1.2 Het voorstel aan de Kamer

Op 10 november 1995 werd door de leden van de Werkgroep vooronderzoek opsporingsmethoden het volgende voorstel tot het instellen van een enqute bij de Kamer ingediend: De leden Van Traa (PvdA), Van de Camp (CDA), Van der Stoel (VVD), De Graaf (D66) en Rabbae (GroenLinks) stellen de Kamer voor, overeenkomstig artikel 1 eerste en derde lid van de Wet op de Parlementaire Enqute juncto de artikelen 140 en 141 van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, te besluiten:

Een onderzoek in te stellen naar:

Het rapport van de Werkgroep vooronderzoek opsporingsmethoden bevat gronden waarop het voorstel rust,
een uitvoerige beschrijving van de onderwerpen, alsmede de te beantwoorden vragen. Eerdergenoemde leden stellen de Kamer tevens voor om, indien zij tot het instellen van een onderzoek heeft besloten, onder verwijzing naar artikel 144 van voornoemd reglement, de termijn waarbinnen het onderzoek moet zijn afgerond te bepalen op maximaal een jaar gerekend vanaf de dag waarop de Voorzitter de leden van de commissie heeft benoemd, ingevolge artikel 25 van het Reglement van Orde. De leden geven de Kamer in overweging, ingevolge artikel 143, eerste lid, van voornoemd reglement, de met het onderzoek te belasten commissie te laten bestaan uit een beperkt aantal leden, en af te zien van het benoemen van plaatsvervangende leden.


vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken