6. SCHADE, OPBRENGSTEN EN BESTEDINGEN

6.1. Inleiding

Het laatste hoofdstuk van deel 1 staat in het teken van het door de criminele groepen gegenereerde wederrechtelijk verkregen voordeel en de wijze waarop dit besteed wordt. Deze vragen behoren tot de moeilijkste uit het onderhavige onderzoek, aangezien in een niet gering aantal fraudegevallen een duidelijk inzicht in de winst en vermogenspositie van de betrokkenen ontbrak. Dit gebrek aan kennis kan niet los worden gezien van het feit dat het concept van financieel rechercheren - dat kort gezegd inhoudt dat behalve de goederenstromen ook de geldstromen in beeld gebracht worden - pas recentelijk ingang heeft gevonden bij de opsporingsinstanties en het OM. Ook de wetgeving ter verruiming van de mogelijkheden tot toepassing van de maatregel van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel en andere vermogenssancties - die populair ook wel wordt aangeduid als Plukze-wetgeving - vigeert pas sinds 1 maart 1993. Het nieuwe instrumentarium om criminele winsten af te romen en de opsporing en vervolging van strafbare feiten gepaard te laten gaan met een meer buitgerichte aanpak, is derhalve nog slechts in beperkte mate beproefd.

Afgezien van het feit dat pas sinds kort gevallen van georganiseerde criminaliteit (mede) door een financieel-economische bril worden aanschouwd, geldt als extra complicatie dat de vermogenspositie van de betrokken fraudeurs zich soms moeilijk laat berekenen. Zeker in het geval dat de frauduleuze activiteiten worden ingebed in een wettige onderneming, is het een lastige opgave de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel los te koppelen van de rechtmatig verkregen inkomsten. Daarnaast moet in aanmerking worden genomen dat de opsporing en vervolging van grote fraudezaken hoe langer hoe meer wordt toegespitst op een beperkt aantal verdachten en strafbare feiten. Teneinde het onderzoek compact en overzichtelijk te houden, worden tentakels geknipt en slechts die feiten tenlastegelegd die naar het oordeel van het OM voldoende hard gemaakt kunnen worden. Dit proces van convergentie, in combinatie met het gegeven dat in de meeste fraudezaken een grote verscheidenheid van gedupeerden bestaat, brengt met zich mee dat niet alle benadeelden in het proces-verbaal volledig tot hun recht komen. Noot Ook in dit opzicht zijn de gegevens waarop de bevindingen van dit hoofdstuk zijn gebaseerd, dus allesbehalve volledig. Gegeven de bovenstaande tekortkomingen worden in paragraaf 6.3 bij het in kaart brengen van het wederrechtelijk verkregen voordeel van de dadergroepen de nodige slagen om de arm gehouden. Meer dan dat de criminele winsten aanzienlijk zijn en mogelijkerwijs enkele miljoenen guldens bedragen, valt in de meeste fraudezaken niet te zeggen. Hetzelfde geldt voor de investeringen en bezittingen van de criminele groepen op fraudegebied, die centraal staan in paragraaf 6.4. De beschouwing in deze paragraaf wordt, bij gebrek aan voldoende (betrouwbare) gegevens, slechts gedragen door een deel van casustiek.

Het hoofdstuk wordt geopend met een uiteenzetting over de door fraude teweeggebrachte schade. Uit de toelichting in paragraaf 6.2 blijkt dat ook bij de interpretatie van deze bevindingen de nodige voorzichtigheid geboden is.


vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken