2.4 De structuur van de politie organisatie

2.4.1 Inleiding

Niet alleen de taken van de politie, maar ook de structuur van de politie-organisatie wordt slechts gedeeltelijk bij wet geregeld. De Politiewet geeft namelijk alleen aan dat er 25 regionale politiekorpsen en iin Korps landelijke politiediensten zijn (artikel 4 Politiewet 1993). Het regionale politiekorps bestaat uit functionele en territoriale onderdelen. De territoriale onderdelen kunnen een of meer gemeenten in de politieregio omvatten; zij kunnen ook delen van gemeenten omvatten (artikel 35 lid 1 Politiewet 1993). Uit lagere regelgeving valt over de structuur en de organisatie van de politie niet veel meer te zeggen. Het Besluit beheer regionale politiekorpsen maakt slechts melding van het bestaan van enkele functionele onderdelen. Dit betreft de CID, het AT, het OT en het BFO. Veel meer dan het bestaan en een taakaanduiding van deze onderdelen alsook het feit dat de politieministers regels kunnen geven over de organisatie, kan uit het Besluit beheer regionale politiekorpsen niet worden afgeleid. Bovendien rept het Besluit met geen woord over de aanwezigheid van tactische recherche-eenheden of andere functionele eenheden zoals de technische recherche, de herkenningsdienst (HKD) en de secties technische ondersteuning (STO's). De CID-regeling 1995 bevat een artikel over de organisatie van de CID bij de reguliere poliite. Artikel 1 CID-regeling bepaalt namelijk dat er een regionale en een landelijke CID is.

2.4.2 Interne organisatie in de regio

De aanwijzingen in wetten en regelingen voor de organisatie van de politie zijn marginaal. Bij de reorganisatie van de politie (1993) waren uitgangspunten voor de inrichting van de regiokorpsen onder meer
dat strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, de openbare- ordehandhaving en de hulpverlening in principe bij de basispolitiezorg zouden worden ondergebracht door een zo breed mogelijke invulling van de basispolitietaak. Beoogd werd meer politie in de wijk met een generale taakstelling. Die basispolitiezorg is in territoriale onderdelen van het regiokorps verankerd. De territoriale onderdelen zijn te onderscheiden in districten en basiseenheden.

Op regionaal niveau zijn echter specialistische taken georganiseerd en wordt tevens permanente opsporingscapaciteit (tactische-recherchecapaciteit) vrijgemaakt voor de bestrijding van zware, georganiseerde criminaliteit. Dit zijn de zogenaamde Regionale rechercheteams (RRT's). De tactische recherche werkt binnen een regiokorps op diverse niveaus en buiten het regiokorps in diverse samenwerkingsverbanden. De interregionale samenwerkingsverbanden zijn de Regionale bijstandsteams (RBT's), de kernteams en het landelijk rechercheteam (LRT). Noot

Op hoofdlijnen is nu een organisatiestructuur te onderscheiden waarbij op regioniveau de korpsleiding, de korpsstaf en iin of meer regionale eenheden werkzaam zijn.
De regionale eenheden hebben taken op het gebied van regionale ondersteuning (bijvoorbeeld meldkamer, centrale verwerking van bekeuringen en gerechtelijke ondersteuning) en op het terrein van de criminaliteitsbestrijding (CID, OT, STO, HKD, BFO en de aanpak van georganiseerde criminaliteit door de tactische recherche).

Schema 1:

aantallen formatieplaatsen regiokorpsen

Onderstaand schema bevat per regiokorps een overzicht van de formatieplaatsen bij de CID, de tactische recherche, het OT, de STO, het BFO en overige diensten. Indien bekend wordt aangeven wat de verdeling is over de districten en het regioniveau binnen de korpsen.

