2.2. De schone schijn van de negentiende eeuw


Op grond van de literatuur over de ontwikkeling van de criminaliteit in de negentiende eeuw zou men kunnen denken dat het na de ondergang van de grote roversbendes rond 1800 afgelopen was met zulke vormen van georganiseerde criminaliteit. Immers, voor wat betreft de negentiende eeuw is er nog nooit een serieuze studie gemaakt van onderwerelden in de grote steden, noch van bendes die al dan niet vanuit de steden op het platteland opereerden. Maar de schone schijn die de bestaande literatuur op dit punt opwekt, moet ook in dit geval bedrieglijk zijn. Indirect kan dit worden opgemaakt uit het feit dat in de loop van de negentiende eeuw eveneens in Nederland de strafrechtspleging steeds verder werd uitgebouwd om bepaalde misdaadproblemen beter te kunnen beheersen. Natuurlijk heeft haar toenmalige versterking ook haar wortels in de politieke en economische veranderingen welke in die tijd plaatsgrepen, maar zij stoelde vooral op de gedachte - en voor veel tijdgenoten op het feit - dat zeker in de steden de misdaad een steeds groter gevaar voor de gevestigde orde begon te vormen (Fijnaut, 1985). Direct blijkt de realiteit van de voortzetting van zoiets als stedelijke onderwerelden uit de schaarse studies die de laatste jaren zijn gemaakt over de problematiek van orde en veiligheid in de negentiende eeuw (Manneke, 1993).


vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken