3.4. De kwetsbare positie van de notaris

3.4.1. Onmisbaar en aantrekkelijk voor criminele organisaties

De notaris is een onmisbare schakel in tal van dubieuze constructies. Of het nu gaat om de oprichting van BV's waarmee gefraudeerd gaat worden, of om witwasoperaties waar onroerend goed mee is gemoeid of waarbij rechtspersonen worden gebruikt, de tussenkomst van de notaris is wettelijk voorgeschreven. In deze zin is er een grote mate van potentile betrokkenheid tussen het notariaat en de georganiseerde misdaad.

Er is nog een tweede reden waarom criminele organisaties interesse hebben in het notariaat. De notaris is als de belichaming van deugdelijkheid en onkreukbaarheid een aantrekkelijke dekmantel voor criminele activiteiten. Reeds in 1983 wees de toenmalige voorzitter van de KNB Sasse erop dat de door de geheimhoudingsplicht en het verschoningsrecht sterk afgeschermde relatie tussen de notaris en zijn clint een groot gevaar kan inhouden. Het notariskantoor zou een vluchtheuvel kunnen worden voor personen en belangen die geen aanspraak op bescherming mogen maken (Sasse, 1983, pp. 620 e.v.). Het risico is niet denkbeeldig, zoals uit een in paragraaf 3.5.3 beschreven voorval zal blijken, dat een notaris niet vanwege zijn deskundigheid als adviseur in de arm wordt genomen, maar als een faade om tegenover anderen vertrouwen te wekken in het bonafide karakter van de financile transacties. De notaris is derhalve aantrekkelijk voor criminele organisaties. Dit roept de vraag op hoe weerbaar de notaris is. Wat zijn de mogelijkheden en instrumenten om te voorkomen dat hij wordt misbruikt voor illegale praktijken?

3.4.2. De geringe weerbaarheid van de notaris

De notaris heeft, vergeleken met bijvoorbeeld de advocaat, een belangrijke handicap: hij heeft in beginsel de plicht dienst te verlenen. Dit betekent dat de bewijslast bij hem berust. Hij mag bij dienstweigering niet afgaan op vage verdenkingen en vermoedens, maar dient de redelijke overtuiging te hebben dat de zaak niet deugt. Het probleem is echter dat de notaris weinig mogelijkheden heeft om recherche te plegen. Wie moet hij raadplegen en hoe kan hij de gegevens verifiren? In hoeverre verzet de geheimhoudingsplicht zich tegen het inwinnen van inlichtingen bij bijvoorbeeld de CRI of de afdeling Rechtspersonen van het ministerie van Justitie? Uit de gevoerde gesprekken is naar voren gekomen dat over de beantwoording van deze vraag binnen het notariaat zeer verschillend wordt gedacht.

Sommige gesprekspartners (niet behorende tot het notariaat) waren bovendien van mening dat nogal gemakkelijk een beroep op de geheimhoudingsplicht wordt gedaan. De geheimhoudingsplicht zou als een gemakkelijk alibi worden aangevoerd om de eigen verantwoordelijkheid voor het checken van gegevens te ontlopen. Daarenboven laten de wet op het Notarisambt en de beroeps- en gedragsregels van de KNB grote onduidelijkheid bestaan over de vraag welke rol de notaris nu eigenlijk heeft te spelen. Bij wijze van voorbeeld de rol van de notaris bij de oprichting van vennootschappen.

Notarissen vormen bij de oprichting van vennootschappen een eerste sluis. Oprichters van een vennootschap dienen een door de KNB en het ministerie van Justitie vervaardigde vragenlijst in te vullen. Mede op basis van de ingevulde vragenlijst verricht het ministerie onderzoek naar de vraag of de vennootschap zal worden gebruikt voor ongeoorloofde doeleinden en/of benadeling van haar schuldeisers. De notaris dient de vragenlijst mede te ondertekenen. Met de ondertekening verklaart de notaris dat hij zich heeft overtuigd van de juistheid van de opgegeven personalia van de oprichters. Hij behoeft derhalve niet te verklaren dat de vragen naar waarheid zijn ingevuld.

Is de notaris hiermee ontslagen van de verplichting om de gegevens te verifiren; mag hij alleen dienst weigeren als er iets mis is met de personalia van de oprichters? De beroeps- en gedragsregels van de KNB leveren geen ondubbelzinnige antwoorden op deze essentile vragen. Naar onze mening zou een notaris in strijd handelen met het recht (namelijk medeplichtige zijn bij valsheid in geschrifte), wanneer hij een vragenlijst doorstuurt met gegevens waarvan hij weet dat deze onjuist zijn. Maar hoe kan een notaris weten dat de gegevens onjuist zijn, hoe ver moet hij gaan met zijn onderzoek indien, om een concreet geval te noemen, enkele Russische zakenlieden onroerend goed aankopen en deze via de bank betalen? Dient de notaris te controleren waar de kopers hun geld vandaan krijgen? Volgens de huidige voorzitter van de KNB, Dijk, zijn de marges voor weigering van dienstverlening smal: Het komt aan op het stellen van de juiste vragen. Maar de slimme clint is daarop voorbereid en heeft een goed en sluitend verhaal (Dijk, 1994, p. 30).

Een door de KNB ingestelde werkgroep, de werkgroep verschoningsrecht, die de opdracht kreeg te rapporteren over het ambtsgeheim van de notaris in een tijd van toenemende georganiseerde criminaliteit reageert eveneens laconiek. De notaris die een bepaald persoon of een bepaalde zaak niet vertrouwt, zal door het stellen van (lastige) vragen achter de waarheid trachten te komen. Het resultaat is dan meestal dat de clint niets meer van zich laat horen en een andere notaris (met een ander verhaal) inschakelt (Werkgroep, 1994, p. 3). Alsof met het andere verhaal de problemen voor het notariaat verdwenen zijn. Slechts enkele notarissen blijken in geval van twijfel contact te zoeken met het Ministerie van Justitie om nadere inlichtingen in te winnen of om de afdeling Rechtspersonen ervan op de hoogte te stellen dat zij de oprichting van de vennootschap niet vertrouwen. Onlangs heeft de KNB een voorstel ontworpen om een vertrouwensnotaris in te stellen. Een belangrijk onderdeel van het voorstel is dat een notaris melding zou moeten maken aan de vertrouwensnotaris van de gevallen waarin hij dienst weigert. Deze vertrouwensnotaris fungeert als een klankbord voor de beoordeling van de vraag of het geval ook aan de politie gemeld moet worden. De behandelende notaris beslist hierover uiteindelijk zelf, echter niet dan nadat hij de clint hiervan op de hoogte heeft gesteld.

Concluderend, de notaris heeft aan de ene kant de plicht zijn diensten te verlenen en is in deze zin lijdelijk, maar aan de andere kant heeft hij ook een onderzoekplicht en dient hij recherche in te stellen als de gevraagde dienstverlening vraagtekens oproept. Het risico bestaat evenwel dat de notaris, met de geheimhoudings- en dienstverleningsplicht aan zijn zijde, het zekere voor het onzekere neemt en zich lijdelijk opstelt bij het verrichten van diensten, zelfs in de gevallen waarbij hij zelf grote vraagtekens zet.


vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken