6.5. Inschakeling van de media

De vraag in hoeverre de media onder druk staan van de georganiseerde misdaad is in dit hoofdstuk contra de overheid in zoverre van belang dat de media de intermediair kunnen vormen waarlangs bedreigingen aan haar adres publiek worden gemaakt. Ook kunnen zij een middel vormen om politie en justitie in diskrediet te brengen, en dus te ondermijnen, met loze verhalen over corruptie en onrechtmatig optreden. Een andere vraag is in hoeverre de media zelf een branche vormen die door de georganiseerde misdaad wordt genfiltreerd. Over dat laatste is weinig bekend, maar we zullen er hier toch even bij stilstaan. Journalisten zijn altijd al spreekbuis geweest van prominente misdadigers. De verhalen die zij uit hun mond optekenen hebben niet zelden een romantische inslag. De levensgeschiedenissen van Pistolen Paultje, Haring Arie en Heer Olivier laten zich lezen als schelmenromans. De hoofdpersonen stellen zichzelf natuurlijk niet in een ongunstig daglicht en de lezers worden geacht hun avonturen met een korreltje zout te nemen. Dat wordt anders wanneer de verslaggever zich kritisch opstelt en het vraaggesprek aanvult met informatie uit bronnen die de betrokken misdadiger misschien liever niet had onthuld. Dan wordt het een
kwestie van onderhandelen en is het maar de vraag welke waarheid in de media verschijnt. Ton van Dijk schreef in de jaren zeventig en tachtig stukken over Amsterdam als Redacteur Onderwereld en hield toen zijn voornaamste zegslieden uit de (negatieve) publiciteit. Jopie de Vries was van mening dat zijn kleine imperium ten onrechte steeds door de politie werd aangepakt omdat het het grootste was en de meeste aandacht trok. Als een goktent was gesloten liet De Vries aan Van Dijk zien welke ravage de politie nu weer had aangericht. Van Dijk schreef erover en hield Zwarte Jopie dan inderdaad uit de wind. Dit geldt ook in de richting van de politie: misdaadverslaggevers hebben vaste relaties met n of meer politiemensen die hun heldendaden graag vereeuwigd zien of die welbewust criminele nieuwsfeiten laten uitlekken om uiteenlopende redenen. De journalistieke vuistregel luidt in alle gevallen: iedere primeur is een lek. En dus zal een journalist doorgaans zijn bron niet noemen. De namen van vaste informanten, waar zij ook zitten, bereiken de publiciteit niet of slechts in verhulde vorm.

Bij de georganiseerde misdaad staan tegenwoordig grotere belangen op het spel dan in de jaren zeventig en dit spel zelf wordt vandaag de dag ook anders gespeeld dan in de tijd van de klassieke penose. De eerste maal dat dit duidelijk werd was in 1988. Bart Middelburg, verslaggever van Het Parool, die zich profileert als investigative reporter, was begonnen de gangen van Bruinsma en zijn groep hinderlijk te volgen en, zoals in .2.4.2.2 duidelijk is geworden, heeft zijn onderzoek niet weinig aan diens ondergang bijgedragen. Bruinsma besloot zich niet te verbergen, maar terug te vechten. Dat deed hij in de eerste plaats door Het Parool een proces aan te doen (dat hij verloor) en de betreffende journalist te bedreigen. Het was niet de eerste en de enige keer. Middelburg moest op een gegeven moment zelfs enige tijd onderduiken. Er zijn echter meer pogingen geweest om publiciteit te verhinderen of te benvloeden door middel van het gebruik van geweld. Toen twee misdaadverslaggevers van De Telegraaf in november 1994 publiceerden over de drugsorganisatie die onder de naam Octopus bekend werd, zijn zodanig rele bedreigingen aan hun adres geuit dat ze zich gedwongen zagen enige tijd met onbekende bestemming naar het buitenland te vertrekken. Een verslaggever van NRC/Handelsblad schreef in het voorjaar van 1995 een reportage over de bezoekers die hij tijdens het proces Z. aantrof op de publieke tribune en over de manier waarop zij met de verdachte communiceerden. Toen hij de keer daarop de publieke tribune betrad, werd hem door enkele personen te verstaan gegeven dat zij zulke stukken helemaal niet prettig vonden.

De strijd kan ook op andere wijze worden gevoerd. Bruinsma besloot in 1988 in het tegenoffensief te gaan, omdat hij meende dat Middelburg met zijn publiciteit eenzijdig de belangen van de Amsterdamse politie diende. Hij vond toen bij een Nieuwe Revu-verslaggever een willig oor om zijn zaak te bepleiten. Bruinsma deed dit overigens tegen het advies van zijn eigen inner circle in. Die was van oordeel dat het verkieslijker was low profile te blijven. Maar Bruinsma zette door en zo werd die verslaggever tot op zekere hoogte spreekbuis van een prominente drugshandelaar. Journalisten zijn ook actief ingeschakeld bij de verdediging van Z., en wel door hen informatie toe te spelen die stond op bij politie en justitie gestolen diskettes. En van de betrokken journalisten verklaarde hieromtrent dat hij de diskettes in kwestie eenvoudigweg in de brievenbus had gevonden, zonder afzender, voordat hij ermee naar de politie ging en een deel van de informatie publiek maakte. Een andere journalist verzweeg eveneens waar hij de informatie vandaan had. Politie en justitie zagen in dit alles genoeg reden om een diepgaand onderzoek te starten. Ofschoon de betrokken reporters wellicht niets hebben gedaan dat strafbaar is, werd hun inschakeling in de verdediging van Z. onaanvaardbaar geacht. Dit onderzoek heeft ondertussen aangetoond dat n van de journalisten regelrecht loog toen hij zei dat hij niet wist waar de diskettes vandaan kwamen. Hij was namelijk voordat de diskettes in zijn brievenbus rolden waargenomen in een openbaar etablissement, in gesprek met een belangrijk lid van de organisatie van Z. En uit twee verschillende bronnen blijkt dat bij de onderhandelingen die daar plaatsvonden, door de organisatie werd bedongen dat het materiaal slechts zou worden overhandigd als er een voor haar welgevallig TV-programma zou worden gemaakt. De betrokken journalist ging met deze voorwaarde akkoord en kreeg vervolgens via de post de diskettes in kwestie toegestuurd. Na de uitzending - ofschoon die al helemaal in het voordeel van de Z.-organisatie was - liet de onderhandelaar van deze organisatie de reporter niettemin verstaan dat hij toch niet ver genoeg was gegaan in de discreditering van openbaar ministerie en politie. De ruzie die vervolgens omtrent dit verschil van mening ontstond, is uiteindelijk uitgemond in regelrechte bedreigingen aan het adres van de desbetreffende reporter.

Niet alleen de krant en de televisie zijn het doelwit van manipulatie door criminelen respectievelijk criminele groepen, maar ook de film. Een markant voorbeeld is het volgende. In 1994 verscheen er een bericht in de pers dat er een film in drie delen zou worden gemaakt over het leven van Klaas Bruinsma en dat deze film zou worden uitgezonden op de TROS-televisie. Een van de belangrijkste erfgenamen van de Bruinsma-groep, stelde zich met de filmmaker G. Verhage in verbinding en liet merken dat hij niets voor zo'n film voelde. Verhage vertelde hem dat het gaat om een psychologisch portret en niet om een documentaire over de Bruinsma-groep. Enige tijd later volgde een nieuw telefoontje met de mededeling dat betrokkene er enkele miljoenen (wit!) voor over zou hebben als zijn naam niet zou worden genoemd. Filmmakers hebben immers altijd chronisch geldgebrek! In de weken daarna werd de filmer verschillende malen opgebeld door personen
die meestal hun naam niet wensten te noemen en die de vreemde vraag stelden of zij ook in het script voorkomen. Dat leidde tot een onwezenlijke discussie: Hoe weet ik nu of u erin voorkomt als u uw naam niet noemt? Antwoord: Nou, zeg dan gewoon wie er allemaal in voorkomen, dan weet ik het. De filmer heeft de indruk dat sommigen wel zeggen dat ze niet willen worden genoemd, maar dat het ze tegelijkertijd erg zou spijten wanneer zij niet in dit epos zouden voorkomen. Wat de makers van de film (Theorema Films) overigens het meest hindert is dat de anonieme vragenstellers steeds uitstekend op de hoogte blijken te zijn van de vorderingen van hun werk. Dat is pas intimiderend, het idee dat bij of via de TROS een lek zit. In mei 1995 tenslotte bracht Middelburg in Het Parool een nieuw staaltje van zijn speurzin naar buiten. Hij had gekeken naar een serie over de werkzaamheden van de FIOD op RTL-4 in vier afleveringen: Belasting: de stand van zaken, gepresenteerd door Catherine Keijl. Hij verbaasde zich over de vijandige toon van deze serie ten opzichte van de FIOD. Uit de aftiteling bleek een produktie-maatschappij achter deze serie te zitten die Middelburg in verband kon brengen met een bekende seks- en pornofiguur. Hij suggereerde in zijn krantenbericht dat deze man, die verleden jaar zwaar door de belastingdienst is aangepakt, nu wraak nam door de schildering van een ongunstig portret van de FIOD te financieren. Presentatrice Keijl toonde zich hevig beledigd, zei dat zij journalistiek volledig onafhankelijk is en kondigde juridische stappen aan. Als Middelburgs gissing juist blijkt te zijn, is een nieuw hoofdstuk geopend in de ontwikkeling van de georganiseerde misdaad: zij zou dan in de branche investeren met de bedoeling PR te bedrijven. Is het werkelijk zover? De rechter zal zich er, jammer genoeg, niet over kunnen uitspreken, doordat er geen kort geding tegen Middelburg is aangespannen.


vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken