V.8. Besluit

In de discussie over de ontwikkeling van de georganiseerde criminaliteit is in de afgelopen jaren haar dreigende vervlechting met legale economische sectoren voortdurend aan de orde gesteld. Bij herhaling werd gewag gemaakt van het feit dat de onderwereld langzaam maar zeker de bovenwereld zou infiltreren. Italiaanse of Amerikaanse toestanden zouden ook in Nederland reeds spelen. De integriteit van de Nederlandse maatschappij zou gevaar lopen. Het lag derhalve voor de hand dat in dit onderzoek werd nagegaan of van een dergelijke evolutie sprake is.

Branches zijn voor georganiseerde criminaliteit aantrekkelijk vanwege de systematische en structurele winsten die door middel van geweld, afpersing en protectie kunnen worden behaald, met het oog op de spreiding van risico's (men is minder afhankelijk van de onzekere markt van de levering van illegale goederen en diensten), om als dekmantel te fungeren voor illegale activiteiten, om er misdaadgeld in wit te wassen, en ook vanwege de economische en politieke macht die controle over een branche met zich meebrengt. De algemene conclusie die op basis van de in dit rapport gepresenteerde studies kan worden getrokken is dat, algemeen gesproken, van vervlechting van de georganiseerde criminaliteit met legale economische sectoren in Nederland geen sprake is. Naar onze mening worden legale branches op dit moment niet door criminele groepen gecontroleerd. Wel is vastgesteld dat in branches allerlei vormen van organisatiecriminaliteit voorkomen, met grote financile schade voor de overheid, het bedrijfsleven of ten koste van het fysieke milieu. Daarnaast is er de beroeps- of groepscriminaliteit waarvan de branches slachtoffer zijn. Criminele controle over legale branches als de bouwnijverheid of over de havens zoals die in Itali, de Verenigde Staten of Japan bestaat, is in Nederland niet aan de orde.

Bij deze algemene conclusie moeten echter wel drie kanttekeningen worden geplaatst. In die branches die naar hun aard dicht aanliggen tegen de drugshandel of die op de een of andere manier van belang zijn voor de logistiek van deze handel, zijn wel aanwijzingen te vinden van criminele infiltratie. Bij het vervoer over de weg, over zee of door de lucht van drugs zijn niet alleen de transportbranche maar ook de grootste zee- en luchthavens van Nederland betrokken. Criminele groepen schakelen transportondernemingen in om drugs te smokkelen, kopen hiervoor kleine transportbedrijfjes of richten die zelf op. Voor hetzelfde doel maken zij gebruik van de toevoerhavens van Nederland. Van innesteling of van het onder controle brengen van de vervoerssector is evenwel geen sprake. En er zijn in het bestudeerde materiaal ook geen aanwijzingen gevonden die wijzen op pogingen van de georganiseerde criminaliteit om de macht over deze branche in handen te krijgen. Vooral op Schiphol krijgen allerhande criminele groepen weliswaar hulp van binnenuit, maar ook die hulp staat in het teken van de smokkel van verdovende middelen. De tweede kanttekening bij de algemene conclusie betreft de situatie in de horeca. De horeca is een van de
weinige bestudeerde branches waarbij een patroon van georganiseerde criminaliteit wordt aangetroffen dat het faciliteren van illegale handelingen te boven gaat. Er bestaan ten eerste criminele groepen die actief zijn in de sfeer van de protectie. Zulke groepen zijn aangetroffen in Utrecht, de Vechtstreek en in een aantal kleinere provincieplaatsen. In de steden Arnhem, Enschede en Nijmegen is de plaatselijke horeca er samen met de politie in geslaagd pogingen van gedwongen protectie van buitenaf in de kiem te smoren. Verder zijn er in sommige steden criminele groepen die de plaatselijke horeca beheersen of daarbinnen reeksen van bedrijven bezitten op een manier die de Amerikanen racketeering noemen. Door het opkopen van horecagelegenheden verzekeren criminele groepen zich niet alleen van een eigen territorium, dus een plek waar de controle-organen van de overheid weinig zicht meer op hebben, maar ook van een infrastructuur voor de organisatie van andere illegale activiteiten, zoals de verkoop van drugs, het witwassen van geld en de plaatsing van illegale gokkasten.

Een derde kanttekening bij onze algemene conclusie is dat zij alleen betrekking heeft op de branches die wij in deze korte tijdspanne hebben kunnen onderzoeken. Gegeven deze tijdsdruk was het onmogelijk alle branches te bestuderen en op hun eventuele banden met de georganiseerde criminaliteit te bekijken. De keuze van de branches die wel zijn onderzocht, is ingegeven door de ervaringen die men op dit gebied in het buitenland heeft opgedaan en door signalen die hier te lande zijn afgegeven in de pers en de wetenschap, en door de overheid (politie en justitie). Dit zijn branches die dicht aanliggen tegen de levering van illegale goederen en diensten, de traditionele georganiseerde criminaliteit (transport, havens, autobranche, de horeca en gokautomaten), en branches waarvan elders in de wereld voorbeelden van controle door de georganiseerde criminaliteit zijn te vinden, zoals de bouwnijverheid en de afvalverwerkingsbranche. Ten overvloede is dan ook nog gekeken naar de verzekeringsbranche, de wildlife-branche en de smokkel van nucleair materiaal. Natuurlijk is het altijd mogelijk dat door deze selectie bedenkelijke ontwikkelingen in bepaalde andere branches over het hoofd zijn gezien. Maar gelet op de manier waarop de genoemde branches zijn geselecteerd, mag de kans hierop niet groot worden geacht. Het verdient echter aanbeveling om deze veronderstelling te toetsen via onderzoek, bijvoorbeeld in de rookwarenindustrie en de vleesen zuivelsector. Komen we, tot slot, terug op de vraag in de titel van dit hoofdstuk: is georganiseerde criminaliteit in legale economische sectoren een feit of een fictie? In bepaalde sectoren is dit een feit, maar niet in de zin dat zij geheel of ten dele, landelijk of plaatselijk, worden gecontroleerd door criminele groepen. Alleen in de sector van de horeca komt in sommige steden een situatie voor die gaat in de richting van racketeering.


vorige         inhoudsopgave en zoeken