V-Mann David

HR 17 januari 1984, NJ 1984, 405 m.nt. ThWvV en Ars Aequi 1984, 33 (P.J. Blaauw) Een Duitse informant David die werkt voor de politie te Frankfurt, ontmoet in Frankfurt een Engelssprekende Nederlandse vrouw en een Filipijnse jongen. Via haar wordt hij, in verband met de aanschaf van herone, in contact gebracht met Luuk K. te Rotterdam, die hem op zijn beurt (na het tonen van een monster) weer in contact brengt met twee Turken die elke hoeveelheid willen (en blijkbaar kunnen) leveren. Op dat moment wordt door de politie te Frankfurt telefonisch contact opgenomen met de politie te Rotterdam. Rechtsvragen:

1. Naar aanleiding van verweer in lagere instanties dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk diende te worden verklaard vanwege het niet dekken van de opsporingshandelingen van V-Mann David (Lockspitzel) in het buitenland overweegt het Hof onder meer:

dat immers vooreerst de enkele omstandigheid dat een informant als genoemde David reeds is opgetreden voordat de Nederlandse justitie zijn activiteiten kon controleren, er niet aan de weg stond hem alsnog in te schakelen, mits zorgvuldig wordt nagegaan of het optreden van de informant in de voorafgaande periode aan de in Nederland geldende maatstaven daaromtrent heeft voldaan. Met een beroep op het Tallon-arrest wordt in het eerste middel van cassatie verdedigd dat het openbaar ministerie slechts ontvankelijk is, indien de opsporingsambtenaar (in dit geval een Duitse informant) in zijn optreden gedekt wordt door het openbaar ministerie en dat het Hof derhalve de verwerping van het verweer dienaangaande niet naar de eisen van de wet met redenen heeft omkleed.

HR: In 's Hofs overweging (...) ligt besloten dat het openbaar ministerie het optreden van David, voorzover dat heeft plaatsgehad voordat diens activiteiten door de Nederlandse justitie konden worden gecontroleerd, achteraf heeft gedekt, na te hebben onderzocht of dat optreden heeft voldaan aan de in Nederland te dien
aanzien geldende maatstaven. Het middel dat berust op de stelling dat het Hof niet zou zijn ingegaan op het verweer dat het optreden van de informant David niet door het openbaar ministerie gedekt is, faalt dus reeds bij gebrek aan feitelijke grondslag.

2. Uit de inhoud van de gebezigde middelen zou niet kunnen worden afgeleid dat verdachte door het optreden van David niet is gebracht tot een andere handeling dan die waarop zijn opzet reeds was gericht. De Hoge Raad oordeelt dat de gevolgtrekking die door het hof naar aanleiding van een verklaring ter terechtzitting in hoger beroep wordt gemaakt, niet onbegrijpelijk is en geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting. Dit wordt door het middel voorts bestreden met stellingen van feitelijke aard (zoals: dat verdachte nimmer eerder met dergelijke praktijken had ingelaten etc., red.), waarvoor evenwel in cassatie geen plaats is.

Bijzonderheden:
De controle op het optreden van de informant ligt in feite bij de politie en het openbaar ministerie. Als de rechter over de feiten beslist dat niet aannemelijk is geworden dat die controle heeft gefaald is dat oordeel in cassatie onaantastbaar. Praktisch gesproken is er maar een manier om het vermoeden dat die controle deugdelijk is geweest te ondergraven. Dat is door materiaal aan te dragen waaruit kan blijken, dat de verdachte uitgelokt is tot het verrichten van handelingen die hij niet reeds voornemens was te ondernemen.(noot ThWvV) Overigens gingen in de V-Mann David-zaak twee verdachten wel vrijuit in verband met de afwezigheid van een crimineel verleden. In deze zaak kon dit in cassatie niet meer worden getoetst vanwege de feitelijke aard van dit verweer. Noot


vorige         volgende         inhoudsopgave en zoeken