Openbaar verhoor enqutecommissie
Opsporingsmethoden
Verhoor 72

27 oktober 1995
Stenografisch verslag van het openbare verhoor van de parlementaire
enqutecommissie opsporingsmethoden op vrijdag 27 oktober 1995 in de
vergaderzaal van de Eerste Kamer der Staten-Generaal te Den Haag
Verhoord wordt mr. J.M. Valente
Zie ook: Eerste verhoor mr. J.M. Valente (red.)
Aanvang 11.05 uur

Voorzitter:
Van Traa Aanwezig zijn voorts de leden van de commissie: Aiking-van Wageningen, De Graaf, Koekkoek, Rabbae, Rouvoet en Vos, alsmede de heer Nava, plv. griffier
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering van de enqutecommissie opsporingsmethoden. Aan de orde is het verhoor van de heer J.M. Valente, geboren 15 maart 1948 te Lissabon (Portugal). Mijnheer Valente, wilt u opstaan voor het afleggen van de belofte? De door u af te leggen belofte luidt: "Ik beloof de gehele waarheid en niets dan de waarheid te zeggen".
De heer Valente:
Dat beloof ik.
De voorzitter:
Mijnheer Valente, na eerdere verhoren van de heer Van der Putten en uzelf kwam de commissie tot de conclusie dat er mogelijk tegenstrijdige verklaringen waren afgelegd. Zoals u weet, hebben wij ons daarna verder gebogen over de specifieke zogenaamde trajecten waar het dan over moest gaan. Wij hebben ook met uw toestemming de zogenaamde banden afgeluisterd die de heer Van der Putten had opgenomen. Wij willen graag voornamelijk dat punt met u doornemen, gezien onze eerdere aankondiging dat wij dat nader zouden onderzoeken. Voordat wij daartoe overgaan, zou ik nog even terug willen naar het verhoor van vice-president Willems. Dat hebt u gevolgd?
De heer Valente:
Dat heb ik wel gevolgd, ja, althans ik heb het later op de avond op de video bekeken.
De voorzitter:
Dan zal u niet ontgaan zijn dat wij de heer Willems hebben gevraagd om zijn oordeel te geven over het niet aanwezig zijn in het proces-verbaal van de heer Woelders van de werkmethode, dan wel de handelwijze om ook informatie bij bankinstellingen op te vragen. Daarop zei hij: Dat had er wel in moeten zitten.
De heer Valente:
Hij zei ook dat hij het de heer Woelders niet kwalijk nam en heeft ook gezegd dat, gelet op de context van de vraag, de heer Woelders wellicht niet had kunnen begrijpen dat dit erbij had gemoeten, of woorden van dergelijke strekking.
De voorzitter:
Had u het moeten begrijpen?
De heer Valente:
Had ik het moeten begrijpen? Ik weet het niet, voorzitter. U kent mijn standpunt: het zat verwerkt in een ambtsbericht. Mijn standpunt is niet het standpunt van iemand die alleen staat, want de conclusie van advocaat-generaal Van Dorst ondersteunt mijn standpunt. Opmerkelijk is dat de heer Willems zegt het standpunt te hanteren dat de politie in een voorfase niet alles mag wat een burger niet verboden is. Advocaat-generaal Van Dorst heeft een heel ander standpunt; ik wijs u naar overwegingen 36 en 33 in zijn conclusie. Ik sta dus niet helemaal alleen.
De voorzitter:
U staat nooit alleen, dat geloof ik wel.
De heer Valente:
Dit is een verschil van mening op juridisch gebied. Ik heb begrepen dat de heer Doedens een revisie zal instellen. Uiteraard zal hij moeten wachten tot de Hoge Raad in cassatie een beslissing heeft genomen, maar dan wacht ik het gewoon af.
De voorzitter:
Dus u was niet verbaasd door het oordeel van de heer Willems die hier zei dat het onaanvaardbaar was.
De heer Valente:
Ik kreeg de indruk dat de heer Willems - uiteraard heeft hij mijn ambtsbericht niet gehad - sprak over ingrijpende, diepgaande onderzoeken bij de banken. Daar is geen sprake van. De commissie is uiteraard vrij om mijn ambtsbericht - het was een vertrouwelijk ambtsbericht, maar het is bij u terechtgekomen - in de publiciteit te brengen. Dan kan juridisch Nederland ernaar kijken.
De voorzitter:
Dat kunt u zelf ook doen. Wij doen dat pas als wij ons rapport...
De heer Valente:
Ja, als u uw rapport hebt geschreven. Dat bedoel ik er ook mee.
De voorzitter:
Dat lijkt ons wel verstandig. De heer Huisman...
De heer Valente:
Dat is die man van het douane-informatiecentrum?
De voorzitter:
Juist, precies.
De heer Valente:
Dank u zeer.
De voorzitter:
Die heeft in zijn verhoor hier gezegd dat ook u in het verleden vaker toestemming gegeven zou hebben voor een gecontroleerde doorlevering van containers of gecontroleerde aflevering. Via de heer...
De heer Valente:
Dat bestrijd ik niet, voorzitter. Eind jaren tachtig, begin jaren negentig was het een gewoonte bij politie en justitie in Nederland om vooral de havenofficier... Ik denk dat de heer De Groot met dezelfde problemen is geconfronteerd als ik. Dan werd je gebeld door een politieman die zei: "Ik heb toestemming van officier X en wij willen een container gecontroleerd afleveren. Geeft u toestemming om de container langs uw grondgebied te vervoeren?" De gewoonte was om dan officier X te bellen en te vragen: "Wordt het gecontroleerd afgeleverd?" Antwoord: "Ja, hoor". En dan zei je: "Nu, ok, ik bewaak de container tot die de grenzen van mijn arrondissement is gepasseerd". Daarna is het jullie container. Het is anders geworden in de jaren 1994/1995. In sommige gevallen ben ik zelfs overgegaan tot het maken van een convenant met de desbetreffende officier. Eind jaren tachtig, begin jaren negentig was het echter heel gebruikelijk om te handelen zoals ik heb aangegeven. Ik weet zeker dat ik voor bijvoorbeeld het arrondissement Dordrecht minstens drie containers heb door laten gaan die dan voor mevrouw Van Maren-van der Kaaij bestemd waren. Dat was geen probleem.
De voorzitter:
Het klimaat was toen toch zo dat het normaal was?
De heer Valente:
Het was normaal, ja.
De voorzitter:
Verder kan er toen toch best mede onder uw verantwoordelijkheid zijn doorgelaten?
De heer Valente:
Nee, dat is niet waar. Op dat moment was ik alleen verantwoordelijk tot de grenzen van mijn arrondissement. Het ligt nu anders, want sinds 1993 ben ik landelijk bevoegd. Ik ging indertijd af op mededelingen van de collega's. Als iemand tegen mij zei: "Ik heb een gecontroleerde aflevering en een traject", wie ben ik dan om mijn collega te gaan onderzoeken? In die tijd lag het heel anders, voorzitter. Vandaag zou het misschien anders zijn.
De voorzitter:
En er werd later ook niet teruggevraagd wat ermee gebeurd was? Dat deed u niet?
De heer Valente:
U moet bedenken: het zijn collega's onder elkaar. Ik ga, althans, ik ging niet mijn collega's toetsen.
De voorzitter:
Goed. De heer Koekkoek gaat met u verder over het traject Gooi en Vechtstreek.
De heer Valente:
Gooi en Vechtstreek. Uitstekend.
De heer Koekkoek:
Mijnheer Valente, wist u ervan dat de heer Van der Putten de telefoongesprekken opnam die hij met u voerde?
De heer Valente:
Nee, voorzitter.
De heer Koekkoek:
Wat is uw oordeel daarover?
De heer Valente:
Ik denk dat mijn oordeel over de heer Van der Putten al heel duidelijk is, in de stukken die ik heb geschreven.
De heer Koekkoek:
Nee, dat vraag ik niet. Ik vraag uw oordeel over het opnemen van gesprekken.
De heer Valente:
Niet acceptabel, niet aanvaardbaar.
De heer Koekkoek:
Vindt u het niet gewenst, om duidelijkheid te hebben over de voortgang van een zaak, dat ook vastligt wat voor gesprekken zijn gevoerd?
De heer Valente:
Daar zou ik geen bezwaar tegen hebben, maar dan moeten beide partijen daarvan op de hoogte zijn. Dat was niet het geval.
De heer Koekkoek:
U vindt het niet aanvaardbaar. Vindt u het ook onrechtmatig?
De heer Valente:
Dat is een mooie vraag. Ik denk dat het niet onrechtmatig is, gelet op artikel 139, n van de leden daarvan, van het Wetboek van Strafrecht. Ik heb wel even een curiositeit voor u. In de zaak-A tegen Frankrijk voor het Europees Hof, een zaak van 1995, waarin een soortgelijke operatie is verricht door een informant van de politie, waardoor een crimineel wordt afgeluisterd, zegt het Hof dat dit een behoorlijke inbreuk is op artikel 8 van het Europees Verdrag, dus op de privacy. Ik denk dat ik, als ik er iets van zou willen maken, daar misschien met succes een beroep op zou kunnen doen.
De voorzitter:
Maar voor politie-infiltranten is dit toch aan de orde van de dag, namelijk beplakt en bezakt met afluisterapparatuur?
De heer Valente:
Ik heb dat horen zeggen.
De voorzitter:
Dat weet u toch?
De heer Valente:
Ik heb het gehoord.
De voorzitter:
De heer Van der Putten deed dus toch niet anders dan hetgeen de politie ten aanzien van criminelen doet, namelijk met medeweten van n van de deelnemers aan het gesprek?
De heer Valente:
Ik ben geen crimineel.
De voorzitter:
Dat moet ik aannemen.
De heer Valente:
Althans, ik zou zeggen: licht even mijn strafblad. Ik vind dat die vergelijking niet opgaat.
De heer Koekkoek:
Ik wil met u enkele zaken bespreken die hebben gespeeld. De eerste betreft de invoer van een container met een aantal duizenden kilo's hasj.
De heer Valente:
5000 kilo.
De heer Koekkoek:
U noemt het aantal, dus ik zal dat verder ook doen. U hebt de vorige keer tegen ons gezegd dat u tegen gesloten CID-trajecten bent.
De heer Valente:
Nog steeds.
De heer Koekkoek:
In deze zaak bent u er kennelijk aanvankelijk mee akkoord gegaan dat een loods wordt gehuurd, dat zaken goed met een informant worden doorgesproken...
De heer Valente:
Zeker.
De heer Koekkoek:
...en dat een andere onderzoeksingang wordt verzorgd om de zaak tactisch te kunnen aanpakken. Was er in dit geval dan geen sprake van een gesloten CID-traject?
De heer Valente:
Dat is mij gaandeweg gebleken. Dat verklaart ook waarom ik een "move" heb gemaakt om ervan af te komen.
De heer Koekkoek:
Maar als u...
De heer Valente:
Mag ik dit even afmaken?
De heer Koekkoek:
Legt u het uit.
De heer Valente:
Ik ben op 19 april van dit jaar bezocht door de heer Van der Putten. Wij spreken eerst over een vergadering die de heer Van der Putten heeft gehad op 25 maart met collega Van der Veen, collega De Groot, de chef CID Haarlem, de chef CID Rotterdam enzovoort. Ik vraag hem: "Wat is er op die vergadering besproken, waarom weet ik er niets van af, waarom gaat mijn chef CID naar een vergadering met andere CID-officieren waar ik niets van afweet?" Mij wordt dan uitgelegd dat er een probleem is in het Rotterdamse met betrekking tot een informant, dat het de bedoeling zou zijn om 19.000 kilo hasj te importeren, hetgeen wellicht op de markt terecht zou komen en dat hij zich daartegen heeft verzet.
De heer Koekkoek:
Ik heb het nu over de 5000 kilo.
De heer Valente:
Voorzitter, mag ik even vertellen hoe het gegaan is? U stelt een vraag en als u daar een antwoord op wilt hebben, zult u toch naar mij moeten luisteren.
De heer Koekkoek:
Ik luister heel goed, maar als het mij niet duidelijk is...
De heer Valente:
Dan mag u mij onderbreken.
De heer Koekkoek:
...dan neem ik de vrijheid om te interrumperen.
De heer Valente:
Ok, wij verstaan elkaar.
De heer Koekkoek:
Laat u zich daar verder niet door weerhouden.
De heer Valente:
Intussen waren de problemen in het Rotterdamse met hetgeen later bekend werd als de Bever-zaak, in de pers geweest, dus dat er verdovende middelen op de markt terecht waren gekomen. Ik heb de heer Van der Putten op die dag gevraagd: "Hebben wij iets met dat traject te maken, zitten wij erin?" Nee hoor, was het antwoord, dat is niet zo. Vervolgens - dat is letterlijk en figuurlijk - kreeg ik een "bill of lading" voorgeschoteld, een laaddocument waarmee containers ingevoerd worden. Mij werd verteld: "Ik heb een informant, dat is een informant die jij wel kent, want die is bij jou aangemeld op 10 februari. Die informant heeft een bill of lading en gaat voor criminelen een container binnenhalen. Ga je daarmee akkoord?" Ik ging daarmee akkoord. Ik kan mij niet meer precies herinneren of ik op die dag toestemming heb gegeven om de loods en het transport met crimineel geld te bekostigen. Ik meen dat het niet zo is, maar ik kom daar zo nog op terug. Ik heb de zaak getoetst en zoals het was bedacht, was er in mijn optiek geen sprake van infiltratie.
De voorzitter:
Maar er was wel sprake van de loods met het criminele geld.
De heer Valente:
Ik had een voorwaarde: dat alles gepakt zou worden. Ik wilde absoluut geen gram op de markt hebben. Als tweede voorwaarde had ik dat het volledig onder controle van de politie moest gebeuren. Daaraan inherent was dat de politie moest transporteren en dat de loods onder beheersing van de politie moest zijn. In mijn optiek was de informant ook echt een informant en pleegde hij zelfs geen strafbare feiten, want hij gaf een "bill of lading" aan de politie. Hij voerde dus wel verdovende middelen in, maar bij het invoeren in de zin van artikel 1 Opiumwet moet het gaan om het binnen Nederland brengen van verdovende middelen met het doel om te verspreiden, dus onder gebruikers.
De voorzitter:
Mag ik even...
De heer Valente:
En moment. Ook zegt...
De voorzitter:
Mag ik u toch even onderbreken?
De heer Valente:
Voorzitter, ik ben met een juridisch verhaal bezig. Laat u mij dat even afmaken, ik kom zo op de vraag.
De voorzitter:
Graag, ja.
De heer Valente:
De opzet van de informant was niet gericht op het invoeren in de zin van de Opiumwet en ook hij zou dus niet strafbaar zijn.
De voorzitter:
Dat is op z'n minst betwistbaar, mijnheer Valente.
De heer Valente:
Dat is niet betwistbaar.
De voorzitter:
Juristen mogen elkaar toch altijd betwisten?
De heer Valente:
Het is een leerstuk dat al uitgekauwd is. Mijnheer Koekkoek kan daar, denk ik, meer over vertellen.
De voorzitter:
Het is toch op z'n minst betwistbaar dat er geen enkel strafbaar feit gepleegd zou worden? Zullen wij het daarop houden?
De heer Valente:
Ik denk van niet.
De voorzitter:
Het andere punt dat nog belangrijker is, is het punt van het criminele geld waar de heer Van der Putten vanmorgen ook mee gekomen is. U zegt later: " 50.000 is veel te veel, dat wil ik sowieso niet". Maar het gaat nu even om het principe. Hebt u expliciet gezegd: "Nee, dat doen wij niet"?
De heer Valente:
Het punt van het principe, dat is een vraag die ik mij later heb gesteld. Op dat moment heb ik mij die vraag niet gesteld. Ik zeg ook dat ik niet weet of ik op 19 april over de kosten van de loods en het transport heb gesproken, maar ik heb er zeker wel op de 24ste over gesproken. Ik laat dat nu even buiten bespreking; ik kom daar zo op terug. Op dat moment besefte ik dat ik met een container en een transport te maken had en ik had behoefte aan technische ondersteuning. Er is toen ter plekke besloten dat de heer Teeven dit traject zou kunnen trekken en ik heb toen de heer Teeven erbij gehaald. Die heeft toen ook naar de "bill of lading" gekeken.
De heer Koekkoek:
U wilt niet weten van een gesloten CID-traject. Er is sprake van het huren van een loods, daar weet u van.
De heer Valente:
Ja.
De heer Koekkoek:
Er is ook sprake van afspraken met een informant. U wist toch van het huren van een loods in die 5000 kilo-zaak?
De heer Valente:
Ja, dat wist ik wel. Dat is door de politie gedaan. Ik meen dat de politie op dat moment niet infiltreerde. De politie houdt geen contact met de crimineel. Het enige dat de politie doet, is wat de informant eigenlijk had moeten doen. De informant is benaderd door de crimineel om het spul binnen te brengen en de politie neemt, ter wille van de beheersing van het traject, dat stukje invoer van de haven naar een loods en het vervolgtraject over van de informant.
De heer Koekkoek:
En toen er sprake was van het huren van een loods, ging u ervan uit dat de politie die loods huurde. Dat was ook zo, alleen gebeurde het met geld van de informant.
De heer Valente:
Ik weet niet of ik daar op 19 april over gesproken heb. Op de 24ste ben ik daarmee akkoord gegaan. Dat staat ook in alle stukken die ik geproduceerd heb. Ik moet mij nu even corrigeren: het was de 25ste, 's middags.
De heer Koekkoek:
U bent ermee akkoord gegaan dat het geld van de crimineel kwam?
De heer Valente:
Ja hoor, met geld van de criminele organisatie.
De heer Koekkoek:
Bent u dan nog steeds van mening dat er geen sprake was van een gesloten CID-traject?
De heer Valente:
Nee, want als de zaak voor de rechter zou verschijnen, zou ik dat ook opengooien.
De voorzitter:
Ondanks de positie van de informant?
De heer Valente:
Nee, het was geen infiltrant. De politie had het gedaan, dus dan zou de politie een verklaring voor de rechter moeten afleggen.
De voorzitter:
Dan had de politie het toch ook moeten zeggen, als een slimme advocaat zou vragen hoe de politie het dan betaald heeft?
De heer Valente:
Ik zou dat geen probleem vinden. Wat mij betreft, was er op dat moment geen sprake van een gesloten traject. De zaak evolueerde tot de 25ste. Toen ging ik er anders over denken.
De voorzitter:
25 april?
De heer Valente:
Ja, 25 april.
De voorzitter:
Jan Tabak?
De heer Valente:
Nee, dat is 26 april.
De voorzitter:
Ja, 26 april Jan Tabak.
De heer Valente:
Op 25 april, ergens in de middag. Uit mijn hoofd zou ik zeggen dat het even voor n uur 's middags is geweest. Ik had al met collega Teeven gesproken en die had mij, op grond van zijn ervaring met het containertraject uit 1993, al gewaarschuwd en gezegd: "Wij zitten nagenoeg in het Delta-traject". Dan treedt een heel andere situatie op. Op de 25ste krijg ik ook een volledige uitleg hoe het zit en op dat moment heb ik nagenoeg de zekerheid dat ik daarin terecht ben gekomen. Dan loop ik bij Hans Vrakking binnen, de hoofdofficier, en ik vertel hem dat de smeerpijp of de slurf - dat zijn de termen die ik altijd voor het containertraject gebruik - bij ons is terecht gekomen.
De heer Koekkoek:
Misschien mag ik toch nog op enige details verder ingaan, want wij komen vanzelf terug bij de verschillende zaken. Was u op de hoogte van de verdiensten van de informant?
De heer Valente:
Nee.
De voorzitter:
Het punt van de 250 per kilo.
De heer Valente:
Ik was niet op de hoogte van de 250 per kilo. Mijn bedoeling was om alles te pakken, dus ik kon niet begrijpen, althans tot gisteravond niet, dat de informant geld zou hebben verdiend aan dat traject. Na lezing van stukken, gisteravond, is bij mij iets heel anders opgekomen en dat wil ik u toch niet onthouden. Ik heb hier een informantendossier en ik zal even iets uit dat informantendossier gaan citeren.
De voorzitter:
Vindt u dat verstandig?
De heer Valente:
Ik kan het doen op een verstandige manier. Ik vind dat het wel belangrijk is om dit te doen.
De voorzitter:
Dan moet u dat stuk ook wel aan ons willen geven.
De heer Valente:
Dit stuk is al in uw bezit.
De voorzitter:
Het informantendossier?
De heer Valente:
Ja, de heer Teeven heeft het de vorige keer al aan u overgedragen.
De heer Koekkoek:
Dit betreft nog steeds de 5000 kilo?
De heer Valente:
Ja, ja. U beseft dat ik dit dossier pas half mei heb gekregen, 19 mei of iets dergelijks. Ik heb daar iets heel frappants in gevonden. Je moet het tien keer lezen om te snappen wat erin staat. Maar op 2 mei is er een gesprek tussen de heer Van der Putten en de informant. Ik lees daar even iets uit voor en ik zal daarbij dingen die in de richting van de informant zouden kunnen duiden, er natuurlijk uitlaten: "Met hem twee mogelijkheden besproken om de partij bij elkaar te houden. Aangegeven dat wij mogelijk voor een klant voor de hele partij kunnen zorgen." Kennelijk was er op dat moment niet eens iemand die de partij wilde hebben, dus totaal iets anders dan mij voorgespiegeld werd.
De heer Koekkoek:
Ook niet voor een deel van de partij?
De heer Valente:
Kennelijk niet, dat lees ik hieruit. Verder citeer ik: "Over het weekeinde tillen in verband met traject Engeland". Het traject Engeland is mij volstrekt onbekend. Dat is nooit ter sprake geweest. Ik vervolg: "Frits heeft informant aangegeven" - nu komt het - "dat wij de zaak zo lang mogelijk blijven rekken, voordat wij besluiten om binnen te springen. Wij zullen blijven inspelen op de belangen van de informant, maar mocht dat niet ..., dan moet de informant een ondernemingsrisico incalculeren". Daarna komt de plaats van overdracht en die zal ik niet noemen. Voorzitter, hier was ik helemaal niet van op de hoogte. Wat ik hieruit kan destilleren, in vergelijking met de problemen die ik heb gehad - u hebt een telefoongesprek van 27 april, waarin Van der Putten probeert mij van alles te laten doen en waarin hij constant zegt dat ik...
De voorzitter:
Ja, om even terug te komen op dat gesprek van de 27ste april...
De heer Valente:
U weet dat de partij in twee delen is geleverd. Ik wilde het tweede deel steeds naar de vuilverbranding laten overbrengen, maar telkens weer werd ik gebombardeerd met problemen van de informant en de veiligheid van de informant. Collega Craemer - toen zat ik al in het Middelburgse - is gebeld en er is zelfs gezegd: "Als dat rechtstreeks naar de vuilverbranding gaat, zoals Jo Valente dat wil, zou hij zelf risico lopen". Er is geen sprake van risico. Men houdt vanuit de CID rekening met de belangen van de informant. Inderdaad heeft de informant wellicht geld verdiend, uiteraard niet geld uit de staatskas of van de belastingbetaler, maar geld van z'n maatjes.
De heer Koekkoek:
Kunnen het ook andere belangen zijn dan alleen financile?
De heer Valente:
Wat is een bedrijfsondernemingsrisico anders? Ik vertaal dat alleen als financile belangen.
De voorzitter:
U hebt ook niet verder gevraagd hoe de informant wordt betaald: tip, tonen, voorkoop, of niet?
De heer Valente:
Dat is op dat moment niet ter sprake geweest. Er is een ontwikkeling geweest van de 19de naar de 25ste, waarbij ik erachter kom dat ik wellicht in het zogenaamde Delta-Bever-traject zit. Op dat moment gaat mijn belangstelling niet meer zozeer uit naar dit traject, want ik heb daar geen zin meer in. U leest ook dat ik op de 28ste zelf heb gezegd dat ik van dat gedonder af wil zijn. Het is dus niet meer ter sprake geweest.
De voorzitter:
Waarom hebt u op de 27ste april, in het gesprek dat wij in het vorige verhoor ook met de heer Van der Putten hebben doorgenomen, dan niet gewoon gezegd: "Frits, we kappen ermee"?
De heer Valente:
Ik zeg een paar keer...
De voorzitter:
Het wordt duidelijk dat u ermee in uw maag zit, dat u het eigenlijk niet wilt, maar u zegt niet gewoon: "Frits" - u spreekt elkaar toch zo aan, nietwaar, Jo en Frits...
De heer Valente:
Ja, Frits en Jo.
De voorzitter:
U zegt dus niet: "Frits, we kappen ermee"?
De heer Valente:
Nee, dat zeg ik niet.
De voorzitter:
Dat was misschien duidelijker geweest.
De heer Valente:
Ik denk dat ik overduidelijk ben geweest. Ik heb gezegd: "Op dit ogenblik is mijn gedachte om het spul te pakken zonder verdachte. Wij moeten het traject op een goede manier beindigen, zonder dat er schade voor wie dan ook ontstaat. Maar wij kunnen niet tegen de wil van de zaaksofficieren dingen gaan doen" Nou. dat is overduidelijk.
De voorzitter:
Maar u zegt op dat moment dus niet tegen Van der Putten dat het u te veel riekt naar Delta?
De heer Valente:
Ik heb hem herhaaldelijk gevraagd of dit het Delta-traject was. Ook collega Teeven heeft hem herhaaldelijk gevraagd of wij in het Delta-traject zaten. Telkens heeft hij "nee" gezegd. Kijkt u maar naar de verslagen van gesprekken die in uw bezit zijn. Wij hebben het dus herhaaldelijk gevraagd, maar er is "nee" gezegd. Aan de andere kant moet ik niet ontkennen dat ik op dat moment ook interesse had om erachter te komen of ik inderdaad in het Delta-traject zat.
De voorzitter:
Juist. Dus u zegt... Daar bent u misschien niet duidelijk.
De heer Valente:
Ik heb gezegd: "Ik wil geen verdachte hebben." Ik weet dat ik in een infiltratietraject zit, of nagenoeg in zo'n traject zit. Dan treedt het tweede mechanisme in, namelijk dat ik daar geen zin ik heb. Dus geen verdachte pakken en geen zaak. Maar uiteraard wil ik weten waar ik zit, ik wil het ook onderzoeken. Ik heb al op de 25ste groen licht gekregen van mijn hoofdofficier om het te onderzoeken".
De heer Koekkoek:
Mag ik nog een verduidelijking vragen?
De heer Valente:
Jazeker.
De heer Koekkoek:
U citeert uit het informantendossier een gesprek op 2 mei.
De heer Valente:
Ik heb nog mr te citeren, hoor.
De heer Koekkoek:
Daar krijgt u gelegenheid voor.
De heer Valente:
Dank u.
De heer Koekkoek:
Daarin is sprake van het "blijven rekken". Waar sloeg dat volgens u op?
De heer Valente:
Ik wilde een partij pakken op dat moment, zonder verdachte. Ik wil het zo spoedig mogelijk beindigen.
De heer Koekkoek:
Ja, u wilt ervan af.
De heer Valente:
Men wil het echter blijven rekken. Als het zo is - ik ga nu filosoferen - dat de informant, of beter gezegd de infiltrant, want dat is een infiltrant, door z'n maatjes is betaald, dan past dat rekken helemaal in het beeld. Het spul is bij zijn maatjes en dan moet hij tijd hebben om zijn geld te incasseren.
De heer Koekkoek:
Dat is een mogelijkheid, maar misschien kunnen wij ook een andere mogelijkheid opperen, namelijk dat het rekken nodig was om te kijken of men bij de criminele organisatie waar het andere deel van de partij kwam, tot aanhouding over kon gaan.
De heer Valente:
Maar ik wil geen aanhoudingen verrichten. Dat weet men al op de 27ste, dus op 2 mei is het overduidelijk dat ik geen aanhoudingen wil verrichten. Dat heb ik toch gezegd? Waar is dat rekken dan voor?
De heer Koekkoek:
Dan kan dat rekken alleen voor een ander doel zijn...
De heer Valente:
Wat is "ondernemingsrisico"?
De heer Koekkoek:
Dat kan van alles zijn.
De voorzitter:
"Ondernemingsrisico" kan toch ook zijn dat de informant moet worden afgeschermd? Het hoeft toch niet alleen te slaan op geld?
De heer Valente:
Nee, dat is geen ondernemingsrisico.
De voorzitter:
Ik weet niet hoe u dat in die kringen noemt.
De heer Valente:
Nee, voorzitter, dat is geen ondernemingsrisico. Laten wij elkaar maar gewoon recht in de ogen kijken.
De heer Koekkoek:
Wanneer raakte u ervan op de hoogte hoe het eigenlijk zat, bijvoorbeeld het bedrag dat voor de loods is betaald. U dacht dat het ging om een paar honderd gulden.
De heer Valente:
Daar kom ik pas achter ergens halverwege mei, bij de 17.000 kilo.
De voorzitter:
Dat zijn dezelfde 17.000 kilo.
De heer Valente:
Overigens, dat is ook heel opvallend: het lezen van stukken kan heel leerzaam zijn. Ik vind in hetzelfde informantendossier...
De heer Koekkoek:
Had u daar niet eerder in gekeken?
De heer Valente:
Ja, maar met andere ogen. De informatie die de heer Van der Putten heeft geponeerd, heeft mij aan het denken gezet en ik ben ook met andere ogen naar zaken gaan kijken. Dat met die 17.000 kilo is heel mooi. Op 10 mei registreert hij in zijn informantendossier dat hij door de informant over die 17.000 kilo wordt genformeerd. Maar als u kijkt in de stukken die u heeft, ziet u dat collega Teeven op 8 mei de heer Van der Putten bezoekt en door Van der Putten al op 8 mei op de hoogte wordt gebracht van het feit dat er 17.000 kilo in aantocht is. Hoe weet hij dat dan, als de informant het hem nog helemaal niet heeft verteld? Dat is voor mij een openstaande vraag die ik ga onderzoeken. Op het moment dat de 17.000 kilo ter sprake kwam, heb ik gezegd: "Ik ga geen stap verder voordat ik de informantendossiers heb". Met veel rekken en trekken heb ik uiteindelijk op, uit mijn hoofd gezegd, 19 mei van de heer Bijlsma aangereikt gekregen. Ik heb eerst met de heer Bijlsma een stevig gesprek gehad en aan het eind van dat gesprek gaf hij de informantendossiers die er aanvankelijk niet waren, toch maar aan mij. Na het gesprek ben ik die informantendossiers gaan lezen en toen schrok ik mij rot. Ik dacht: " 50.000, hoe kan dat nou?" Daarop volgde een gesprek op 24 mei, waarvan zowel door mij als door de heer van der Putten aantekening is gemaakt. Beide aantekeningen sporen echt met elkaar. Eerst zei Van der Putten dat ik volledig op de hoogte was van het bedrag van 50.000, maar toen ik hem stevig aanpakte, kwam hij daarop terug en zei hij: "Nee, inderdaad hebben wij niet over bedragen gesproken, maar je wist wel dat het betaald was". Ja, dat wist ik wel. En ik zei toen: "Ik dacht dat het om 3000 of 4000 zou gaan". Op zichzelf is het voor uw vraag onbelangrijk of het 3000 was, of 50.000.
De heer Koekkoek:
Ik meende dat u dacht dat het om enkele honderden guldens ging.
De heer Valente:
Nee, enkele duizenden guldens.
De voorzitter:
Als u die andere connecties allemaal niet had gelegd, was u er dan misschien wel mee doorgegaan? Het was toch niet zozeer de zaak zelf die u op een ander idee heeft gebracht? Nee, het was de extra informatie die u kreeg over mogelijke betrokkenheid bij andere trajecten. Wat Van der Putten hier zegt, blijft overeind staan: Op 19 april kon hij ervan uitgaan dat u akkoord was gegaan, ook met het huren van een loods.
De heer Valente:
Omdat ik maar halve informatie kreeg. Ja, ik ga akkoord met van alles als ik maar de helft van de informatie krijg.
De voorzitter:
En op 27 april zegt u niet: Wij stoppen ermee.
De heer Valente:
Nee, want dan...
De voorzitter:
En dan denkt u nog enige tijd: als ik toch doorga, krijg ik misschien ook nog een paar andere dingen te weten. Het is dus toch allemaal minder duidelijk dan bij het eerste verhoor, toen u zei: Infiltratie, never, nooit.
De heer Valente:
Dat heb ik nooit gezegd, voorzitter. Leest u mijn verklaringen er maar op na. Ik heb gezegd: Ik ben tegen gesloten trajecten. Ik wil het ook wel even citeren, hoor.
De voorzitter:
Geen infiltranten, zo zei u.
De heer Valente:
Nee hoor. Ik zoek het op.
De heer Koekkoek:
Op welke bladzijde bent u nu?
De heer Valente:
Op bladzijde 31, waar het gaat over infiltranten. Ik zeg daar: "Maar goed, zou er een situatie zijn waarin dat wel kon, dan deed ik het wel". De heer De Graaf stelt dan een vraag en ik antwoord daarop: "Misschien wel". Dan komt de vraag:" Infiltranten dus niet?" en ik antwoord: "Nee, omdat dit niet kan". Ik voeg eraan toe dat, als het wel zou kunnen, als ik een kroongetuigeregeling zou hebben enz., ik het wel zou doen.
De voorzitter:
U zegt in het eerste verhoor ook: "Maar als u mij in de huidige omstandigheden zou vragen of ik die methode zou toepassen, zeg ik: nee".
De heer Valente:
Dat is echt de IRT-methode. Ik kom in de IRT-methode terecht en dan zeg ik: geen verdachte, enz. Dit is dus een volledige bevestiging van hetgeen ik gezegd heb en niet tegenstrijdig. Lees het maar goed.
De voorzitter:
Nu, wij mogen de conclusies trekken, u...
De heer Valente:
Ja, u trekt conclusies, maar ik kijk naar feiten en omstandigheden.
De heer Koekkoek:
Wij trekken de conclusies later.
De heer Valente:
Ja, ik wacht op uw rapport.
De heer Koekkoek:
Wat opvalt is, dat u in de telefoongesprekken aan de heer Van der Putten meldt: er is geen zaaksofficier te vinden.
De heer Valente:
Dat is ook zo.
De heer Koekkoek:
Ja, dat geloof ik ook wel, maar hoe komt dat? Is het niet vreemd dat er geen zaaksofficier te vinden is, om de zaak tactisch te maken?
De heer Valente:
Omdat het in geen enkel traject past. Van der Putten probeert de zaak te duwen in twee trajecten die lopen, een traject van collega Witteveen en een traject van collega Teeven. Die zaak past er echter van geen kant in.
De heer Koekkoek:
Daar is kennelijk verschil van mening over.
De heer Valente:
Het openbaar ministerie heeft de leiding over de opsporing en heeft het gezag. U kent mijn standpunt, dat ook heel duidelijk in het gesprek naar voren komt: ik ben alleen ondersteunend, de zaaksofficieren bepalen het. Dat houd ik overeind; zo is het ook gegaan. Ik zeg in dat gesprek duidelijk - daarom ben ik wel blij dat het is opgenomen - dat ik CID-officier ben en dus geen zaak ga trekken.
De heer Koekkoek:
Er moet dus een zaaksofficier zijn, maar die is niet te vinden.
De heer Valente:
Nee, die hebben daar geen zin in.
De heer Koekkoek:
Die is niet te vinden, omdat het niet aansluit bij andere zaken.
De voorzitter:
En ook omdat u er geen zin in heeft, nietwaar?
De heer Valente:
Ik heb daar ook geen zin in, inderdaad.
De voorzitter:
Dus dat speelt wel een grote rol.
De heer Koekkoek:
Speelt het dan zo'n rol dat wij moeten zeggen: dit is een smoes?
De heer Valente:
Dat is uw interpretatie. Dat is niet zo.
De heer Koekkoek:
Nee, het is een vraag.
De heer Valente:
Het is geen smoes. Ik heb geen zaaksofficier.
De heer Rouvoet:
U zei eerder dat u erachter kwam hoe het in elkaar zat en u zei toen: "Vandaar mijn move om ervan af te komen". Is dit die "move", dat er geen zaaksofficier is?
De heer Valente:
Dat is een onderdeel daarvan. Ik zei dat ik geen verdachte wilde hebben en ervan af wilde op een manier die voor iedereen acceptabel was. Dat staat er ook in, al is het met andere woorden. Mijn zaaksofficieren hadden er natuurlijk ook geen zin in. Er is niemand die in zo'n traject terecht wil komen. U moet overigens weten dat de heer Teeven, net zoals ik, op dat moment er volledig van op de hoogte is dat wij in het Delta-traject zitten. Wij zitten dus niet in n zaak met n informant, maar in een hele lijn van infiltratie. Als u een andere zaak analyseert die zich in de tijd van collega Van der Kerk heeft afgespeeld in Gooi en Vechtstreek, ziet u precies hetzelfde beeld: uit een doorlopend traject van infiltratie wordt een zaak gelicht en die wordt bij de officier gedeponeerd welke vervolgens die zaak afwikkelt, niet wetende wat er omheen zit. Als je alleen sec de informatie bekijkt, ging het gewoon om een simpele, ordinaire gecontroleerde aflevering, zoals er zoveel zijn geweest eind jaren tachtig, begin jaren negentig. Overigens is zo'n aflevering niet erg effectief, want je krijgt nooit de grote jongens bij zo'n container. Die zijn immers niet gek.
De heer Koekkoek:
Dus u bedoelt: ongecontroleerde aflevering?
De heer Valente:
Nee, gecontroleerde aflevering, want de bedoeling was om alles te pakken. Daar zou ik althans voor zorgen en daar heb ik ook voor gezorgd, althans daar heeft de zaaksofficier de heer Teeven voor gezorgd. Na het afleveren bij de loods heeft Teeven het van mij overgenomen.
De heer Koekkoek:
In een andere zaak, waarbij het naar ik meen ging om een container met 17.000 kilo...
De heer Valente:
Ja.
De heer Koekkoek:
Daar maakt u de opmerking dat de zaak eventueel bij een ander arrondissement gedropt zou kunnen worden.
De heer Valente:
Nee hoor, dat is niet gezegd. Die opmerking is heel makkelijk te verklaren. Je zit met de veiligheid van de informant. Ik snap niet dat ze aan het rekken zijn. Dat is mij op dat moment niet duidelijk, want ik weet niet van het verhaal dat de informant gigantische bedragen betaald krijgt van z'n maatjes. Ik probeer dus een oplossing te vinden om iedereen tevreden te stellen. En van die oplossingen is om, met toestemming van een collega, de zaak bij een ander arrondissement onder te brengen en dan daar alleen de politie te tippen op een moment dat er geen verdachten bij zijn, dus de politie gewoon alleen hasj te laten afvoeren. Op die manier is de informant voldoende afgeschermd ten opzichte van z'n maatjes en ben ik van die hasj af. Dat wil ik namelijk op dat moment. Hetzelfde speelt bij de tweede tranche. Dan is het veel leuker. Het blijft wekenlang in een loods liggen. Ik wil het eerst naar de vuilverbranding afvoeren, maar dat gaat niet, dat mag niet, omdat de informant gigantische risico's zou lopen. In de tweede tranche had ik het dossier al in mijn bezit, maar ik heb het toen niet met het inzicht van vandaag gelezen, anders had ik geweten dat met de risico's van een informant iets heel anders werd bedoeld. In de tweede aflevering heb ik een hele poppenkast op poten moeten zetten om dat spul door de CID aan de tactische recherche te doen leveren, dit alles met het doel de informant af te schermen.
De heer Koekkoek:
En hoe is dat afgelopen?
De voorzitter:
Het is goed afgelopen.
De heer Valente:
Ik kan beter niet vertellen hoe het afgelopen is, maar goed: het is goed afgelopen.
De heer Koekkoek:
In een andere zaak waarover wij een rapport hebben van de heer Van der Putten van 25 april, een zaak die speelt in het midden van het land, schrijft u in eerste instantie met de hand "nee", en later...
De heer Valente:
Dan "ja" en dan weer "nee".
De heer Koekkoek:
Later schrijft u alsnog na toelichting akkoord te gaan.
De heer Valente:
En daarna weer "nee".
De heer Koekkoek:
Is dit niet een wat wisselvallig beleid van de officier van justitie?
De heer Valente:
Nee, het is een officier van justitie die niet alle inzicht in n keer krijgt. Je moet eraan trekken. Uiteindelijk, als hij het volledige inzicht heeft... Het gesprek van 1 mei, een heel mooi telefoongesprek, heeft betrekking op die zaak. Lees dat maar even. Of moet ik even voor u voorlezen?
De heer Koekkoek:
Als u daar behoefte aan hebt, maar het is ons bekend.
De heer Valente:
Nu goed, dan lees ik het niet voor, maar het staat erin: "Ik wil niet dat informanten misdrijven plegen. Ik heb geen vertrouwen in dat traject. Ik heb op dit ogenblik een hele harde lijn en dat is: mijn informanten plegen geen misdrijven".
De heer Koekkoek:
U zegt: op dit ogenblik.
De heer Valente:
Ja, "op dit ogenblik" dat is het moment waarop het zich allemaal afspeelt.
De heer Koekkoek:
Dat betekent niet: ik dacht er eerder anders over?
De heer Valente:
Nee.
De heer Koekkoek:
Of misschien: vroeger dacht ik er anders over?
De heer Valente:
In 1988, 1989 misschien wel, voorzitter.
De voorzitter:
Voor de geschiedschrijving, mijnheer Valente: U schrijft een paar dagen daarvoor wel op een bepaald rapport dat over dit traject gaat, dat u instemt met het periodiek doen uitrijden door een informant van partijen, ongeveer n keer per halfjaar.
De heer Valente:
Daar heb ik nooit mee ingestemd. Ik heb ingestemd met n container en als ik zie dat een tweede container eraan komt...
De voorzitter:
Het staat op het rapport hoor, echt waar.
De heer Koekkoek:
Het zou een abonnement worden.
De heer Valente:
Nee, dat is...
De voorzitter:
Het verzoek is om toestemming te verlenen de informant periodiek n keer een transport softdrugs...
De heer Valente:
Ja, ja.
De voorzitter:
Daar doel ik dus op.
De heer Valente:
Daar kom ik op terug.
De voorzitter:
Dat ontken ik niet, alleen proberen wij zo goed mogelijk in de hele rijstebrijberg...
De heer Valente:
Voorzitter, ook ik mag aarzelen.
De voorzitter:
Absoluut.
De heer Valente:
Ik ben ook een mens.
De voorzitter:
Het punt is dat u in het eerste verhoor zei: Mijn informanten plegen nooit misdrijven. Echter, als een informant een transport softdrugs uitrijdt... Ik weet niet hoe bij u de klok hangt en u bent zeker een beter jurist dan ik, maar ik kan mij niet voorstellen dat dit absoluut geen misdrijf is.
De heer Valente:
Nee, maar daar kom ik toch op terug?
De voorzitter:
Nu, akkoord.
De heer Koekkoek:
Maar u wilde het aanvankelijk wel en u hebt ook gesproken over de mogelijkheid om het voor te leggen aan de Centrale toetsingscommissie. Dan moet men toch weten waar het over gaat?
De heer Valente:
Maar daar kom ik ook op terug. Ik zeg immers op een bepaald moment: Ik doe het niet meer. Mag ik aarzelen?
De voorzitter:
Zeker.
De heer Koekkoek:
Als wetenschapper beantwoord ik uw vraag bevestigend.
De heer De Graaf:
Ik heb een vraag als kamerlid, voorzitter. U hebt kunnen aarzelen; dat begrijp ik. In het vorige verhoor nam u niet zo'n aarzelende positie in en hebt u in ieder geval mij de indruk gegeven - ik kan de citaten geven op de pagina's 18, 19 en 20 - dat u de man bent die al jarenlang zegt: niet mr dan passieve informatie ontvangen en geen actieve sturing.
De heer Valente:
Dat is ook zo.
De heer De Graaf:
Als u weet dat geld van een criminele organisatie door een informant aan de politie wordt gegeven om een loods te huren en als u weet, of daarover aarzelt, dat een informant een container uitrijdt, dan kunt u toch niet meer aan ons...
De heer Valente:
Nee, het is niet een container die hij uitrijdt. Het gaat om een andere zaak dan die container. Hij zou als chauffeur een transport rijden.
De heer De Graaf:
Maar dan kunt u toch in het eerdere verhoor niet meer aan ons het beeld geven dat u heel streng in de leer bent en zegt: alleen maar passieve informatie en de informanten mogen absoluut niets doen?
De heer Valente:
Wat u krijgt, is een blik in mijn afwegingen. U krijgt via gesprekken en de stukken gewoon inzicht in het feit dat ook ik wankel. Uiteindelijk kom ik toch op mijn pootjes terecht. Dat kunt u niet ontkennen. Ik doe het niet en u kunt niet hard maken dat ik het wel doe.
De voorzitter:
Nee, uiteindelijk doet u het niet.
De heer Valente:
Dat ik erover denk en erover wankel en soms door de duivel - dat woord is misschien wat overdreven, maar het is bijna Adam en Eva...
De voorzitter:
Adam en Eva? Is het de appel?
De heer Valente:
Dat ik soms aan het wankelen word gebracht en er soms bijna intrap, staat vast. U hebt een blik in de keuken gekregen en uiteindelijk heb ik "nee" gezegd.
De heer De Graaf:
U zegt nu dat u er soms bijna intrapt. Wat bedoelt u daarmee?
De heer Valente:
Nu, er worden worsten voor je neus gehangen en op een gegeven moment ga je denken: Zou ik het nu misschien maar doen?
De heer De Graaf:
Het lijkt erop dat u daarmee suggereert alsof u voortdurend dreigt te worden belazerd.
De heer Valente:
O, lees maar. Zal ik nog mr vertellen over hoe ik belazerd ben? Ik dreig niet te worden belazerd, ik word gewoon belazerd. Ik wil dat u niet onthouden. De telefoongesprekken staan op papier en ik noem het gesprek tussen de heer Van der Putten en de heer Lengton van de RCID Rijnmond. Daar wordt op een gegeven moment gesproken over een informant, waarbij ik in het midden laat wie dat is, en dan wordt vervolgens gezegd: "Van der Putten wordt verzocht even een 4x4 te sturen over het gebeuren in Aalsmeer. Van der Putten zal proberen om zo'n ding in elkaar te vogelen. De informatie die Van der Putten heeft, past volgens Lengton in een tactisch onderzoek". Toen ik dit afgelopen woensdag door uw commissie uitgereikt kreeg, dacht ik: "Wat is dit, wat is dat gebeuren in Aalsmeer, dat zegt mij niets, ik snap er niets van". Ik ben dus maar verder gaan kijken en kwam in hetzelfde informantendossier een gesprek tegen op 27 april 1995: "Daarnaast gaf de informant door dat er aanstaande maandag een container arriveert met ijzerschroot, waarin een partij harddrugs zit". Dat is mij nooit verteld. Er wordt ook de naam van een verdachte genoemd; dat laat ik er even buiten, maar...
De heer Koekkoek:
Mijnheer Valente, is het verstandig om dit allemaal voor te lezen?
De heer Valente:
Dit kan geen kwaad, voorzitter.
De heer Koekkoek:
Maar...
De heer Valente:
Nee, ik moet dit voorlezen, want het moet duidelijk zijn hoe het in elkaar zit.
De heer Koekkoek:
Niet wie de informant is.
De heer Valente:
U moet goed luisteren. Er is hier getwijfeld aan hetgeen ik voor deze commissie heb gezegd en ik wil dat iedereen duidelijk is dat ik gewoon belazerd word. De transporteur zou genaamd zijn FMA uit Aalsmeer. Dat is wat aan mijnheer Lengton doorgegeven wordt. Als u in de rapportage van de heer Teeven en mij kijkt, ziet u dat wij het kladblok van de heer De Jongh hebben onderzocht (bladzijde 46) en daar komt naar voren dat n van de trajecten en n van de containers FMA is. Ik zat dus tot mijn haren in dat traject, maar zelfs als ik herhaaldelijk vraag of ik in dat traject zit, wordt het mij onthouden.
De voorzitter:
U zit blijkbaar met een deel van dezelfde adressen waar u niet van weet. Die conclusie kunt u trekken. Wij kunnen op dit moment niet al uw conclusies trekken. Dan zouden wij nog eens goed naar het hele pakket moeten kijken. Ik meen dat wij hiermee het voornaamste verschil in uitleg zoals dat is gerezen in de vorige verhoren, behandeld hebben.
De heer Koekkoek:
Ik heb nog wel behoefte aan een enkele verduidelijking, voorzitter, over de zaak in het midden des lands die wij zojuist bespraken. U bent van plan om die zaak aan de toetsingscommissie voor te leggen. Dan moet u toch ook een concreet beeld hebben van hetgeen het traject inhoudt? Op dat moment zegt u daar geen "nee" tegen. Want een zaak moet serieus genoeg zijn, wil je die aan de toetsingscommissie voorleggen. Welk beeld hebt u van de zaak op het moment dat u van plan bent die aan de toetsingscommissie voor te leggen?
De heer Valente:
Ik heb het beeld dat ik van een gewone informatie overga naar een infiltratietraject... U luistert nu naar mij, voorzitter?
De voorzitter:
Ja, ik luister, de heer Koekkoek luistert en wij luisteren allemaal.
De heer Valente:
Ik heb op dat moment het beeld dat ik wellicht zou kunnen overgaan van een informatie- naar een infiltratietraject en daar wil ik graag de mening van de commissie over hebben. Gaandeweg krijg ik meer inzicht in het einddoel van de zaak en kom ik zelf in mijn proportionaliteitsafweging tot de conclusie dat ik het niet wil. De afweging van het gebruiken van een dergelijk ingrijpend middel ten opzichte van de waarde van het doel van de zaak valt tegen. U vindt dat in het verslag van een gesprek dat ik op 9 juni voer met mensen van Gooi en Vechtstreek. Daar leg ik ook precies uit hoe ik tot die beslissing ben gekomen. Ik leg van A tot Z uit waarom ik aanvankelijk aarzelde en dacht "dat moet naar de commissie" en waarom ik op een gegeven moment rechtsomkeert heb gemaakt en "nee" heb gezegd.
De heer Koekkoek:
Dat is duidelijk. Het was wat wisselend, maar het ging hier om een infiltratietraject?
De heer Valente:
Het was een informatietraject, waarbij iemand gewoon meeloopt en meeluistert en daar informatie over brengt en vervolgens verzocht werd om actiever mee te gaan doen. Op zo'n moment moet je beslissen of je al of niet doorgaat. Ik heb uitgelegd dat ik bij andere zaken in het verleden vaak op dat moment de zaak heb afgebroken en ook hier ging het precies om zo'n traject. Ik aarzelde een tijd en dacht: Ik ga de visie van de commissie vragen. Tegelijkertijd kreeg ik meer inzicht in het doel van de operatie en toen kwam er een tijd van spanning, waarin ik ja, nee en ja koos.
De heer Koekkoek:
Zou hier sprake geweest zijn van een gedeeltelijk gesloten CID-traject?
De heer Valente:
U weet dat ik daartegen ben.
De heer Koekkoek:
Dat is mijn vraag niet.
De heer Valente:
Het zou geen gesloten CID-traject moeten zijn, maar dat is nog niet besproken. Het enige dat op dat moment besproken wordt, is of de informant strafbare feiten moet of kan gaan plegen en dus in mijn optiek infiltrant wordt. Hij gaat immers onder regie van de politie strafbare feiten plegen.
De heer Vos:
Ik zou een vraag stellen, voorzitter. Ik hoor de heer Valente vaak het woord "aarzeling" gebruiken. Is het risico aanwezig geweest dat uw aarzelingen tot stuurloosheid bij de betrokken politie aanleiding hebben gegeven?
De heer Valente:
Ik denk van niet. Kijk maar naar de gesprekken zelf. U krijgt nu een kijkje in de keuken en u kunt zelf uw conclusies trekken. Maar ik denk van niet.
De heer Rabbae:
Mijnheer Valente, u hebt eerder gezegd wat op een bepaald moment, "op dit ogenblik", uw gedachten zijn. Daarna zegt u: "Ik ben ook maar een mens die aarzelt en wankelt, maar uiteindelijk kom ik op mijn pootjes terecht". Komt u uiteindelijk op uw pootjes terecht door derden, namelijk de zaaksofficieren die eigenlijk toch een andere mening hadden dan uw oorspronkelijke akkoordbevinding, of door uw eigen worsteling met deze materie?
De heer Valente:
Uiteindelijk beslis ik altijd zelf.
De heer Rabbae:
Ja, dat weet ik, maar wordt u daarin benvloed door derden?
De heer Valente:
Uiteraard, ik praat met andere mensen en laat mij ook door andere mensen adviseren. Ik heb niet de wijsheid in pacht.
De heer Vos:
Ik heb nog een andere vraag, voorzitter, namelijk of het CID-traject zoals de heer Valente dat voorstelt, daadwerkelijk wel zo open is. Ik heb u horen zeggen, mijnheer Valente, dat u het open maakt door een politiefunctionaris te laten getuigen, maar dan blijft het in feite toch ook gesloten, omdat de informant als zodanig achter de kiezen wordt gehouden?
De heer Valente:
De naam van de informant wordt altijd afgeschermd en dat is ook in jurisprudentie toegestaan, zelfs bij het Europese Hof voor de rechten van de mens. Bij onder andere de zaak-Ldi kunt u het vinden.
De heer Vos:
In uw versie van het open traject legt u toch ook een drempel voor bepaalde informatie, door een politiefunctionaris te laten verhoren? In feite is dat toch ook gesloten?
De heer Valente:
Nee, dat is niet gesloten. Als de politie het spul bij de douane heeft opgehaald en naar een loods heeft gebracht, wordt dat geverbaliseerd.
De heer Vos:
Maar er is niet exact na te gaan wat de informant gedaan heeft, omdat de informatie naar voren komt via de mond van de politie.
De heer Valente:
Dat is het probleem met informanten. Dan zouden wij geen informanten meer moeten gebruiken.
De heer Vos:
Uw traject is derhalve net zo dicht als andere trajecten.
De heer Valente:
Nee.
De heer De Graaf:
Hierop voortbouwend: U hebt gezegd dat de kwestie van de loods en het feit dat die met crimineel geld zou worden gehuurd...
De heer Valente:
Dat zou open komen.
De heer De Graaf:
Dat zou open komen. Als u daarbij echter de rol van de informant niet wilt onthullen, vanwege het gevaar dat de identiteit van de informant bekend zou worden, dan kunt u de rechter toch niet alles vertellen? Dan is er toch sprake van een deels gesloten CID-traject, omdat u dat cruciale stukje, namelijk de informant...
De heer Valente:
U doelt nu op de identiteit van de informant?
De heer De Graaf:
Ik heb het over de omstandigheden die, als u het verhaal op tafel zou leggen, altijd terug te voeren zijn op de identiteit van de informant.
De heer Valente:
Daar zit altijd spanning in. Het is jargon, maar een geheel gesloten traject zou zijn dat het spul ergens wordt gevonden en mensen worden aangehouden, maar het deel tussen de douane en het vinden van het spul niet aan de rechter wordt voorgelegd. Dan is er in mijn optiek sprake van een geheel gesloten traject.
De heer De Graaf:
Ook u accepteert dat de rol van de informanten, als die meer is dan zuiver passief informatie verschaffen - en dat was het in dit geval - verborgen blijft voor de rechter, omdat anders de identiteit in gevaar komt.
De heer Valente:
Ja, dat moet ik accepteren, anders kan ik geen informanten meer gebruiken.
De heer De Graaf:
Nu, tenzij het puur passieve informatie is.
De heer Valente:
Ook als het alleen passieve informatie is, moet je het accepteren. Want je kunt nooit antwoord geven op de vraag hoe de informant aan de informatie komt. Stelt u zich voor dat dit tot een strafzaak zou hebben geleid. De eerste vraag die ik als raadsman van een verdachte zou stellen, is dan: Hoe komt de informant aan de "bill of lading"? Daar kan dan geen antwoord op worden gegeven, omdat anders bekend is wie de informant is. Dat blijft dus uiteraard altijd gesloten.
De heer Koekkoek:
Ik wil ten slotte nog met u spreken - het is al een aantal keren aan de orde geweest - over het verwijt dat u eigenlijk de heer Van der Putten maakt, omdat u niet was ingelicht over het feit dat er verband was met het Delta-traject en de Bever-zaak. Wat was daar op zichzelf verkeerd aan, stel dat dit verband er zou zijn?
De heer Valente:
Dan zou ik in een infiltratietraject zitten en dat wilde ik weten.
De heer Koekkoek:
U bent daar op zichzelf niet tegen?
De heer Valente:
Als ik erin zit, wil ik het weten.
De heer Koekkoek:
Maar op zichzelf hoeft dat niet verkeerd te zijn?
De heer Valente:
Als het binnen mijn voorwaarden zou kunnen, dus als ik het allemaal open zou kunnen gooien, enz. Als u straks met het kabinet een wet zou kunnen maken over getuigebescherming - het is ideaal als je zo'n informant vervolgens ook als kroongetuige kunt gebruiken - zal ik vanaf die dag de eerste zijn die volledig meedoet met een infiltratietraject. Het is een goed middel.
De heer Koekkoek:
U bent wetsgetrouw. Waar het mij nu om gaat is dat de heer Vrakking heeft geschetst wat hij van u heeft gehoord en daarbij ook sprak over backstores en frontstores. Was daar volgens u in dit geval sprake van?
De heer Valente:
Er was een frontstore in die zaak, het adres waar het vandaan kwam, ergens in een ver land. Ik laat maar even in het midden waar het precies vandaan kwam. Dat is n van de opmerkingen die de heer Teeven tussen de 19de en de 25ste bij mij deponeert, zo van "Pas op, want ik heb dit adres al vaker gezien".
De heer Koekkoek:
Een frontstore is een dekmantel...
De heer Valente:
Een frontstore is een dekmantelbedrijf elders. Ik weet in dit geval niet of het door de politie of de informant is opgezet, maar het is iets dat onder regie en leiding van de politie en het openbaar ministerie ergens wordt opgestart, waarmee je een brug slaat tussen de criminelen en je eigen traject. In mijn optiek is het zo dat er daar contacten zijn en er zijn ook hoeveelheden verdovende middelen ingekocht en geleverd. Op een gegeven moment - dit is zuiver mijn filosofie...
De heer Koekkoek:
Ik heb het liever over de feiten.
De heer Valente:
Nu, in dit geval kwam dat adres ook al in eerdere trajecten voor. U heeft de rapportage van ons.
De heer Koekkoek:
Zeker.
De heer Valente:
Bij container nummer 33 komen dezelfde mensen erin voor en ik meen dat bij container nummer 56 of 57 hetzelfde adres voorkomt.
De voorzitter:
U wilt zeggen dat wij in het rapport-Teeven/Valente dat hier al eerder in het verhoor naar voren is gekomen, op verschillende punten dezelfde adressen tegenkomen?
De heer Valente:
Ja, en op dat moment ontstaat bij Teeven/Valente, om het zo maar te zeggen, de bepaalde indruk dat het, gezien de structuur en de documenten, niet anders dan om een frontstore kan gaan.
De heer Koekkoek:
Was dat zo in alle gevallen die wij nu hebben besproken?
De heer Valente:
Niet in alle gevallen. Bij de zaak in het midden van het land zat het heel anders.
De heer Koekkoek:
In hoeverre was sprake van frontstores in Nederland?
De heer Valente:
Ik meen dat de heer Teeven en ik er een stuk of 33 boven water hebben getild.
De heer Koekkoek:
In deze gevallen die wij hebben besproken.
De heer Valente:
In dit geval niet, hoor. Daar was er geen frontstore in Nederland. Er was wel een frontstore, of althans een adres in Oostenrijk of elders. Ik wil niet het land noemen, maar het is genoemd in verband met het frauderen bij het invoeren van de container. Uiteraard moeten er invoerrechten over worden betaald en daar wordt ook mee gefraudeerd, maar dat hebben wij pas later...
De voorzitter:
De invoerrechten over de deklading van spijkerbroeken?
De heer Valente:
Ja, daar wordt mee gefraudeerd.
De voorzitter:
Ook daarmee nog.
De heer Valente:
Ja, u hebt een journaal van mij van allerlei besprekingen en als u de bespreking van 9 juni leest, wordt precies uitgelegd hoe ermee gefraudeerd wordt. Dat wil ik nu even in het midden laten.
De heer Koekkoek:
Ik heb voldoende gehoord, voorzitter.
De voorzitter:
Mijnheer Valente, het is tussen u en de heer Van der Putten natuurlijk nooit wat geweest. Als u komt, vraagt hij al aan de fungerend hoofdofficier of het wel de bedoeling is.
De heer Valente:
Ja, het is nooit wat geweest.
De voorzitter:
Is dan ander beleid mogelijk, voordat zo'n zaak zo gigantisch op de klippen loopt en u in feite al uw energie moet besteden aan het rechtzetten van dingen die volgens u fout zijn, terwijl Van der Putten dingen tracht recht te zetten die volgens hem fout zijn?
De heer Valente:
Mijn relatie met de CID Amsterdam of met de CID Zeeland is optimaal, ook omdat wij doorzichtig, transparant met elkaar werken, niet met dubbele agenda's.
De voorzitter:
In november 1994 krijgt u te maken met de CID Gooi en Vechtstreek. Is het dan niet mogelijk dat iemand op een eerder moment zegt: "Ja, jongens, zo kunnen wij natuurlijk niet werken"? De irritaties waren er al langer en de heer Van der Putten verklaarde hier zoven dat hij al aan de fungerend hoofdofficier zei: "Ik kan eigenlijk met die man niet goed samenwerken". Was er dan niet eerder een psycholoog of iemand anders die zei: "Heren, heren"?
De heer Valente:
Die telefoongesprekken zijn heel duidelijk, voorzitter. Waarom kan hij niet met mij werken? Kijk naar het gesprek dat hij met mijnheer Scherpenisse voert: "Ik heb een officier die zegt dat dat altijd moet en ik word zo moe van die mensen". Het punt is dat ik altijd heb gezegd alles te willen weten. In het verleden zijn er al veel eerder incidenten geweest in de relatie. Hij wilde ooit een tactisch traject met mij bespreken en toen ik hem een aantal vragen stelde, heeft hij op een gegeven moment vierkant geweigerd om daar antwoord op te geven, waarna ik zei: "Dan is dit gesprek beindigd". Het is geven en nemen, transparant met elkaar omgaan. Het voordeel van het afluisteren van mijn gesprekken is, dat het heel duidelijk wordt. Toen ik hoorde dat ik was afgeluisterd, dacht ik: "Dat zal liggen aan de relatie tussen Van der Putten en mij". Maar toen ik hoorde dat hij hier verklaarde dat hij ook al sinds de jaren tachtig andere officieren van justitie afluistert, dacht ik: "Ja, dat zit toch in de mens".
De voorzitter:
Ik wil u nog iets vragen over een handtekeningenactie die hij zou hebben opgezet. Hij heeft zich over u wel eens uitgelaten in niet zo positieve zin, maar van een handtekeningenactie is ons niet gebleken.
De heer Valente:
Ik heb dat uiteraard gehoord, naar ik meen van de CID Amsterdam, maar ik weet van niets.
De voorzitter:
Zullen wij het houden op vragen links en rechts of u niet vervangen kon worden? Dus geen handtekeningenactie met een boekje en een lijst, alsof het Greenpeace was?
De heer Valente:
Nee, dat zeker niet.
De voorzitter:
Ik meen dat wij hiermee aan het einde zijn gekomen van dit verhoor.
De heer Valente:
Zijn wij klaar?
De voorzitter:
Ik dacht het wel. Mijnheer Van der Putten... Ach, mijnheer Van der Putten...! Mijnheer Valente...
De heer Valente:
Ik heb u niet beledigd, voorzitter, en dat zou u ook mij niet moeten doen.
De voorzitter:
Het is absoluut niet mijn intentie om dat te doen, mijnheer Valente. Dank u wel. Sluiting 12.15 uur


Inhoudsopgave en zoeken