt doorgespeeld naar de CID (door middel van een tipfomulier) of dat er niets mee gebeurd. De RCID beslist of de tip in het bestand wordt opgenomen. 3. Soms wordt in een dagrapport (in het bedrijfsprocessensysteem) een NN melding van het feit opgenomen. In welke gevallen zulks wel en niet gebeurt is niet helemaal duidelijk.

De Koninklijke marechaussee (Kmar) oefent op de burgerluchthavens de reguliere politiefunctie uit. Daartoe heeft de Kmar een CID. In het kader van haar politietaak maakt zij op gelijke wijze als de politie gebruik van politieregisters.

Persoonsregistraties vallend onde WPR

De persoonsregisters van de bijzondere opsporingsdiensten zijn tot nu toe weinig in kaart gebracht. Voor de Douane is in ieder geval het Douane informatiecentrum (DIC) van belang. Daarin worden door de douane geconstateerde onregelmatigheden bij de grens gemeld. Voor de personencontrole maakt de douane gebruik van het normale politie-informatie netwerk. In het DIC zitten ook branche gegevens, zodat aan uiterlijke kenmerken, zoals containernummering, al geconstateerd kan worden of aan een lading een luchtje hangt. Dit is geen CID-register. Hetzelfde geldt voor de registers van de Centrale inlichtingen en analyse dienst van de Economische controledienst. De Fiscale inlichtingen en opsporingsdienst (FIOD) heeft uiteraard eigen bestanden, maar werkt vooral vanuit de informatie die vanuit het gewone belastingwerk wordt aangereikt. Bij de afdeling persoonsgebonden informatie van de FIOD wordt zogenaamde contra-informatie verzameld ter renseignering van aangiften van belastingplichtingen. De afdeling groepsgebonden informatie maakt(e) doelgroepbeschrijvingen van de 150 grootste branches: bijv. cafs, bars, nachtclubs; de bouw, advokatenkantoren en prostitutie. De doelgroepbeschrijvingen zijn niet zozeer richtlijnen, als wel adviezen terzake de vraag hoe belastingtechnisch moet worden omgegaan met deze doelgroepen. Het Douane Informatie Centrum (DIC) vervult een vergelijkbare taak voor douane en douanerecherche als de FIOD voor de Belastingdienst. Het DIC is opgericht ten bate van meer gerichte douanecontroles. Het analyseert daartoe wetgeving op fraudegevoeligheid en analyseert branches en goederenstromen op afwijkende patronen. Op dit moment beperkt de analyse zich nog tot ladingsbescheiden in de maritieme sector, waarbij met name gedacht moet worden aan de Rotterdamse haven. Ter illustratie:

Op een bepaald moment wordt geconstateerd dat er een enorme stroom sigaretten ging lopen in transito via de Rotterdamse haven richting Oostbloklanden en wel in dermate grote hoeveelheden, dat gezegd kon worden dat dit geen normale handel meer was. Een 40-voetscontainer levert ongeveer 1,8 miljoen gulden op aan ontdoken accijns. Een ander voorbeeld is dat het opvalt als op een ladingspapier vermeld staat dat fruitsappen in kartons uit Zuid-Amerika komen. Normaal komen fruitsappen in 200-literdrums en in bevroren toestand. De Afdeling rechtspersonen van de Directie criminaliteitspreventie van het ministerie van Justitie heeft een geautomatiseerd gegevensbestand Vennoot in gebruik met behulp waarvan relaties tussen natuurlijke personen en rechtspersonen in beeld worden gebracht. De gegevens berusten voor een deel bij de Belastingdienst, de bedrijfsverenigingen, de CRI, de Kamers van Koophandel, de Justitile Documentatiedienst en de faillissementsregisters, voor een ander deel bij het ministerie van Justitie. Ook informatie uit publikaties wordt toegevoegd aan het systeem. De belangrijkste voedingsbron van het systeem Vennoot is de informatie die vrijkomt uit de procedure tot afgifte van een verklaring van geen bezwaar met betrekking tot de oprichting van een naamloze of besloten vennootschap of de statutenwijziging daarvan.

Er worden ongeveer 50.000 verzoeken per jaar gedaan voor verklaringen van geen bezwaar. De inhoud van het gegevensbestand bestaat uit gegevens over 540.000 naamloze en besloten vennootschappen (bv's), alsmede gegevens omtrent de oprichters en bestuurders e.d. van die rechtspersonen. Naar schatting zijn 250.000 vennootschappen actief. Dit zijn hoofdzakelijk bv's. Voorts zijn gegevens van stichtingen en buitenlandse rechtspersonen opgenomen, voor zover deze verbindingen hebben met vennootschappen. Enige tijd geleden is gestart met de registratie van gegevens over de overdracht van aandelen op naam. In 1992 is een begin gemaakt met het totstandbrengen van online-verbindingen van Vennoot met een aantal informatieleveranciers. Op het ogenblik bestaat een permanente verbinding met centrale databestanden van de Kamers van Koophandel en van de Belastingdienst. Er wordt gewerkt aan het on line vergaren van gegevens met betrekking tot antecedenten, faillissementen en sursances van betaling. Vennoot wordt ondermeer gebruikt bij de ondersteuning van pogingen om vertakkingen van de criminele organisaties in de legale economie bloot te leggen en aan te pakken. Na invoer van persoonsnamen en/of namen van bedrijven, eventueel aangevuld met andere gegevens, kunnen relatieschema's worden geproduceerd die de
verbindingen weergeven tussen de bij de zaak betrokken natuurlijke personen en rechtspersonen. De volgende gegevens zijn opgenomen in het systeem: namen van rechtspersonen, datum van oprichting of statutenwijziging, namen van oprichters/bestuurders en geboortedatum of SOFI-nummer, faillissementen en sursances van betaling, signaleringen (waarschuwingen) van derden, contacten met stichtingen en buitenlandse rechtspersonen, gegevens met betrekking tot de overdracht van aandelen op naam, relaties tussen natuurlijke personen en rechtspersonen. Waar sprake is van wederrechtelijk verkregen vermogen kan Vennoot worden ingeschakeld om uit te zoeken in welke bv's mogelijk vermogensbestanddelen zijn ondergebracht. Het systeem Vennoot valt onder de Wet persoonsregistraties (WPR). De verstrekker, i.c. de houder van Vennoot, is dus niet verplicht tot verstrekking van gegevens aan het openbaar bestuur. Gegevens die van derden afkomstig zijn, de zogenaamde waarschuwingen of signaleringen, worden niet verstrekt zonder voorafgaande toestemming van de desbetreffende informatieleverancier. Dit om te voorkomen dat bijvoorbeeld lopende strafrechtelijke onderzoeken worden verstoord. Het is vooralsnog onduidelijk wie deze derden zijn; gedacht kan worden aan allerlei tipgevers. Niet is geconstateerd dat zich onder deze tipgevers ook CID-en bevinden. In 1994 waren er ongeveer 3.000 verzoeken om gegevens uit het systeem Vennoot in verband met de opsporing. De meeste verzoeken waren afkomstig van de regionale politiekorpsen, de Belastingdienst (incl. FIOD), de CRI, de ECD, de AID, de Bureaus financile ondersteuning (BFO's) en de douane.


vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken