VII. CONTRA DE NEDERLANDSE OVERHEID

Met name in hoofdstuk IV, waarin de actuele verschijningsvormen van traditionele georganiseerde criminaliteit zijn besproken, is bij herhaling gewezen op de talrijke manieren waarop criminele groepen hun illegale optreden niet alleen proberen te beveiligen tegen concurrerende groepen, tegen rippers enzovoort, maar ook proberen af te schermen tegen de overheid. De maatregelen die hiertoe worden getroffen variren van de voortdurende wisseling van auto's om mogelijke politile observatie te bemoeilijken tot de intimidatie van medestanders om tegen te gaan dat zij informanten van de politie zouden worden. Al zulke modi operandi kunnen algemeen als defensieve voorzorgsmaatregelen worden gekenschetst. Het zijn maatregelen die moeten bewerkstelligen dat de betrokken illegale activiteiten zoveel mogelijk geheim blijven voor de overheid. Typisch voor veel georganiseerde criminaliteit is nu echter dat de activiteiten in kwestie welhaast per definitie niet geheim kunnen blijven, omdat de goederen en diensten waarom het gaat, op enig moment op de markt moeten worden gebracht - het weze drugs, het weze vrouwen, het weze wapens. In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, is ook georganiseerde criminaliteit in bepaalde opzichten dus zeer zichtbare criminaliteit. En om de grote risico's die haar zichtbaarheid oplevert, te neutraliseren zijn groepen die deze criminaliteit bedrijven, steeds enigermate genoodzaakt om hun beveiliging op te voeren door in aanvulling op defensieve tegenmaatregelen ook offensieve tegenmaatregelen te treffen, zeker op momenten waarop de kans toeneemt dat de overheid effectief tegen hen in het geweer komt. Dan gaat het niet meer om maatregelen die worden getroffen om het eigen optreden voor de overheid te verheimelijken, maar om maatregelen die worden getroffen om het optreden van de overheid te bestrijden. Mede hierom is in de definitie van georganiseerde criminaliteit die in dit onderzoek is gehanteerd, ook zo'n belangrijke plaats toegekend aan deze maatregelen, die verder als contrastrategien worden aangeduid (zie hoofdstuk II).

De contrastrategien waaraan in dit onderzoek veel aandacht is geschonken, zijn de drie volgende. Ten eerste contra-observatie: het verzamelen van informatie over het doen en laten van de politie, justitie of andere overheidsorganen met de bedoeling daar het eigen optreden beter op af te kunnen stemmen. Ten tweede intimidatie, dreiging met geweld of toepassen van geweld, om de overheid van optreden te doen afzien. En ten derde corruptie, het aannemen of opeisen van giften of beloften door ambtenaren om daadwerkelijk optreden van de overheid tegen te gaan of zulk optreden ondoeltreffend te maken. Twee andere contrastrategien waarvan criminele groepen zich bedienen zijn enerzijds de inschakeling van de media, om bijvoorbeeld de overheid in diskrediet te brengen dan wel een gunstig imago van zichzelf te creeren, en anderzijds het gebruik van invloedrijke derden (anders dan advocaten en notarissen) om tegenwicht te bieden tegen (mogelijk of dreigend) overheidsoptreden. Natuurlijk bestaan er nog andere contrastrategien, bijvoorbeeld de desinformatie van politie en justitie door middel van dubbelinformanten, maar strategien als deze zijn in ons onderzoek niet aan het licht gekomen.

Alvorens uiteen te zetten wat het onderzoek omtrent de toepassing van deze strategien op landelijk n op plaatselijk niveau heeft opgeleverd, is het goed om op te merken dat deze strategien in de praktijk niet altijd volledig uit elkaar kunnen worden gehouden. Zo kan van het vermoeden dat bepaalde collega's gecorrumpeerd zijn door criminele groepen die bereid zijn geweld tegen personen uit te oefenen, een intimiderend effect op leden van bijzondere recherche-eenheden hebben. En wanneer contra-observatie de vorm aanneemt van het runnen van informanten in de politie - of het nu politieambtenaren zijn of administratieve en technische medewerkers - dan valt zij gemakkelijk samen met corruptie. Want wat zijn corrupte politiemensen vaak anders dan mensen die tegen betaling of in ruil voor een bepaald goed of een bepaalde dienst lekken, dat wil zeggen informatie verschaffen over het object van onderzoeken, de middelen die worden ingezet, de mensen die het uitvoeren, enzovoort. Ook valt er trouwens niet altijd empirisch een scherp onderscheid te maken tussen defensieve en offensieve tegenmaatregelen. Afhankelijk van de vraag of de overheid tegen een bepaalde criminele groep in actie is gekomen of niet, kan de intimidatie die kernleden van deze groep op medestanders uitoefenen om niet van kamp te wisselen, een meer offensief of een meer defensief karakter hebben.

Tenslotte moet worden opgemerkt dat de volgende uiteenzetting beperkt blijft tot de toepassing van contrastrategien ten aanzien van de Nederlandse overheid. De bevindingen omtrent corruptie bij overheden in het buitenland of in de sfeer van hun vertegenwoordigers hier te lande blijven buiten beschouwing.


volgende         inhoudsopgave en zoeken