5 ONDERSTEUNENDE DIENSTEN

5.1 Inleiding

5.1.1 Algemene introductie

In dit hoofdstuk staan diverse politie-onderdelen centraal die tot taak hebben de (tactische) recherche te ondersteunen. Ingegaan zal worden op de observatieteams (OT), arrestatieteams (AT), de bureaus financile ondersteuning (BFO), de secties technische ondersteuning (STO) en de politile infiltratieteams (PIT). De eerste drie - OT, AT en BFO - worden, evenals de CID waaraan in hoofdstuk 3 aparte aandacht is besteed, genoemd in het Besluit beheer regionale politiekorpsen (Stb. 1994, 228). Hoewel er in het rapport Opsporing gezocht geen vragen over de STO en het PIT zijn geformuleerd, is tijdens het onderzoek van de commissie het belang van de STO en het PIT gebleken met het oog op bijzondere opsporingsmethoden. Dat rechtvaardigt een nadere beschouwing van deze diensten.

In het Besluit beheer regionale politiekorpsen (Stb. 1994, 228) worden ook genoemd de Mobiele Eenheid (ME), het Rampenidentificatieteam (RIT) en de Bijzondere Bijstandseenheid (BBE). De ME wordt ingezet bij openbare ordeverstoring en crises. De BBE treedt op in geval van zeer ernstige misdrijven waarbij direct sprake is van levensbedreigende omstandigheden. De leden van de BBE zijn geoefend in het gebruik van een vuurwapen waarmee lange afstandsprecisievuur kan worden gegeven. Deze drie teams worden in dit hoofdstuk niet besproken, aangezien zij voor dit onderzoek minder gewicht hebben. De behandelde onderdelen kunnen worden beschouwd als afsplitsingen van de klassieke algemene recherche. De afsplitsing kwam steeds voort uit de behoefte van de recherche nieuwe technologien en vaardigheden in het opsporingsproces toe te passen. Met betrekking tot het BFO verdient dit aanvulling in zoverre dat daarbij de totstandkoming van de wetgeving de ontwikkeling heeft versneld. De wetgeving was namelijk gericht op vergroting van de mogelijkheden tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.

5.1.2 Opbouw van het hoofdstuk

In het rapport Opsporing gezocht zijn geen specifieke vragen over deze diensten gesteld. De algemene vragen over de politie, die ook reeds in hoofdstuk 4 zijn opgenomen, gelden uiteraard ook voor deze diensten. 8A. Hoe vindt feitelijk de sturing vooraf en de controle achteraf van de politie door het OM en de rechters-commissarissen over het gebruik van opsporingsmethoden plaats?

8B. Hoe zou de sturings- en controlestructuur van de politie kunnen worden verbeterd? 8D. Hoeveel politie- en justitiefunctionarissen zijn betroken bij de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit? 9E. Hoe is de informatie-uitwisseling tuseen de lokale recherche, regionale recherche en de kernteams over het gebruik van opsporingsmethoden en de verkregen criminele informatie? In dit hoofdstuk wordt eerst de organisatie van de ondersteunende diensten beschreven, dat wil zeggen hun taak, hun plaats binnen het korps met bijzondere aandacht voor hun relatie met de CID en de tactische recherche, alsmede de werving en opleiding van het personeel (5.2). Daarna wordt beschreven hoe de ondersteunende diensten betrokken raken bij een bepaald onderzoek. Aansluitend wordt bezien hoe de beslissing tot stand komt om in dat onderzoek van bijzondere opsporingsmethoden gebruik te maken en hoe de verslaglegging plaats vindt (5.3). Vervolgens komen de samenwerking en de cordinatie tussen de regionale ondersteunde diensten ter sprake, evenals de samenwerking en cordinatie vanaf nationaal niveau. In dit verband zal met betrekking tot het OT worden ingegaan op de betekenis van de zogeheten Schengen-teams en het Landelijk informatiepunt observaties (LIPO) alsmede het Landelijk contact grensoverschrijdende observaties (LCGO). Voor wat betreft de BFO's zal aandacht worden gegeven aan de bij de Divisie centrale recherche informatie (CRI) gestationeerde (en formeel niet aan de BFO's gerelateerde) financile helpdesk ( Finpol). Verder zal de STO gerelateerd worden aan de Dienst technisch operationele ondersteuning (DTOO) van het Korps landelijke politiediensten (KLPD). Tenslotte zal met betrekking tot het PIT worden ingegaan op
de Afdeling nationale cordinatie politile infiltratie (ANCPI) van de CRI. In dat verband komen ook steeds de internationale samenwerking en de samenwerking met andere onderzoekseenheden aan de orde (5.4). Het laatste deel van de bevindingen gaat over de sturing van en controle op de ondersteunende diensten. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met conclusies.


volgende         inhoudsopgave en zoeken