2.4.3 Relevante landelijke diensten

Korps landelijke politiediensten

Het Korps landelijke politiediensten (KLPD), ook wel het 26-ste politiekorps genoemd, is oorspronkelijk ontstaan uit elf landelijke diensten van het korps Rijkspolitie en bestaat nu uit zes divisies, te weten: de divisie Informatietechnologie (IT), de divisie Mobiliteit, de divisie Koninklijke en diplomatieke beveiliging, de divisie Logistiek, de divisie Centrale recherche informatie (CRI) en de divisie Ondersteuning. De divisie Ondersteuning van het KLPD ondersteunt de Nederlandse politie en bijzondere opsporingsdiensten. Het gaat om lucht(foto)steun, levende have, mobiele en/of landelijke communicatienetwerken of andere technische hulpmiddelen en verder het toepasbaar en beschikbaar maken en stellen van technologie. De divisie Ondersteuning bestaat uit zes diensten. In het kader van dit onderzoek is de Dienst technisch operationele ondersteuning daarvan de belangrijkste.

Divisie Centrale recherche informatie

De Centrale recherche informatiedienst (CRI) was voorheen een buitendienst van het ministerie van Justitie. Met de reorganisatie van de politie is de CRI een divisie van het KLPD geworden en daarmee een onderdeel van de reguliere politie.

De divisie CRI kent onder andere een hoofdafdeling Regionale samenwerking. Deze hoofdafdeling is onderverdeeld in vijf geografisch gedeconcentreerde steunpunten, zogenaamde Afdelingen recherche informatie (ARI). Deze steunpunten zijn gevestigd in Assen (ARI-Noord), Enschede (ARI-Oost), Eindhoven (ARI-Zuid), Rotterdam (ARI-Zuid-West) en Amsterdam (ARI-Noord-West). De ARI's zijn opgericht vanuit de behoefte de CRI voor politie en justitie beter herkenbaar en toegankelijk te maken. De ARI's vormen nu het vaste aanspreekpunt voor politie, justitie en andere opsporingsinstanties inzake aangelegenheden van de CRI. Een andere voor dit onderzoek van belang zijnde hoofdafdeling van de divisie CRI is de dienst Recherche expertise. Tot de dienst Recherche expertise behoren onder meer de afdelingen ACCI en ANCPI. Bij de Afdeling covrdinatie criminele inlichtingen (ACCI) is een aantal taken ondergebracht, waaronder: De Nationale criminele inlichtingendienst (NCID) is als organisatorische eenheid ondergebracht bij de ACCI. De NCID is bedoeld als overkoepelend orgaan over de CID-en bij de regiokorpsen. Het Landelijk informatiepunt observatie (LIPO) en Landelijk covrdinatiepunt grensoverschrijdende observatie ( LCGO) vallen organisatorisch onder de ACCI. Het zijn beide meldpunten ter covrdinatie van diverse observatiewerkzaamheden door de OT's. Het gaat bij het LIPO om meldingen van bovenregionale en internationale OT-acties, OT-acties die langer dan 24 uren duren, OT-acties bij een grootschalige inzet en OT-acties van bijzondere opsporingsdiensten. Bij het LCGO, dat opgericht is in het kader van Schengen, komen rechtshulpverzoeken met betrekking tot overname van OT-acties binnen. Het Maritiem informatiepunt (MIP) is in januari 1992 ingesteld. Dit meldpunt richt zich op de bestrijding van criminaliteit op de Noordzee en de grote binnenwaterwegen, zoals onderschepping van verdovende-middelentransporten en milieudelicten. In het MIP werken samen: de CRI, de Kustwacht, de rivierdienst van de politie Rotterdam, de politie te water, de Koninklijke marechaussee en de Douane. Noot Bij de divisie CRI is ook het politikle meldpunt Finpol (Financikle politiedesk) opgezet. Het meldpunt is opgezet bij de inwerkingtreding van de wet MOT op 1 februari 1994. Finpol verwerkt de door het MOT als verdacht aangemerkte transacties.

2.4.4 Opleidingsorganisaties politie


Het politie-onderwijs wordt door diverse instituten verzorgd, die gezamenlijk ressorteren onder het zogeheten Landelijk selectie en opleidingscentrum politie (LSOP), dat in juli 1992 werd opgericht. Het LSOP is een publiekrechtelijk orgaan, waarin veertien politie-instituten zijn gebundeld die werkzaam zijn op het gebied van voorlichting, werving en selectie, advisering en opleiding voor de politie. Het LSOP telt in totaal zo'n 950 medewerkers.

De Rechercheschool

In 1962 werd besloten tot de oprichting van een landelijk recherche-opleidingsinstituut voor zowel de gemeentepolitie als de Rijkspolitie: de zogenoemde Rechercheschool, gevestigd te Zutphen. De Rechercheschool is het enige instituut dat recherche-onderwijs geeft aan politie-ambtenaren. In 1966 kon de Rechercheschool voor het eerst een basisopleiding voor rechercheurs aanbieden. Deze opleiding duurde dertien weken. Vanaf dat moment is het cursuspakket uitgebreid met ook meer gespecialiseerde opleidingen. Het verschijnen van het beleidsplan Samenleving en Criminaliteit leidde halverwege de jaren tachtig tot een aanzienlijke taakuitbreiding van de Rechercheschool. Naar aanleiding van dit rapport zijn onder meer vier speciale vakgroepen ingesteld: de vakgroep Recht, de vakgroep Techniek, de vakgroep Taktiek, en de vakgroep Gedragswetenschappen. Deze vakgroepen leggen zich toe op het verrichten van toegepast onderzoek en het ontwikkelen van het onderwijs.

De taakuitbreiding van de Rechercheschool is als volgt omschreven. Naast het gaan verrichten van toegepast onderzoek en de verdere ontwikkeling van onderwijs voor het Nederlands recherchemanagement moest de Rechercheschool zich vooral gaan richten op onderricht in kwalitatieve, verdiepende en innovatieve recherchemethodieken, alsmede op het massaal opleiden van de zeer vele politie-ambtenaren, die vanuit de generale taakstelling dan wel een gedespecialiseerd takenpakket, in de korpsen met recherchewerkzaamheden werden belast. Noot

In reactie op de generale taakstelling van basispolitiefunctionarissen in de korpsen werd in 1992 het recherchebasisonderwijs (de +Recherche basiscursus; en de +Cursus algemene recherche;), dat door de Rechercheschool was ontwikkeld, overgeheveld naar de onderwijsorganisaties binnen de politieregio's. Dit zijn de zogenaamde Politie opleidingscentra. In de Politieopleidingscentra vindt nu ook het onderwijs plaats voor hulpofficier van justitie Noot . De totale doelgroep voor de +Recherche basiscursus; bedroeg 18.000 mensen in 25 regio's. Korpsen hebben medewerkers door de Rechercheschool laten opleiden tot docenten voor de +Recherche basiscursus;, die de cursus vervolgens in hun eigen regio konden verzorgen. Na het uitzetten van het recherchebasisonderwijs in de politieregio's is de Rechercheschool zich vervolgens gaan concentreren op (de voortzetting van) de ontwikkeling en organisatie van specialistisch onderwijs. Hierbij valt te denken aan cursussen gericht op misdaadpreventie of cursussen als recherchetechniek, criminele analyse, pseudokoop en criminele inlichtingen. De kerntaken van de Rechercheschool kunnen als volgt worden beschreven: Noot

opsporingspraktijk gebruikte methoden en technieken te bevorderen.
- Het aanbieden van cursussen en het geven van advies teneinde eenduidigheid terzake van de in de deze cursussen door korpsen en Politie opleidingscentra.
- Het ontwikkelen van pakketten voor de basisopleidingen recherche en ondersteuning van de uitvoering van Op dit moment telt de Rechercheschool zo'n 50 medewerkers: 25 docenten en 25 administratieve krachten. - Het ontwikkelen en realiseren van speciale opleidingen op recherchegebied. Verder heeft men de beschikking over ongeveer 400 gastdocenten. De Rechercheschool kent vier Opleidingssectoren en evenzoveel hoofden Opleidingssectoren. Een hoofd Opleidingssector is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van specialistische cursussen en het werven van gastdocenten. De gastdocenten verzorgen onderwijs onder verantwoordelijkheid van een hoofd Opleidingssector, vanouds vooral op het gebied van fraude, economie en jeugd en zeden. Vanaf midden '80 traden zij ook op in een groeiend aantal specialistische cursussen zoals de cursus Pseudokoop (1985), de cursus CID (1986) Noot , cursus STO ('89/'90) en de cursus Criminele Analyse en Strategische Analyse. In 1994 heeft de Rechercheschool 3.901 cursisten opgeleid. Op dit moment worden er meer dan 50 verschillende cursussen gegeven. De groep geonteresseerden voor het onderwijs aan de Rechercheschool wordt groter Noot , waarbij de diversiteit van deze groep ook toeneemt. In het jaarverslag van 1994 werden bijvoorbeeld de bijzondere opsporingsdiensten genoemd als afnemer van cursussen.

