Volgens het rapport Structuur van de aanpak van georganiseerde misdaad (1994) hebben de ervaringen met de kernteams duidelijk geleerd dat het minder gemakkelijk is daadwerkelijk los te komen van het regionale belang. De kernteams zijn feitelijk - zowel qua organisatie als qua onderzoekskeuze - in staat zodanig te opereren dat landelijk dekking ontstaat en dat voldoende oog bestaat voor de internationale dimensie. Er bestaat variatie in de structuur en organisatie van de zes kernteams. Zij worden geacht te functioneren als identificeerbare aparte organisatie. Dat is het geval bij het kernteam Randstad Noord en Midden, het kernteam Noord-Oost-Nederland en het kernteam Zuid. Wat het kernteam Noord-Oost-Nederland betreft moet dit in zoverre worden gerelativeerd dat het team is verspreid over vier locaties. Aan genoemde kernteams nemen respectievelijk vier, negen en vijf regiokorpsen deel.
De organisatie van het kernteam Noord-Oost-Nederland - naar aantal deelnemende regiokorpsen het grootste
Het kernteam Amsterdam is (mede als gevolg van de IRT-affaire) pas sinds 1 april 1995 volledig operationeel. Noot Dit team heeft per 1 juli 1995 eigen huisvesting gekregen.
Ook de positie van de CID-ambtenaren verschilt van kernteam tot kernteam. Het is de bedoeling dat elk kernteam beschikt over een eigen CID. Formeel heeft de CID van een kernteam geen eigen CID-status; de chef RCID van n van de deelnemende regiokorpsen draagt de verantwoordelijkheid. De CID-en van de kernteams zijn doorgaans echter ondergebracht op een aparte locatie. Daardoor lijkt het soms dat de kernteams de facto over een vrijwel zelfstandige CID beschikken.
Bij het kernteam Randstad Noord en Midden is de zelfstandige positie van de CID geformaliseerd doordat de CID-capaciteit van het kernteam officieel bij de RCID Kennemerland hoort. Maar in een convenant is vastgelegd dat de verantwoordelijkheid met betrekking tot CID-operaties ligt in de lijn van het kernteam. Overigens kan worden gesproken van een niet geheel vlekkeloze relatie tussen de Kennemerlandse RCID en de CID van het kernteam.
De CID-en van het kernteam Zuid en het kernteam Noord-Oost-Nederland willen zelfstandigheid bewaren ten
opzichte van de RCID-en van respectievelijk de regiokorpsen Brabant-Zuid-Oost en IJsselland. De teamleider
van het kernteam Zuid is tevens chef van de CID van het kernteam; daar heeft de korpschef de kernteam-CID
onder vigeur van de oude regeling belast met CID-werk. Een extra reden daartoe is dat het kernteam te maken
heeft met vijf RCID-en. Dezelfde overweging geldt voor kernteam Noord-Oost-Nederland dat met negen RCID-en
te maken heeft; een gestructureerd overleg met de negen RCID-en bestaat daar nog niet.
In deze constructie blijft een probleem bestaan met de positionering van de kernteam-CID ten opzichte van de
rest van het land. De kernteam-CID is dan wat betreft inkomende informatie afhankelijk van de RCID.
De afhankelijkheid van de kernteam-CID ten opzichte van de RCID wordt minder bezwaarlijk geacht in de drie
grootstedelijke kernteams. Maar dat neemt niet weg ook de CID-en van deze kernteams wel een bijzondere
positie innemen.
Bij het kernteam Haaglanden is de RCID van het regiokorps Haaglanden eindverantwoordelijke voor de
CID-activiteiten van het kernteam, en draagt de kernteamleider medeverantwoordelijkheid. Daardoor is zeker
sprake van een afwijkende status van de kernteam-CID. Het is opmerkelijk dat de betreffende teamleider geen
informantenregister heeft en de namen van de informanten niet kent, terwijl de chef RCID zegt niet op de
hoogte te zijn wat het kernteam in het kader van een in 1992 gestart onderzoek CID-matig doet.
In het kernteam Amsterdam staat buiten kijf dat de (decentrale) CID van het kernteam bestaande uit zeven
personen onder verantwoordelijkheid werkt van de RCID; zelfstandige RCID-status wordtdaar niet nagestreefd.
De kernteam-CID werkt met de RCID-module binnen het Octopus-systeem, wat het gevolg heeft, dat de RCID
over alle informatie van het kernteam kan beschikken, die overigens door de chef van de kernteam-CID wordt
beheerd. Nadeel van deze werkwijze is dat de negen CID-en in de districten van deze gegevens kunnen
kennisnemen. Het informantendossier is opgeslagen bij de RCID, vanuit het standpunt dat de chef RCID
verantwoordelijk is voor de bronbescherming en niet de chef kernteam-CID. Overigens wordt ook in Haaglanden
het informantenregister door de RCID-chef beheerd.
De Rotterdamse Regionale recherche dienst heeft een eigen CID, die moet worden onderscheiden van de Regionale CID. De laatste heeft geen eigen runners; de eerste heeft zes runners. In het Rotterdamse model is geen plaats voor een CID voor het kernteam, hoewel vier CID-rechercheurs van het kernteam worden opgevoerd in de correspondentie met de hoofdofficier van justitie.
De financieel rechercheurs, die bijvoorbeeld door de FIOD of door een Bureau financile ondersteuning (BFO) worden uitgeleend aan het kernteam, blijken soms behoefte te hebben aan CID-informatie. Daarom heeft hun leider in het kernteam doorgaans (al dan niet beperkte) CID-status.
Aparte vermelding verdient de CID-status van sommige bij de kernteams werkende Afdelingen recherche-informatie (ARI's) van de divisie CRI. De ARI's hebben deze status onder andere nodig met het oog op de internationale informatie-uitwisseling. Gesteld wordt dat men heel terughoudend is met het verstrekken van CID-informatie aan het buitenland. Men kent daar immers doorgaans geen CID-systeem als het onze. Het kernteam Noord-Oost-Nederland, het kernteam Haaglanden, het kernteam Amsterdam, het kernteam Zuid en het kernteam Randstad Noord en Midden beschikken over eigen observatieteams. Bij het kernteam Randstad Noord en Midden bijvoorbeeld beslaat het OT 1/3 van de totale capaciteit van het kernteam.
Het verschil tussen het OT van een kernteam en dat van een regiokorps is dat het OT van een regiokorps op ad hoc basis werkt. Het OT van een kernteam kan in het kader van een langlopend onderzoek structureel langdurig observatiewerkzaamheden verrichten. In bijvoorbeeld n onderzoek werd de hoofdverdachte een jaar lang dag in dag uit geobserveerd. Het OT van het kernteam Randstad Noord en Midden is vijf of zes keer ingezet door de Rijksrecherche, die immers zelf niet over een OT beschikt. Dit gebeurde in het kader van onderzoeken naar corrumptieve contacten.
Het kernteam Rotterdam beschikt niet over een eigen OT, maar heeft zich door middel van een convenant
verzekerd van de beschikking over OT-capaciteit van het regiokorps.
Het kernteam Amsterdam heeft zelf observatiecapaciteit in die zin dat zij vijf rechercheurs van het kernteam
heeft uitgerust met een observatiecertificaat.
De kernteams zijn ondergebracht bij een van de participerende regiokorpsen. Het aantal regiokorpsen dat deelneemt aan een kernteam is van invloed op de communicatie tussen de regiokorpsen en het kernteam. Als een grote stad in het kernteam overheerst, is de invloed van dat korps navenant en verloopt de communicatie met dat korps vrij gemakkelijk.
Afgezien hiervan onderscheiden de meeste kernteams zich van de regiokorpsen voor wat betreft het karakter
van het onderzoek. Kernteamonderzoeken hebben vaak een embargo-status.
Feitelijk vindt samenwerking tussen kernteams en regiokorpsen vaak plaats via de CID van een regiokorps.
vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken