3.6 Kernteams

In de tweede helft van de jaren tachtig is de belangstelling voor de bestrijding van georganiseerde criminaliteit toegenomen. In dit kader ontstond de gedachte om permanente opsporingscapaciteit vrij te maken ter bestrijding van dit type criminaliteit. Gezien het feit dat de criminele activiteiten zich veelal uitstrekten over grote delen van Nederland en het buitenland werd besloten tot de oprichting van interregionale opsporingsteams. Aanvankelijk werd gesproken van interregionale rechercheteams (IRT's); vanaf 1994 van kernteams. Het zijn thans zes kernteams, te weten Noord-Oost-Nederland, Randstad-Noord en Midden, Zuid, Rotterdam, Haaglanden en Amsterdam-Amstelland/Gooi en Vechtstreek. Van de kernteams wordt een prominente rol verwacht bij de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit.

In het onderzoek van de commissie is expliciet aandacht besteed aan de kernteams. Op basis van het enquêterapport en de daarin geformuleerde beslispunten zijn de volgende onderzoeksvragen geformuleerd:

a. Welke activiteiten voeren de kernteams op dit moment uit? Op welke wijze zijn de kernteams op dit moment georganiseerd? Hebben de taken en de organisatie van de kernteams een nadere regeling gekregen op basis van de wet? Beperken de taken van kernteams zich tot opsporingsonderzoek naar georganiseerde en organisatiecriminaliteit met een landelijk of internationaal belang? Wie beslist over de werkzaamheden van de kernteams?

b. Geeft de periodieke evaluatie aanleiding de centrale financiering van kernteams te overwegen?

c. Is reeds voorzien in aparte opleidingsmodules in recherchetechnieken, regelgeving en vaardigheden voor medewerkers van kernteams?
d. Kan op dit moment al bepaald worden of en in hoeverre de kernteams inhoudelijke betekenis hebben?

De commissie heeft de kernteams nader onderzocht door middel van gesprekken en aangeleverde documenten. Een aantal kernteams is meer specifiek onderwerp van onderzoek geweest. Achtereenvolgens behandelt de commissie de organisatie van de kernteams, de selectie van onderzoeken en de gebruikte methoden, de positie van de CID en de samenwerking met andere organisaties.

3.6.1 Organisatie van kernteams

Nieuwe kernteamregeling

Door middel van convenanten met de betrokken regiokorpsen zijn in 1993 de kernteams opgericht. Deze convenanten zijn het organisatorisch kader geweest voor de start van de kernteams. De parlementaire enquêtecommissie opsporingsmethoden heeft ten aanzien van de kernteams ondermeer aanbevolen dat de taken en organisatie van de kernteams een nadere regeling dienen te krijgen op basis van de wet. Door middel van een nieuwe in april 1999 vastgestelde kernteamregeling is aan deze aanbeveling uitvoering gegeven, zodat de convenanten met de inwerkingtreding van de nieuwe regeling zullen zijn vervallen. De nieuwe kernteamregeling zal op 1 januari 2000 in werking treden. De nieuwe kernteamregeling volgt op hoofdlijnen de structuur van de convenanten. Naar aanleiding van een aanbeveling van de enquêtecommissie is de taakstelling nader gespecificeerd. Het begrip «ontmanteling van criminele organisaties», dat in de overwegingen van de individuele convenanten was opgenomen, is geschrapt. De taken van de kernteams zijn specifiek omschreven en bestaan uit het verrichten van verkennend onderzoek, het verrichten van opsporingsonderzoek, de daadwerkelijke voorkoming van strafbare feiten en het verlenen van ondersteuning aan de regionale politiekorpsen op het gebied van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. Deze taken worden verricht in het kader van de bestrijding van de georganiseerde en organisatiecriminaliteit met een landelijk of internationaal belang. De kernteamregeling kent een andere vorm van financiering dan de convenanten. Op dit moment worden de kernteams niet op uniforme wijze gefinancierd door de deelnemende regiokorpsen. Onder de werking van de kernteamregeling zal de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor de kosten van de instandhouding van de kernteams jaarlijks een aantal budgetverdeeleenheden bij de regiokorpsen in mindering brengen en deze rechtstreeks aan de beherende regio ter beschikking stellen. In de convenanten zijn geen afspraken opgenomen die ingaan op de rechtspositie van degenen die zijn aangesteld bij een kernteam. Het is aan de regiokorpsen overgelaten om hier invulling aan te geven. In de nieuwe kernteamregeling wordt vastgelegd dat de ambtenaar van politie die werkzaam zal zijn bij het vaste deel van het kernteam in vaste dienst treedt van het kernkorps. Met de betrokkene wordt voordat hij in dienst treedt afgesproken dat hij na ten minste vier jaar en maximaal zes jaar terugkeert naar het regionale politiekorps. Na consultatie van onder andere de kernteamdriehoeken en de kernteamchefs is tevens de mogelijkheid opgenomen dat genoemde termijn eenmalig met twee jaar wordt verlengd.

Organisatievormen

Er is een duidelijk onderscheid in de organisatie van perifere en niet-perifere kernteams. De kernteams Randstad Noord en Midden, Zuid en Noord-Oost Nederland zijn voorbeelden van perifere kernteams en voldoen het meest aan de oorspronkelijke gedachte van een identificeerbare, aparte organisatie voor zaken van bovenregionaal belang. De andere drie kernteams zijn ingebed in de reguliere recherche-organisatie van het regiokorps. Deze niet-perifere kernteams worden gedomineerd door de steden waar het kernteam gevestigd is. Bovendien maken zij gebruik van de diensten en middelen van de regio waar ze gevestigd zijn.

Het kernteam Rotterdam-Rijnmond is van start gegaan in 1994 en is ondergebracht bij de Regionale recherche dienst. Met de andere twee niet-perifere kernteams Amsterdam en Haaglanden is het kernteam Rotterdam-Rijnmond niet herkenbaar als afzonderlijke eenheid. Het kernteam is geïntegreerd in de regionale recherchedienst en projecten worden dan ook gezamenlijk met de Regionale recherche dienst uitgevoerd. Verschillende rechercheurs gaven aan dat het onderscheid tussen kernteam-onderzoek en onderzoek door de regionale recherche nauwelijks bestaat. Alle rechercheurs van de Regionale recherche dienst volgen ook de kernteam-modules die na de parlementaire enquêtecommissie opsporingsmethoden door de rechercheschool zijn ontwikkeld. Het voordeel is dat het kernteam gebruik kan maken van de faciliteiten en diensten (bijvoorbeeld de CID) van de regionale recherche. Het nadeel is echter dat het kernteam geen eigen zelfstandige positie meer heeft. Het is moeilijk de activiteiten van het kernteam te onderscheiden van de regionale recherche.

Aandachtsgebieden

De kernteams hebben ieder voor zich een eigen aandachtsgebied toegewezen gekregen door het College van procureurs-generaal. De verdeling van aandachtsgebieden is in de loop der jaren aan verandering onderhevig geweest.

De heer Ficq (waarnemend voorzitter van het College van procureurs-generaal): Waar het om gaat bij die aandachtsgebieden, is hoe je deze uitdiept. Op zich is het aandachtsgebied juist een van de middelen die je hebt om de zaak waar je prioriteit aan wilt geven, in den brede aan te pakken: én doordat je de informatiehuishouding op een bepaalde manier gaat bundelen, én doordat je bijvoorbeeld via het instellen van verkennende onderzoeken dat verder gaat uitdiepen. Een derde punt is dat er in ieder operationeel onderzoek dat loopt bij een kernteam, steeds achteraf een evaluatie plaatsvindt, waarbij een van de elementen juist is hoe de connectie met de legale wereld geweest is. Van daaruit kun je ook in kaart brengen waar eventuele kwetsbare punten zitten. Een product van een kernteam is niet alleen een gepakte dader, maar is wel degelijk ook het in kaart brengen van kwetsbare aspecten van onze samenleving in zijn totaliteit. Wat heel belangrijk is -dan sluit ik aan bij wat Van de Bunt zo-even zei - is het facet van de totale politiële informatiehuishouding daar omheen. Er zal een sterkere relatie moeten komen tussen wat via de informatieknooppunten op het regionale niveau gebeurt. Immers, daar wordt op het regionale niveau de kennis gebundeld, van wat er op het terrein van de aandachtsgebieden met name gebeurt bij de kernteams en wat gebundeld wordt in informatieplatforms. Bij die informatieplatforms worden dikwijls juist de plaatjes naast elkaar gelegd van wat er in de regio's gebeurt en wat bij de aandachtsgebieden ook blijkt~ ook in relatie tot de inzet van de kernteams, en voorts van wat er op nationaal niveau bij CRI gebeurt. Er zal één nationale politiële informatiehuishouding moeten bestaan, waar ook in grote mate van vrijheid informatie wordt uitgewisseld. Als dat niet gebeurt, zal een deel van wat de heer Van de Bunt straks zei, illusoir worden. Als het zo is dat het met name gaat om sociale relaties, dat het met name gaat om dienstverlening en datje moet komen tot een goed evenwicht tussen het lange termijn onderzoek en de korte klap, dan vergt dat kennis van je omgeving waarin je je beweegt. Dat is heel essentieel. Als je kiest voor aandachtsgebieden zoals we die nu nog hebben, die met name voor een stuk langs etnische lijnen bepaald zijn, betekent het datje de rest van je informatie op een andere manier met elkaar moet delen. (Verslag Rondetafelgesprek, 25 mei 1999.)

Het kernteam Noord-Oost Nederland heeft onder meer de Oost-Europese criminaliteit als aandachtsgebied gekregen. Het kernteam heeft een onderzoek ingesteld om een beeld te krijgen van de criminele geldstromen en de daaruit voortvloeiende risico's van corruptie en manipulatie in relatie tot de Oost-Europese georganiseerde misdaad voor de Nederlandse samenleving. Het kernteam Rotterdam-Rijnmond heeft als aandachtsgebieden Zuid-Oost Aziatische criminaliteit en milieucriminaliteit. Voor dit laatste aandachtsgebied is een speciaal kernteam Milieu opgericht.

De Tanker Cleaning Rotterdam-zaak (TCR-zaak) vormde de aanleiding voor de oprichting van het kernteam Milieu. Door deze zaak had men in Rotterdam veel expertise opgebouwd met betrekking tot milieuzaken. Formeel draait het kernteam Milieu sinds 8 december 1995 met een convenant voor drie jaar. Het kernteam is een samenwerkingsverband tussen het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, de politie en het openbaar ministerie bedoeld om zware milieucriminaliteit een structurele plaats binnen de politie te geven. Overigens is de TCR-zaak niet representatief voor het werk van het kernteam: het kernteam draait zelf geen zaken maar biedt een deel van de inhoudelijke projectvoorbereiding (strafrechtelijk vooronderzoek/verkennend onderzoek, «acquisitie»). Het kost het kernteam echter veel moeite de onderzoeken bij de regio's onder te brengen. Het is echter niet gelukt om binnen drie jaar milieu-expertise structureel in de organisatie in te bedden: In de «Strategische notitie van het OM» (1998) staat dat het expertise team (kernteam Milieu) zal worden omgevormd tot een landelijk team: de Landelijke milieu groep onder het KLPD.

Sedert 1 januari 1997 wordt door het kernteam Rotterdam-Rijnmond uitvoering gegeven aan het aandachtsgebied Zuid-Oost Aziatische criminaliteit in de vorm van een speciaal expertisecentrum dat gedurende een tijdsbestek van vier jaren inzicht beoogt te verschaffen in de aard, ernst en omvang van criminele activiteiten, gepleegd door de Zuid-Oost Aziaten in Nederland, of buiten Nederland (doch met een relatie naar Nederland). Deze opdracht heeft geleid tot de oprichting van het Expertise-team Zuid-Oost Azië binnen het kernteam Rotterdam-Rijnmond. Wanneer inzichten is verkregen in personen en/of groeperingen die zich bezighouden met diverse vormen van criminaliteit, kunnen vervolgens operationele onderzoeken worden geïnitieerd, teneinde strafrechtelijk te kunnen optreden tegen deze personen en/of groeperingen.

In sommige gevallen krijgt een kernteam het verzoek, naast de bestaande aandachtsgebieden, naar een bepaald onderwerp nader onderzoek te doen. Dit heeft plaatsgevonden bij het kernteam Noord Oost Nederland dat onderzoek had gedaan naar mensensmokkel. Op basis van dit onderzoek, alsmede uit een notitie «Een zorg apart» van de Immigratie- en naturalisatiedienst (IND) is gebleken dat internationale, professioneel opererende smokkelorganisaties een prominente rol spelen. Daarom is besloten voor de duur van vier jaar een Unit mensensmokkel (UMS) op te richten. De toevoeging van deze aandachtsgebieden is afhankelijk van overwegingen van criminele politiek en landelijk-politieke aard. Maatschappelijke en/of politieke ontwikkelingen kunnen ertoe leiden dat de kernteams ook andere aandachtsgebieden toegewezen krijgen. Dit is ook de reden dat sommige kernteams ook andere activiteiten ondernemen dan het toegewezen aandachtsgebied. Er doen zich problemen voor met de aandachtsgebieden. In de eerste plaats is de ratio voor de verdeling van de aandachtsgebieden niet altijd duidelijk. In de tweede plaats zijn door de verdeling naar geografische gebieden de kernteams in de praktijk de hun toegewezen landen min of meer als hun exclusieve domein gaan beschouwen, wat de samenwerking met andere kernteams en de regiokorpsen bemoeilijkt. In de derde plaats maken de kernteams tot op heden geen deel uit van de nationale informatiehuishouding, waardoor de vergaarde informatie op de specifieke aandachtsgebieden niet via de landelijke registers voor de totale opsporing van nut is gemaakt.

3.6.2 Praktijk kernteams

Opsporingsmethoden

De kernteams maken gebruik van alle opsporingsmethoden. Hierbij gaat het om traditionele opsporingstechnieken als taps, camera-observaties en meer risicovolle methoden als infiltratie en pseudo-koop. Er is geen wezenlijk onderscheid in het gebruik van de opsporingsmethoden door de regionale recherche en de kernteams. Wel hebben de kernteams het voordeel dat zij zich exclusief kunnen bezighouden met georganiseerde criminaliteit. In de meeste kernteams is intern al uitgebreid gesproken over de mogelijkheden van verschillende opsporingsmethoden. Deze bevinding toont direct de bijzondere positie van de kernteams. Zij zijn opgericht om de opsporing van georganiseerde criminaliteit vorm te geven. Het gaat bij kernteamzaken nagenoeg steeds om omvangrijke onderzoeken naar grote criminele organisaties. Ten behoeve van dit soort opsporingsonderzoeken dienen dan ook veelvuldig bijzondere opsporingsmethoden te worden toegepast. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de kernteams met de implementatie van de aanbevelingen van de enquêtecommissie ver zijn gevorderd.

Personeels- en opleidingenbeleid

Het personeel van een kernteam wordt voor vier tot zes jaar gedetacheerd. Vooral voor perifere kernteams is dit een probleem. Het kernteam Noord-Oost Nederland heeft op dit moment problemen met het werven van rechercheurs. De personele problemen zijn terug te voeren op de constructie waarmee het kernteam Noord-Oost Nederland is opgezet. Het kernteam kan niet zelf personeel in dienst nemen, maar slechts gedetacheerd krijgen vanuit de regiokorpsen. Terugkeer van de kernteammedewerkers is de verantwoordelijkheid van de regiokorpschefs. Sommige korpschefs doen er wel iets aan, anderen houden er totaal geen rekening mee. In het laatste geval moeten de kernteammedewerkers terug in het regiokorps in functies waar ze met hun opgedane kennis niet uit de voeten kunnen. Bij de niet-perifere kernteams, zoals Rotterdam-Rijnmond, is dit veel minder van belang: hier verlaten de rechercheurs van het kernteam de regionale recherchedienst niet of ze zijn makkelijker in de regionale recherche terug te plaatsen.

De heer Biesheuvel: Ik stap over naar de landelijke opsporingsdiensten. Het woord «kernteam» is al een paar keer gevallen. Ik zal eerst wat langer stilstaan bij de kernteams en dan bij de overige landelijke, bovenregionale opsporingsdiensten. Mijnheer Aalbersberg, wij hebben de indruk dat in regio's wel eens wordt gezegd dat een onderzoek echt bij hen hoort. Het is dan de vraag in hoeverre de regio in voldoende mate meewerkt aan regio-overstijgend onderzoek. Dat kan zich bijvoorbeeld uiten in de mate waarin gemakkelijk informatie en mensen worden afgestaan aan kernteams. Kunt u daarop reageren?

De heer Aalbersberg (chef kernteam Noord-Oost Nederland): Het moeilijkste is volgens mij de politie-informatiehuishouding. Daar worden namelijk keuzes gemaakt en daar wordt bepaald welk onderzoek wordt aangepakt. Een tactisch onderzoek kan in theorie natuurlijk overal worden uitgevoerd. Als u aan een recherchechef 30 rechercheurs geeft en u zet ze ergens op een waddeneiland, kunnen zij het onderzoek ook doen. Dit is dus ook een prioritaire vraag: waar zetje de capaciteit neer. In Nederland hebben wij ervoor gekozen, met de interregionale kernteams sterkte vrij te maken en die vooral te gebruiken voor de bovenregionale onderzoeken. Daarbij heeft eik kernteam eigenlijk twee invalshoeken. De ene betreft de aandachtsgebieden, waarbij bijvoorbeeld Noord-Oost Nederland de Oost-Europese criminaliteit, de Turkse criminaliteit, mensenhandel en mensensmokkel onderzoekt. De andere invalshoek betreft de onderzoeken die «boven het maaiveld van de regio's» uit komen. Er zou ook een andere keuze gemaakt kunnen worden. Waar je de capaciteit ook neerzet, het gaat toch om het vrijmaken van capaciteit voor de wat langdurige aanpak, zonder dat die dagelijks gehinderd wordt door de prioriteiten die ook gelden. Waar je de capaciteit neerzet, is eigenlijk niet zo relevant, het gaat meer om de vraag hoe de interregionale formatie wordt gevormd. Dat is de ontwikkeling waar de heer Ficq ook naar verwees, namelijk een benadering waarbij met platforms wordt gewerkt. De kerntaak van de kernteams is naar mijn mening meer dat dit beeld wordt gehanteerd, zodat ook de juiste prioriteiten gesteld kunnen worden. De vraag over de uitwisseling van mensen is natuurlijk lastig. De Nederlandse concernpolitie waarover wij praten, bestaat nog niet, want er is nog steeds sprake van zelfstandige regio's. Er zit altijd een spanningsveld tussen enerzijds een kernteam dat mensen graag wil opleiden, hen een bepaalde periode wil houden, daar energie in steekt en vervolgens hoopt dat de kennis die erin is gestopt behouden blijft, en anderzijds het regionale beeld dat politiemensen allround moeten zijn, terug moeten naar de basis en eigenlijk, zoals dat heet, in het pak op straat moeten werken. Ook in Noordoost-Nederland merken wij dat dit spanningsveld het soms moeilijk maakt om eerst de juiste kwaliteit vanuit de regio's in het kernteam te krijgen en vervolgens iemand te zien verdwijnen in algemene dingen, terwijl in die persoon zes a zeven jaar op allerlei vakgebieden is geïnvesteerd. Dat beeld is dus zeker aanwezig. (Verslag Rondetafelgesprek, 25 mei 1999.)

Uit het onderzoek blijkt in ieder geval dat de medewerkers van het kernteam een meer intensieve opleiding hebben gehad dan anderen. Kernteammedewerkers hebben een breed scala aan opleidingsmogelijkheden. Dit is neergelegd in de kernteamregeling. Ten opzichte van de regiokorpsen zijn de kernteams bevoorrecht qua opleidingen. Aan de Rechercheschool te Zutphen zijn als uitvloeisel van de werkgroep-Behling speciale opleidingsmodules voor kernteammedewerkers vervaardigd. In feite is daardoor een tweedeling binnen de politie ontstaan als het gaat om opleidingsmogelijkheden. Door de uitgebreide opleidingsmogelijkheden zijn kernteammedewerkers goed op de hoogte van nieuwe wetgeving en beleidsvorming.

CID-functie kernteams

Een aanbeveling van de parlementaire enquêtecommissie opsporingsmethoden is voorts dat de kernteams een eigen CID zouden moeten hebben. Thans beschikken kernteams niet over een eigen CID. In de praktijk zijn, om aansluiting te krijgen op de CID-structuur, alternatieve oplossingen gevonden, die er op neer komen dat materieel het kernteam een eigen CID heeft die CID-informatie verzamelt en informanten worden

gerund. Formeel worden conform de bepalingen van de CID-regeling '95 de werkzaamheden van de CID van het kernteam onder verantwoordelijkheid van het kernkorps uitgevoerd en is de RCID-chef in de praktijk registerbeheerder.

Het kernteam Noord-Oost Nederland heeft formeel, volgens de CID-regeling 1995, geen eigen CID. Materieel is echter in het kernteam wel een aparte CID aanwezig met een eigen chef. Deze CID is qua beheer ingebed bij het beherend korps van het kernteam, regiopolitie IJsselland. Tussen de CID van het kernteam en de CID van het regiokorps wordt veel en regelmatig overlegd. Omdat de onderzoeken van het kernteam veelal een internationaal karakter hebben, bestaat er weinig kans dat er conflicten ontstaan met onderzoeken van de regio. De laatste zijn veelal gericht op de regio zelf

Toekomstige verantwoordelijkheidsstructuur CID-en en kernteams

Over de vraag of het kernteam een eigen CID moet hebben, is mede naar aanleiding van de parlementaire enquêtecommissie opsporingsmethoden - in 1997 een discussie gevoerd. De Cczwacri heeft naar aanleiding van een notitie van het Landelijk parket het College van procureurs-generaal geadviseerd, waarbij 2 modaliteiten naar voren zijn gebracht:

a. de huidige situatie, waarbij de CID-registers van het kernteam onder het beheer van een RCID blijven vallen, en

b. de modaliteit waarbij de formele en materiële verantwoordelijkheid bij één persoon komt te liggen.

In de nieuwe kernteamregeling wordt het aan de kernteams zelf overgelaten op welke wijze de verantwoordelijkheid voor de inwinning en opslag van criminele gegevens vorm wordt gegeven. Door de kernteams Amsterdam-Amstelland, Zuid-Nederland, Rotterdam-Rijnmond, Haaglanden en het LRT worden de CID-en ondergebracht bij het kernkorps. Daarbij vindt de inwinning van criminele informatie plaats door het kernteam zelf in het kader van het rechercheproces. Ten aanzien van de opslag van deze gegevens loopt de verantwoordelijkheid hiërarchisch van de chef RCID via de recherchechef van het kernkorps naar de korpschef van het kernkorps. Voor deze niet-perifere kernteams betekent het dat er geen verandering in de huidige situatie optreedt. Het kernteam Randstad Noord en Midden en het kernteam Noord-Oost Nederland zullen een modaliteit hanteren waarbij deze perifere kernteams zelf voorzien in zowel de inwinning als de opslag van criminele inlichtingen. De verantwoordelijkheid voor de opslag van deze gegevens van het kernteam ligt niet bij de RCID-chef maar bij de kernteamchef. De kernteamchef kan daarna integraal verantwoordelijk zijn voor zowel de inwinning als de opslag van criminele inlichtingen van het kernteam.

Relatie kernteam-regiokorps(en)

Een belangrijk aandachtspunt bij de kernteams is de samenwerking tussen de teams en de betrokken regiokorpsen. Het kernteam heeft een nationale verantwoordelijkheid, maar is daarnaast ingebed in een regio. De medewerkers zijn gedetacheerd bij het kernteam en gaan na vier tot zes jaar ook weer terug naar de regio. De kernteamleiding wil de relatie met de regiokorpsen goed houden. Regiokorpsen kijken namelijk met een schuin oog naar de kernteams. De kernteamleiding wil voorkomen dat het kernteam een eiland wordt en vervreemdt van de regio.

Het kernteam Noord-Oost Nederland bestaat uit negen deelnemende regiokorpsen. De korpsbeheerder en korpschef van de regio IJsselland en de hoofdofficier van justitie te Zwolle houden twee keer per jaar een superdriehoek. De superdriehoek bestaat uit 9 x 3 verantwoordelijken (korpsbeheerder, korpschef en hoofdofficier). De betrokkenheid van een groot aantal korpsen vereist een zorgvuldige communicatie en coördinatie van werkzaamheden. De animo voor de superdriehoek is afgenomen. Volgens de korpsbeheerder is er minder te bespreken vanwege de heldere mandaatslijnen.

Samenwerking tussen kernteams

De samenwerking tussen de kernteams is minimaal. Dat is echter wel nodig omdat de kernteams gebonden zijn aan door het College van procureurs-generaal toebedeelde specifieke aandachtsgebieden. Deze aandachtsgebieden zijn geografische verdelingen. Zo heeft het kernteam Noord-Oost Nederland de gebieden Turkije en Oost-Europa; het kernteam Rotterdam-Rijnmond heeft Zuid-oost Azië en Zuid-Amerika. Door een dergelijke indeling van aandachtsgebieden kunnen verschillende kernteams met dezelfde personen, dezelfde delicten, lokaties, etc. te maken hebben. Daarom zouden de kernteams ook onderling met elkaar verbonden moeten zijn. De kernteams maken tot op heden niet middels een CID deel uit van de nationale informatiehuishouding. Met de introductie van een eigen CID of lnfodesk kunnen kernteams zelf verantwoordelijk worden gehouden voor de aanlevering van informatie ten behoeve van de nationale register.

Soms is informatie van kernteams echter staatsgeheim en kan zij niet worden opgenomen in nationale registers. Een voorbeeld hiervan is het rapport (1998~ van het kernteam Noord-Oost Nederland over het project Oost-Europa, terwijl een belangrijk deel afkomstig is van politieregisters.

Incidenteel vindt er samenwerking plaats tussen kernteams met betrekking tot operationele onderzoeken. Dit was het geval bij het onderzoek «Community», waarbij het kernteam Rotterdam-Rijnmond en Noord-Oost Nederland hebben samengewerkt. Daarnaast bestaat er een specifiek overlegorgaan voor kernteamchefs, waarin allerlei informatie over organisatie en onderzoeken wordt uitgewisseld.

Daar waar wel samenwerking tussen kernteams vereist is, is deze niet altijd goed. De commissie heeft kennis genomen van een voorval tussen het kernteam AmsterdamAmstelland en het kernteam Noord Oost Nederland. De CID van het kernteam Noord Oost Nederland heeft al geruime tijd een informant die de CID veel informatie verschaft. Deze informant weet zoveel dat aangenomen moet worden dat hij zich midden in het milieu beweegt. Vanaf het begin is de informant gewezen op het feit dat de CID niet accepteert dat de informant strafbare feiten pleegt. Daarbij is hem tevens duidelijk gemaakt dat hij geen bescherming als informant kan genieten indien hij toch strafbare feiten zou plegen. Deze informant is door het kernteam verschillende keren gecheckt door de verschillende politiesystemen te bevragen. Deze controle heeft geen aanwijzingen opgeleverd dat deze informant als subject zou worden aangemerkt. Het blijkt dat telefoongesprekken van deze informant al vanaf november 1998 door de politieregio Amsterdam-Amstelland worden afgeluisterd en opgenomen. Al snel weet de betrokken teamleider dat de gesprekken worden gevoerd met politiemensen van de CID van het kernteam Noord Oost Nederland. De verantwoordelijke Amsterdamse officieren van justitie worden over de zaak geïnformeerd, maar door de zaaksofficier en de tactisch teamleider wordt de eigen CID van Amsterdam niet in kennis gesteld van het feit dat zij een informant onder de tap hebben. Daarmee wordt de CID Amsterdam de mogelijkheid ontnomen om de CID van het kernteam Noord Oost Nederland te informeren over het feit dat één van hun informanten onderzoekssubject is in een Amsterdams rechercheonderzoek. Pas nadat de runners van de CID van het kernteam Noord Oost Nederland het vermoeden krijgen dat hun informant voorwerp van een Amsterdams rechercheonderzoek is en zij navraag gaan doen, worden de verantwoordelijke officieren en leiding van het kernteam Noord Oost Nederland door Amsterdam over de zaak geïnformeerd. Op 4 januari 1999 wordt deze informant door de Amsterdamse politie gearresteerd op verdenking van grootschalige heroïnesmokkel. Hij verklaart na zijn aanhouding informant van de CID van het kernteam Noord Oost Nederland te zijn en de strafbare feiten in opdracht van de politie te hebben gepleegd. Het College van procureurs-generaal geeft begin januari de Rijksrecherche de opdracht een feitenonderzoek uit te voeren naar aanleiding van de verhalen die inmiddels de ronde doen over het kernteam Noord Oost Nederland. De Rijksrecherche heeft onderzocht op welke wijze de informant door de CID van het kernteam is gerund. Daarnaast is onderzoek gedaan naar de wijze waarop het regiokorps Amsterdam-Amstelland is omgegaan met het vermoeden dat hun verdachte elders optrad als informant/infiltrant en met het vermoeden dat runners van deze CID de informant van teveel informatie voorzagen. De Rijksrecherche komt tot de conclusie dat de runners van kernteam Noord Oost Nederland niet altijd voldoende afstand hebben genomen ten opzichte van de informant en niet altijd voldoende zorgvuldig zijn opgetreden. De Rijksrecherche verwijt het regiokorps Amsterdam-Amstelland een informant als verdachte aan te merken en zijn telefoongesprekken af te luisteren zonder dit ter kennis te brengen aan de voor de informant verantwoordelijke CID. Het regiokorps Amsterdam-Amstelland heeft kennelijk geen of onvoldoende vertrouwen gehad in zijn collega's bij zowel het kernteam als het openbaar ministerie in Zwolle. Door het gebrek aan vertrouwen is de leiding van het kernteam Noord Oost Nederland en het verantwoordelijke openbaar ministerie noodzakelijke informatie onthouden om hun verantwoording te kunnen nemen.

vorige    volgende    inhoud