De Nederlandse Politie Academie (NPA)

De Nederlandse Politie Academie (NPA) bestaat uit vier instituten: het Politie Studie Centrum (PSC), de Nederlandse Politie Academie (NPA oude stijl), het Centraal Instituut voor Opleiding en Vorming (CIOV) en de Kaderschool (KS). De Nederlandse Politie Academie verzorgt de primaire opleiding voor leidinggevenden en diverse andere opleidingen ten behoeve van het hogere management bij de politie.

De Stichting Studiecentrum Rechtspleging (SSR)

De opleiding voor (toekomstige) officieren van justitie en rechters(-commissarissen) wordt door de Stichting Studiecentrum Rechtspleging (SSR) verzorgd. De SSR verzorgt tevens vervolgcursussen en vaardighedentrainingen.

Alhoewel het LSOP en de SSR verantwoordelijkheid dragen voor de opleidingen, oefenen de ministeries van Binnenlandse Zaken en Justitie invloed uit op de inhoud van de opleidingen. De invloed van de ministeries kan bijvoorbeeld worden afgeleid uit het feit dat de departementen in overleg met de SSR de eindtermen van de opleidingen vaststellen. Het al dan niet beschikbaar stellen van geld voor opleidingen is een tweede sturingsmogelijkheid. Een uniformering en objectivering van de opleidingseisen kan bewerkstelligd worden door het afnemen van onafhankelijke examens. Plannen op dit terrein worden uitgewerkt.

Werkgroep-Behling:

deskundigheidsbevordering

Vanuit het ministerie van Justitie heeft de Werkgroep deskundigheidsbevordering (Werkgroep-Behling) ten behoeve van het project Aanpak zware georganiseerde criminaliteit de opleidingsbehoefte geonventariseerd van alle betrokkenen bij de bestrijding van de zware, georganiseerde criminaliteit. Twee sub-werkgroepen hebben de deskundigheids-bevordering van het openbaar ministerie, de rechterlijke macht en het politiemanagement respectievelijk de uitvoerende politietaak uitgewerkt. Een en ander heeft geresulteerd in concrete voorstellen voor zestien modulen. Het grootste gedeelte van de modulen (elf van de zestien) heeft betrekking op de algemene basiskennis, vakkennis en wetenschappelijke vorming. Na het volgen van deze elf modulen dient de cursist algemene kennis te hebben ten aanzien van de georganiseerde misdaad als maatschappelijk verschijnsel. Noot De resterende modulen hebben betrekking op het management. Deze modulen hebben ten doel om de leidinggevende van (sub)eenheden in dit veld, bezit te laten nemen van kennis en vaardigheden om, qua sturing van mensen en middelen, de gestelde doelen binnen de gegeven kaders tegen zo weinig mogelijk +kosten; te bereiken. Inmiddels heeft de Rechercheschool i.c. de vakgroep Recht zo'n 80% van de modulen die naar aanleiding van de werkgroep-Behling zijn geformuleerd, ontwikkeld. De Nederlandse Politie Academie geeft sinds begin 1995 een cursus die specifiek is gericht op het leidinggeven aan de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit.

Relaties tussen Rechercheschool, NPA en SSR

De Rechercheschool had in 1976 een cursus +Hogere ambtenaren;. Eind tachtiger en begin negentiger jaren had de Rechercheschool nog een opleiding voor recherchemanagers; de cursus +Recherchechefs;. Daarvan konden ook leden van het openbaar ministerie gebruik maken. De algemeen directeur van het LSOP heeft de keuze gemaakt om alles wat met management te maken heeft bij de Nederlandse Politie Academie onder te brengen. Op de Rechercheschool is men niet direct een warm voorstander van deze verdeling, omdat op de Nederlandse Politie Academie weliswaar wordt geleerd hoe te managen, maar er geen vakinhoudelijke kennis wordt aangereikt. De Rechercheschool acht het onderwijsaanbod voor recherchemanagement onverantwoord. De samenhang tussen de Rechercheschool en de SSR laat te wensen over. De Rechercheschool had naast de eerdergenoemde recherchemanagementcursus ook een cursus +Rechter-commissaris in strafzaken;. In deze cursus waren zowel de juridische als de tactisch-praktische, operationele aspecten van het werk opgenomen. Deze cursus is later overgegaan naar de SSR en volgens de Rechercheschool inmiddels verworden tot een cursus met alleen maar juridische inhoud, waarmee de SSR deze cursus heeft ingepast in het oude denken. De Rechercheschool zou een aantal modulen uit het rapport-Behling in samenwerking met de NPA en het Politiestudiecentrum ontwikkelen. Het gaat daarbij om modulen voor het management, bijvoorbeeld hoe het management zich kan beveiligen tegen corruptie in haar organisatie. De ontwikkeling van die modulen verloopt niet soepel.

Van de zijde van de Rechercheschool wordt opgemerkt dat er bij de NPA en het Politiestudiecentrum niet is
voorzien in een +infrastructuur; om ontwikkelingen in de praktijk te volgen en te vertalen in het onderwijs. De mate waarin een opleidingsinstituut op de hoogte is van en aandacht besteedt aan opsporingsmethoden zoals ze plaatsvinden in de praktijk of tot voor kort plaatsvonden, hebben duidelijk te maken met de relatie die de Rechercheschool zelf onderhoudt met de praktijk. Recherche-onderwijs valt niet geheel los van de praktijk te ontwikkelen. De veronderstelling bij de Rechercheschool is dat andere opleidingsinstituten te weinig voeling hebben met de praktijk.

2.4.5 Adviescommissies, overleg- en covrdinatie-organen

Recherche adviescommissie (RAC)

De RAC is ingesteld bij gemeenschappelijke beschikking van de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie van 31 juli 1969. Noot
De taak van de RAC is de ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie desgevraagd dan wel op eigen initiatief te adviseren over de meest doelmatige inrichting en werking van de recherchediensten van de Nederlandse politie en de uitrusting van deze diensten met technische apparatuur en administratieve hulpmiddelen. Hierbij behoren ook de bevordering van een doelmatige tactische, administratieve en technische assistentie ten behoeve van de opsporing van strafbare feiten.

De RAC wordt voorgezeten door een procureur-generaal en bestaat verder uit leidinggevende politie-ambtenaren, ambtenaren van het departement Justitie, officieren van justitie en iin korpsbeheerder. De RAC kan, indien zij daar voor de goede vervulling van haar taak behoefte aan heeft, uit haar midden werkgroepen instellen voor de bestudering van specifieke problemen. Daarnaast kan de RAC zich zowel in haar plenaire vergaderingen als in haar werkgroepen laten bijstaan door deskundigen. De RAC heeft over tal van onderwerpen, zowel op technisch als op organisatorisch gebied, geadviseerd.

Enkele RAC-adviezen:
rapport werkgroep Afluisteren (1981), rapport werkgroep Informanten en tipgelden (1983), rapport werkgroep Pseudokoop (1984), rapportages werkgroep Misdaadanalyse (1986 en 1991), rapport werkgroep Direct Afluisteren (1991), rapport Zware Milieucriminaliteit (1992), Brief werkgroep Infiltratie (juli 1993), rapport De Leugendetector (oktober 1993), Projekt harmonisering nationale informatiehuishouding georganiseerde misdaad (oktober 1993).
De adviezen van de RAC hebben weliswaar invloed, maar zijn niet bindend. De status van de adviezen blijkt af te hangen van de reactie op hoog ambtelijk en politiek niveau. Wanneer een advies niet, of pas na lange tijd, door richtlijnen en wetgeving wordt gevolgd, krijgt het RAC-advies een eigen status. Voorstanders zullen zich op een RAC-advies beroepen, terwijl tegenstanders van een bepaald advies erop wijzen dat het advies niet bindend is.

Covrdinerend beleidsoverleg (CBO)

Het CBO is een adviesorgaan ten behoeve van het College van procureurs-generaal. Tot de instelling van het CBO is besloten in de Vergadering van de procureurs-generaal van 8 januari 1992. De taakopdracht van het CBO is vastgelegd in een notitie van 7 februari 1992. De belangrijkste taken van het

CBO zijn:
van de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit; - advisering van de Vergadering van procureurs-generaal over landelijke prioriteiten met name op het gebied de politie betreffende in relatie tot de bestrijding van zware criminaliteit zoals bijvoorbeeld infiltratie, - advisering van de Vergadering van procureurs-generaal over allerlei onderwerpen het openbaar ministerie en opsporingstechnieken, teamvorming, wetgeving, enzovoort; - onderneming van zelfstandige actie, zoals het doen van een landelijke analyse envoorbereiding van de uitvoering van het beleidsplan zware criminaliteit.
Het CBO bestaat thans uit de zes hoofdofficieren die verantwoordelijk zijn voor een kernteam, plus de landelijk hoofdofficier die aan het hoofd staat van het Landelijk bureau openbaar ministerie en die het bevoegd gezag uitoefent over het landelijk rechercheteam. Drie leden van de Raad van Hoofdcommissarissen zijn adviserend lid; het hoofd van de CRI woont de vergaderingen bij.

Raad van Hoofdcommissarissen


De Raad van Hoofdcommissarissen is een overlegvorm van de chefs van de 25 regionale politiekorpsen en de chef van het korps landelijke politiediensten. Er bestaat geen instellingsbesluit of officikle taakomschrijving van de Raad van Hoofdcommissarissen. De Raad van Hoofdcommissarissen is per 1 januari 1994 van start gegaan en daarmee in feite een voortzetting van het Covrdinerend politieberaad (CPB), dat sinds 1984 bestond. Aan het Covrdinerend Politieberaad was destijds de zogeheten Centrale politie recherche commissie (CPRC) opgehangen. De belangen die de CPRC behartigde zijn te vergelijken met de adviescommissies bij de Raad van Hoofdcommissarissen.

De Raad van Hoofdcommissarissen streeft de volgende doelstellingen na:
(onder andere positie, taak, functie en werkwijze politie);
- het ontwikkelen en uitdragen van visies met betrekking tot alle voor de politie relevante aangelegenheden

Hoofdofficierenberaad

De hoofdofficieren van justitie hebben zich verenigd in het Hoofdofficierenberaad. Er bestaat geen instellingsbesluit of officikle taakomschrijving van dit beraad. Het Hoofdofficierenberaad is vertegenwoordigd in het Covrdinerend Beleidsoverleg (CBO) en het College van procureurs-generaal.

Begeleidingscommissie CID

De Begeleidingscommissie CID werd op grond van artikel 15 CID-regeling 1986 in het leven geroepen. Deze had tot taak de politikle samenwerking op het gebied van criminele inlichtingen te gevorderen en te begeleiden alsook de reorganisatie van de politie te begeleiden.

Daarbij moest de Begeleidingscommissie uitdrukkelijk aandacht besteden aan het toetsen van de bruikbaarheid van de CID-regeling; - de ontwikkeling van een adequate automatiseringsapplicatie ten behoeve van de uitvoering van de CID-regeling; - de opleiding van CID-functionarissen; - de wenselijkheid om tot een eventuele herschikking van sterkte van Regionale criminele inlichtingendiensten (RCID) over te gaan op basis van feitelijke werkdruk;- de toekomstige indeling c.q. spreiding van observatieteams van gemeente- en rijkspolitie; - de relatie van de CID met bijzondere opsporingsdiensten, politieke inlichtingendiensten, Interpol en soortgelijke buitenlandse diensten. Noot

De Begeleidingscommissie CID is op 1 april 1993 opgeheven. Noot Na een periode van bijna twee jaar hebben de politieministers een Raad van advies voor de CID ingesteld. Noot Deze raad zal slechts adviezen aan de ministers geven. De CID-regeling 1995 voorziet niet in een met de begeleidingscommissie vergelijkbaar instituut. Wellicht neemt het op 18 en 19 mei 1995 voor het eerst bijeen gekomen Landelijk platform van CID-officieren een deel van de functie van de Begeleidingscommissie over.


vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken