4.3 Extern onderzoek georganiseerde criminaliteit
De commissie besloot externe wetenschappelijke onderzoekers in te schakelen om het onderzoek naar de aard,
omvang en ernst van de georganiseerde criminaliteit in Nederland uit te voeren. Vier hoogleraren werd
gevraagd dit onderzoek op zich te nemen, te weten:
Rotterdam en Katholieke Universiteit Leuven
- prof. dr C.J.C.F. Fijnaut, leider van het onderzoek; hoogleraar criminologie en strafrecht, Erasmus Universiteit
- prof. dr F. Bovenkerk; hoogleraar criminologie, Rijksuniversiteit Utrecht
- prof. dr H.G. van der Bunt; hoogleraar criminologie, Vrije Universiteit, hoofd Wetenschappelijk onderzoek- en
documentatiecentrum van het ministerie van Justitie
De vier hoogleraren, de onderzoeksgroep-Fijnaut genaamd, werd gevraagd onderzoek te doen naar de
- prof. dr G.J.N. Bruinsma; bijzonder hoogleraar criminologie aan de Universiteit Twente.
volgende onderdelen:
- inventarisatie van de problematiek van de definiring van het begrip zware, georganiseerde criminaliteit;
- mogelijkheden en beperkingen van onderzoeksmethoden naar de zware, georganiseerde criminaliteit;
- feitelijk onderzoek naar aard en omvang van de zware, georganiseerde criminaliteit.
Het onderzoek vond plaats onder verantwoordelijkheid van de commissie. Om hieraan invulling te geven werd
een begeleidingsgroep in het leven geroepen, die bestond uit de leden Van Traa, De Graaf, Rabbae, de
griffier en de inhoudelijk secretaris alsmede twee leden van de staf. Deze begeleidingsgroep heeft vele
intensieve vergaderingen met de onderzoeksgroep-Fijnaut gehouden over de voortgang van het onderzoek.
De commissie heeft enkele malen ten behoeve van het onderzoek van de hoogleraren haar bevoegdheden
onder artikel 3 van de Wet op de Parlementaire Enqute aangewend. Naar aanleiding van de
terughoudendheid die organisaties belast met de opsporing bij de verstrekking van criminele inlichtingen
aanvankelijk ten toon spreidden, hebben de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en de commissie
eind februari 1995 afspraken gemaakt over de behandeling van gevoelige informatie. Ook ten behoeve van het
onderzoek van de onderzoeksgroep-Fijnaut werden toen afspraken gemaakt. Voor de inhoud van deze
afspraken wordt verwezen naar de bijlage bij Kamerstuk 24.072, nr. 3. Noot Ten behoeve van de openbare
verhoren kon de commissie eind augustus beschikken over de concept-rapporten van de deelonderzoeken van
de onderzoeksgroep-Fijnaut. Aan de hand van een door de inhoudelijk secretaris en de griffier opgestelde lijst
van bevindingen vond overleg plaats tussen de commissie en de onderzoeksgroep.
Alle leden van de onderzoeksgroep werden door de commissie verhoord in de eerste week van de verhoren.
Tijdens deze verhoren gaven de hoogleraren een weergave van hun bevindingen tot dan toe. Tijdens zijn
verhoor op 6 september 1995 deed Bovenkerk de uitspraak dat enkele tientallen procenten van de volwassen
Turkse mannen in Amsterdam in enigerlei functie bij de georganiseerde misdaad betrokken zijn. Na zijn
verhoor is, mede op verzoek van de commissie, nader onderzoek gedaan naar de kwantitatieve onderbouwing
van de betrokkenheid van de Turkse gemeenschap in Amsterdam bij de georganiseerde criminaliteit. Het
nadere onderzoek wees uit dat het niet zonder meer mogelijk was eenduidige percentages te geven over deze
betrokkenheid. Op basis van de uitkomsten van dit nadere onderzoek besloot de commissie Bovenkerk
nogmaals te verhoren. De commissie meende dat door een aanvullend verhoor onjuiste indrukken
weggenomen zouden kunnen worden. In het tweede verhoor op 25 september 1995 werd duidelijk dat het niet
mogelijk was om tot een verantwoord percentage van het aandeel van de Turkse bevolking in de
georganiseerde criminaliteit te komen.
Eind oktober werden de nieuwe versie van de concept-rapporten van de deelonderzoeken aangeboden. Begin
november volgde het concept-eindrapport. De concept-rapporten van de deelonderzoeken alsmede het
concept-eindrapport werden tezamen in verschillende sessies met de onderzoeksgroep besproken. Begin
december was de definitieve rapportage van de onderzoeksgroep-Fijnaut gereed.
De rapportage van de onderzoeksgroep-Fijnaut bestaat uit het eindrapport en een zevental rapporten van
deelonderzoeken, ondergebracht in 5 bijlagen bij het eindrapport van de commissie. De deelonderzoeken
bestrijken de volgende onderwerpen:
1. georganiseerde criminaliteit door autochtone groepen;
2. georganiseerde criminaliteit door buitenlandse en etnische groepen, te weten: - de Surinaamse connectie;-
Turkse criminele groeperingen in Nederland; - Marokkaanse groepen in Nederland; - Chinese georganiseerde
criminaliteit in Nederland; - de Italiaanse mafia; - de Colombiaanse kartels; - de Nigeriaanse en Ghanese
criminele netwerken;- de Russische mafia; - Joegoslavische bendes;
3. betrokkenheid van enkele branches bij georganiseerde criminaliteit: - autobranche en autocriminaliteit; -
transportbranche; - haven Rotterdam en luchthaven Schiphol; - horeca; - afvalverwerkingsbranche; -
wildlife-branche en de illegale handel in nucleair materiaal; - bouwnijverheid; - verzekeringsbranche;
4. betrokkenheid van enkele vrije beroepsgroepen: - de advocatuur; - het notariaat; - accountancy;
5. het illegaal optreden in legale bedrijfstakken: fraude, misbruik van constructies en witwassen;
6. lokale studies: georganiseerde criminaliteit in Amsterdam, Arnhem, Nijmegen en Enschede;
7. contrastrategien door criminele organisaties bij politie en justitie.
Hoewel het onderzoek namens de commissie werd uitgevoerd, zijn de bevindingen van de
onderzoeksgroep-Fijnaut te beschouwen als een onafhankelijk wetenschappelijk oordeel over de aard en
omvang van de georganiseerde criminaliteit. In haar eindrapport geeft de commissie haar oordeel over deze
bevindingen.
vorige        
volgende        
inhoudsopgave en zoeken