Gerben Bruinsma (Universiteit Twente)Frank Bovenkerk (Rijksuniversiteit Utrecht)

INLEIDING

Bij georganiseerde misdaad, ook volgens de definitie die ten grondslag ligt aan deze gehele serie rapporten ten behoeve van de Parlementaire Enqutecommissie Opsporingsmethoden, gaat het in de eerste plaats om de produktie en handel van illegale goederen en diensten, en uit dien hoofde heeft deze vorm van criminaliteit niets te maken met het gevestigde bonafide bedrijfsleven. Veruit de meeste misdaad die in deze serie wordt beschreven heeft betrekking op de import en handel van soft en hard drugs en met de handel in wapens en vrouwen.

Systematische misdaad die haar basis heeft in de sfeer van de illegaliteit, kan zich echter ook manifesteren in de legale takken van handel en nijverheid. Dat kan op uiteenlopende wijzen gebeuren. Met Martens (1986) onderscheiden we twee hoofdvormen van mogelijke betrekkingen tussen de georganiseerde misdaad en het bedrijfsleven. Deze relatie kan parasitair van aard zijn wanneer de eerste uitsluitend profiteert en de betrokken bedrijven tot slachtoffer maakt. Zij kan echter symbiotisch zijn en dan profiteren beide partijen ervan door samen te werken. Dit alles moet worden afgezet tegen typen van criminaliteit waarbij het bedrijfsleven betrokken kan zijn: witte-boordencriminaliteit in de zin dat individuele (hooggeplaatste) figuren in het bedrijf zich ten eigen bate verrijken, en corporate crime of organisatiecriminaliteit wanneer leden van een gerespecteerde en bonafide organisatie misdrijven, individueel of groepsgewijs, plegen binnen het kader van de uitoefening van organisatorische taken (Van de Bunt, 1992, p. 6). In beide gevallen wordt de georganiseerde misdaad daar als aparte instantie buiten gehouden en deze vormen van misdaad vallen om die reden buiten ons onderwerp.

De eenvoudigste vorm van parasitisme is afpersing door criminele groepen van het bedrijfsleven door middel van dreiging met geweld of door ontregeling van het produktieproces. Afpersing kan incidenteel voorkomen (bijvoorbeeld bij produktafpersing), maar het gaat hier om een systematische criminele activiteit over een langere periode. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn wanneer misdadige organisaties op vaste basis straatbelasting verlangen van ondernemers die opereren binnen het territorium dat zij als het hunne beschouwen. Nieuwgevestigde horeca-ondernemers worden in verschillende Nederlandse steden wel bezocht door organisaties die dwingend aanbieden om in dit gebied de bescherming van de openbare orde voor hun rekening te nemen. Dit geschiedt tegen regelmatige betaling en met het doel moedwillige vernieling te voorkomen. Andere vormen van systematische afpersing zijn fraude ten koste van de onderneming of systematische oplichting van verzekeringsmaatschappijen. Ingewikkelder zijn vormen van afpersing die in de Verenigde Staten racketeering worden genoemd. Doorgaans heeft de criminele organisatie een vitale schakel in handen gekregen in de sfeer van toeleverende bedrijven en eist zij een exuberante vergoeding voor verdere levering. Berucht zijn cementfabrieken zonder welke het bouwbedrijf niet verder kan werken of manipulatie van plaatselijke vakbonden zonder welke de werknemers niet op komen dagen. Door middel van racketeering brengt de georganiseerde misdaad niet n of enkele bedrijven onder haar controle, maar een gehele branche. Op deze wijze wordt de georganiseerde misdaad een factor van politieke en economische betekenis. We onderscheiden daarom verschillende gradaties van parasitaire verwevenheid: afpersing als incident, als systematische activiteit, en als strategisch middel om een hele bedrijfstak onder controle te brengen. Indien het bedrijfsleven en de onderwereld samenspannen in de vorm van een incidentele of duurzame symbiose, kan het initiatief uitgaan van een van beide partijen. Het initiatief gaat uit van het bedrijfsleven wanneer een directeur of directie uit de bedrijfsproblemen tracht te raken door de hulp in te roepen van de plaatselijke mob. Als hun legale kredietmogelijkheden uitgeput zijn, kunnen ze in deze sfeer tegen woekerrente kapitaal krijgen (loan sharking); als zij een concurrent uit willen schakelen kunnen zij zich tot een organisatie wenden die bereid is bedrijfsspionage te plegen of intimiderend op te treden; als ze de winst weer op peil willen brengen kunnen zij zich wenden tot smokkelorganisaties en hun infrastructuur ter beschikking stellen. Het initiatief komt van de andere kant als de georganiseerde misdaad automobielbedrijven vraagt wagens te verhuren op grond van voor haar gunstige lease-contracten; als zij horeca-gelegenheden uitzoekt als plaats van samenkomst of als plek om drugs te verkopen; als zij van bedrijven vraagt opslagruimtes ter beschikking te stellen om gesloten of gesmokkelde waar te verbergen; als zij uitzoekt welke transportbedrijven zodanig in financile moeilijkheden verkeren dat zij zijn over te halen te helpen bij de smokkel van wapens, drugs of mensen. Bedrijven in moeilijkheden kunnen zich geconfronteerd zien met aanbiedingen die je niet kunt weigeren, maar ook ondernemers die moreel zwak in hun schoenen staan en die hun wel renderende bedrijf
om reden van extra winst, macht of prestige willen zien groeien, kunnen voor de verleiding bezwijken. Een symbiotische relatie kan ontaarden in de volledige controle van een bedrijfstak door de georganiseerde misdaad en kan een machtsfactor van betekenis worden. Hier zijn dezelfde drie gradaties van verwevenheid te onderscheiden: eenmalige samenwerking, langdurige symbiose, en het controleren van een hele bedrijfstak. Parasitaire en symbiotische relaties kunnen in elkaar overgaan. Een misdaadorganisatie die zich ten koste van een aantal bedrijven of een hele bedrijfstak heeft verrijkt, kan besluiten met die bedrijven mee te doen en later zelfs geheel legaal te gaan werken. Dat laatste is in de Verenigde Staten vele malen aangetoond (zie hieronder), maar in Nederland nog niet. Het omgekeerde treft men wel veelvuldig aan: de ondernemer gaat met de onderwereld in zee, maar merkt na enige tijd dat hij (via chantage of intimidatie) moet gaan dansen naar de pijpen van de misdadige baas. Een ondernemer vertelde ons het volgende verhaal:Een handelaar in mijn vaderland waar ik vanuit Nederland regelmatig zaken mee deed, hield op een gegeven moment op met betalen. De tijden waren slecht en heel wat ondernemers dreigden daar failliet te gaan. Zijn schuld was zo hoog opgelopen dat ik zelf dreigde onderuit te gaan en daarom was ik gedwongen om maatregelen te treffen. Had de kwestie zich in Nederland afgespeeld dan zou ik hem een proces aandoen, maar in mijn vaderland heeft dat geen enkele zin. Het kan jaren duren voordat de zaak voorkomt en met de grote inflatie die daar heerst, zou ik toch niets hebben overgehouden. Zoals veel ondernemers dat doen in mijn positie, ben ik toen naar hen toegegaan en ik heb ze gevraagd of zij konden zorgen dat ik mijn geld kreeg. Dat lukte ze, ik kreeg het meeste terug, maar vanaf dat moment was ik geen eigen baas meer, want zij wilden van toen af bepalen met wie ik zaken zou doen en welke transportfirma's voor mij zouden werken.De affaire is deze ondernemer slecht bekomen omdat hij op beschuldiging van smokkel terecht is gekomen in de Nederlandse gevangenis. De symbiotische relatie gaat gemakkelijk over in een parasitaire wanneer de belangen van beide partijen op korte termijn overeenstemmen, maar niet op lange termijn. Een legale ondernemer tracht zijn bedrijf in stand te houden, winst te maken en zijn personeel in dienst te houden. Het doel van de criminele organisatie is zo veel mogelijk geld te verdienen en wordt niet gehinderd door overwegingen van continuteit en moraliteit. Deze overweging speelt op het niveau van de gehele bedrijfstak. Samenwerking met de georganiseerde misdaad kan een aantal bedrijven van de ondergang behoeden of bedrijven aan superwinsten helpen: dit veroorzaakt altijd oneerlijke concurrentie en verstoring van het marktmechanisme en dat maakt de concurrentiepositie van de branche als geheel, zowel ten opzichte van andere soortgelijke branches als ten opzichte van dezelfde branche in het buitenland, op de lange termijn zwakker. Wij gaan uit van het principile verschil tussen bona fide ondernemers en misdaadondernemers. De bona fide ondernemers beogen winstbejag volgens de regels die in de betreffende economische sector gelden. De misdaadondernemers richten bedrijven op om winst te maken door de regels te overtreden. De scheidslijn tussen beide typen is in de praktijk niet altijd makkelijk aan te geven. Enkele Amerikaanse onderzoekers relativeren het onderscheid dan ook (Smith, 1991). Niettemin kan men in theorie volhouden dat sprake is van een continum. Aan het ene uiterste staat de strikt legaal werkende ondernemer; daarna volgt de ondernemer die in beginsel legaal werkt maar die zich voor een deel van zijn activiteiten verlaat op de georganiseerde misdaad; dan volgt de ondernemer die zijn firma heeft opgezet met de bedoeling illegaal te werken, maar die een legale faade voert; en tenslotte zijn er ondernemers die geheel illegaal opereren. Alvorens in te gaan op de vraag of het Nederlandse bedrijfsleven bij de georganiseerde misdaad betrokken is, moeten we de vraag stellen welke belangen de georganiseerde misdaad hierbij kan hebben. We onderscheiden er vier. (1) De faciliterende functie. Legale bedrijven kunnen in technische zin worden gebruikt in faciliterende zin. De transportondernemer biedt internationale vervoersmogelijkheden, het automobielbedrijf heeft mogelijkheden om gestolen auto's om te katten, enzovoort. (2) De legitimerende functie. Legale bedrijven bieden een faade voor illegale activiteiten. Het bedrijfsterrein, de bedrijfsgebouwen en de gehele bedrijvigheid bieden de mogelijkheid onopgemerkt te opereren. De administratie biedt de mogelijkheid transacties te legitimeren. (3) De witwasfunctie. Legale bedrijfsactiviteiten, de geldstromen die daardoor worden gegenereerd en het papierwerk dat dit oplevert, biedt de mogelijkheid een legale bron aan te wenden voor illegaal verkregen vermogen. (4) De spenderende functie. Legale bedrijven bieden de mogelijkheid om de revenuen van criminele activiteiten te spenderen. Dit geldt voor de uitbundige levensstijl die sommigen zich permitteren (bepaalde seksbedrijven, casino's, garages, juweliers en dergelijke profiteren daarvan en ook het investeren bij firma's die doen in onroerend (het aannemingsbedrijf, enzovoort). De gedachte dat het bedrijfsleven in Nederland genfiltreerd zou kunnen zijn door de georganiseerde misdaad of daarmee op een andere manier banden zou onderhouden, is nieuw. In de Verenigde Staten zijn zulke relaties feitelijk lang geleden vastgesteld. Zeer veel thans gerenommeerde bedrijven en ook aanzienlijke captains of industry zijn de erfgenamen van leiders in de georganiseerde misdaad. Abadinsky (1990) wijdt in zijn tekst over de georganiseerde misdaad een heel hoofdstuk aan de Amerikaanse Robber Barons die hij ziet als de voorloper van de moderne georganiseerde misdaad in dat land. De groei van het moderne industrile kapitalisme vanaf het einde van de negentiende eeuw, bood de georganiseerde misdaad de
mogelijkheid geld te verdienen aan informele marktregulering. Hetzelfde argument wordt ook wel gebruikt om de onstuimige ontwikkeling van de Russische mafia te verklaren. Illustere grootindustrilen klommen omhoog met behulp van de mob die met geweld tegen concurrenten hun monopolieposities effectueerden, die met intimidatie van de werknemers arbeidsrust forceerden en die grote delen van de vakbeweging beheersten. De geschiedenis van het Nederlandse bedrijfsleven lijkt daar niet op. De industrie ontwikkelde zich langzamer en de vakbeweging is niet door de georganiseerde misdaad genfiltreerd. Naar verhouding hebben de ondernemers zich correct gedragen. Veel grondleggers van het Nederlandse bedrijfsleven hadden wel iets op hun kerfstok als het ging om de arbeidsvoorwaarden (Regout, Scholten) of de manier waarop zij vreemde markten penetreerden (Philips, Shell), maar zij wendden zich nimmer tot de onderwereld om hun belangen te verdedigen. De bedrijfsgeschiedenissen die Wennekes (1989, 1993) over de grote ondernemingen in Nederland schreef, hebben zoiets niet aangetoond. Het Nederlandse bedrijfsleven heeft geen criminele traditie.

Dit zou echter wel eens kunnen zijn veranderd. Op grond van een globaal inzicht dat we kunnen ontlenen aan de gelegenheidstheorie in de criminologie, kunnen we ten minste zeggen dat het bedrijfsleven van nu heel wat gecompliceerder en veel minder doorzichtig is dan zeg 20 jaar geleden. Dit biedt mogelijkheden. Verder is het Nederlandse bedrijfsleven steeds meer gentegreerd in de wereldeconomie en er worden zaken gedaan met landen die een uitgekristalliseerde georganiseerde misdaad kennen. Voorts heeft de overheid veel regels ontworpen, en wordt de economie gereguleerd door internationale regelgeving. Dit levert meer mogelijkheden op die regels te overtreden en het biedt criminele organisaties meer mogelijkheden aan welbewuste overtreding van die regels te verdienen. Voorts worden bedrijven gezocht voor het witwassen en investeren van de grote sommen geld die door de handel in illegale goederen en diensten worden gegenereerd. Deze lijst is alles behalve uitputtend, maar de kans dat het bedrijfsleven betrokken raakt is toegenomen. In welke branches en sectoren kunnen we de druk of de verlokking van de georganiseerde misdaad het eerst verwachten? Onze keuze is in de eerste plaats praktisch bepaald door alarmerende berichten in de pers of in de wetenschap. Van deze lijst hebben we enkele bedrijfstakken verwijderd omdat hun betrokkenheid in andere onderzoeksrapporten aan de orde komt. We hebben bedrijfstakken op het oog die weliswaar legaal zijn, maar die in moreel opzicht binnen het bedrijfsleven een aparte positie innemen, zoals prostitutie, pornografie en gokken. Deze activiteiten zijn in tegenstelling tot de Verenigde Staten en veel andere landen in Nederland in beginsel niet verboden. Niettegenstaande pogingen van brancheverenigingen om de slechte reputatie van zich af te schudden, komen we in hun midden ook leden van criminele organisaties tegen. In dit rapport gaat het echter om de vraag in hoeverre bonafide sectoren in de economie nu te maken hebben met de georganiseerde misdaad. Wij voeren de volgende argumenten aan voor onze selectie van de te onderzoeken branches. We kunnen aansluiten bij het rapport dat is vervaardigd voor de President's Commission on Organized Crime aan het einde van de jaren tachtig (Edelhertz en Overcast z.j., 72). Aan een panel van professionele deskundigen vroegen de auteurs in welke branches zij infiltratie verwachtten. De grootste bleken te zijn: voeding en drank (horeca), de bouwnijverheid, de legale gokindustrie (Las Vegas, paardenrennen), de afvalindustrie, clubs en hotels (prostitutie), de autobranche en de kledingconfectie. Grotendeels zijn dit ook de branches die wij in Nederland hebben onderzocht, met uitzondering van de clubs en de hotels. Wij onderbouwen onze selectie van de branches met de volgende vijf (speculatieve) veronderstellingen: a. Het gaat in de meeste gevallen om branches waarmee leden van criminele organisaties technisch en financieel vertrouwd zijn. De bouwnijverheid, de automobielbranche, de horeca en het transportwezen liggen binnen het gezichtsveld en de betrokken misdadigers beschikken vaak over persoonlijke netwerken die binnen deze bedrijven doordringen. Ze kennen de technische faciliteiten die de bedrijven kunnen bieden en de mogelijkheden om geld wit te wassen. Kennis over deze sectoren behoort tot het sociaal en cultureel kapitaal van de sociale klasse waar een groot deel van de georganiseerde misdaad uit voorkomt. b. Het gaat om sectoren die een lage drempel van toetreding kennen. Er zijn weinig diploma's vereist om als zelfstandig ondernemer te beginnen en het is niet moeilijk om iemand met de benodigde papieren als zaakwaarnemer of katvanger op die plaats neer te zetten. Voorts is het niet moeilijk om financiering te vinden voor de start van zulke bedrijven.

c. Het zijn meestal branches die naast enkele grotere bedrijven een heleboel kleine ondernemingen kennen en die zijn steeds verwikkeld in harde onderlinge concurrentie. De continuteit is lang niet altijd verzekerd omdat zij deel uitmaken van ketens van economische activiteiten die zij niet kunnen beheersen. Meestal betreft het kleine bedrijven die kunnen rekenen op de loyaliteit van hun personeel. Voorts zijn het bedrijfstakken waar veel cash geld omgaat. Dit biedt mogelijkheden activiteiten en inkomsten niet in de administratie op te nemen. d. Het gaat soms om economische sectoren waar (nog) weinig is geregeld, waar de regels gecompliceerd zijn, tegenstrijdig of in de praktijk onwerkbaar. Slechte regelgeving is vaak een symptoom van niet-opgeloste economische, sociale en technische problemen. Dit geldt in hoge mate voor de relatief jonge afvalverwerkingsbranche waar de technische normen vaak te scherp zijn geformuleerd. Ook geldt het voor de horeca-sector in binnensteden waar het probleem van de openbare orde niet onder controle is. Het geldt voor
economische sectoren die zonder het inschakelen van goedkope illegale arbeid niet kunnen voortbestaan. Bovenkerk (1992) heeft beredeneerd dat de georganiseerde misdaad vaak op korte termijn problemen wel oplost maar tegelijkertijd een oplossing op langere termijn in de weg staat omdat zij belang heeft bij het voortbestaan van het probleem. Sectoren die kampen met slechte regelgeving kunnen de neiging vertonen zich van de buitenwereld af te sluiten om de controle moeilijk te maken. In de woorden van Sally Falk Moore (1978) vormen zij een semi-autonoom sociaal veld en deze autrice illustreert dit met het empirische voorbeeld van de Newyorkse textielbranche die lange tijd door de georganiseerde misdaad is beheerst. e. Tenslotte is er een factor waar waarschijnlijk alleen criminologen op komen. Sommige branches zijn veelvuldig slachtoffer van vormen van kleine en grote criminaliteit. Dit kan normovertredend gedrag in de hand werken indien men de overtuiging heeft dat de overheid niet ten gunste van het slachtoffer optreedt (of kan optreden). Een simpel voorbeeld: nadat twee maal of drie maal iemands fiets is gestolen en de politie niet meer doet dan de aangifte opnemen, kan de gedupeerde er gemakkelijk toe overgaan zelf ook een fiets te stelen. De caf-baas die tevergeefs de politie belt als er stennis is in zijn zaak of zelfs zijn vergunning dreigt te verliezen als hieruit blijkt dat hij de orde in zijn bedrijf niet kan handhaven, komt licht in de verleiding potige types aan te trekken of in zee te gaan met een portiers-service.

Welke takken van economische bedrijvigheid zijn door ons onderzocht? We beginnen met een blokje over transport. Dit zal geen verbazing wekken gezien de centrale rol in de handel in (te vervoeren) drugs in de georganiseerde misdaad. Eerst komt de rol van het (internationale) goederenvervoer over de weg aan de orde. Vervolgens komen de zeehaven van Rotterdam en de luchthaven Schiphol aan de beurt. Daarna volgt een reeks branches die op grond van genoemde overwegingen zijn uitgekozen: de autobranche, de horeca en de sector van gokautomaten, de bouwnijverheid, de afvalverwerkingsbranche, de verzekeringsbranche en de wildlifebranche. Aan deze lijst voegen wij nog een mogelijke vorm van georganiseerde misdaad toe die op zichzelf eigenlijk geen branche vormt, maar waarover in de afgelopen jaren wel alarm is geslagen: de illegale handel in nucleair materiaal.

Ofschoon de beschikbaarheid van het materiaal uiteenliep, hebben we wel geprobeerd in grote lijnen dezelfde indeling na te streven. Eerst hebben we onderzocht welke de kenmerken zijn van de betreffende sectoren van handel en nijverheid en hoe de bedrijfsresultaten zich ontwikkelen. Dit stelt ons in staat om al of niet naar analogie van buitenlandse, Amerikaanse, voorbeelden - aan te geven waar mogelijk zwakke plekken zitten die zich lenen voor exploitatie door misdaadorganisaties. Bovendien besteden wij aandacht aan diverse vormen van organisatiecriminaliteit binnen zo'n branche. Niet zelden worden verschijnselen als organisatiecriminaliteit en georganiseerde misdaad met elkaar verward en onder n noemer geplaatst. Daarna gaan we - binnen de grenzen die ons materiaal toestaat - na in hoeverre er werkelijk sprake is van parasitaire of symbiotische relaties met de georganiseerde misdaad en zo ja: in welke mate dit het geval is. De brancheorganisaties zelf en al het materiaal dat zij over deze onderwerpen hebben verzameld (speciaal onderzoek, bijdragen in vaktijdschriften, statistische gegevens over de branche enzovoort) vormen in dit rapport naast de politiebronnen de belangrijkste bronnen van informatie. Per sector geven wij aan welke gesprekspartners zijn genterviewd. In sommige branches is naar verhouding over dit onderwerp veel bekend, in andere helemaal niet of onze gesprekspartners deden daarvan in ieder geval geen mededeling. In een enkel geval is het mogelijk geweest om ook met insiders uit de georganiseerde misdaad van gedachten te wisselen. Het materiaal dat ons door de politie ter hand is gesteld, dient ter completering van het beeld Noot .

Aan het einde van onze rondgang door de verschillende branches, proberen we kort aan te geven wat deze onderzoeken naar georganiseerde misdaad opleveren aan kennis over de aard en de omvang van de georganiseerde misdaad in Nederland.


volgende         inhoudsopgave en zoeken