4.6. Slotbeschouwing

De openbaar accountant heeft een maatschappelijke vertrouwensfunctie. Ook de accountant die in dienst van een bedrijf werkzaam is of op commercile basis adviezen verstrekt, heeft een dergelijke uitstraling. Accountants staan borg voor deugdelijkheid en objectiviteit inzake het ontwerpen en controleren van de financile verslaggeving.

Uit de gesignaleerde voorbeelden van verwijtbare betrokkenheid blijkt dat de accountant onder andere vanwege deze uitstraling aantrekkelijk is voor de georganiseerde misdaad. Daarnaast blijkt er behoefte te bestaan aan zijn technische kennis voor het witwassen van misdaadgeld of om frauduleuze constructies te maskeren. Uit de geraadpleegde bronnen kwam naar voren dat men hiervoor niet alleen is aangewezen op de accountant, maar dat ook financieel adviseurs en administratiekantoren hier van nut kunnen zijn. Het is hachelijk om op basis van het betrekkelijk geringe aantal voorvallen uitspraken te doen over de aard en omvang van de verwijtbare betrokkenheid van de accountancy bij georganiseerde criminaliteit. Onder dit voorbehoud kunnen wij voorzichtig concluderen dat de betrokkenheid vooral lijkt voor te komen bij de kleinere kantoren wier diensten gekocht worden door criminele organisaties. Van enige betrokkenheid van de grote firma's is niet gebleken.

In zijn rol als vertrouwensman van het maatschappelijk verkeer is de openbaar accountant door de overheid aangesproken om gevallen van fraude te melden. Noot Lange tijd hebben de NOvAA en het NIVRA zich fel verzet tegen een dergelijke meldingsplicht, omdat deze een inbreuk zou vormen op de geheimhoudingsplicht (Moleveld, 1992). Daarnaast zou hiermee de open relatie met de opdrachtgever, die van groot belang werd geacht voor het functioneren van de openbaar accountant als controleur van de jaarrekening, in gevaar komen. Een klikplicht paste niet in zo'n open relatie (Dubbeld en Van Schaik, 1994, p. 1446). Pas in 1994 is de discussie hierover beindigd met een herziening van de Richtlijn voor de Accountantscontrole 3.03, de zogenaamde frauderichtlijn (Staatscourant, 1994; Regoort e.a. 1995, pp. 19-33). Uit de richtlijn volgt dat de controlerend accountant zijn opdracht terug moet geven als hij een fraude van materieel belang constateert waarbij de bedrijfsleiding betrokken is en deze niet bereid blijkt de fraude ongedaan te maken. Als het een fraude betreft bij een controleplichtige onderneming is de accountant verplicht het opzeggen van de opdracht te melden aan een centraal meldpunt van de CRI. Als de onderneming niet controleplichtig is, mag de accountant zelf bepalen of hij dit meldt. De nieuwe richtlijn heeft de status van Verordening gekregen, zodat de tuchtrechter de naleving ervan kan toetsen.

Het is de vraag of met de fraudemelding een dam wordt opgeworpen tegen het probleem van witwassen en georganiseerde misdaad. Fraudeurs en witwassers, die uit handen van justitie wensen te blijven zullen waarschijnlijk hun activiteiten zo regelen dat ze niet onderworpen zijn aan controle van de jaarrekening. De aanscherping van de frauderichtlijn moet in dit kader vooral gezien worden als een mogelijk preventief middel. In het geval dat de accountant samenwerkt met de onderneming, of bewust zijn medewerking verleent aan activiteiten van criminele groepen, schiet ook een richtlijn te kort.


vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken