2.3. Drugs en alcohol

Het gebruik van drugs en alcohol neemt onder bepaalde groepen in de samenleving toe. Exacte cijfers over het Nederlands drugsgebruik bestaan niet; alle genoemde percentages zijn dan ook schattingen.

Coffeeshops

Er zijn in Nederland tussen de 1200 en 1500 coffeeshops waarin softdrugs worden verkocht. Een andere schatting levert iets hogere aantallen op, tussen de 1500 en 1700 (Steinmetz, 1995). De gemiddelde soft-drugsomzet van een coffeeshop ligt rond de 200.000 gulden per jaar (Steinmetz c.s., 1995). De FIOD becijfert een hoger gemiddelde, rond de 240.000 gulden. In bepaalde steden ligt de omzet aanzienlijk veel hoger: zo draaiden 18 van de 23 Utrechtse coffeeshops een gemiddelde omzet van 700.000 op jaarbasis. De FIOD gaat ervan uit dat de werkelijke omzetten sterk afwijken van de bedragen die aan de belastingdienst worden gemeld en schat deze landelijk dan ook op 400.000 tot 700.000 gemiddeld. Voor heel Nederland komen Steinmetz c.s. (1995) tot een schatting van alle coffeeshop-omzetten samen: jaarlijks wordt er hier voor 333 miljoen minimaal en 687 miljoen maximaal aan soft-drugsomzet gedraaid. In kilo's verkochte softdrugs komt dit op het volgende neer: 32.000 kilo hash, 3.000 kilo marihuana en 25.000 kilo nederwiet. Zeventig procent van de hash en marihuana die in Nederland worden gebruikt, wordt via coffeeshops verkocht. Voor wiet ligt het aandeel van de coffeeshops lager, namelijk vijftig procent. Naast coffeeshops bestaat er nog een aanzienlijk aantal cafs, snackbars en restaurantjes waar drugs te koop zijn. Verder raamde het Nederlands Instituut voor Alcohol en Drugs (NIAD) dat er in Nederland tussen de 700 en 2200 huisdealers actief zijn. In buurthuizen lopen naar schatting 500 tot 1000 dealers rond.

De cannabis-gebruikers zijn over het algemeen vrij selectief en de coffeeshops spelen daarop in door het bieden van een divers aanbod. Zo zijn er coffeeshops voor de volgende doelgroepen: rasta, Afro, Acid House, Marokkaans, Turks, Surinaams, trendy, hardrock en er zijn algemene dorps- of buurtcoffeeshops. Ook de beschikbaarheid van de verschillende soft-drugsprodukten speelt een rol voor de coffeeshopklant. 70 tot 75 procent van de verkochte hash-produkten betreft Marokkaanse hash. Rode en gele Libanon hebben samen een marktaandeel van 5 tot 10 procent, zwarte hash-soorten 10 tot 15 procent en marihuana eenzelfde percentage. De Colombiaanse, Jamacaanse en Afrikaanse marihuana wordt vooral gebruikt door Surinamers, Antillianen en Afrikanen (Steinmetz c.s., 1995).

Gebruikerscijfers

Cannabisprodukten worden door 7% van de meisjes en 17% van de jongens tussen de 16 en 20 jaar regelmatig gebruikt (Kuipers e.a., 1993). Het totale cannabisgebruik is sinds 1984 weer toegenomen, na een daling sinds 1971: ruim zes procent van alle Nederlanders rookt regelmatig hash of weed, tegen ongeveer twee procent in 1984 (De Zwart, 1994). In het onderzoek van Steinmetz c.s. (1995) wordt een bovengrensschatting genoemd van bijna 900.000 regelmatige cannabisgebruikers in heel Nederland.

XTC is een relatief nieuwe drug, en wordt vooral gebruikt op house-parties en dus door jongeren. Volgens een schatting gebruikt tien tot veertig procent van de bezoekers van een house-party XTC. Van de onderzochte jongeren tussen de 16 en 18 jaar had gemiddeld vijf procent wel eens XTC geslikt, en gebruikte ongeveer 1 % dit regelmatig. Een onderzoek onder probleemjongeren in Amsterdam toonde aan dat ruim vijftien procent van deze jongeren regelmatig XTC gebruikte (De Zwart, 1993).

Een onderzoek naar cocane-gebruik in Rotterdam, waarbij gebruik werd gemaakt van de sneeuwbalmethode, bleek dat 2 % van de Rotterdamse bevolking wel eens cocane gebruikte (Bieleman en De Bie, 1992). Cocane werd in 1992 door ongeveer drie procent van de jongeren geprobeerd, terwijl minder dan n % een regelmatige gebruiker was. Amfetamine laat eenzelfde beeld zien. Het herone-gebruik onder jongeren is aanmerkelijk kleiner; ongeveer een half procent gebruikte het ooit, en nog geen 0,2 procent is verslaafd aan deze hard-drug. Voor alle drugs geldt dat jongens gemiddeld ruim tweemaal vaker drugs proberen en regelmatig gebruiken, dan meisjes (De Zwart, 1993). De schattingen van het totale aantal harddrugsverslaafden in Nederland liggen tussen de 20.000 en 25.000 personen (Kuipers e.a., 1993). Het aantal stevige alcoholgebruikers blijft de laatste jaren stabiel; 1,6 miljoen Nederlanders drinken wekelijks meer dan zes glazen alcohol (Kuipers e.a., 1993). Uit een Rotterdams onderzoek blijkt dat ruim acht procent van de Nederlanders tot de categorie probleemdrinkers kan worden gerekend. Dit percentage neemt niet meer toe, de totale alcoholconsumptie bleef de laatste tien jaar stabiel. Onder jongeren nam het percentage alcoholdrinkers in de periode 1984-1992 zelfs licht af. Maar de hoeveelheid geconsumeerde alcohol neemt in diezelfde periode onder jongeren wel toe: was in 1984 nog maar 12 % van de jongeren als regelmatige drinker
aan te merken, in 1992 dronk al bijna 30 % van de jongeren vijf of meer glazen per week. Ook de uitgaven aan alcohol per maand stegen in die periode van 35 naar 95 gulden. Het percentage stevige drinkers onder jongeren nam toe van vier tot veertien procent. En ook de frequentie van het drinken onder jongeren werd hoger (Kuipers e.a, 1993). Het aantal jongeren dat alcohol drinkt wordt dus kleiner, maar de groep die alcohol gebruikt, drinkt meer en vaker. De jongeren die Kleiman en Beke (1993) tot de zogenaamde harde kern rekent, drinken relatief veel alcohol. Op een uitgaansavond gieten zij gemiddeld 14 glazen naar binnen, tegen 8 glazen onder de andere uitgaande jeugd. Kleiman en Beke trekken bovendien de conclusie dat alcoholgebruik bij de harde kern-groep gerelateerd is aan geweldpleging.

Gokken

Zeven procent van alle Nederlanders speelt regelmatig op een kansspelautomaat. De gokkers zijn relatief jong; een kwart van de spelers is jonger dan 20 jaar. Onder het uitgaanspubliek zijn dus relatief veel klanten voor het kansspel. Gemiddeld spendeert iedere Nederlander er jaarlijks bijna driehonderd gulden aan. Volgens voorzichtige schattingen zijn er tussen de 30.000 en 80.000 gokverslaafden (Fijnaut e.a., 1993 en Kingma, 1993). Er is dus, vooral onder de horeca-doelgroep, een grote behoefte aan gokspelen.


vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken