3.6. Tot besluit

Vorenstaande beschrijvingen van de drugshandel, de vrouwenhandel, de illegale wapenhandel en de illegale autohandel in Amsterdam zijn door gaten in ons informatiebestand zeker niet alle even volledig. Niettemin geven zij gezamenlijk toch al een behoorlijk genuanceerd beeld van wat in Amsterdam de betrokken actuele vormen van traditionele georganiseerde criminaliteit voorstellen. Wanneer men dit beeld poogt te vangen in een antwoord op de vraag van de Parlementaire Enqutecommissie Opsporingsmethoden naar de aard, de ernst en de omvang van de georganiseerde criminaliteit in Nederland, dan kan dit antwoord als volgt worden geformuleerd.

Het staat buiten kijf dat in Amsterdam op een zekere schaal - welke valt met geen mogelijkheid te zeggen - (illegale) handel in de besproken (illegale) goederen en diensten wordt bedreven. Maar hiermee is niet gezegd dat al deze handelspraktijken zelf, respectievelijk al de groepen die hierbij betrokken zijn, zonder meer op de noemer van de georganiseerde criminaliteit kunnen worden gebracht. Voorzover wij hebben kunnen nagaan is een dergelijke kwalificatie van wat wij hebben geconstateerd niet op haar plaats bij de diefstal van auto's, en gaat zij slechts in enkele gevallen enigermate op voor de vrouwenhandel en de wapenhandel, namelijk in de gevallen waarin een van deze vormen van handel systematisch wordt beoefend en de beoefening ervan op de een of andere manier actief wordt afgeschermd tegen overheidsoptreden. De meeste georganiseerde criminaliteit komt dus voor in de drugshandel. In deze handel worden autochtone, allochtone en buitenlandse criminele groepen aangetroffen waarvan het optreden in vele opzichten overeenkomt met de definitie die eerder van georganiseerde criminaliteit werd gegeven.

Maar ook in het verband van de drugshandel moet men behoedzaam omspringen met het etiket georganiseerde criminaliteit. Ook hier dekt deze vlag immers een heel ingewikkelde lading. Die loopt uiteen van handlangers van Italiaanse en Ghanese misdaadgroepen, via kleinere en grotere Chinese en Joegoslavische bendes, tot kernachtig georganiseerde Hollandse netwerken en omvangrijke Turkse, Surinaamse en Marokkaanse families. Deze grote verscheidenheid aan organisatievormen kan dus niet worden gereduceerd tot de simpele eenheid van een criminele organisatie of een illegale onderneming. Het probleem van de georganiseerde criminaliteit kan slechts realistisch worden bekeken wanneer men oog heeft voor de grote
variatie aan organisatorische vormen waarin deze criminaliteit kan worden, en ook daadwerkelijk wordt, bedreven.
In het vorenstaande ligt voorts een ontwikkeling besloten waarop zeker ook expliciet de aandacht moet worden gevestigd. En die is dat door een combinatie van factoren - vooral de internationale eigenaard van de drugshandel en ontwikkeling van Amsterdam tot een mondiaal drugshandelscentrum - de georganiseerde criminaliteit in de stad ook een steeds internationaler karakter heeft gekregen. Zowel in de zin dat criminele groepen van over heel de wereld op de Amsterdamse markt bedrijvig zijn geworden, als in de zin dat (autochtone en allochtone) groepen die hier hun thuisbasis hebben, steeds internationaler zijn gaan opereren. De tijd dat zoiets als de penose het beeld van de Amsterdamse (georganiseerde) criminaliteit bepaalde, ligt ver achter ons. Voor een deel is zij van haar eigen markten verdreven, voor een deel heeft zij zich aangepast, moeten aanpassen, aan de manier waarop allochtone en buitenlandse groepen hun illegale activiteiten ontplooien.

Het eerste is heel zichtbaar geworden in de sfeer van de prostitutie, zoals we verderop nog in detail zullen zien: een belangrijk deel van deze sector wordt tegenwoordig niet meer door de penose, maar door niet-Hollandse criminele groepen beheerst. Het laatste heeft zich wellicht nog het meest duidelijk gemanifesteerd in de bereidheid, juist ook van Hollandse criminele netwerken om geweld te gebruiken, of althans om te dreigen met het gebruik van dit middel, zowel tegen afvallige medestanders en geheide tegenstanders als tegen representanten van de overheid. Waren vroeger ook in Amsterdam liquidaties en soortgelijke praktijken een grote zeldzaamheid, tegenwoordig zijn zij niet alleen meer in diverse buitenlandse en allochtone criminele groepen gangbaar geworden, maar ook in bepaalde autochtone criminele netwerken. Met het resultaat dat iedereen kent, namelijk dat van een enkele moordpartij niemand meer wakker ligt. Natuurlijk heeft het veelvuldig gebruik van (dreiging met) geweld door allerhande criminele groepen ook invloed op het leefklimaat in de stad, en zeker op dat in bepaalde buurten of wijken. Dat wordt er in zijn geheel zeker grimmiger door. Maar het werkt natuurlijk ook door in de verhoudingen en omgangsvormen tussen en binnen de meest betrokken bevolkingsgroepen. Maar de maatschappelijke invloed van georganiseerde criminaliteit blijft niet hiertoe beperkt. Die gaat veel verder. Dit is hiervoor ook duidelijk gebleken. Aan de ene kant vormt deze criminaliteit voor delen van de (arme en allochtone) bevolking een enorme bron van inkomsten en dus van welstand. Aan de andere kant kan diezelfde drugshandel, met al zijn inkomsten en dus zijn mogelijkheden om alleen al via de aankoop van onroerend goed economische machtsposities te verwerven, maar ook met al die andere, al die overlast-gevende bijverschijnselen als drugspanden, heroneprostitutie, enzovoort, de leefbaarheid van hele buurten verzieken en uiteindelijk kapot maken. Hiervan is de neergang die de Mercatorbuurt enige jaren geleden meemaakte een duidelijk voorbeeld. En dus ook een voorbeeld om de stelling te illustreren die hierna nog uitvoeriger aan de orde komt, namelijk dat georganiseerde criminaliteit - en zeker die in de sfeer van de drugshandel - en kleine criminaliteit respectievelijk overlast niet twee heel verschillende dingen zijn, maar verschijnselen die in elkaar haken, elkaar tot op zekere hoogte zelfs conditioneren.


vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken