INLEIDING

1.1. Verwijtbare betrokkenheid

In dit rapport wordt een inventarisatie gemaakt van de verwijtbare betrokkenheid van advocaten, notarissen en accountants bij strafbare gedragingen van de georganiseerde misdaad. Advocaten en notarissen behoren van oudsher tot de klassieke professionele beroepen. De accountants zijn hiermee vergeleken nieuwkomers. In de afgelopen jaren zijn enkele beoefenaars van juist deze beroepen in verband met verwijtbare betrokkenheid bij georganiseerde misdaad in opspraak geraakt. In mei 1993 ontstond hierover beroering toen een ambtenaar van het ministerie van Justitie, J.J.M. van Dijk, op een besloten conferentie van de Jonge Balie in Amsterdam meedeelde dat de CRI een lijst zou bezitten waarop de namen van zeker meer dan tien advocaten stonden die criminele organisaties met raad en daad terzijde zouden staan (NRC 7-5-1993). Noot

Van Dijk baseerde zijn opmerkingen op de landelijke inventarisatie criminele groeperingen 1993 waaruit het cijfer naar voren was gekomen. Naar aanleiding van de affaire is door de CRI nader onderzoek gedaan naar de relatie tussen georganiseerde misdaad en enkele vrije beroepsgroepen, hetgeen onder meer heeft geleid tot een vertrouwelijke nota van het voormalige hoofd van de CRI Wilzing. Dit rapport lekte onlangs uit. Blijkens de mededelingen in de NRC (12-8-1995) zouden 15 notarissen en advocaten verdacht worden van het hebben van banden met de georganiseerde misdaad. Van deze lijst van Wilzing, die is samengesteld op basis van het bij de CRI aanwezige Finpol-bestand, bestaan twee versies, een geanonimiseerde versie en een versie waarin de namen van de betrokken advocaten en notarissen voluit staan vermeld. Enkele weken voor het afsluiten van dit rapport kreeg ik de beschikking over de niet geanonimiseerde versie. In de beide volgende hoofdstukken over de advocatuur en het notariaat zal nader worden ingegaan op de verschillen tussen de inventarisatie van Wilzing en de door mij verzamelde gevallen.

Het begrip verwijtbare betrokkenheid staat centraal in dit rapport, vandaar dat ik wil aanvangen met een omschrijving ervan. Van verwijtbare betrokkenheid van vrije-beroepsbeoefenaars bij strafbare handelingen van criminele organisaties kan in tweerlei zin sprake zijn. Ten eerste indien een beroepsbeoefenaar in strafrechtelijke zin betrokken is bij de strafbare gedragingen. Deze betrokkenheid kan bestaan uit het medeplegen van of medeplichtig zijn aan de strafbare feiten van de criminele groep, uit het begunstigen van de plegers van deze feiten bijvoorbeeld door het plegen van heling of door het belemmeren of bemoeilijken van de opsporing van de misdrijven en de uit misdrijf verkregen opbrengsten (vgl. art. 189 WvSr.). Hier is sprake van verwijtbare betrokkenheid in enge zin.

Daarnaast onderscheid ik verwijtbare betrokkenheid in ruime zin. Hiervan is sprake als de beroepsbeoefenaar in de uitoefening van zijn beroep niet de nodige zorgvuldigheid in acht neemt ter voorkoming van misbruik van zijn beroepsuitoefening voor criminele doeleinden. Er is dan weliswaar niet sprake van het welbewust en opzettelijk meewerken aan strafbare handelingen, maar wel kan hem worden verweten dat hij had moeten of kunnen weten dat van zijn diensten misbruik werd gemaakt voor criminele doeleinden.

Het moge duidelijk zijn dat de zorgvuldigheidsnorm verder gaat dan de strafrechtelijke norm. Verwijtbare betrokkenheid omvat volgens onze definitie meer situaties dan strafrechtelijke verwijtbaarheid. Deze zorgvuldigheidsnorm sluit aan bij de in enkele recente gedragscodes geformuleerde voorschriften. In deze richtlijnen ter voorkoming van betrokkenheid van de advocaat bij criminele handelingen wordt onder meer gesteld dat een advocaat, zo lang redelijke aanwijzingen van het tegendeel ontbreken, in beginsel mag afgaan op de juistheid van gegevens die hem door zijn clint worden verstrekt. Indien er evenwel redelijke aanwijzingen zijn, dient de advocaat onder meer de identiteit van de clint en het doel van de opdracht te onderzoeken. In de richtlijnen worden enkele specifieke voorschriften gegeven omtrent de zorgvuldigheid die de advocaat onder dergelijke omstandigheden in acht dient te nemen.

Laat een advocaat een dergelijke zorgvuldigheid achterwege, dan kan hem worden verweten dat hij welbewust het risico heeft genomen dat van zijn dienstverlening misbruik gemaakt werd om strafbare feiten te plegen of af te schermen. In een recent arrest van het gerechtshof te Amsterdam gewezen in een strafzaak tegen een advocaat, wordt deze zorgvuldigheidsnorm nader omschreven. Volgens het hof had de advocaat te lichtvaardig zijn diensten als advocaat verleend en onzorgvuldig gehandeld, omdat hij zich had behoren te realiseren dat er een niet te verwaarlozen kans bestond dat de inhoud van de notarile aktes over de herkomst van een geldsom waarvoor hij de concepten had gemaakt, strijdig met de waarheid was. In casu hadden de concrete omstandigheden de advocaat aanleiding moeten geven om nader onderzoek in te stellen naar de herkomst van het geld en de door zijn clint naar voren gebrachte feiten. Uit voormeld onzorgvuldig gedrag kan echter, zo vervolgt het hof, niet de voorwaardelijke opzet worden afgeleid. De advocaat wordt vrijgesproken (arrest 20 juni 1995, hof Amsterdam). Deze professionele normen vinden hun legitimering in het feit dat de advocaat, notaris en accountant op grond van de maatschappelijke functie van hun beroep een zekere maatschappelijke verantwoordelijkheid dragen. Deze maatschappelijke functie gaat gepaard met een aantal privileges zoals een monopoliepositie met betrekking tot het verlenen van bepaalde diensten en een verschoningsrecht voor de advocaat en notaris. De maatschappelijke status van deze beroepen - vooral dat van de oude professionele beroepsbeoefenaars als de notaris en advocaat Noot - komt tot uitdrukking in hun uitstraling van respectabiliteit en betrouwbaarheid. Het fundamentele belang van deze uitstraling in het maatschappelijk verkeer kan moeilijk worden overschat.

De combinatie van de financieel/juridische kennis van deze beroepsgroepen met de uitstraling van betrouwbaarheid maakt advocaten, notarissen en accountants tot aantrekkelijke partners voor de georganiseerde misdaad. Aan de ene kant kunnen zij de benodigde deskundigheid verschaffen om bijvoorbeeld illegale financile transacties te verrichten of kunnen zij dergelijke transacties autoriseren. Op deze wijze fungeren de vrije-beroepsbeoefenaars als een belangrijke schakel tussen de opbrengsten uit de criminele grondfeiten en het wegsluizen van misdaadgeld in de reguliere sectoren van de economie.

Aan de andere kant bieden de vrije-beroepsbeoefenaars goede mogelijkheden bij afscherming. De betrokkenheid van vrije-beroepsbeoefenaars bij transacties kan de schijn van bonafiditeit wekken en de geheimhoudingsplicht biedt een belangrijke bescherming aan de clinten. De notaris en de advocaat bezitten de parafernalia van het professionele beroep (verschoningsrecht , status) en bieden hierdoor, vermoedelijk meer dan de accountant, effectieve mogelijkheden voor de afscherming van strafbare feiten en de uit misdrijven verkregen inkomsten.


vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken