IV.7. Besluit

Hiervoor kon om redenen die in de inleiding zijn genoemd, geen compleet beeld worden geschetst van de aard en omvang van de traditionele georganiseerde criminaliteit in Nederland. Bezien naar haar aard ontbreekt een kenschets van het illegale gokwezen. En wat haar omvang betreft ontbreken zelfs voor de drughandel maatgevende cijfers. In de voorgaande paragrafen is dus hoofdzakelijk uiteengezet hoe bepaalde vormen van traditionele georganiseerde criminaliteit er op een aantal wezenlijke punten uitzien: wat voor groepen zijn betrokken bij de criminele activiteiten in kwestie, hoe organiseren zij die en welke is de bestemming van de aldus gegenereerde inkomsten. Dat in deze uiteenzetting de drugshandel een prominente plaats inneemt, is niet alleen een gevolg van het feit dat de opsporingscapaciteit van politie en justitie voor een groot deel op de bestrijding van deze handel is gericht. Deze enorme inzet van de schaarse middelen correspondeert tot op zekere hoogte met de vooraanstaande rol die de drugshandel in de georganiseerde criminaliteit in Nederland speelt.

In onderhavige analyse van deze criminaliteit is er bewust voor gekozen om haar te bestuderen via de invalshoek van de groepen die deze criminaliteit plegen. Welnu, achteraf beschouwd, kunnen over deze groepen een paar algemene dingen worden gezegd. Ten eerste valt de grote verscheidenheid van de betrokken groepen op. Maakt men op dit punt een dwarsdoorsnede van de hier onderzochte criminele activiteiten dan variren zij van groepjes personen die de uitlopers vormen van de klassieke transnationale misdaadgroepen, via losjes gestructureerde Hollandse netwerken en met straffe hand geleide allochtone families, tot kleine cliques in overigens legale bedrijven. Natuurlijk wordt de grootste variatie aangetroffen in de drugshandel, maar ook in bijvoorbeeld de vrouwenhandel en de handel in gestolen auto's is zij aanzienlijk. Dat er, ook met het oog op de vooruitgang van het wetenschappelijk onderzoek, grote behoefte is aan een gedetailleerde typologie van criminele groepen spreekt welhaast voor zichzelf. Ten tweede springt als vanzelf in het oog hoe internationaal de traditionele georganiseerde criminaliteit wordt bedreven. Dit is zeker in de drugshandel duidelijk: Nederland vormt in deze handel slechts een knooppunt van wereldwijde betrekkingen tussen alle mogelijke criminele groepen. Maar ook bij die andere vormen van deze criminaliteit valt het op hoezeer zij door binnenlandse en buitenlandse groepen op internationale - en in elk geval op Europese - schaal worden gepleegd. Dit geldt al langer voor de vrouwenhandel en de wapenhandel, maar het tekent zich tegenwoordig ook duidelijk af in de illegale autohandel en in belangrijke fraudes. Traditioneel georganiseerde criminaliteit wordt dus steeds meer internationale criminaliteit. Ten derde mag niet over het hoofd worden gezien dat niet alle groepen die hiervoor in de deelrapporten de revue zijn gepasseerd, zonder meer passen in de omschrijving die van deze groepen is gegeven in de hier gehanteerde definitie van georganiseerde criminaliteit. Een aantal onder hen - zowel binnenlandse (autochtone en allochtone) als buitenlandse -
voldoen ongetwijfeld aan deze omschrijving. Maar er zijn er ook tussen - bijvoorbeeld in de vrouwenhandel, de illegale autohandel en de fraude - waarvan de organisatie en de activiteiten nog moeten worden gesitueerd in de sfeer van de beroepscriminaliteit en in die van de organisatiecriminaliteit, of die zich klaarblijkelijk ergens halverwege het traject tussen deze laatste soort criminaliteit en georganiseerde criminaliteit bevinden. In theorie kunnen deze soorten criminaliteit relatief gemakkelijk van elkaar worden onderscheiden, in de praktijk liggen zij soms dicht tegen elkaar aan en doen zich allerlei overgangsvormen voor. Verder moet hier worden onderstreept dat de traditionele georganiseerde criminaliteit in Nederland - geografisch, naar plaats, bezien - ook heel verscheiden is. Zeker waar het gaat om de verscheidenheid aan criminele groepen, maar ook waar het gaat om de verscheidenheid aan criminele activiteiten, is het duidelijk dat Amsterdam - in vergelijking met de drie oostnederlandse steden: Arnhem, Nijmegen en Enschede - op een veel omvattender en veel indringender manier te kampen heeft met het probleem van deze georganiseerde criminaliteit dan die drie steden. Maar opmerkelijk is ook dat er tussen deze drie steden onderling eveneens belangrijke verschillen bestaan, in het bijzonder wat betreft de herkomst van de criminele groepen die actief zijn in de drugshandel. Deze bevindingen impliceren dat niet al te lichtvoetig over de georganiseerde criminaliteit in Nederland mag worden gesproken. De geografische verschillen zijn in dit verband kennelijk groot, en waarschijnlijk nog veel groter dan uit dit rapport blijkt. Maar dit laatste kan slechts worden aangetoond door op nog meer plaatsen in Nederland de stand van zaken in de breedte en in de diepte te analyseren. Dat met een dergelijke analyse niet alleen wetenschappelijke belangen worden gediend, zal duidelijk zijn. Ook voor de stelling van prioriteiten in de aanpak van de traditionele georganiseerde criminaliteit is inzicht in de geografische differentiatie van de problemen van groot belang.

Wat de werkwijzen aangaat die door criminele groepen worden gebezigd, laten vorenstaande beschrijvingen van enkele hoofdvormen van traditionele georganiseerde criminaliteit er geen misverstand over bestaan dat zij allemaal tal van maatregelen treffen om hun illegale activiteiten te verheimelijken en zodoende pogen zich te beschermen tegen het optreden van de overheid. Natuurlijk variren deze beschermingsmaatregelen voor een deel met de aard van de betrokken activiteiten, en natuurlijk treffen niet alle groepen in dezelfde mate allerlei maatregelen, maar duidelijk is dat ook in de traditionele georganiseerde criminaliteit in Nederland afscherming tegen de overheid een wezenlijk punt is. Hier kan geen misverstand over bestaan. Waarbij overigens moet worden bedacht dat in dit hoofdstuk alleen nog maar de defensieve tegenmaatregelen aan de orde zijn gesteld. In hoofdstuk VII zal nader worden ingegaan op de offensieve tegenmaatregelen die een beperkt aantal binnenlandse en buitenlandse groepen treft - maatregelen dus in de sfeer van de contra-observatie, de intimidatie, de corruptie, etcetera. En het spreekt welhaast voor zich dat zeker met het oog op de beantwoording van de vraag welke opsporingsbevoegdheden en -methoden noodzakelijk (en toelaatbaar) zijn om de georganiseerde criminaliteit effectief te bestrijden, het gehele arsenaal aan tegenmaatregelen in aanmerking moet worden genomen.

Tenslotte moet worden erkend dat er - zowel in het algemeen als in concrete gevallen - weinig zicht bestaat op de opbrengsten die worden behaald met het bedrijven van traditionele georganiseerde criminaliteit. Nog minder zicht bestaat er op de besteding van deze inkomsten. Duidelijk is dat zij voor een deel opgaan in de betaling van het dagelijks bestaan, voor een deel in de aankoop van luxe-goederen en voor een deel in de financiering van verdere illegale activiteiten. Maar waar blijft de rest? Voor wat de buitenlandse en allochtone criminele groepen betreft wordt algemeen aangenomen dat zij hun winsten nog steeds goeddeels investeren in bedrijven en onroerende goederen in hun land van herkomst. Autochtone criminele groepen doen beslist hetzelfde, maar dan vooral in Nederland. In beide gevallen moet echter onmiddellijk worden aangetekend dat een precies beeld van de aard en omvang van deze investeringen ontbreekt, omdat er pas sinds enige tijd door politie en justitie meer gericht wordt gekeken naar de daadwerkelijke besteding van de revenuen. Hoe dan ook, twee punten dienen in dit verband nog onder de aandacht te worden gebracht. Het eerste is dat duidelijk is vastgesteld dat niet alleen in Amsterdam (de Wallen) maar ook in Arnhem (het Spijkerkwartier) criminele groepen, met name actief in de drugshandel, door de aankoop van onroerend goed annex horecabedrijven een heuse economische machtspositie hebben opgebouwd. En dit niet alleen: door in deze buurten een belangrijk deel van het onroerend goed te kopen hebben zij de beschikking gekregen over een infrastructuur die niet alleen heel dienstig is voor het verder bedrijven van drugshandel maar ook voor het ontplooien van andere traditionele illegale activiteiten: de exploitatie van prostitutie door middel van vrouwenhandel, de organisatie van illegale gokspelen, de handel in illegale wapens, enzovoort. Het tweede punt is dat niet is vastgesteld dat - buiten de zoven genoemde voorbeelden in de sfeer van de horeca - criminele groepen financile middelen die zij hebben verdiend in de drugshandel, de wapenhandel, enzovoort, in Nederland op enige schaal investeren in de aankoop van bedrijven die behoren tot een van de legale economische sectoren die in dit onderzoeksproject nader zijn onderzocht (de bouwnijverheid, de textielnijverheid etcetera). In sommige deelrapporten is wel aangegeven dat er incidenteel berichten over bepaalde (ook autochtone) criminele groepen zijn ontvangen die wijzen op het tegendeel, maar, landelijk noch plaatselijk, is duidelijk aangetoond dat een dergelijke ontwikkeling aan de gang zou zijn. Natuurlijk kan
worden tegengeworpen dat deze conclusie niet of slechts onder groot voorbehoud kan worden getrokken, omdat immers zo weinig zicht bestaat op de besteding van illegaal opgebouwd vermogen. Hier staat echter tegenover dat in alle politiedossiers die op centraal niveau en op lokaal niveau zijn geraadpleegd, eigenlijk nimmer sprake is van criminele groepen die naast hun traditionele illegale activiteiten ook bedrijfsmatig actief zijn in de bedoelde legale economische sectoren. Laat staan dat criminele groepen het pad van de onderzoekers hebben gekruist die op hun eentje een machtspositie in de een of andere sector hebben weten te verwerven, hoe dan ook. Wel is er sprake van criminele groepen die enkel en alleen in bepaalde legale economische sectoren actief zijn. Dit is duidelijk aangetoond in het deelonderzoek naar belangrijke fraudes in Nederland. En slechts van n van deze groepen is bekend dat haar voorman eens een paar ton heeft genvesteerd in een hashtransport. Af en toe werken fraudeurs - die door de bank genomen een categorie misdadigers apart vormen


vorige         - dus kennelijk samen met personen die actief zijn op traditionele illegale markten. inhoudsopgave en zoeken